Toelichting bij COM(2008)234 - Uitvoering van het gemeenschappelijk actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52008DC0234

Verslag van de Commissie aan het Europees parlement en de Raad over de uitvoering van het communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn /* COM/2008/0234 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel,

COM (2008)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van het communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn

INHOUDSOPGAVE

1.

Inleiding

3

2.

Achtergrond


VAN HET PROGRAMMA 3

2.1. Doel van het programma 3

2.2. Algemene beschrijving van de communautaire steun 4

2.3. Toekomstig kader voor deze communautaire steun 4

3. DE EXTERNE EVALUATIE 5

3.1. Bestek en doel van de evaluatie 5

3.2. Methode 5

3.3. De bevindingen van het evaluatiebureau 5

4. VOORNAAMSTE AANBEVELINGEN UIT DE EXTERNE EVALUATIE EN COMMENTAAR VAN DE COMMISSIE 9

5. CONCLUSIES VAN DE COMMISSIE 11

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van het communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn

3.

Inleiding



Dit verslag wordt ingediend uit hoofde van Besluit nr. 792/2004/EG i van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn. In dit rapport wordt uiteengezet in hoeverre de doelstellingen van het programma zijn gehaald en wat het standpunt van de Commissie is over de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de externe eindevaluatie van het programma, die te vinden is via onderstaande link:

ec.europa.eu/culture/index_en

4.

Achtergrond


VAN HET PROGRAMMA

Doel van het programma

Volgens Besluit nr. 792/2004 is het programma erop gericht de communautaire actie op het gebied van cultuur te versterken en de doeltreffendheid van deze actie te vergroten door activiteiten te steunen van organisaties die op Europees niveau op dit vlak actief zijn.

Deze activiteiten moeten met name bijdragen – of in staat zijn bij te dragen – aan de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid en het optreden van de Gemeenschap op het gebied van de culturele samenwerking.

In het besluit wordt aangegeven dat de volgende activiteiten van bovenbedoelde organisaties een bijdrage kunnen leveren aan de versterking en de doeltreffendheid van de communautaire actie op cultuurgebied:

– vertegenwoordiging van de betrokken partijen op communautair vlak;

– verspreiding van informatie over de communautaire actie;

– het opzetten van een netwerk van organisaties die op cultuurgebied actief zijn;

– vertegenwoordiging en voorlichting van regionale en minoritaire taalgemeenschappen in de Europese Unie;

– vergaring en verspreiding van informatie op het gebied van wetgeving, onderwijs en media;

– het vervullen van de rol van culturele ambassadeur en de bevordering van het bewustzijn van het Europees gemeenschappelijk erfgoed;

– het beschermen van de belangrijkste plaatsen en archieven op het stuk van deportatie – gesymboliseerd door gedenktekens in de voormalige kampen en op andere plaatsen waar burgers op grote schaal gemarteld of uitgeroeid werden – en het levend houden van de herinnering aan de slachtoffers in situ.

Algemene beschrijving van de communautaire steun

Het communautaire actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn, bestaat uit drie verschillende delen:

– Deel I van het programma is gewijd aan de steun van twee organisaties die in de afgelopen 20 jaar zijn gesteund door de Europese Commissie: het Europees Bureau voor minderheidstalen (BELMR) en het Mercator-netwerk, dat bestaat uit de centra Mercator-Media, Mercator-Legislation en Mercator-Education.

– Deel II van het programma betreft de steun aan organisaties die een doel van algemeen belang op cultuurgebied nastreven. In 2004 en 2005 zijn subsidies verleend aan de organisaties die in bijlage II van het programma zijn aangewezen, mits zij voldeden aan alle voorwaarden van het Financieel Reglement, de voorschriften voor de uitvoering ervan en het basisbesluit. In 2006 zijn de subsidies toegekend op basis van een openbare oproep tot het indienen van voorstellen.

– Deel III van het programma heeft betrekking op de steun van acties ter bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven op het stuk van deportatie. Subsidies zijn toegekend op basis van openbare oproepen tot het indienen van voorstellen.

Er zijn twee verschillende soorten financiering toegekend: jaarlijkse exploitatiesubsidies (voor deel I en deel II), ter ondersteuning van het jaarlijkse werkprogramma van de organisaties, en actiesubsidies voor deel III.

