Toelichting bij COM(2004)590 - Veiligheidsonderzoek : de volgende stappen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2004)590 - Veiligheidsonderzoek : de volgende stappen. |
---|---|
bron | COM(2004)590 |
datum | 07-09-2004 |
|
52004DC0590
COM(2004) 590 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO’S
VEILIGHEIDSONDERZOEK : DE VOLGENDE STAPPEN
In oktober 2003 is door de Commissieleden Busquin en Liikanen een ‘Groep van prominenten op het gebied van veiligheidsonderzoek’ bijeengeroepen, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Europese regeringen, de universitaire wereld en het bedrijfsleven. Deze groep heeft primair tot taak “beginselen en prioriteiten voor te stellen voor een Europees Programma voor veiligheidsonderzoek in overeenstemming met de doelstellingen van het door de EU gevoerde externe, veiligheids- en defensiebeleid en haar ambitie om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen”.
Op 15 maart 2004 legde de Groep haar rapport getiteld ‘Onderzoek voor een veilig Europa’ aan voorzitter Prodi voor. In het rapport worden de hoofdpunten van een Europees programma voor veiligheidsonderzoek (EPVO) beschreven, alsmede de bijdrage die dit zou kunnen leveren tot de aanpak van de nieuwe veiligheidsuitdagingen waarvoor wij ons in een veranderende wereld gesteld zien. In het onderstaande worden de volgende stappen besproken die de Commissie op het vlak van het veiligheidsonderzoek denkt te zullen nemen. De toelichting en de samenvatting en conclusies van de Groep van prominenten zijn als bijlage bij deze mededeling gevoegd.
De Commissie is ingenomen met het rapport van de Groep van prominenten over veiligheidsonderzoek. Zij staat grotendeels achter de aanbevelingen en richtsnoeren van de Groep en zal, in samenwerking met de belanghebbenden, de nodige maatregelen treffen, als uiteengezet in hoofdstuk 4 - De volgende stappen.
De Commissie vraagt de Raad en het Europees Parlement de richtsnoeren van het rapport van de Groep van prominenten op het gebied van veiligheidsonderzoek te onderschrijven en hun steun te geven aan de in deze mededeling en de daaraan gehechte bijlage uiteengezette voorstellen.
Inhoudsopgave
- Inleiding
- Samenvatting
- Brussel, 7.9.2004
- Veiligheidsonderzoek : de volgende stappen
- 2. ONDERZOEK EN TECHNOLOGIE NOODZAKELIJK VOOR VEILIGHEID
- 3. HET RAPPORT VAN DE GROEP VAN PROMINENTEN
- 4. De volgende stappen
- a) Overleg en samenwerking met de belanghebbenden
- b) Een Europees programma voor veiligheidsonderzoek
- c) Een doeltreffend institutioneel klimaat
- d) Een governancestructuur die op de urgentie en de aard van de voor ons liggende taken berekend is
- 5. CONCLUSIE
- BIJLAGE
- Conclusies en aanbevelingen
Politieke, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen hebben een vluchtig veiligheidsklimaat gecreëerd waarin de dreigingen en kwetsbaarheden diverser en minder zichtbaar zijn. Er zijn nu nieuwe dreigingen, die geen rekening houden met landsgrenzen, voor Europese belangen buiten en binnen het grondgebied van de EU.
Gebeurtenissen als de spoorwegaanslagen in Madrid van maart 2004 onderstrepen de noodzaak om overal in Europa de veiligheid van de burgers te vergroten. Bovendien vergt de uitbreiding tot het ‘Europa van de 25’ extra inspanningen om in de gehele Unie, met grenzen die zich tot ver naar het oosten en het zuiden uitstrekken, een constant hoog veiligheidsniveau te verzekeren.
Om deze toenemende en steeds diversere veiligheidsuitdaging het hoofd te kunnen bieden, moet Europa greep te krijgen op het gecombineerde en betrekkelijk onbenutte potentieel van de betreffende tak van industrie en coördineert het de activiteiten van de onderzoeksgemeenschap met het oog op een doeltreffende en innoverende aanpak van bestaande en toekomstige veiligheidsproblemen, een betere bescherming van de Europese burger en om een efficiënte rol te vervullen bij activiteiten om de vrede te handhaven. De momenteel bestaande veiligheidsrisico’s kunnen enkel op Europese schaal doeltreffend worden aangepakt.
