Toelichting bij COM(2013)621 - Aanpassen verordening (EC) 718/1999 over de Europese vlootcapaciteit met het oog op het bevorderen van transport over de Europese binnenwateren - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)621 - Aanpassen verordening (EC) 718/1999 over de Europese vlootcapaciteit met het oog op het bevorderen van transport over de ... |
---|---|
bron | COM(2013)621 |
datum | 10-09-2013 |
Bij Verordening (EG) nr. 718/1999 van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het beleid ten aanzien van de capaciteit van de communautaire binnenvaartvloot met het oog op de bevordering van het vervoer over de binnenwateren[1] is een reguleringsmechanisme ingevoerd om de capaciteit van de binnenvaartvloot te beheren. De 'oud voor nieuw-regeling' moest voorkomen dat de overcapaciteit op de Europese binnenvaartmarkt verder zou toenemen. In april 2003 werd de 'oud voor nieuw-regeling' omgevormd tot een waakmechanisme dat kan worden geactiveerd in geval van ernstige verstoringen van de markt als bedoeld in Richtlijn 96/75/EG[2].
In het kader van hun beleid inzake vlootcapaciteit hebben alle lidstaten waarvan de waterwegen in verbinding staan met die van een andere lidstaat en waarvan de tonnage van de totale vloot meer dan 100 000 ton bedraagt op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 718/1999 een fonds voor de binnenvaart opgericht (het reservefonds).
De reservefondsen werden gefinancierd met de financiële overschotten van de structurele saneringsacties, die op 28 april 1999 werden stopgezet, en de speciale bijdragen die in het kader van de 'oud voor nieuw-regeling' werden betaald. Zij werden uitsluitend gespijsd met financiële bijdragen van de binnenvaartsector en hun totale waarde bedraagt op dit moment ongeveer 35 miljoen euro.
De fondsen worden beheerd door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeenkomstig hun nationale wetgeving en met hun eigen administratieve middelen. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 718/1999 gebeurt dat in overleg met de nationale organisaties die de binnenvaart vertegenwoordigen.
Overeenkomstig artikel 3, leden 4 en 5, van de verordening mogen de reservefondsen slechts in twee gevallen[3] worden gebruikt:
Geval A. In geval van ernstige verstoring van de markt als bedoeld in artikel 7 van Richtlijn 96/75/EG kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat, passende maatregelen nemen, met name maatregelen die iedere verdere toename van de op de betrokken markt aangeboden vervoerscapaciteit moeten tegengaan.
Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 718/1999 moet het begrip 'passende maatregelen' worden geïnterpreteerd als de tijdelijke herinvoering van de 'oud voor nieuw-regeling', al dan niet aangevuld met structurele saneringsmaatregelen zoals de betaling van slooppremies uit de reservefondsen.
Geval B. Op unaniem verzoek van de organisaties die de binnenvaart vertegenwoordigen. In dat geval mag een lidstaat de maatregelen nemen als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 718/1999.
In het kader van de modernisering en herstructurering van de vloten in de Unie kunnen de volgende maatregelen worden genomen om de milieu- en veiligheidssituatie te verbeteren:
– de vervroegde pensionering of de overschakeling naar een andere economische bedrijvigheid vergemakkelijken voor ondernemers van vervoer over de binnenwateren die zich uit dit beroep terugtrekken;
– voor de werknemers die de binnenvaart verlaten, acties inzake beroepsopleiding of omscholing organiseren;
– schipper-eigenaars aanmoedigen om commerciële samenwerkingsverbanden te sluiten;
– de technische aanpassing van de schepen stimuleren met het oog op de verbetering van de arbeidsomstandigheden en de naleving van de technische veiligheidseisen; en
– de vakbekwaamheid van de binnenschippers verbeteren om de verdere ontwikkeling en de toekomst van het beroep te verzekeren.
Tot dusver zijn de middelen van de reservefondsen nog nooit gebruikt. In 2009 heeft Nederland de Commissie in kennis gesteld van een vermeende ernstige verstoring van de binnenvaartmarkt en gevraagd passende maatregelen te nemen overeenkomstig Richtlijn 96/75/EG (geval A). Op basis van de verstrekte informatie kon de Commissie echter niet bevestigen dat er sprake was van een ernstige verstoring van de markt in de zin van de richtlijn.
De Europese vertegenwoordigende organisaties hebben de Commissie in 2003 gecontacteerd om te informeren naar de mogelijkheden om de fondsen te gebruiken (geval B). De voorgestelde maatregelen vielen echter buiten het bestek van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 718/1999.
Inhoudsopgave
EN
De Commissie heeft bij de vertegenwoordigende organisaties op 11 april 2013 geïnformeerd naar de redenen waarom de reservefondsen nog nooit zijn gebruikt, terwijl de sector krimpt, en naar mogelijke oplossingen. De sector heeft bevestigd dat het beperkte opzet van artikel 8 een belemmering vormt voor het gebruik van de fondsen en pleit voor een uitbreiding van de werkingssfeer van het artikel, zodat alle bemanningsleden die de sector verlaten gebruik kunnen maken van de bestaande maatregelen voor beroepsopleiding of omscholing van werknemers. Op grond van het huidige artikel kunnen schipper-eigenaars, die een belangrijk deel van de sector vertegenwoordigen, geen beroep doen op financiering, terwijl zij dezelfde opleidingsbehoeften hebben als andere werknemers. De betrokken actoren vinden voorts dat maatregelen moeten worden genomen ter versterking van de brancheorganisaties, die de versnippering van de sector kunnen helpen tegengaan. Voorts denken zij dat het nuttig zou zijn werk te maken van de modernisering van de schepen en de vloot aan te passen aan de technische vooruitgang op milieugebied, verwijzend naar de milieuprestaties van de sector inzake emissies ten opzichte van andere vervoerswijzen.
De maatregelen als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 718/1999 hebben alleen betrekking op sociale aspecten. Die maatregelen moeten echter worden verbreed om de opleidingsregeling te verruimen, de organisatie van de sector te versterken en een gunstig klimaat te scheppen voor innovatie en betere milieuprestaties.
Derhalve wordt voorgesteld de in artikel 8 bedoelde maatregelen als volgt uit te breiden:
· het mogelijk maken om opleiding en omscholing te organiseren voor alle bemanningsleden uit de sector en niet alleen voor werknemers (of arbeiders);
· het mogelijk maken om steun te verlenen om de brancheorganisaties op EU-niveau te versterken; en
· innovatie van schepen en de aanpassing daarvan aan de technologische vooruitgang op milieugebied aanmoedigen.