Toelichting bij COM(2005)234 - Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij: de bijdrage van de EU aan de tweede fase van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52005DC0234


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

2.

Brussel, 2.6.2005


COM(2005) 234 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij:De bijdrage van de Europese Unie aan de tweede fase van deWereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Naar een wereldwijd partnerschap in de informatiemaatschappij: De bijdrage van de Europese Unie aan de tweede fase van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS) (Voor de EER relevante tekst)

1.

Inleiding



Na de tweede vergadering van de Voorbereidingscommissie (PrepCom-2) is het proces ter voorbereiding van de tweede WSIS-bijeenkomst (Tunis, 16-18 november 2005) een cruciale fase ingegaan. In deze fase moet een akkoord worden bereikt over de slotdocumenten waarin conclusies worden getrokken over de twee nog overgebleven onopgeloste kwesties van de eerste fase – internetbeheer en financiële mechanismen – en waarin wordt aangegeven hoe de implementatie en de follow-up van WSIS eruit moeten zien.

Niet alleen het WSIS-proces, maar ook de Europese Unie (EU) verkeert in een kritische fase wat betreft het beleid op het stuk van de informatiemaatschappij. De Commissie heeft onlangs een cruciaal initiatief gelanceerd om de Lissabon-agenda een nieuwe impuls te geven en de groei, werkgelegenheid en sociale inclusie te promoten. Het beleid ten aanzien van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), inhoud, en onderzoek en ontwikkeling (O&O) speelt in dit verband een belangrijke rol. De Commissie zal daarom zeer binnenkort een nieuw initiatief, i2010 , presenteren, dat het economisch potentieel van de ICT moet aanboren teneinde de groei in Europa te stimuleren. Bovendien heeft de Commissie onlangs twee belangrijke voorstellen ingediend om Europa's positie in de ICT-sector te verbeteren: het zevende O&O-kaderprogramma (KP7) en het Programma voor concurrentievermogen en innovatie (PCI) i. Voorts heeft de EU haar bijdrage aan het proces met betrekking tot de millenniumdoelstellingen herzien i. Ten slotte is zij bezig haar standpunt te bepalen voor de lopende WTO-onderhandelingen en voor de komende Conferentie van gevolmachtigden van de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU) in 2006.

De EU moet gebruik maken van de impuls die hiervan en van het WSIS-proces uitgaat om de ontwikkeling van de informatiemaatschappij te versterken in de lidstaten en haar partnerlanden, met name de regio's in opkomst en de ontwikkelingslanden.

Deze mededeling dient als uitgangspunt voor de besprekingen op de Telecomraad van juni 2005 en daarmee ook voor de uitwerking van gemeenschappelijke EU-standpunten voor de derde vergadering van de Voorbereidingscommissie (PrepCom-3, 19-30 september 2005) en de eigenlijke vergadering van de Wereldtop in Tunis.

3.

2. EU-PRIORITEITEN VOOR TUNIS


De EU streeft naar een informatiemaatschappij voor iedereen waarin de mensenrechten, de vrijheid van meningsuiting en de culturele en taalkundige verscheidenheid gewaarborgd zijn, zoals het in de op de Wereldtop aangenomen beginselverklaring is geformuleerd i. Het is deze visie die de EU ook in de tweede fase van de WSIS zal uitdragen met de bedoeling de krachtige fundering die voor de wereldwijde informatiemaatschappij is gelegd, nog te versterken. Daarom verdient het de voorkeur de discussie over de in Genève geregelde kwesties niet te heropenen .

De EU is van mening dat het belangrijkste doel van de Tunis-fase is de overeengekomen beginselen in acties om te zetten en alle betrokkenen ertoe te bewegen over te gaan tot de implementatie van een beperkt aantal prioriteiten teneinde tot tastbare resultaten te komen. Deze aanpak wordt gesteund door de conclusies van de laatste Telecomraad i.