De noodzaak om de nieuwe veiligheidssituatie aan te pakken en de rol van een hechte industriële en technologische basis zijn bij verscheidene gelegenheden door de staatshoofden en regeringsleiders beklemtoond:
- de Europese Raad van Keulen, welke de noodzaak benadrukte van een concurrentiekrachtige en dynamische industriële en defensiebasis
- het streven van de Raad van Lissabon naar een goed concurrerende kennismaatschappij
- de Raad van Barcelona, toen deze opriep tot het intensiveren van de globale onderzoek-, ontwikkelings- en innoveringsinspanningen in de Unie
- het besluit van de Raad van Thessaloniki om concrete stappen op defensiegebied te ondernemen
- de goedkeuring door de Raad van de veiligheidsstrategie van de EU ‘Een veilig Europa in een betere wereld’[1]
- de beraadslagingen tijdens de Raad van Brussel van 25 en 26 maart 2004, welke resulteerde in de verklaring betreffende de bestrijding van het terrorisme.
Technologie speelt bij de aanpak van de nieuwe uitdagingen op veiligheidsgebied een rol van essentieel belang. Europa is wel degelijk in staat onderzoek op veiligheidsgebied te verrichten en een grote verscheidenheid van veiligheidstechnologieën te ontwikkelen en toe te passen. Maar de nieuwe dreigingen zijn dermate divers dat Europa eerst zijn huidige structurele en functionele tekortkomingen zal moeten overwinnen: de werkmethoden zijn nog te fragmentarisch, er wordt nog te veel dubbel werk gedaan, de samenwerking moet worden verbeterd en er moet naar normalisering en interoperabiliteit worden toegewerkt.
In Europa is er sinds jaar en dag een strikte scheiding geweest tussen onderzoek voor civiele doeleinden en onderzoek voor defensiedoeleinden. Vandaag de dag echter zijn tal van technologieën voor beide doeleinden inzetbaar: enerzijds civiele ontwikkelingen die defensiecapaciteiten versterken en anderzijds oorspronkelijk op defensie georiënteerde technologische ontwikkelingen die tot belangrijke innovaties leiden en het dagelijkse leven van de burger veraangenamen. Bovendien heeft het terrorisme geleid tot een vervaging van de scheidslijn tussen interne (politionele) en externe (militaire) veiligheidstaken. De tijd is dan ook gekomen om deze scheiding tussen burgerlijke en militaire toepassingen achter ons te laten.
In haar mededeling[2] van maart 2003 over een gemeenschappelijk beleid betreffende defensiematerieel onderstreepte de Commissie de noodzaak van een concurrentiekrachtige industriële basis ter ondersteuning van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB): een voortvloeisel hiervan is een betere coördinatie op Europees niveau, alwaar een consolidatie van de verschillende politieke, economische, industriële en regelgevingsmaatregelen kan plaatsvinden. Evenzo is het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), waarmee humanitaire acties en interventies namens de Europese Unie worden gesteund, zowel nu als in de toekomst afhankelijk van de beschikbaarheid van spitstechnologieën om de getroffen maatregelen zo efficiënt mogelijk te maken.
Met een coherent programma voor veiligheidsonderzoek op het niveau van de Europese Unie kan op significante wijze worden bijgedragen tot een optimaal gebruik van een uiterst capabele bedrijfstak. Een dergelijk onderzoek zou capaciteitsgedreven moeten zijn en gericht moeten zijn op de ontwikkeling van interoperabele systemen, producten en diensten die van nut zijn voor de bescherming van de Europese burgers, het Europees grondgebied en kritieke infrastructuren in Europa, alsook op activiteiten om de vrede te handhaven. Veiligheid is ook een eerste vereiste voor een goed functioneren van essentiële Europese diensten als vervoer en energievoorziening; en verder vervult het onderzoek een belangrijke rol bij de waarborging van een hoog beschermingsniveau.
