Toelichting bij COM(2010)28 - Evaluatie van de tenuitvoerlegging van de maatregel inzake vervroegd ouderdomspensioen - Artikel 9 van bijlage VIII bij het statuut van de ambtenaren en artikel 39 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52010DC0028

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Evaluatie van de tenuitvoerlegging van de maatregel inzake vervroegd ouderdomspensioen - Artikel 9 van bijlage VIII bij het statuut van de ambtenaren en artikel 39 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen /* COM/2010/0028 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 8.2.2010


COM(2010)28 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Evaluatie van de tenuitvoerlegging van de maatregel inzake vervroegd ouderdomspensioen Artikel 9 van bijlage VIII bij het statuut van de ambtenaren en artikel 39 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Evaluatie van de tenuitvoerlegging van de maatregel inzake vervroegd ouderdomspensioen Artikel 9 van bijlage VIII bij het statuut van de ambtenaren en artikel 39 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

Rechtsgrondslag van de maatregel inzake vervroegd pensioen : artikel 9, lid 2, van bijlage VIII bij het statuut en artikel 39 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

Dit evaluatieverslag is opgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2, van bijlage VIII bij het statuut, dat bepaalt dat de Commissie binnen vijf jaar na de goedkeuring van de maatregel inzake vervroegd pensioen het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag over de tenuitvoerlegging van deze maatregel voorlegt. Het artikel bepaalt meer in het bijzonder het volgende:

"Het tot aanstelling bevoegde gezag kan in het belang van de dienst aan de hand van door middel van algemene uitvoeringsbepalingen vastgestelde objectieve criteria en transparante procedures besluiten de vermindering van 3,5% op het pensioen voor ieder jaar voorafgaande aan het jaar waarin de ambtenaar recht zou hebben verkregen op een ouderdomspensioen i niet toe te passen op de betrokken ambtenaren. Het totale aantal ambtenaren en tijdelijke functionarissen die zonder pensioenvermindering met pensioen gaan mag niet meer bedragen dan 10% van de ambtenaren in alle instellingen die het voorafgaande jaar met pensioen zijn gegaan. Dit percentage kan jaarlijks variëren van 8% tot 12%, mits het totale aantal gedurende twee jaar niet meer dan 20% bedraagt en begrotingsneutraliteit gewaarborgd is. Voorts kan de Commissie aan de hand van het evaluatieverslag dat zij moet voorleggen, ook een voorstel indienen om het jaarlijkse percentage te bepalen op tussen de 5 en 10% van alle ambtenaren in alle instellingen die het voorafgaande jaar met pensioen zijn gegaan, op basis van artikel 283 van het EG-Verdrag".

Artikel 39 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bepaalt dat bovenstaand artikel van toepassing is onder de volgende voorwaarden:

"Het tot aanstelling bevoegde gezag kan, in het belang van de dienst en op basis van objectieve criteria en transparante procedures die zijn gebaseerd op algemene uitvoeringsbepalingen, besluiten om geen reductie toe te passen op het pensioen van een tijdelijk functionaris, tot een maximum van acht tijdelijke functionarissen in alle instellingen in een bepaald jaar . Het jaarlijkse aantal kan variëren, op voorwaarde dat het gemiddelde elke twee jaar tien blijft en de maatregel begrotingsneutraal is. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad binnen vijf jaar een evaluatieverslag voor over de tenuitvoerlegging van deze maatregel. Indien nodig dient de Commissie een voorstel in om na vijf jaar het maximale jaarlijkse aantal te wijzigen op basis van artikel 283 van het EG-Verdrag".

- NALEVING VAN ARTIKEL 9, LID 2, VAN BIJLAGE VIII BIJ HET STATUUT EN VAN ARTIKEL 39 VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN

- In dit verslag wordt nagegaan of het maximumaantal ambtenaren en tijdelijke functionarissen die jaarlijks zonder pensioenvermindering met pensioen zijn gegaan is nageleefd en of de begrotingsneutraliteit van de maatregel is gewaarborgd.

3.