Het communautaire actieprogramma bestreek een periode van drie jaar , te weten 2004, 2005 en 2006.

Toekomstig kader voor deze communautaire steun

Het programma is op 31 december 2006 beëindigd. De onderdelen van het programma zijn echter geïntegreerd in drie verschillende programma's voor de periode 2007-2013.

– Deel I is geïntegreerd in het programma 'Een leven lang leren', en wel in het transversale programma, onder kernactiviteit 2: 'Taal'.

– Deel II is geïntegreerd in het programma Cultuur voor 2007-2013 onder deel 2: 'Steun voor Europese cultuurinstanties'.

– Deel III is geïntegreerd in het programma 'Europa voor de burger 2007-2013' onder actie 4: 'Actief Europees gedenken'.

DE EXTERNE EVALUATIE

Bestek en doel van de evaluatie

Na aanbesteding EAC 41/2006 i is Ernst & Young et Associés uitgekozen om de evaluatie uit te voeren.

Het doel van de externe evaluatie was het analyseren van de doelmatigheid van het programma en elk van de programmaonderdelen, de kwaliteit van de programma-uitvoering, de efficiëntie van het programma, en de duurzaamheid van de gefinancierde projecten of organisaties.

De evaluatie bestreek de volledige programmaperiode (2004-2006). Het feit dat de drie delen van het programma met ingang van 2007 zijn opgenomen in drie nieuwe programma's, vormt echter een specifieke kwestie, die ook tijdens de evaluatie is bekeken.

Methode

De methode die door het externe evaluatiebureau is gehanteerd, kan als volgt worden samengevat:

– Nauwkeurige formulering van de evaluatievragen– Verzameling van primaire en secundaire gegevens– Analyse van verzamelde gegevens– Antwoorden op evaluatievragen– Aanbevelingen

De gegevens zijn op drie manieren verzameld: door middel van een documentencontrole, door gesprekken met initiatiefnemers van projecten, niet-geselecteerde aanvragers en Europese ambtenaren, en door middel van gestructureerde onderzoeken.

De bevindingen van het evaluatiebureau

De begunstigden van deel I van het programma waren het Europees Bureau voor minderheidstalen en het Mercator-netwerk. De belangrijkste activiteiten van deze organisaties bestonden in het verzamelen en verspreiden van informatie op Europees niveau op het gebied van onderwijs, media en wetgeving van de minderheidstalen, het verlenen van administratieve ondersteuning bij aanvragen voor EU-programma's, en het ontwikkelen van adequate partnerschappen op het gebied van minderheidstalen.

Twee derde van de begunstigden van deel II van het programma werd gevormd door verenigingen of stichtingen, waarvan een meerderheid in Brussel is gevestigd. Vier begunstigden van de selectie van 2006 zijn gevestigd in de nieuwe lidstaten. De voornaamste activiteiten omvatten netwerkactiviteiten, artistieke uitvoeringen, steun aan scheppend werk op het gebied van cultuur, vertegenwoordigingsactiviteiten van organisaties tegenover de Europese instellingen, alsook onderzoeks- en opleidingsactiviteiten. Het aantal begunstigden van deel II was stabiel: 36 in 2004, 35 in 2005 en 34 in 2006, waarvan 16 nieuw waren. In totaal hebben 53 verschillende organisaties steun ontvangen.

De projecten die op grond van deel III werden gesteund, waren hoofdzakelijk Duitse projecten. De doelgroepen bestonden onder andere uit het grote publiek, jongeren, en onderzoekers en academici. Wat betreft de projectoutput, betrof het merendeel van de projecten onderhoud/benutting van archieven voor gebruik in bijvoorbeeld conferenties, tentoonstellingen, bibliotheken, enzovoorts, en het verzamelen van getuigenverklaringen van ooggetuigen. Andere projecten betroffen het organiseren van herdenkingen/evenementen, kunstwerken en didactisch of educatief materiaal, en het herstellen van sterk symbolische plaatsen. Het aantal projecten dat voor dit deel is geselecteerd, wordt ook gekenmerkt door stabiliteit: 28 in 2004, 25 in 2005 (waarvan 24 nieuw waren) en 24 in 2006, waarvan 20 nieuwkomers. In totaal hebben 72 verschillende organisaties steun ontvangen.