Bij een Europees initiatief betreffende veiligheidsonderzoek moeten de in de Unie gehuldigde waarden met betrekking tot mensenrechten, democratische beginselen, ethiek en persoonlijke vrijheden worden geëerbiedigd. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen toezicht en controle om de potentiële impact van terroristische aanslagen tot een minimum te beperken enerzijds, en respect voor de mensenrechten, privacy, maatschappelijke samenhang en gemeenschapszin, en de succesvolle integratie van minderheden anderzijds. Technologische vooruitgang zou hand in hand moeten gaan met beleidsvorming en een krachtig EU-beleid inzake technologische ontwikkeling voor veiligheidsdoeleinden zou de kwaliteit van de wetgeving en andere beleidsinitiatieven ten goede kunnen komen.
Met het oog op de behoefte aan een intensiever en beter gecoördineerd veiligheidsonderzoek heeft de Commissie twee concrete activiteiten ontplooid. De eerste was de lancering van een voorbereidende actie op het gebied van veiligheidsonderzoek i, de tweede was de instelling van de Groep van prominenten om adviezen te verstrekken over een langetermijnstrategie voor veiligheidsonderzoek in de Europese Unie. De voorbereidende actie is inmiddels van start gegaan en de eerste oproep sluit op 23 juni, terwijl het rapport van de Groep van prominenten in maart is gepresenteerd[4].
In het rapport van de Groep van prominenten wordt de rol onderkend van coördinatie op Europees niveau en de ontwikkeling van geavanceerde technologieën bij toezicht en controle op gepercipieerde dreigingen, de preventie van ernstige incidenten zoals terroristische aanslagen, en bij operaties in verband met crisisbeheer en humanitaire missies. Het rapport maakt gewag van het krachtige hefboomeffect van een Europees programma voor veiligheidsonderzoek (EPVO) en van de bijdrage die hiermee kan worden geleverd tot de aanpak van de nieuwe veiligheidsuitdagingen waarvoor wij ons in een veranderende wereld gesteld zien.
Het rapport komt onder meer met de volgende aanbevelingen:
- vanaf 2007 invoering van een met name op interne veiligheidskwesties gericht EPVO, met een budget van minstens €1 miljard per jaar, in aanvulling op de financiering die momenteel reeds verzekerd wordt met het communautaire kaderprogramma voor onderzoek en nationale of andere, intergouvernementele bronnen;
- oprichting van een Europese ‘Adviesraad voor veiligheidsonderzoek’ met als taak de vaststelling van strategische actielijnen , inspraak van de gebruiker, implementatiemechanismen en een strategische onderzoeksagenda voor het EPVO;
- gezien de politieke ontwikkelingen en tal van lopende initiatieven, de noodzaak van samenwerking tussen de Europese instellingen alsook met alle andere belanghebbenden.
De Commissie staat grotendeels achter de aanbevelingen en richtsnoeren van de Groep en zal, in samenwerking met de belanghebbenden, de nodige maatregelen treffen, welke als volgt in vier rubrieken kunnen worden ingedeeld:
De Commissie zal in het najaar van 2004 een ‘Europese Adviesraad voor veiligheidsonderzoek’ in het leven roepen om, gelet op de voorstellen van de Groep van prominenten, adviezen over strekking en tenuitvoerlegging van het EPVO te geven. De Adviesraad moet worden samengesteld uit deskundigen van verschillende groeperingen van belanghebbenden: gebruikers, bedrijfsleven, en onderzoeksorganisaties. Hij zal vaststellen wat de behoeften van de gebruikers zijn en samenwerking tussen de lidstaten aanmoedigen bij de uitwisseling van intellectuele eigendomsrechten en vertrouwelijke informatie, en bij de bescherming van veilige informatie.
De Commissie zal zorgen voor een doeltreffende coördinatie van het EPVO met zijn eigen interne onderzoekscapaciteiten en andere Europese onderzoeksactiviteiten, ongeacht de vraag of deze op communautair, nationaal of intergouvernementeel niveau worden gefinancierd. Deze coördinatie heeft ook betrekking op werkzaamheden in internationale organisaties, zoals de VN, de OSCE en de NAVO, en de activiteiten van Europese organisaties als het Europees Ruimteagentschap (ESA).