A) AANTAL PENSIONERINGEN EN NALEVING VAN HET PERCENTAGE


- A.1) NALEVING VAN HET MAXIMUMPERCENTAGE VAN 10% (ARTIKEL 9, LID 2, VAN BIJLAGE VIII BIJ HET STATUUT)

Sinds 2004, het jaar van inwerkingtreding van de maatregel, is de procedure inzake vervroegd pensioen zonder vermindering van pensioenrechten zesmaal toegepast. Het aantal vervroegde pensioneringen betreft voor alle instellingen samen 387 ambtenaren en tijdelijke functionarissen. Dat komt overeen met 10,06% van het totale aantal (3 846) ambtenaren en tijdelijke functionarissen die van 2004 tot 31 december 2009 in alle instellingen samen met pensioen zijn gegaan. Dit cijfer toont aan dat de statutaire bepaling over de gehele referentieperiode beschouwd is nageleefd.

4.

PROCEDURE VERVROEGD PENSIOEN ZONDER VERMINDERING VAN PENSIOENRECHTEN (artIKEL 9, LID 2, VAN BIJLAGE VIII BIJ HET STATUUT) ALLE INSTELLINGEN SAMEN


Jaar Aantal pensioneringen (artikel 52) in het voorafgaande jaar Aantal vervroegde pensioneringen (artikel 9, lid 2, van bijlage VIII) % vervroegde pensioneringen zonder vermindering van pensioenrechten. Naleving van artikel 9, lid 2, van bijlage VIII x≤10% % vervroegde pensioneringen zonder vermindering van pensioenrechten. Naleving van artikel 9, lid 2, van bijlage VIII per periode van 2 jaar ≤20%

9,71%

11,27%

2004- 10,55% 20,98%

10,04%

9,87%

2006- 9,94% 19,91%

9,23%

10,41%

2008- 9,83% 19,64%

TOTAAL (2004-2009) 10,06%

Eerste periode van twee jaar: toepassing van de maatregel in 2004 en 2005

Tijdens deze periode betrof het aantal vervroegde pensioneringen zonder vermindering van pensioenrechten voor alle instellingen samen 47 ambtenaren en tijdelijke functionarissen voor het jaar 2004 en 63 voor het jaar 2005. Dit komt overeen met 9,71% van het totale aantal (484) ambtenaren en tijdelijke functionarissen voor alle instellingen samen, die in 2003 met pensioen zijn gegaan i en 11,27% van het totale aantal (559) ambtenaren en tijdelijke functionarissen voor alle instellingen samen die in 2004 met pensioen zijn gegaan. Deze cijfers voor de eerste periode van twee jaar liggen dicht bij de voorgeschreven 10% (10,5%). Het totaal voor de jaren 2004 en 2005 bedraagt 20,98%. Met deze cijfers wordt de statutaire bepaling inzake 10% nageleefd.

5.

Tweede periode van twee jaar: toepassing van de maatregel in 2006 en 2007


Tijdens deze periode betrof het aantal vervroegde pensioneringen zonder vermindering van pensioenrechten voor alle instellingen samen 56 ambtenaren en tijdelijke functionarissen voor het jaar 2006 en 68 voor het jaar 2007. Dat komt overeen met 10,04% van het totale aantal (558) ambtenaren en tijdelijke functionarissen voor alle instellingen samen, die in 2005 met pensioen zijn gegaan in de zin van artikel 52 en 9,87% van het totale aantal (689) ambtenaren en tijdelijke functionarissen voor alle instellingen samen, die in 2006 met pensioen zijn gegaan in de zin van artikel 52. Het cijfer voor deze tweede periode van twee jaar ligt dus beneden 10% (9,94%). Het totaal voor de jaren 2006 en 2007 bedraagt 19,91%. Met deze cijfers wordt de statutaire bepaling inzake 10% nageleefd.

6.

Derde periode van twee jaar: toepassing van de maatregel in 2008 en 2009


Hoewel de statutaire bepalingen betreffende de opstelling van het vijfjaarlijkse evaluatieverslag niet van toepassing zijn op 2009, moest dat jaar toch in aanmerking worden genomen doordat in het statuut wordt verwezen naar de naleving van in totaal 20% pensioneringen over periodes van telkens twee jaar. Daarom is het aantal pensioneringen geanalyseerd voor de drie periodes van twee jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn: 2004-2005, 2006-2007 en 2008-2009.