Conform deze conclusies dient de EU haar standpunten voor de tweede fase van WSIS te baseren op de prioriteiten van en ervaringen met het EU-beleid die hieronder worden beschreven. De Commissie acht het daarom wenselijk te profiteren van de gunstige ontwikkelingen die zich sinds de eerste fase van WSIS hebben voorgedaan en verdere acties aan te moedigen op gebieden waarop al vooruitgang is gemaakt. Daartoe werkt de EU ook samen met derde landen waarmee al afspraken zijn gemaakt over het coördineren van standpunten voor internationale fora zoals WSIS (bijvoorbeeld met Rusland en Oekraïne).

4.

2.1. Behoud van het acquis van Genève


Op PrepCom-2 werd duidelijk wat de gevaren zijn van een heropening van de discussie over de afgesproken beginselen. De EU is geen voorstander van dergelijke ontwikkelingen. Mocht de discussie niettemin worden heropend, dient de EU nadrukkelijk erop te wijzen hoezeer zij hecht aan de kritische rol van de mensenrechten in de informatiemaatschappij. Die rol is verankerd in de diverse door de internationale gemeenschap vastgestelde instrumenten met betrekking tot de vrijheden van meningsuiting en nieuwsgaring, zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. De opkomst van nieuwe media mag niet als voorwendsel dienen voor de uitholling van deze rechten. De EU kan zich bij het uitdragen van deze standpunten ook baseren op recente activiteiten van de Raad van Europa i en op instrumenten die zij zelf heeft vastgesteld op het gebied van mensenrechten, zoals het Handvest van Grondrechten.

Wat betreft het gastland voor de tweede vergadering van de Wereldtop, Tunesië, merkt de EU op dat hier nog steeds schendingen van de mensenrechten plaatsvinden, in het bijzonder wat betreft de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging . Deze vrijheden zijn essentieel voor democratische processen en vormen vermoedelijk een stimulans voor economische en sociale ontwikkeling. Als gastland voor de WSIS heeft Tunesië de gelegenheid om het goede voorbeeld te geven door de Geneefse Beginselverklaring en het Actieplan toe te passen. De EU hecht groot belang aan een volwaardige deelname van NGO's, ook die uit de ontwikkelingslanden, aan de WSIS i.

De EU zal eventueel overwegen bepaalde kwesties aan de orde te stellen in verband met de slotdocumenten van Tunis, voor zover op die punten vooruitgang is geboekt en nog kan worden geboekt. Sinds de eerste fase van WSIS zijn in opkomende economieën tastbare resultaten bereikt door voor een geschikte stimulerende omgeving te zorgen. De EU is van mening dat deze pogingen op grotere schaal moeten worden voortgezet door de ontwikkeling van toegang te ruggensteunen met totaalstrategieën voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, waaronder de ontwikkeling van creatieve inhoud en toepassingen. Voorrang moet worden gegeven aan inclusie en een hogere kwaliteit van leven voor de burgers, waaronder ICT ter ondersteuning van democratie, goed bestuur en bescherming in noodsituaties (vroegtijdige waarschuwingssystemen voor rampenbestrijding). Ten slotte dient ook de aandacht te worden gevestigd op de rol van het innovatiebeleid bij het stimuleren van de ICT.

5.

2.2. Promoten van totaalstrategieën voor de informatiemaatschappij


De EU heeft zich ten doel gesteld een nieuwe impuls te geven aan de informatiemaatschappij voor iedereen. Dit moet duidelijk tot uiting komen in beleidsbeslissingen en in de vaststelling van totaalstrategieën voor de informatiemaatschappij op nationaal en regionaal niveau in alle lidstaten van de VN. Deze strategieën moeten tot stand komen in een open proces waarbij alle stakeholders worden betrokken. De EU kan haar steentje bijdragen dankzij de ruime ervaring die zij met strategieën en regelgevingskwesties heeft opgedaan.

Strategieën voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij: Op grond van het nieuwe i2010-initiatief dient de EU gebruik te maken van de impuls van een tweetal ontwikkelingen: enerzijds gaan de ICT een periode van massa-introductie tegemoet en anderzijds komt er een nieuwe golf van technologische vooruitgang over ons heen als gevolg van de convergentie van computerindustrie en consumentenelektronica. i2010 moet zich op drie doelstellingen richten: totstandbrenging van een Gemeenschappelijke Europese Informatieruimte, bevordering van innovatie en investeringen op het gebied van de ICT, en waarborging van inclusie, betere overheidsdiensten en kwaliteit van leven. Dit initiatief moet steunen op een implementatiemechanisme dat gebaseerd is op benchmarking en uitwisseling van beste praktijken, alsmede op beleidscoördinatie met stakeholders.