3.3.1. Doeltreffendheid

Het is niet eenvoudig gebleken om op programmaniveau algemene conclusies te trekken over de invloed van de actie, daar de actie door haar aard bestaat uit projecten die weinig met elkaar gemeen hebben. Het evaluatiebureau heeft echter geconstateerd dat de algemene indruk bestaat dat het programma heeft bijgedragen aan de algemene doelstelling ervan, namelijk het [steunen van] organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn .

De belangrijkste doelstelling is met name gehaald door de structuren die zijn gesteund op grond van deel I en de netwerken die zijn gesteund op grond van deel II. Het evaluatiebureau heeft vastgesteld dat de organisaties van de culturele actoren zijn verbeterd, dat de reikwijdte van hun activiteiten is verruimd en dat ze professioneler zijn geworden wat betreft EU-projecten en -partnerschappen. De begunstigden die als 'ambassadeurs' waren aangemerkt, hebben op een meer symbolisch niveau bijgedragen aan de bevordering.

De prestaties die de organisaties hebben geleverd wat betreft de activiteiten die in bijlage I van het Besluit worden vermeld als activiteiten die een bijdrage [kunnen] leveren aan de versterking en de doeltreffendheid van de communautaire actie op cultuurgebied kunnen goed worden genoemd, zij het niet over de gehele linie, aangezien sommige activiteiten meer nadruk hebben gekregen dan andere.

De betrokken partijen waren bijvoorbeeld niet overtuigd van de bijdrage van het programma aan de vertegenwoordiging van de betrokken partijen op communautair vlak en de verspreiding van informatie over de communautaire actie. Het evaluatiebureau heeft geconstateerd dat juist de aard van de programmabegunstigden bijdraagt aan betrekkelijk slechte prestaties op het gebied van verspreiding van informatie: de organisaties worden gekenmerkt door een specifieke expertise of interessegebied binnen de minderheidstaal, het culturele vlak of de gedenkacties. Het evaluatiebureau heeft vastgesteld dat slechts een paar uitvoeringsevenementen (deel II) en een paar projecten op grond van deel III zijn gericht op het grote publiek. Het grootste probleem is echter dat verspreiding geen hoofdprioriteit lijkt te zijn voor de begunstigden (deel II), hoewel bij een aantal van hen wel enige verbetering is geconstateerd (bijvoorbeeld wat betreft de beperkte informatieverstrekking over de communautaire actie aan minoritaire taalgemeenschappen op grond van deel I). Als gevolg daarvan miste het programma zichtbaarheid.

In het algemeen vormen verspreidingsactiviteiten geen hoofdprioriteit voor de begunstigden van deel II. De netwerken die op grond van dit deel zijn gefinancierd, hebben enige informatie- en verspreidingsactiviteiten verricht, in het bijzonder inzake informatie over de EU. Hoewel vertalingen zeldzaam blijven, heeft een groot aantal begunstigden (18) conferenties georganiseerd en hebben vrijwel alle begunstigden hun website verbeterd. Voorts zijn hun vertegenwoordigingsactiviteiten in de loop der tijd ontwikkeld. De organisaties die op grond van deel II van het programma zijn gefinancierd scoren zelfs beter wat betreft de vertegenwoordiging van betrokken partijen op Europees niveau.

Het evaluatiebureau heeft vastgesteld dat het programma erin is geslaagd om organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn te ondersteunen en om de netwerkvorming van die organisaties te bevorderen, in het bijzonder door middel van de structuren die worden ondersteund op grond van deel I en de netwerken die worden ondersteund op grond van deel II. In de loop der tijd is het aantal partnerschappen dat op grond van deel II wordt ondersteund, toegenomen.

De verspreiding van Europese informatie in de regionale of minoritaire taalgemeenschappen is een doelstelling voor de organisaties die werden gesteund op grond van deel I. Het evaluatiebureau heeft geconcludeerd dat de resultaten met betrekking tot deze doelstelling beperkt zijn gebleven, en met name voor het Mercator-netwerk. Dit is het gevolg van de volgende tekortkomingen: het internet is het belangrijkste hulpmiddel voor verspreiding (toegankelijkheid van het internet en toegankelijkheid van de website); door de kosten van vertaalwerkzaamheden is het aantal talen beperkt; en het beperkte (zij het stijgende) aantal gebruikers. Een sterk punt is evenwel dat de nieuwe lidstaten onmiddellijk zijn opgenomen in de reikwijdte van de activiteiten van de organisatie(s).