Over de periode 2008-2009 betrof het aantal vervroegde pensioneringen zonder vermindering van pensioenrechten voor alle instellingen samen 71 ambtenaren en 82 tijdelijke functionarissen. Dat komt overeen met 9,23% van het totale aantal (769) ambtenaren en tijdelijke functionarissen van alle instellingen samen, die in 2007 met pensioen zijn gegaan in de zin van artikel 52 en 10,41% van het totale aantal (787) ambtenaren en tijdelijke functionarissen van alle instellingen samen, die in 2008 met pensioen zijn gegaan in de zin van artikel 52. Voor deze derde tweejarenperiode ligt het totaal voor 2008 en 2009 dus beneden 10% (9,83%). Het totaal voor de jaren 2008 en 2009 bedraagt 19,64%. Met deze cijfers wordt de statutaire bepaling inzake 10% nageleefd.

- A.2) NALEVING VAN ARTIKEL 39 VAN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN

- Van 2004 tot 31 december 2009 bedroeg het aantal vervroegde pensioneringen van tijdelijke functionarissen in totaal 10. Dit cijfer is als volgt verdeeld:

- 2 tijdelijke functionarissen in 2005 (EP)

- 2 tijdelijke functionarissen in 2006 (EP)

- 3 tijdelijke functionarissen in 2007 (2 EP en 1 COM)

- 3 tijdelijke functionarissen in 2008 (EP)

- 3 tijdelijke functionarissen in 2009 (EP)

- Dit aantal ligt een eind beneden de cijfers van de statutaire bepalingen, krachtens welke tot acht pensioneringen van tijdelijke functionarissen per jaar voor alle instellingen samen en gemiddeld tien pensioneringen over twee jaar toegestaan zijn.

- B) NALEVING VAN DE BEGROTINGSNEUTRALITEIT

De totale kosten van de maatregel sinds de inwerkingtreding in 2004 zijn berekend aan de hand van de methode die ook bij de goedkeuring van het nieuwe statuut voor de opstelling van het overeenkomstige financiële memorandum is toegepast ("methode van de Rekenkamer").

Omdat deze evaluatie volgens de statutaire verwijzing betrekking zou moeten hebben op een periode van 'vijf jaar na de goedkeuring van de maatregel', is 2009 niet in aanmerking genomen bij de berekening van de begrotingsneutraliteit, terwijl dit bij de berekening van de naleving van het percentage van het aantal pensioneringen wel noodzakelijk was. De pensioneringen waarmee voor de berekening van de begrotingsneutraliteit rekening is gehouden, hebben dus betrekking op de vijf jaren van 2004 tot 2008.

Om de begrotingsneutraliteit na te gaan zijn de totale kosten van de vervroegde pensionering van de 304 i begunstigden van alle instellingen samen tussen 2004 en 31 december 2008 vergeleken met de begrotingsuitgaven die het gevolg zouden geweest zijn van de pensionering van diezelfde personen op de leeftijd van 60 jaar i. Aangezien is geconstateerd dat 71% van de groep vervroegd gepensioneerden i uiterlijk binnen acht maanden nadat zij de leeftijd van 60 jaar hadden bereikt, recht had op het maximumbedrag van het ouderdomspensioen in de zin van artikel 77 van het statuut i, is ook voor deze situatie een vergelijking verricht i. Er is geen vergelijking verricht voor pensionering op 65 jaar, aangezien personeelsleden die tot die leeftijd in dienst blijven, uiteraard geen belangstelling voor vervroegde pensionering hebben.

De totale kosten van vervroegde pensionering bestaan uit twee factoren: de pensioenen die aan de 304 vervroegd gepensioneerden worden uitgekeerd vanaf de datum van pensionering tot de statistische leeftijd van overlijden i, en de kosten van hun vervangers over dezelfde periode.