De Commissie onderschrijft de aanbeveling voor de invoering, in 2007, van een Europees programma voor veiligheidsonderzoek (EPVO) en zal een interinstitutioneel debat inleiden om consensus over een dergelijk programma te bereiken, hierbij voortbouwend op het werk in het kader van de voorbereidende actie inzake veiligheidsonderzoek, waarmee zij tot eind 2006 zal doorgaan i. Veiligheidsonderzoek is ook opgenomen in de mededeling over de financiële vooruitzichten van de Unie voor 2007-2013 i.
Een voorstel voor een programma zal begin 2005 worden ingediend over de strekking, het financiële meerjarenplan en het institutionele raamwerk van een EPVO, als onderdeel van het 7e communautaire kaderprogramma voor onderzoek i. Het EPVO moet worden geïmplementeerd als een specifiek onderzoekprogramma met eigen procedures (b.v. met de nodige aanpassingen op het stuk van vertrouwelijkheidvereisten), contracten en financieringsvoorzieningen.
De Commissie neemt nota van de aanbeveling van de Groep van prominenten dat er voor een passende begrotingstoewijzing voor het EPVO moet worden gezorgd en deelt de mening dat de financiering van het EPVO een aanvulling moet vormen op de bijdragen van het communautaire kaderprogramma voor onderzoek of uit nationale of intergouvernementele bronnen. Deze zienswijze sluit aan bij de doelstelling van de Europese Unie om toe te werken naar een tegen 2010 te bereiken investeringsniveau van 3% van het BBP in onderzoek. Bovendien moet naar complementariteit met andere beleidsinstrumenten en begrotingstoewijzingen worden gestreefd om te verzekeren dat de onderzoekresultaten worden toegepast.
De Commissie zal erop toezien dat de vereisten van de Europese veiligheidsstrategie, het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) en andere relevante, met interne veiligheid samenhangende beleidsterreinen van de Commissie bij het ontwikkelings- of veiligheidsonderzoek volledig in aanmerking worden genomen.
De Commissie is vastbesloten samenwerking en synergieën te ontwikkelen tussen het communautaire veiligheidsonderzoek en relevante aspecten van de activiteiten van het Europese Defensieagentschap (EDA). Met haar deelname aan het bestuur van het Agentschap en een nauwe werkrelatie zal zij de door haar nagestreefde complementariteit met de werkzaamheden van het EDA en, in voorkomend geval, een wederzijds gebruik van onderzoekresultaten, gemakkelijker kunnen realiseren. Zij moedigt de lidstaten ertoe aan samen met haar te werken aan een verbetering van de coördinatie en een optimalisering van het gebruik van onderzoek- en technologieresultaten voor civiele, veiligheids- en defensietoepassingen. Wanneer Commissie en EDA gezamenlijk vaststellen welke O&O- en technologiebehoeften beiden gemeen hebben, zal dit, op zeer pragmatische wijze en ook concreet, bevorderlijk zijn voor de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten op verschillende niveaus.
d) Een governancestructuur die op de urgentie en de aard van de voor ons liggende taken berekend is
De Commissie zal, in overleg met de lidstaten en andere belanghebbenden, en uitgaande van haar ervaringen met het beheer van het OTO-programma, vaststellen wat de beste mechanismen zijn om een doeltreffend beheer van het EPVO te verzekeren.
De Commissie zal, in overleg met de belanghebbenden en uitgaande van haar ervaringen met de regels en procedures gedurende de voorbereidende actie, doeltreffende en flexibele contract-, participatie- en financieringsmechanismen tot stand brengen – bijvoorbeeld om medefinanciering van nieuwe technologieën door de overheid mogelijk te maken, en hierbij voor een hoge mate van synergie of complementariteit zorgen.