Uitgaande van een aantal indicatoren of descriptors heeft het evaluatiebureau geconcludeerd dat de organisaties die op grond van deel I van het programma werden gesteund, in belangrijke mate hebben deelgenomen aan de vergaring en verspreiding van informatie op het gebied van wetgeving, onderwijs en media van de minderheidstalen . De indicatoren bestaan onder andere uit de diversiteit van de verzamelde en vastgestelde informatie, de ontwikkeling van de hulpmiddelen voor verspreiding, en het aantal en de geografische spreiding van contactpersonen die om informatie vragen.

De projecten die op grond van deel III werden gesteund, hebben over het algemeen de doelstellingen van de bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven op het stuk van deportatie gehaald. De initiatiefnemers van projecten zelf wijzen echter op de beperkte bijdrage van de acties aan het verbeteren van de kennis die de huidige en toekomstige generaties over deportatie dragen. Door het programma gesteunde acties hebben er echter wel toe bijgedragen dat deze kennis niet afneemt . De begunstigden zijn het er derhalve over eens dat de doelstelling om de herinnering aan de slachtoffers levend te houden slechts ten dele is gehaald. Er moet meer worden gedaan om getuigenverklaringen te verzamelen (wat de noodzaak voor extra middelen impliceert); daar de ooggetuigen van de deportaties aan het verdwijnen zijn, is dit werk urgent.

2. Efficiëntie

In het algemeen heeft het gebrek aan controlegegevens het lastig gemaakt om de algehele efficiëntie van het programma vast te stellen. Het evaluatiebureau heeft geconcludeerd dat de efficiëntie van de actie verschilt, zowel per deel als binnen elk van de drie delen. Het Mercator-netwerk bijvoorbeeld (deel I) heeft zijn efficiëntie verbeterd: terwijl de jaarlijkse subsidie in de periode gelijk is gebleven, is het aantal activiteiten gestaag toegenomen. Een systematischer toezicht op de projecten en activiteiten, en met name voor bovengemiddelde subsidiebedragen, zou de efficiëntie van de acties ten goede komen.

Begunstigden en aanvragers van deel II hebben aangegeven dat de aanvraagprocedure transparanter moet worden (bijvoorbeeld met betrekking tot de selectiecriteria en de samenstelling en benoeming van het evaluatiecomité). Diverse respondenten waren van mening dat meer kwantificeerbare selectiecriteria het selectieproces legitiemer zouden hebben gemaakt. In het aanvraagstadium zouden meer technische bijstand en een betere communicatie handig zijn geweest.

Voor deel II van het programma was de invoering in 2006 van oproepen tot het indienen van voorstellen een positieve ontwikkeling vanuit het reserveringssysteem naar een transparante en concurrerende procedure, waardoor uit een bredere groep aanvragers begunstigden konden worden geselecteerd. Begunstigden van projecten die in 2006 bij de procedure voor deel II waren geselecteerd, waren van mening dat de resultaten van de oproep laat bekend waren gemaakt en dat de bekendmaking uiterlijk vóór de verwachte begindatum van het programma had moeten worden gedaan. De indruk bestond dat de organisaties bij een eerdere bekendmaking van de resultaten beter in staat zouden zijn geweest om hun doelstellingen te halen.

Het evaluatiebureau was van mening dat de classificatie van begunstigden bij de oproepen tot het indienen van voorstellen op grond van deel II van het programma – waarbij begunstigden werden onderverdeeld in ambassadeurs, Europese netwerken of organisaties die culturele evenementen organiseren – slechts beperkte waarde had, daar uit een analyse van de activiteiten van de organisaties bleek dat de activiteiten zeer verschillend van aard waren.

Het evaluatiebureau was van oordeel dat de projecten op grond van deel III van het programma concrete resultaten hebben opgeleverd, ondanks hun geringe omvang en beperkte tijdsbestek. Kleinschalige subsidies hebben derhalve concrete producten opgeleverd. Mede door het gebrek aan middelen voor vertaalwerkzaamheden is de zichtbaarheid van deze projecten echter beperkt gebleven.

Op programmaniveau dient te worden benadrukt dat, hoe rendabel de output van bestedingen aan een actie ook is, de waarde beperkt is wanneer de verspreiding van de resultaten niet optimaal is.