Voor de berekening van de kosten van de vervangers wordt ervan uitgegaan dat een vervroegd gepensioneerde AD wordt vervangen door een AD5, een AST/ex-B door een AST3 en een AST/ex-C door een AST1. Voor de berekening van de salarisontwikkeling van de vervangers is een percentage van 3,4% toegepast. Dit percentage stemt overeen met de verwachte jaarlijkse salarisontwikkeling in de komende jaren overeenkomstig de loopbaanontwikkeling vastgesteld in bijlage IB bij het statuut. Voor de berekening van de ontheemdingstoelage van de vervangers is het percentage 13,3% i toegepast. Voor de berekening van de totale kosten van de vervangers zijn ook de totale bijdragen tot het pensioenstelsel in aanmerking genomen. De aldus berekende totale kosten van vervroegde pensionering zijn vervolgens vergeleken met de totale pensioenkosten van diezelfde personen en hun vervangers in geval van pensionering op 60 jaar i of op de leeftijd waarop zij het maximumbedrag van hun ouderdomspensioen zouden bereikt hebben.

Uit de berekeningen blijkt dat bij vergelijking van de kosten van vervroegd pensioen met de pensioenkosten in geval van pensionering op de leeftijd van 60 jaar, de besparing voor de instellingen gemiddeld 56 507 euro per persoon bedraagt over de volledige periode van uitbetaling van het pensioen. Een vergelijking van diezelfde kosten met de kosten bij pensionering op de leeftijd waarop zij het maximumbedrag van het ouderdomspensioen zouden bereikt hebben, levert een besparing van 139 262 euro op.

De toepassing van 3,4% als percentage van de salarisontwikkeling overeenkomstig bijlage IB bij het statuut (in plaats van 2,3%) en de toepassing van een gemiddelde statistische leeftijd bij overlijden gebaseerd op de levensverwachting bij de geboorte (75 jaar voor mannen en 81jaar voor vrouwen en niet 80 jaar voor mannen en 84 jaar voor vrouwen, wat het geraamde cijfer op de leeftijd van 60 jaar is) vormen de ongunstigste hypothese voor de berekening van de kosten van de maatregel. Indien bij de berekening van de salarissen van de vervangers wordt uitgegaan van een percentage van 2,3% voor de salarisontwikkeling en van een langere levensverwachting, zou dit een nog grotere besparing voor de instellingen opleveren. Met het oog op de begrotingsneutraliteit van de maatregel is echter uitgegaan van het 'worst case scenario'.

In het licht van deze analyse en van de berekeningen op basis van de reële gegevens betreffende de 304 personen die tussen 2004 en eind december 2008 met vervroegd pensioen zijn gegaan, blijkt dat de maatregel in alle gevallen begrotingsneutraal is. Gelet op de spreiding van de leeftijdspiramide van de ambtenaren ondersteunt deze maatregel als instrument voor een doeltreffend personeelsbeheer de inspanningen tot verjonging van het personeelsbestand, vooral in instellingen zoals de Commissie die zonder personeelsuitbreiding moeten functioneren. De groeiende belangstelling van de ambtenaren voor deze maatregel, die blijkt uit het toenemende aantal aanvragen, rechtvaardigt ten volle dat de maatregel gehandhaafd blijft. Bijgevolg acht de Commissie het niet wenselijk gebruik te maken van de mogelijkheid die wordt geboden door artikel 9, lid 2, laatste zin, van bijlage VIII.

Inhoudsopgave

1.

Kosten


VAN VERVROEGD PENSIOEN* JAARLIJKSE SALARISONTWIKKELING (BIJLAGE IB BIJ HET STATUUT*)

TOTALE KOSTEN van de 304 vervroegd gepensioneerden en hun vervangers tot de statistische leeftijd van overlijden: ♂:75 jaar / ♀:81 jaar GEMIDDELDE KOSTEN/PERSOON over de volledige periode van uitkering van het pensioen (gemiddeld 22 jaar) GEMIDDELDE KOSTEN/PERSOON/JAAR

BESPARINGEN VOOR DE INSTELLING bij vervroegd pensioen op 60 jaar of met 70%

Voor de in totaal 304 gepensioneerden over de volledige op statistische basis geraamde periode waarin zij hun pensioen zullen ontvangen 60 jaar 17.178.042€

70% 42.335.727€

7.

Per persoon over de volledige op statistische basis geraamde periode waarin zij hun pensioen zullen ontvangen 60 jaar 56.507€


70% 139.262€

8.