Regelgevingsomgeving: In 2002 is het Europese regelgevingskader voor elektronische communicatie in werking getreden. Waar dit op consequente en doeltreffende wijze is toegepast, is er concurrentie ontstaan. Zo nodig kan bij de voor 2006 geplande herziening rekening worden gehouden met nieuwe technologische ontwikkelingen. Buiten de EU zal het regelgevingskader ook door de kandidaat-lidstaten worden ingevoerd, terwijl het voor tal van derde landen als referentiekader zal dienen.

De EU zal profiteren van haar ervaring met i2010 en haar regelgevingskader voor elektronische communicatie bij de externe dialoog die zij op regelmatige basis met specifieke landen of groepen landen, met name in Latijns-Amerika, de Caraïben en het Middellandse-Zeegebied, voert.

2.3. Inzetten op de dynamiek en de impact van O&O

De Europese O&O-kaderprogramma's bieden al sinds de jaren 1980 steun aan ICT-projecten. Onder het huidige, zesde kaderprogramma (2002-2006) is voor ICT € 3,6 miljard uitgetrokken binnen de prioriteit Technologieën van de informatiemaatschappij (IST). Aangezien daarnaast internationale samenwerking binnen het Europese onderzoek op O&O-gebied een hoge prioriteit heeft gekregen, is in totaal nog eens € 315 miljoen gereserveerd voor internationale samenwerking.

De Commissie heeft onlangs haar voorstel voor KP7 (2007-2013) vastgesteld i. De krachtige nadruk op de ICT dient te worden gehandhaafd om Europa in staat te stellen de toekomstige ICT-ontwikkelingen te beheersen en te sturen teneinde te helpen aan de behoeften van de samenleving en de burger te voldoen. Daarom zou jaarlijks € 1,8 miljard in ICT moeten worden geïnvesteerd. De nieuwe prioriteit IST dient zich toe te spitsen op technologie, nieuwe vooruitzichten voor ICT (bijvoorbeeld de samenhang met de levenswetenschappen), multidisciplinaire integratie en toekomstige en opkomende technologieën.

Ten slotte moet het voorstel de internationale samenwerking bij O&O-projecten op thematische gebieden verstevigen door a) alle activiteiten voor wetenschappers uit derde landen open te stellen en b) specifieke coördinatieacties op te zetten die zich richten op specifieke landen of groepen landen (zoals geïndustrialiseerde geavanceerde landen, opkomende economieën en ontwikkelingslanden, kandidaat-lidstaten).

Deze inspanningen moeten vergezeld gaan van horizontale maatregelen ter ondersteuning van de internationale samenwerking bij andere onderdelen van het KP, met name 'Capaciteiten' en 'Mensen'. Hierdoor moeten nieuwe mogelijkheden tot internationale samenwerking worden geschapen.

6.

2.4. Ontwikkeling van e-toepassingen en inhoud


Al vanaf het begin van het WSIS-proces geeft de EU er de voorkeur aan zich te concentreren op een beperkt aantal toepassingen die prioriteit moeten krijgen, zowel vanwege hun belang voor de burger als vanwege de directe rol die de overheden bij de introductie ervan spelen. Het gaat om e-onderwijs, e-overheid, e-gezondheidszorg en een raamwerk voor e-business. In het Actieplan e Europe 2005 werd aan deze thema's en de bijbehorende beleidsdoelstellingen prioriteit gegeven. Ook bij projecten welke door het O&O-kaderprogramma zijn gefinancierd en bij de internationale samenwerking op ICT-gebied tussen de EU en derde landen is hieraan uitdrukking gegeven.