3. Duurzaamheid

Het is moeilijk te generaliseren over de duurzaamheid van de acties op programmaniveau. Voor elk deel van het programma bestaan echter aanwijzingen dat de projecten ook na afloop nog effect zullen sorteren.

De programmasteun op grond van deel I heeft de organisaties geholpen hun expertise te vergroten en heeft bijgedragen aan vorderingen op het gebied van onderzoek naar minderheidstalen. Deze structuren hebben deelname aan het programma gezien als een gelegenheid om zich op te maken voor de concurrentie in het kader van de nieuwe programma's. De betrokken partijen hebben bevestigd dat de netwerken en hun expertise een mate van erkenning hebben bereikt die hen zal helpen alternatieve financieringsbronnen te vinden. Het duurzame karakter van het netwerk versterkt de efficiëntie van de EU-subsidie.

De resultaten van deel II geven ook effecten op de langere termijn aan: het overgrote deel van de begunstigden stelde dat zij stabiele relaties hadden gevormd met de leden van de netwerken. Negentig procent van de organisaties wees erop dat de resultaten van hun activiteiten worden gebruikt door andere organisaties, en de indruk bestond dat de EU-subsidies niet alleen de zichtbaarheid van de organisaties, maar ook hun geloofwaardigheid bij andere financieringsinstanties hadden vergroot.

Op grond van de projecten van deel III is een, zij het beperkt, aantal specifieke partnerschappen tot stand gekomen. Volgens de initiatiefnemers van de projecten zijn partnerschappen minder relevant voor dit type project. Naar het oordeel van het evaluatiebureau zouden meer partnerschappen binnen de herdenkingsprojecten bevorderlijk zijn geweest voor zowel de verspreiding als de duurzaamheid.

VOORNAAMSTE AANBEVELINGEN UIT DE EXTERNE EVALUATIE EN COMMENTAAR VAN DE COMMISSIE

De belangrijkste aanbevelingen van het evaluatiebureau zijn cursief gedrukt; de reactie van de Commissie is in het standaardlettertype weergegeven.

Doelmatigheid en efficiëntie

De Commissie dient de banden te versterken tussen de culturele sector en andere politieke aangelegenheden, teneinde ten volle te profiteren van de potentiële meerwaarde van culturele activiteiten op het gebied van burgerschap. Er zou een gestructureerde samenwerking met andere DG's kunnen worden aangegaan om toezicht te houden op specifieke projecten die een sterke symbolische waarde hebben.

De Commissie is het daarmee eens. De integratie van cultuur in alle relevante beleidsterreinen van de EU is voorgesteld in de in 2007 goedgekeurde mededeling over 'een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering'. De Commissie is bezig de coördinatie tussen haar diensten te intensiveren en haar analyse van het raakvlak tussen de culturele verscheidenheid en het overige communautaire beleid te verdiepen om bij besluiten of voorstellen van regelgevende of financiële aard het juiste evenwicht te vinden tussen de verschillende openbare beleidsdoelstellingen, zoals de bevordering van de culturele verscheidenheid.

De Commissie dient zich te houden aan de termijnen die worden aangegeven in de voorlopige agenda voor de selectieprocedure en dient ervoor te zorgen dat de geselecteerde aanvragers eerder worden bekendgemaakt, omdat veel organisaties het kalenderjaar volgen. Het zou dan ook relevant zijn om de overmaking van EU-subsidies en de uitvoering van de activiteiten van organisaties aan het einde van het kalenderjaar op elkaar af te stemmen.

De Commissie is het eens met de wenselijkheid van kortere procedures voor oproepen tot het indienen van voorstellen; wat betreft de exploitatiesubsidies voor organisaties die op cultuurgebied actief zijn, heeft zij ook reeds stappen genomen om de procedure zo veel mogelijk te verkorten. Zo zullen in 2008 subsidiebesluiten in de plaats komen van contracten, wat het proces gemiddeld met een maand zou moeten verkorten. Een bredere toepassing van vaste tarieven zou helpen de verwerking van aanvragen te versnellen. De invoering van meerjarige subsidies met ingang van 2008 (zie hierna) zal ook helpen om in de toekomst vertragingen te voorkomen.