Per persoon per jaar over de volledige op statistische basis geraamde periode waarin zij hun pensioen zullen ontvangen 60 jaar 2.568€


70% 6.330€

*Percentage salarisontwikkeling: 3,4%; aanpassingscoëfficiënt: 3,48% (geraamd gemiddelde over de volledige pensioenperiode)

**De berekeningen per persoon per jaar zijn slechts indiatief gezien voor de berekening van de jaarlijkse kosten approximatieve gemiddelden zijn toegepast

9.

BIJLAGEN


10.

1. Bijlage 1: algemene opmerkingen over de belangrijkste in aanmerking genomen factoren


11.

2. Bijlage 2: bij de kostenberekening toegepaste factoren


12.

3. Bijlage 3: grafieken


13.

4. Verdeling van het vervroegd pensioen naar instelling (2004-2008)


14.

5. Aantal pensioneringen volgens artikel 52 (jaar n-1) en aantal voor vervroegd pensioen geselecteerde personen voor alle instellingen samen (2004-2008)


15.

6. Verdeling naar sekse van de vervroegd gepensioneerden voor alle instellingen samen (2004-2008)


16.

7. Verdeling naar functiegroep van de vervroegd gepensioneerden voor alle instellingen samen (2004-2008)


8. Bijlage 4: vier voorbeelden van kostenberekening bij vervroegde pensionering op de leeftijd van 60 jaar en/of met 70%.

17.

BIJLAGE 1


ALGEMENE OPMERKINGEN

OVER DE BELANGRIJKSTE FACTOREN DIE BIJ DE KOSTENBEREKENING VAN DE MAATREGEL INZAKE VERVROEGD PENSIOEN IN AANMERKING ZIJN GENOMEN

De berekeningen zijn gebaseerd op drie factoren: de kosten van de pensioenuitkeringen , de kosten van de pensioenbijdragen en de kosten van de vervangers . De kosten van de pensioenuitkeringen en de kosten van de pensioenbijdragen hebben een negatief effect op de begroting van de Unie. Dit negatieve effect wordt echter grotendeels gecompenseerd door de derde factor, namelijk de kosten van de vervangers. Daardoor heeft de maatregel inzake vervroegd pensioen in zijn geheel genomen een gunstig effect op de begroting van de Unie.

9. De kosten van de pensioenuitkeringen zijn berekend voor onderstaande gevallen:

18.

vervroegd pensioen


pensioen op 60 jaar

pensioen met 70%

Effect : begrotingskosten

Redenering: personen met vervroegd pensioen ontvangen hun pensioen gedurende een langere periode dan indien zij op 60 jaar (of met 70%) met pensioen waren gegaan, en het pensioenbedrag kan de extra kosten niet compenseren.

10. Kosten van de bijdragen voor het pensioen : verschil tussen de bijdrage voor gepensioneerden en vervangers tot 60 jaar (of 70%), gewogen met het verschil van de (lagere) bijdrage van de vervanger indien de ambtenaar pas op 60 jaar (of met 70%) met pensioen gaat.

19.

Effect : begrotingkosten


Redenering : vergelijkt men de pensioenbijdragen van een beter betaald personeelslid dat al met pensioen is, met de bijdragen van een jong personeelslid aan het begin van zijn carrière, dan levert dit een verlies op. Dat verlies wordt evenwel gewogen met de kosten van het hogere salaris van de vervanger en bijgevolg van de bijdrage op 60 jaar (of met 70%) als gevolg van de salaristrappen en de bevordering die deze laatste op dat ogenblik al heeft gekregen. Dit wordt vervolgens vergeleken met de bijdrage die de vervanger van deze gepensioneerde betaalt indien deze laatste pas op 60 jaar met pensioen gaat.

11. Kosten van de vervanger : verschillen in salaris tussen gepensioneerden en vervangers tot 60 jaar (of de leeftijd waarop de ambtenaar recht heeft op een pensioen van 70%), gewogen met het (lagere) salaris van de vervanger indien de ambtenaar pas op 60 jaar (of met 70%) met pensioen gaat.

20.