In het kader van het Euro-mediterraan Partnerschap (EuroMED) zijn regionale proefprojecten van start gegaan op het gebied van volksgezondheid, innovatie en onderwijs, e-handel, en toerisme en cultuur. Er zijn twee netwerken opgezet: EUMEDIS, dat de banden tussen Europese onderzoekcentra en onderzoekcentra in het Middellandse-Zeegebied moet aanhalen, en EUMEDCONNECT, dat de onderlinge betrekkingen tussen universiteiten rond de Middellandse Zee moet bevorderen.

Het EU-programma voor Latijns-Amerikaanse landen (@LIS) (Alliance for the Information Society) biedt steun aan 19 ICT-toepassingen in vier prioritaire sectoren: lokale e-overheid, e-onderwijs en culturele diversiteit, e-gezondheidszorg en e-inclusie. In het kader van het @LIS zijn ook drie netwerken opgezet, respectievelijk van regelgevers, onderzoekers en andere betrokkenen. Bovendien propageert het open internationale normen.

Voor de Aziatische landen heeft de EU het Asi@ICT-programma opgezet. Dit bestrijkt zes gebieden: landbouw, onderwijs, e-overheid, milieu, gezondheid en vervoer. Het moet voor intensieve en duurzame technologische en economische betrekkingen tussen Azië en Europa zorgen. Bovendien zijn bilaterale overeenkomsten met China en India gesloten. In 2003 is een 'Week van de informatiemaatschappij EU-China' gehouden, gevolgd door de ruimer opgezette 'Dialoog over de informatiemaatschappij EU-China'.

Naar aanleiding van de ondertekening van het gezamenlijke standpunt van de ACS-landen en de EU inzake de informatiemaatschappij voor ontwikkeling heeft de Europese Commissie haar financiële bijdrage voor ICT-gerelateerde projecten in de ontwikkelingshulp opgeschroefd. Circa € 110 miljoen van het Europees Ontwikkelingsfonds is bestemd voor allerlei activiteiten, variërend van een e-commerce project in de Gemeenschappelijke markt voor Oost- en Zuidelijk Afrika tot een continentaal programma dat het milieutoezicht in Afrika met het oog op duurzame ontwikkeling moet waarborgen (AMESD).

Bovendien zal de Investeringsfaciliteit , een door de Europese Investeringsbank (EIB) beheerd fonds met een kapitaal van € 2,2 miljard ten behoeve van de ontwikkeling van de particuliere sector, financiële middelen, waaronder risicokapitaal, verstrekken om te helpen de groei in de particuliere sector te bevorderen en hiervoor binnenlands en buitenlands kapitaal aan te trekken. De EIB zal dit bedrag nog eens aanvullen met € 1,7 miljard uit eigen middelen.

Daarnaast worden door het EU-ACS Partnerschapsprogramma Pro€Invest , met een budget van € 110 miljoen, de investerings- en technologiestromen naar kleine en middelgrote ondernemingen in sleutelsectoren, zoals die van de ICT, bevorderd. Het programma wordt ten uitvoer gelegd door het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven, een instelling van de groep van ACS-staten in het kader van de Overeenkomst van Cotonou.

7.

2.5. Benutting van het ontwikkelingspotentieel van de ICT


In het kader van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MOD's) heeft de EU zich met haar ontwikkelingsbeleid ten doel gesteld de armoede zo ver mogelijk terug te dringen. Dit verklaart waarom de EU zo veel belang hecht aan het overbruggen van de digitale kloof en de benutting van de mogelijkheden van de ICT als instrument in het ontwikkelingsbeleid.

Gezien hun situatie moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de landen in Afrika onder de Sahara. Door de vertraging bij de ontwikkeling van de infrastructuur (ruggengraatnetwerken en aansluitnetwerken) bestaat het gevaar dat hele regio's op het Afrikaanse continent in een isolement raken. De marktkrachten op zichzelf volstaan niet om een groeiproces op gang te brengen dat niet alleen duurzaam is, maar ook het gehele grondgebied dekt. Daarom kan ingrijpen door de publieke sector noodzakelijk zijn. Met haar Afrikaanse partners – in het bijzonder het Nieuw partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD) i – en in samenwerking met de ontwikkelingsbanken en de particuliere sector blijft de EU een initiatief voor de uitrol van infrastructuur op het Afrikaanse continent gunstig gezind. Daarnaast moet energie worden gestoken in opleiding om de werknemers en het bredere publiek de nodige ICT-vaardigheden bij te brengen. Dit zou gebeuren in het kader van een partnerschap met de particuliere sector en de ICT-industrie.