Met de hierboven beschreven benadering kan worden voorzien in veiligheidsonderzoek in communautair verband dat een flink stuk meerwaarde kan opleveren, en wel:
doordat men erkent dat de beschikbaarheid van nieuwe technologieën een sleutelelement is bij de bestrijding van het terrorisme; een sterk, goed gestructureerd programma voor veiligheidsonderzoek op Europees niveau is noodzakelijk om de Europese burgers en de Europese economie te helpen beschermen;
doordat men minder fragmentarisch te werk gaat, geen dubbel werk meer doet, de samenwerking intensiveert (ook tussen de lidstaten onderling) om zo toe te werken naar normalisering, interoperabiliteit en de hoogst mogelijke kwaliteit op het vlak van benchmarking, zodat de Europese inspanningen een hogere toegevoegde waarde krijgen en er aan de huidige verstrooiing van inspanningen een einde komt, met als gevolg dat de opkomst van een echt Europese markt op dit gebied wordt vergemakkelijkt;
doordat men de uitdagingen van een uitgebreide Unie (25 lidstaten) met een bevolking van 455 miljoen zielen het hoofd biedt en de hier geboden kansen aangrijpt;
doordat men erkent dat veiligheid een probleem is dat alle lidstaten en alle burgers aangaat, en waarvoor gedeelde of gemeenschappelijke oplossingen moeten worden gezocht, met volledige inachtneming van de Europese menselijke waarden en ethiek;
doordat men voortbouwt op de huidige communautaire ervaring met het beheer van programma’s voor gezamenlijk onderzoek en het bestaan van een geaccepteerd en welbekend wettelijk kader voor samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven door middel van OTO.
Onderzoek voor een veilig Europa
Groep van prominenten op het gebied van veiligheidsonderzoek
Samenvatting en aanbevelingen
In de wereldomspannende samenleving van vandaag krijgt de Europese Unie nieuwe kansen, maar ziet zij zich ook tegenover nieuwe gevaren gesteld. Door politieke, sociale en technologische ontwikkelingen is een vluchtig veiligheidsklimaat ontstaan, waarin de risico's en kwetsbaarheden diverser en minder zichtbaar zijn. Er is nu een nieuwe generatie terroristen, die zich niet aan landsgrenzen stoort en Europese belangen buiten en binnen het grondgebied van de EU bedreigt. De Europese Raad heeft deze nieuwe dreigingen in december 2003 erkend met de goedkeuring van de EU veiligheidsstrategie ‘Een veilig Europa in een betere wereld’.
Deze dreigingen vragen om Europese responsen en een alomvattende benadering van zowel interne als externe veiligheid waarin civiele en militaire middelen kunnen worden gecombineerd. Hoe nauwer de Unie met de VN, de OVSE, de NAVO en met haar internationale partners samenwerkt, hoe doeltreffender haar bijdrage aan de internationale veiligheid zal zijn. In het bijzonder moet de EU capaciteiten ontwikkelen om enerzijds haar burgers thuis te beschermen en anderzijds aanzienlijke middelen toe te wijzen voor vredeshandhaving, humanitaire hulp en activiteiten voor de opbouw van instellingen in het buitenland.
Om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken moet Europa zich zijn technologische sterke punten ten nutte maken. Technologie alleen garandeert nog geen veiligheid, maar veiligheid zonder technologie is onmogelijk. Technologie bezorgt ons informatie over dreigingen, helpt ons doeltreffende beschermingsmaatregelen te treffen en zo nodig deze dreigingen te neutraliseren. Bovendien brengen nieuwe technologische trends weer nieuwe kansen met zich mee. Civiele, veiligheids- en defensietoepassingen maken in toenemende mate gebruik van dezelfde technologische onderbouw ( waardoor tussen verschillende onderzoeksectoren nieuwe synergieën ontstaan.