Effect : besparing


Redenering : vervroegd pensioen maakt het mogelijk de gepensioneerde te vervangen door een jong personeelslid dat in de basisrang wordt aangeworven. Het voordeel wordt evenwel gewogen met het hogere salaris van degene die de ambtenaar vervangt die vervroegd met pensioen gaat op 60 jaar (of met 70%) als gevolg van de salaristrappen en de bevordering die de vervanger al heeft gekregen. De vrijgekomen hogere rang heeft geen impact: enerzijds moet krachtens het nieuwe statuut in iedere rang een minimumaantal promoties beschikbaar zijn en moet de begrotingsautoriteit dus de ontbrekende promoties toekennen en anderzijds zijn de instellingen krachtens het statuut verplicht bij de bevorderingen een gemiddeld geprogrammeerd tempo aan te houden.

21.

BIJLAGE 2


BIJ DE KOSTENBEREKENING TOEGEPASTE FACTOREN

Alle bij de berekeningen in aanmerking genomen factoren zijn die welke PMO voor de berekening van het pensioen van de betrokkenen heeft toegepast.

Leeftijd bij overlijden : de berekeningen zijn verricht aan de hand van de statistische gemiddelde levensverwachting bij geboorte (ref. Eurostat): 75 jaar voor mannen en 81 jaar voor vrouwen.

Basissalaris vervanger: gedifferentieerd aan de hand van het jaar van pensionering:

22.

Pensionering in de periode: AD AST AST


1.7.2004 – 30.6.

1.7.2005 – 30.6.

1.7.2006 – 30.6.

1.7.2007 – 30.6.

1.7.2008 – 30.6.

23.

Vervroegd pensioen


Jaarlijkse pensioenkosten Basissalaris x pensioenpercentage x 12 [afbeelding - zie origineel document] Voor personen van wie het pensioen op basis van het verworven pensioenpercentage niet het minimum voor levensonderhoud bereikt, wordt het daadwerkelijk door PMO uitgekeerde pensioen in aanmerking genomen (toepassing van een percentage op het basissalaris van een AST0101) : van 1.7.2004 tot 30.6.2005: 2341,61 van 1.7.2005 tot 30.6.2006: 2393,13 van 1.7.2006 tot 30.6.2007: 2448,17 van 1.7.2007 tot 30.6.2008: 2482,44 van 1.7.2008 tot 30.6.2009: 2556,

Totale kosten gepensioneerde tot overlijden Jaarlijkse pensioenkosten x (gemiddelde leeftijd bij overlijden – leeftijd bij pensionering + 1)

Totale kosten vervanger tot overlijden van de gepensioneerde [afbeelding - zie origineel document] De jaarlijkse salarisontwikkeling is berekend aan de hand van de loopbaanontwikkeling overeenkomstig bijlage IB bij het statuut (3,4%).

Bijdrage vervanger Betaling van de bijdrage (10,9%) van de vervanger over de periode vanaf de leeftijd van de vervroegde pensionering tot het overlijden van de gepensioneerde.

Kosten vervroegde pensionering Totale kosten van de gepensioneerde tot zijn overlijden + totale kosten van de vervanger tot het overlijden van de gepensioneerde – bijdrage vervanger

24.

Normaal pensioen


Pensioenpercentage Indien de gepensioneerde tot 60 jaar zou gewerkt hebben, d.w.z.: (60 jaar - pensioneringsleeftijd) x 2% + pensioenpercentage op het tijdstip van vervroegde pensionering [afbeelding - zie origineel document] Voor het percentage geldt een maximum van 70%. Alle percentages van meer dan 70% zijn van toepassing op de gepensioneerden die het minimum voor levensonderhoud ontvangen (% * AST0101) – zie toelichtingen bij de jaarlijkse kosten van het vervroegd pensioen

Jaarlijkse kosten bij toekomstige pensionering op 60 jaar Het basissalaris bij pensionering op 60 jaar, rekening houdend met de gemiddelde jaarlijkse verhoging door salaristrappen en bevordering, met als resultaat: Laatste maandelijkse basissalaris x 12 x jaarlijkse verhoging (60 jaar – leeftijd bij vervroegde pensionering)

Totale kosten van toekomstige gepensioneerde tot 60 jaar Samenvoeging van alle bedragen van het basissalaris van de toekomstige gepensioneerde tot 60 jaar, rekening houdend met de gemiddelde jaarlijkse verhoging door salaristrappen en bevordering