Helaas wordt het inhoudaspect van de ICT vaak verwaarloosd als het gaat om ICT en ontwikkelingssamenwerking. De oprichting en versterking van een inhoudindustrie in de ontwikkelingslanden biedt echter grote voordelen: sociaal gezien, omdat zij de samenleving inhoud kan aanbieden via exploitanten die door en door vertrouwd zijn met deze samenleving, haar verwachtingen en haar behoeften; in cultureel opzicht, aangezien zij helpt bij het behoud van lokale culturen en deze in staat stelt zich te presenteren aan de rest van de wereld waardoor de culturele verscheidenheid in stand wordt gehouden of zelfs verrijkt wordt; in economisch opzicht, omdat zij voor lokale werkgelegenheid zorgt, op duurzame bronnen steunt en bij export een bron van inkomsten vormt.

8.

3. HET STANDPUNT VAN DE EU OVER DE NOG NIET OPGELOSTE KWESTIES


De belangrijkste punten die in de tweede fase van WSIS aan de orde komen zijn de twee kwesties die op de Wereldtop in Genève niet zijn geregeld: financiële mechanismen voor de overbrugging van de digitale kloof en interbeheer.

9.

3.1. Financiële mechanismen


De financiële mechanismen voor de overbrugging van de digitale kloof in de ontwikkelingslanden zorgden in de eerste fase van WSIS voor de meeste controverse. Aangezien er geen akkoord kon worden bereikt, werd afgesproken een task force Financiële Mechanismen (TFFM) in het leven te roepen met als opdracht 'zorgvuldig na te gaan in hoeverre met deze mechanismen aan de ICT-uitdagingen voor ontwikkeling tegemoet kan worden gekomen' .

Tegelijkertijd stelde president Wade van Senegal voor een vrijwillig Digitaal Solidariteitsfonds (DSF) op te richten. Zijn initiatief werd door de Afrikaanse en, meer algemeen, de ontwikkelingslanden gunstig ontvangen. Het DSF is op 14 maart 2005 opgericht in Genève. Het gaat om een stichting naar Zwitsers recht met Genève als vestigingsplaats die gesteund wordt door een aantal lokale/regionale gemeenschappen (de steden Genève, Lyon en de Baskische regering) i.

Op basis van de bevindingen van het TFFM-verslag heeft de Raad van de EU in zijn conclusies van 17 februari i over financiële mechanismen gesteld dat 'een nieuw fonds van de Verenigde Naties geen doeltreffend instrument zou zijn om de digitale kloof te dichten' en dat 'voor een optimale benutting van menselijke, financiële en technologische hulpbronnen een meer geïntegreerde aanpak vereist is' . Aan het EU-standpunt inzake het vrijwillige DSF liggen vier belangrijke criteria ten grondslag: het Fonds is het in Genève gebaseerde fonds, het heeft een vrijwillig karakter, het fungeert als aanvulling op bestaande mechanismen en het gaat uit van een multistakeholder-benadering.

Op PrepCom-2 is overeenstemming bereikt over een formulering voor de conclusies over het TFFM-verslag die met het EU-standpunt strookt i. Mochten de onderhandelingen in een later stadium worden heropend, dan dient de EU haar opvattingen duidelijk te maken aan haar partners en daarbij nadrukkelijk te wijzen op de conclusies van het TFFM-verslag: een fonds kan niet het antwoord zijn op de financiële behoeften; harde toezeggingen om gebruik te maken van bestaande mechanismen zouden daarentegen tot concrete en tastbare kunnen leiden.

Bovendien zal de EU haar partners overeenkomstig de conclusies van de Raad van februari inlichten over mogelijke maatregelen, projecten en programma's. Daartoe zijn de Commissie en de lidstaten van plan een folder te publiceren waarin wordt uitgelegd hoe de ontwikkelingslanden de ICT beter in hun ontwikkelingsbeleid kunnen integreren.