Verder dient te worden opgemerkt dat andere factoren, zoals de comitéprocedure (overleg met het comité van beheer en het controlerecht van het Europees Parlement, de eerste keer voordat de oproepen worden gepubliceerd, en een tweede keer voordat de uitkomsten van de selectieprocedure worden bekendgemaakt) een grote invloed hebben op de langdurige selectieprocedure. De Commissie probeert echter gedaan te krijgen dat de rechtsgrond van het programma Cultuur gewijzigd wordt, waardoor zij rechtstreeks toekenningsbesluiten zou kunnen nemen inzake exploitatiesubsidies voor organisaties die op cultuurgebied actief zijn. Indien de Raad en het Europees Parlement daarmee instemmen, zou de selectieprocedure met nog eens meerdere weken kunnen worden ingekort.

De Commissie dient de bijstand aan begunstigden te verbeteren door middel van richtlijnen voor technische bijstand, teneinde consistente antwoorden te verstrekken en sneller te kunnen reageren op vragen van begunstigden.

Er dient op te worden gewezen dat de oprichting van het uitvoerend agentschap, dat met ingang van 2006 verantwoordelijk is voor de uitvoering van een groot deel van de programma-acties van DG EAC, bijdraagt tot een betere algehele efficiëntie en doelmatigheid van het beheer van oproepen tot het indienen van voorstellen.

Sinds de start van de nieuwe generatie programma's (2007-2013) zijn inspanningen geleverd door zowel de Commissie als het uitvoerend agentschap om aanvragers beter bij te staan. Er zijn diverse handige hulpmiddelen en diensten ontwikkeld (zoals praktische richtlijnen, veelgestelde vragen, gebruikersvriendelijkere formulieren en een speciale elektronische postbus).

Bovendien hebben de Commissie en het uitvoerend agentschap in 2007 twee keer informatiedagen georganiseerd in Brussel, gedurende welke aanvragers praktisch advies hebben gekregen over hoe zij een goede aanvraag moeten opstellen en de gelegenheid hadden vragen te stellen. Deze succesvolle ervaring zal in de toekomst worden herhaald.

De Commissie dient een database te ontwikkelen om nauwer toezicht mogelijk te maken en dient de uit toezicht verkregen gegevens uit eindverslagen samen te voegen en te volgen.

De Commissie deelt deze mening. Het uitvoerend agentschap heeft een nieuwe database ontwikkeld waarmee in de toekomst nauwer toezicht mogelijk zou moeten zijn en waarmee de verslaglegging over door de Europese Unie medegefinancierde acties zou moeten worden vereenvoudigd.

Zichtbaarheid van output en resultaten

De Commissie wordt verzocht in de selectieprocedure specifieke criteria met betrekking tot de zichtbaarheid in te voeren. De Commissie zou iedere begunstigde een boekje moeten verstrekken waarin goede werkwijzen worden aangegeven voor het verbeteren van de zichtbaarheid van de output en de resultaten.

De Commissie is het volledig eens met de noodzaak om de mate van zichtbaarheid en de verspreiding van de gesteunde acties te verbeteren. Bij de nieuwe generatie oproepen tot het indienen van voorstellen (programma's 2007-2013) vormen de zichtbaarheid en verspreiding van output belangrijke toekenningscriteria. Dit houdt in dat aanvragers ook worden beoordeeld op de mate van zichtbaarheid, verspreiding en exploitatie van de geplande activiteiten (de verschillende soorten communicatiehulpmiddelen die worden gebruikt, de kwaliteit van het mediaplan, het aantal mensen dat met de actie wordt bereikt, enzovoorts).

De Commissie is ook bezig met de ontwikkeling van een nieuwe database (genaamd 'EVE') via welke veel nuttige informatie over gesteunde projecten toegankelijk zal worden gemaakt voor het publiek.

Duurzaamheid

De Commissie dient meerjarige subsidies te verlenen. Een combinatie van jaarlijkse en meerjarige subsidies zou kunnen worden voorgesteld, afhankelijk van de aard van het project. Aanvragers zouden kunnen kiezen tussen jaarlijkse of meerjarige subsidies .