Jaarlijkse kosten gepensioneerde vanaf 60 jaar tot overlijden Pensioenpercentage op 60 jaar x jaarlijkse kosten bij toekomstige pensionering op 60 jaar

Totale kosten gepensioneerde tot overlijden Jaarlijkse kosten gepensioneerde na 60 jaar tot overlijden x (leeftijd bij overlijden – 60 jaar)

Totale kosten vervanger tot overlijden van de gepensioneerde De jaarlijkse salarisontwikkeling is berekend aan de hand van de loopbaanontwikkeling overeenkomstig bijlage IB bij het statuut (3,4%).

Bijdragen toekomstige gepensioneerde tot 60 jaar Totale kosten toekomstige gepensioneerde tot 60 jaar x 10,9%

Bijdrage vervanger tot overlijden gepensioneerde Totale kosten vervanger tot overlijden gepensioneerde x 10,9%

Kosten normaal pensioen Totale kosten toekomstige gepensioneerde tot 60 jaar + totale kosten gepensioneerde tot overlijden + totale kosten vervanger tot overlijden gepensioneerde - bijdrage toekomstige gepensioneerde tot 60 jaar - bijdrage vervanger tot overlijden gepensioneerde

Pensioen met 70%

Pensioenpercentage Het plafond van 70% wordt slechts toegepast op personen van wie het pensioenpercentage op 60 jaar niet hoger ligt dan 70%. Voor personen van wie het pensioenpercentage op 60 jaar hoger ligt dan 70%, zijn de jaarlijkse pensioenkosten gelijk aan de kosten bij pensionering op 60 jaar.

Aantal jaren om 70% te bereiken (70% - pensioenpercentage op 60 jaar) / (2% + 5% x pensioenpercentage op 60 jaar) [afbeelding - zie origineel document] Personeelsleden verwerven meer pensioenannuïteiten na 60 jaar (5% bovenop de op 60 jaar verworven rechten)

Pensioenleeftijd Leeftijd die overeenstemt met het aantal jaren na 60 jaar dat nodig is om 70% te bereiken, met naleving van een maximum van 65 jaar.

Jaarlijkse kosten bij toekomstige pensionering met 70% Laatste maandelijkse basissalaris x 12 x jaarlijkse verhoging (leeftijd bij het bereiken van 70% - leeftijd op het tijdstip van vervroegde pensionering)

Totale kosten toekomstige gepensioneerde tot 70% Samenvoeging van de bedragen van het basissalaris van de toekomstige gepensioneerde tot 70%, rekening houdend met de gemiddelde jaarlijkse verhoging door salaristrappen en bevordering

Jaarlijkse kosten gepensioneerde na het bereiken van 70% tot overlijden 70 % x toekomstige jaarlijkse kosten van de gepensioneerde met 70%

Totale kosten gepensioneerde tot overlijden Jaarlijkse pensioenkosten vanaf 70% tot overlijden x (leeftijd bij overlijden – pensioenleeftijd na het bereiken van 70%)

Totale kosten vervanger tot overlijden gepensioneerde De jaarlijkse salarisontwikkeling is berekend aan de hand van de loopbaanontwikkeling overeenkomstig bijlage IB bij het statuut (3,4%).

Bijdrage toekomstige gepensioneerde tot 70% Totale kosten toekomstige gepensioneerde tot 70% x 10,9%

Bijdrage vervanger tot overlijden gepensioneerde Totale kosten vervanger tot overlijden gepensioneerde x 10,9%

Kosten normaal pensioen Totale kosten toekomstige gepensioneerde tot 70% + totale kosten gepensioneerde tot overlijden + totale kosten vervanger tot overlijden gepensioneerde - bijdrage toekomstige gepensioneerde tot 70% - bijdrage vervanger tot overlijden gepensioneerde

Ontheemdingstoelage 13,3%: percentage toegepast bij de berekening van het voorontwerp van begroting

Aanpassingscoëfficient naar land De gemiddelde toegepaste aanpassingscoëfficiënt (AC) van 3,48% is berekend op basis van de beschikbare jaargegevens: AC 2004: 7,02316% AC 2005: 5,94000% AC 2006: 5,09164% AC 2007: 4,48229% AC 2008: 3,00952% geraamde AC 2009: 3,00952% en vanaf 2010: 3,00% Gemiddelde: = 7,02316 + 5,94 + 5,09164 + 4,48229 + 3,00952 + 3,00952 + 3*16)/22 = 3,48%

25.