10.

3.2. Internetbeheer


Overeenkomstig het Geneefse Actieplan heeft het secretariaat-generaal van de Verenigde Naties een Werkgroep Internetbeheer (WGIG) opgezet met als mandaat a) ontwikkeling van een werkdefinitie voor internetbeheer, b) inventarisatie van de elementen van het overheidsbeleid die hiervoor relevant zijn, c) ontwikkeling van een gemeenschappelijk begrip van de respectieve taken en verantwoordelijkheden van de overheden, de bestaande intergouvernementele en internationale organisaties en andere fora, alsmede de particuliere sector en de civiele samenleving, en d) de opstelling van een verslag over de resultaten van deze activiteiten dat in de tweede fase van WSIS moet worden ingediend.

Zoals de Commissie al in een eerdere mededeling heeft aangekondigd i, profiteert zij van het werk van de directeurs-generaal van de lidstaten die regelmatig onder leiding van de Commissie bijeenkomen. Sinds hun eerste vergadering van 17 maart 2004 zijn zij acht maal bijeengeweest.

Van de door de groep van directeurs-generaal vastgestelde prioriteiten is de internationalisering van het beheer van de essentiële hulpbronnen van internet, namelijk het domeinnamensysteem (DNS), IP-adressen en het root-serversysteem, een van de belangrijkste kwesties die momenteel ter tafel liggen.

De EU is van mening dat een nieuwe samenwerkingsmodel nodig is om inhoud te geven aan de bepalingen van de WSIS-beginselverklaring over de cruciale rol van alle partners bij het internetbeheer, zoals overheden, particuliere sector, civiele samenleving en internationale organisaties. De bestaande mechanismen voor internetbeheer moeten een meer solide democratisch, transparant en multilateraal fundament krijgen, waarbij meer rekening wordt gehouden met de beleidsbelangen van de diverse overheden.

Dit nieuwe model moet op de volgende beginselen worden gebaseerd:

Het mag niet in de plaats komen van bestaande mechanismen of instellingen, maar moet voortbouwen op de bestaande structuren voor internetbeheer, waarbij bijzondere nadruk wordt gelegd op de complementariteit van alle stakeholders die bij dit proces zijn betrokken: overheden, particuliere sector, civiele samenleving en internationale organisaties.

Het nieuwe publiek-private samenwerkingsmodel moet bijdragen tot een duurzame stabiliteit en robuustheid van internet door een gedegen aanpak van overheidsbeleidskwesties die verband houden met de voornaamste aspecten van internetbeheer.

De EU is van mening dat de overheden een specifieke taak en verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van hun burgers en dat hun rol binnen dit nieuwe samenwerkingsmodel zich vooral dient te richten op belangrijke kwesties met betrekking tot het overheidsbeleid en dat zij zich dus niet moeten bezighouden met het dagelijks beheer.

Voorts dient de EU nog eens duidelijk te herhalen dat zij hecht aan de beginselen van de internetarchitectuur, waaronder interoperabiliteit, openheid en het end-to-end-beginsel.

De richtsnoeren inzake internetbeheer die op 13 oktober 2004 door het COREPER zijn vastgesteld i, zorgen voor een gemeenschappelijke visie van de EU-leden van de WGIG op de belangrijke punten van haar mandaat. Zij geven een beschrijving van de belangrijke punten die vanuit een EU-standpunt aan de orde moeten komen en bepalen dat waar nodig standpunten binnen de Raad moeten worden gecoördineerd.

11.

4. DE TOEKOMST


De discussie over een mogelijk implementatiemechanisme voor het Geneefse Actieplan en over de politieke follow-up van de top is inmiddels van start gegaan. Het implementatiemechanisme heeft betrekking op de technische follow-up in de zin van toezicht op lopende activiteiten, terwijl met de politieke follow-up van de top gedoeld wordt op een eventueel vervolg op WSIS binnen het VN-systeem.

12.