De Commissie is zich ervan bewust dat het wenselijk is om begunstigden die een exploitatiesubsidie aanvragen meer stabiliteit en zekerheid te geven, en erkent dat sommige organisaties met meerjarige subsidies veel beter in staat zouden zijn om hun permanente activiteiten te ontplooien. De Commissie heeft daarom de mogelijkheid onderzocht om meerjarige subsidies aan te bieden, met inachtneming van het bepaalde in het Financieel Reglement. Als gevolg daarvan zal de Commissie de aanvragers van deel II van het programma Cultuur vanaf 2008 de mogelijkheid bieden een meerjarige of jaarlijkse subsidie aan te vragen. Vanaf 2007 biedt de Commissie de organisaties van het voormalige deel I al de mogelijkheid om meerjarige subsidies aan te vragen in het kader van het programma 'Een leven lang leren'.

Handhaving van de vereiste van een lage externe financiering (20% voor deel II en 25% voor deel III) die is afgestemd op de bijzondere aspecten van de culturele sector. Zelfs als de bedragen waarop het degressiviteitsbeginsel van toepassing is laag zijn, heeft de toepassing ervan een symbolische waarde en wordt het door de begunstigden als een beperking gezien. Uit de evaluatie bleek dat de relatie tussen het voordeel en de kosten van de toepassing van dit beginsel negatief is voor de betrokken doelstelling .

De Commissie is het ermee eens dat het bij de steunverlening aan cultuurorganisaties (exploitatiesubsidies) wenselijk zou zijn om een hoog communautair medefinancieringspercentage aan te houden, met name in het geval van structurele steun. In het geval van exploitatiesubsidies kan echter niet worden afgeweken van het degressiviteitsbeginsel van het Financieel Reglement. De Commissie zou dit beginsel echter wel willen toepassen tot een zo laag mogelijk percentage. In 2007 en 2008 was dit slechts 1%, en het wordt toegepast op het medefinancieringspercentage, in plaats van rechtstreeks op de subsidie.

De Commissie dient het kwalitatieve toezicht tijdens de uitvoering van projecten te versterken, en dient de middelen voor de kennis over de culturele sector en de daarbij betrokken partijen binnen DG EAC en het uitvoerend agentschap te verbeteren

De Commissie deelt het standpunt dat het wenselijk zou zijn om dichter op de culturele sector als geheel te staan, en met name om meer contact te hebben met culturele actoren tijdens de uitvoering van hun project. De Commissie zal de mogelijkheid onderzoeken om meer bezoeken af te leggen en deel te nemen aan enkele evenementen die worden georganiseerd door de begunstigden van EU-subsidies.

In de context van de mededeling over een Europese agenda voor cultuur in het licht van de mondialisering is de Commissie doende een gestructureerde dialoog op te zetten met de culturele sector (forums, conferenties en andere structuren om de communicatie te vergemakkelijken).

CONCLUSIES VAN DE COMMISSIE

De Commissie is het eens met het algemene oordeel van het evaluatiebureau dat het programma zijn belangrijkste doelstellingen heeft gehaald. Hoewel het lastig was om op programmaniveau een algemene conclusie te trekken, geeft de analyse van de output en de resultaten voor elk deel van het programma aan dat de operationele doelstellingen daarvan zijn gehaald.

Een aantal culturele netwerken en organisaties van diverse grootten en typen – koren, musea, orkesten, theaters, culturele stichtingen – heeft van het programma steun ontvangen om activiteiten en projecten met een Europese dimensie uit te voeren. Deel III van het programma heeft herdenkingsprojecten met een sterke Europese meerwaarde gefinancierd die zonder Europese financiering niet zouden hebben plaatsgevonden. Het feit dat in de activiteiten van de begunstigden alle culturele gebieden zijn vertegenwoordigd, heeft ervoor gezorgd dat een breed publiek van deze acties heeft geprofiteerd. De Commissie erkent echter dat er ruimte voor verbetering is wat betreft de verspreiding en zichtbaarheid van de resultaten.

De evaluatie heeft een aantal nuttige aanbevelingen opgeleverd. Na het einde van het vorige programma zijn de drie delen geïntegreerd in drie verschillende programma's. De aanpassingen die vanaf 2007 zijn aangebracht in deze programma's en de oproepen tot het indienen van voorstellen zijn al in lijn met het advies van het evaluatiebureau. Zo is bij de nieuwe oproepen tot het indienen van voorstellen voor de programma's Cultuur, Een leven lang leren en Europa voor de burger (deel I en deel II) de verspreiding van resultaten een van de belangrijkste criteria geworden voor de beoordeling van de kwaliteit van de aanvragen, terwijl ook de mogelijkheid van meerjarige subsidies wordt geboden.