Bijlage 3


Verdeling vervroegd pensioen naar instelling (2004-2009)

[afbeelding - zie origineel document]

[afbeelding - zie origineel document]

[afbeelding - zie origineel document]

[afbeelding - zie origineel document]

26.

EUROPESE COMMISSIE


[afbeelding - zie origineel document]

27.

RAAD


[afbeelding - zie origineel document]

28.

EUROPEES PARLEMENT


[afbeelding - zie origineel document]

29.

HOF VAN JUSTITIE


[afbeelding - zie origineel document]

30.

REKENKAMER


[afbeelding - zie origineel document]

31.

ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE


[afbeelding - zie origineel document]

32.

COMITÉ VAN DE REGIO'S


[afbeelding - zie origineel document]

33.

AGENTSCHAPPEN


[afbeelding - zie origineel document]

34.

Bijlage 4


Voorbeeld van berekening van vervroegde pensionering op 57 jaar

Vergelijking van de kosten van vervroegde pensionering en pensionering op 60 jaar

Leeftijd Pensioen-rechten 'Normaal' pensioen (art. 52 van het statuut) Vervroegd pensioen ▲

|SalarisPensioen

35.

BijdragenTotaal


Salaris

|Pensioen

36.

BijdragenTotaal


Vervroegd pensioen volgens

art. 52

(normaal)VervangerToekomstige gepens.VervangerToekomstige gepens.VervangerGepens.67,67%

|95.476,

|

|10.406,85.069,39.180,64.609,4.270,

|99.518,14.448,69,67%98.723,10.760,87.962, 40.512, 64.609,4.415,100.705,12.743,70,00%102.079,11.126,90.952,41.889,64.609,4.565,101.932,10.979,70,00%105.550,11.504,94.045,43.313,64.609,4.721,103.201,9.156,70,00%109.139,11.896,97.242,44.786,64.609,4.881,104.513,7.271,

|39.180,

|76.397,4.270,

|111.306,46.309,64.609,5.047,105.870,-5.436, 40.512, 76.397,4.415,112.493,47.883,64.609,5.219,107.273,-5.220,41.889,76.397,4.565,113.720,49.511,64.609,5.396,108.724,-4.996,43.313,76.397,4.721,114.989,51.195,64.609,5.580,110.224,-4.765,44.786,76.397,4.881,116.302,52.935,64.609,5.770,111.774,-4.527,46.309,76.397,5.047,117.658,54.735,64.609,5.966,113.378,-4.280,47.883,76.397,5.219,119.061,56.596,64.609,6.169,115.036,-4.024,49.511,76.397,5.396,120.512,58.520,64.609,6.378,116.751,-3.761,51.195,76.397,5.580,122.012,60.510,64.609,6.595,118.524,-3.488,52.935,76.397,5.770,123.563,62.567,64.609,6.819,120.357,-3.205,54.735,76.397,5.966,125.166,64.695,64.609,7.051,122.252,-2.914,56.596,76.397,6.169,126.824,66.894,64.609,7.291,124.212,-2.612,58.520,76.397,6.378,128.539,69.169,64.609,7.539,126.239,-2.300,60.510,76.397,6.595,130.312,71.521,64.609,7.795,128.334,-1.977,62.567,76.397,6.819,132.145,73.952,64.609,8.060,130.501,-1.644,750.449,510.968,1.145.959,81.798,55.695,2.269.882,1.096.682,1.292.183,119.538,2.269.327,-555,Ontheemdingstoelage en aanpassingscoëfficiënt 3,48%850.258,578.927,1.185.839,92.678,63.103,2.459.244,1.242.541,1.337.150,135.436,2.444.255, -14.988,


37.

Exemple de calcul d'un retraité anticipé parti à 56 ans


Comparaison coûts entre départ retraite anticipée et départ à 60 ans