4.1. Het implementatiemechanisme


De belangrijkste VN-agentschappen zijn actief betrokken geweest bij het WSIS-proces en dit moet zo blijven. De ITU zal zich als organiserend agentschap bezighouden met de meeste punten in verband met elektronische communicatienetwerken, de ontwikkeling van toegang en interconnectiviteit. Andere agentschappen zullen initiatieven ontplooien op hun eigen bevoegdheidsterreinen (zie bijlage 2). Voorts zijn de WTO-richtlijnen voor de liberalisering van de telecommunicatiesector en aanverwante sectoren, alsmede de activiteiten van de Wereldbank doeltreffend gebleken voor het bevorderen van een bredere toepassing van de ICT. Zij zijn daarom ook van direct belang voor het werk van de WSIS.

Als belangrijkste uitvoerders van het Actieplan zullen de overheden, de particuliere sector en de civiele samenleving activiteiten moeten ontplooien. Het Actieplan en de slotdocumenten die in Tunis zullen worden vastgesteld, zullen als referentiekader dienen, maar het is de vraag hoe de diverse initiatieven kunnen worden gecoördineerd teneinde de synergie te verhogen.

De EU heeft duidelijk gemaakt dat een dergelijk mechanisme eenvoudig en efficiënt moet zijn en op gedecentraliseerde activiteiten binnen het huidige VN-systeem moet zijn gebaseerd. Het dient te berusten op een open coördinatiemethode i en moet de synergie met andere initiatieven bevorderen teneinde zoveel mogelijk te profiteren van het ICT-potentieel.

13.

4.2. De inventarisatie


Het Uitvoerend secretariaat is gestart met een inventarisatie van de activiteiten van de diverse stakeholders in verband met het Actieplan. De EU heeft meegewerkt aan een document waarin een beschrijving wordt gegeven van allerlei activiteiten die op EU-niveau en in de lidstaten aan de gang zijn. Deze EU-bijdrage is opgenomen in de ITU/WSIS-database die kan worden gedownload i.

Deze inventarisatie is de eerste stap van het implementatieproces en moet ook na de Wereldtop van Tunis doorgaan, zoals het WSIS-Secretariaat heeft gepland. Wellicht dient echter de opzet van de database en de desbetreffende publicaties te worden verbeterd. Voorts dient in het eindverslag over de inventarisatie een uitvoerige analyse te worden gemaakt van de mogelijke impact van deze database als referentiepunt voor het beleid van de stakeholders.

14.

4.3. De follow-up van WSIS


Behalve het implementatiemechanisme zal op de volgende PrepCom-vergadering ook de follow-up van de WSIS-bijeenkomsten van Genève en Tunis aan de orde komen. Zoals zij al eerder heeft duidelijk gemaakt is de Commissie er geen voorstander van om over vijf of tien jaar automatisch een vervolgconferentie te organiseren. Zij geeft de voorkeur aan ad hoc -inventarisaties, onder meer op het gebied van internetbeheer, op basis van de behoefte. Zij is van mening dat de problematiek van de digitale kloof in nauwe samenhang met de MOD's moet worden aangepakt. Daarom dient zij te worden opgenomen in het grotere geheel van het MOD-proces.

De EU dient de besluiten van het Secretariaat-generaal van de VN hierover op de voet te volgen en haar eigen standpunt terzake te coördineren.

15.

5. CONCLUSIES


Net als in de vorige fase zal de EU erin slagen bij de voorbereiding van de WSIS-conferentie en op conferentie zelf met één stem te spreken en invloed uit te oefenen op het verloop van de discussie. We staat nu voor de uitdaging onze partners ervan te overtuigen dat de informatiemaatschappij geen onwrikbaar concept is en dat we ons moeten voorbereiden op een verdere evolutie naar een kennismaatschappij. In dit verband moet prioriteit worden gegeven aan het omzetten van de reeds afgesproken beginselen in tastbare resultaten zodat de burgers de vruchten kunnen plukken van de ICT en zich kunnen voorbereiden op de uitdagingen die hun te wachten staan als gevolg van de economische, technologische en maatschappelijke veranderingen en de menselijke creativiteit.

16.

Bijlage 1 Belangrijkste gebeurtenissen in het kader van de voorbereiding van de tweede bijeenkomst van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS)


17.

18-20 april Derde vergadering van de Werkgroep Internetbeheer (WGIG), Genève


mei Geplande start van intersessie-activiteiten ("Groep van vrienden van de voorzitter", onderhandelingen over het WSIS-implementatiemechanisme), Genève

18.

14-17 juni Laatste vergadering van de Werkgroep Internetbeheer (WGIG), Genève


19.

1 juli Geplande publicatie van het WGIG-verslag


20.

18 juli Presentatie van het WGIG-verslag aan het publiek


21.

15 augustus Deadline voor het indienen van reacties op het WGIG-verslag door de stakeholders


22.

19-30 september PrepCom-3, Genève


23.

16-18 november Tweede fase van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS), Tunis


Bijlage 2VN-lichamen die deelnemen aan het WSIS-proces en hun mogelijk rol bij de uitvoering

VN-lichaam/agentschap Volledige naam Eventueel bevoegdheidsterreinen i

24.

UN SG Secretariaat-generaal van de Verenigde Naties Algehele verantwoordelijkheid voor de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS)


UN GA Algemene vergadering van de Verenigde Naties De organisatie van de WSIS is goedgekeurd bij Resolutie 56/183 van de Algemene vergadering van de VN van 21 december 2001.

25.

UNDESA Afdeling economische en sociale zaken van de Verenigde Naties Algehele coördinatie, e-overheid


ITU Internationale Telecommunicatie-unie ICT-infrastructuur, capaciteitsopbouw, vertrouwen en veiligheid, internationale en regionale samenwerking

Unesco Organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur Toegang tot informatie en kennis, capaciteitsopbouw, e-wetenschap, culturele en taalkundige verscheidenheid, media, ethische dimensie van de informatiemaatschappij

WGIG Werkgroep Internetbeheer Door het secretariaat-generaal van de VN opgerichte ad hoc-groep voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke opvattingen over internetbeheer

TFFM Task force Financiële Mechanismen Door het secretariaat-generaal van de VN opgerichte ad hoc-groep voor de herziening van de financiële mechanismen voor de ICT

UNDP Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties Millenniumontwikkelingsdoelstellingen, internationale en regionale samenwerking

UN ICT TF Task force van de VN voor de ICT N.B.: Het mandaat van deze task force verstrijkt eind 2005. Er worden besprekingen gevoerd over de oprichting van een Wereldwijde alliantie voor ICT en ontwikkeling als die het werk van de task force moet voortzetten. Millenniumontwikkelingsdoelstellingen, internationale en regionale samenwerking

FAO Voedsel- en landbouworganisatie E-landbouw

ILO Internationale Arbeidsorganisatie E-werkgelegenheid

WHO Wereldgezondheidsorganisatie E-gezondheidszorg, e-milieu

WIPO Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom Vertrouwen en veiligheid

WMO Wereld Meteorologische Organisatie Rampenbestrijding

UNCTAD Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling Ontwikkelingssamenwerking

UNITAR Instituut van de Verenigde Naties voor Opleiding en Onderzoek Samenwerking met lokale autoriteiten

UNEP Milieuprogramma van de Verenigde Naties E-milieu
¬ 800 miljoen uitgetrokken voor de periode 2007-2013 teneinde de acceptatie en de toepassing vaIn het voor het ICT-beleid specifieke programma van het PCI wordt € 800 miljoen uitgetrokken voor de periode 2007-2013 teneinde de acceptatie en de toepassing van de ICT te bevorderen (zie persbericht IP/05/391 van 7 april 2005).
– De bijdrage van de Europese Unie, COM(2005) 132 def.; Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling te bereiken – Financiering met het oog op de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp, COM(2005) 133 def.; Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling te bereiken – Samenhang in het ontwikkelingsbeleid, COM(2005) 134 def.; alle van 12 april 2005.
href="http://www.eu2004.nl/default.asp?CMS_TCP=tcpAsset&id=B44C0E30C17A46DA81E62332EA6C2B7AX1X51359X3" target="_blank">www.eu2004.nl blz. 16 e.v.