Willen wij technologie gebruiken als hefboom om tot een veiliger Europa te komen, dan hebben wij een technologisch geavanceerde industrie, een sterke kennisinfrastructuur, genoeg geld en een optimaal gebruik van middelen nodig. Europa beschikt over onderzoeksinstellingen van hoge kwaliteit en een brede en gediversifieerde industriële basis van waaruit de technologiebehoeften op veiligheidsgebied kunnen worden vervuld. Er zijn evenwel tekortkomingen op institutioneel en beleidsniveau die Europa ervan weerhouden zijn wetenschappelijk, technologisch en industrieel potentieel te realiseren: de scheidslijn tussen defensie- en civiel onderzoek; het ontbreken van specifieke structuren voor veiligheidsonderzoek op EU-niveau; de beperkte samenwerking tussen de lidstaten en het gebrek aan coördinatie bij de nationale en Europese inspanningen ( even zovele obstakels die het gebrek aan overheidsfinanciering en de huidige grote belemmeringen voor het vinden van kosteneffectieve oplossingen nog verergeren.
Om deze tekortkomingen te kunnen overwinnen moet Europa meer gaan financieren en voor een betere samenhang tussen zijn inspanningen zorgen. Een en ander impliceert (a) een doeltreffende coördinatie tussen nationale en Europese onderzoeksactiviteiten, (b) een systematische analyse van met veiligheid verband houdende capaciteitsbehoeften, van civiele beveiliging tot defensie, (c) een volledige benutting van synergieën tussen defensie-, veiligheids- en civiel onderzoek, (d) specifieke wettelijke voorwaarden en financieringsinstrumenten voor met veiligheid verband houdend onderzoek op Europees niveau, en (e) institutionele regelingen die zowel efficiënt als flexibel genoeg zijn om de inspanningen van de lidstaten en de Unie te combineren en andere belangstellende partners hierbij te betrekken.
Uit recente initiatieven blijkt dat men zich steeds meer bewust wordt van de noodzaak op te treden. In deze context zijn de oprichting van het ‘Agentschap op het gebied van defensiecapaciteit, onderzoek, aankoop en bewapening’ en de voorbereidende actie van de Commissie op het gebied van met veiligheid samenhangend onderzoek van bijzondere betekenis. De uitdaging is hier deze initiatieven verder tot een coherente benadering te ontwikkelen. De lancering van een Europees programma voor veiligheidsonderzoek (EPVO) in 2007 zou in belangrijke mate tot de verwezenlijking van deze doelstelling bijdragen.
Een EPVO zou moeten profiteren van de dualiteit van technologieën en de steeds groter wordende overlapping van veiligheidsfuncties om de kloof tussen civiel en defensieonderzoek te overbruggen. Ter ondersteuning van een veelomvattende veiligheidsbenadering zou zo’n programma onderzoeksactiviteiten moeten financieren die gericht zijn op de ontwikkeling van systemen en producten welke van nut zijn:
- in het bijzonder voor de bescherming van het grondgebied, de soevereiniteit, de bevolking en de kritische infrastructuren van een lidstaat tegen transnationale dreigingen, en
- voor de EU-missies buiten de Unie voor vredeshandhaving, conflictpreventie en ter versterking van de internationale veiligheid in overeenstemming met de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties.
Een EPVO zou maximaal gebruik moeten maken van de voordelen van de multi-inzetbaarheid van technologieën. Ten einde synergieën te stimuleren zou hierbij moeten worden gekeken naar het “grensvlak” tussen civiele en defensietoepassingen en zouden transformatie en integratie van technologieën tussen beide sectoren moeten worden bevorderd. De nadruk zou hier moeten liggen op interoperabiliteit en connectiviteit als sleutelelementen van grensoverschrijdende samenwerking en samenwerking tussen verschillende diensten. Al in een vroeg stadium zou een kern van architecturale ontwerpregels en –normen moeten worden uitgewerkt.
Een EPVO zou enerzijds de civiele programma’s van de Unie en anderzijds de op nationaal of intergouvernementeel niveau ontplooide activiteiten op het gebied van veiligheids- en defensieonderzoek moeten aanvullen. Een doeltreffende coördinatie tussen een EPVO en andere relevante onderzoeksactiviteiten is met het oog op de onderlinge samenhang van de inspanningen van cruciaal belang.
Bovendien zou een EPVO de specifieke aspecten van de veiligheidsmarkt in aanmerking moeten nemen. Dit impliceert de instelling van nieuwe financieringsinstrumenten en regels voor de overdracht van technologie. Tevens is het nodig de klanten voortdurend bij dit proces te betrekken, om de vermijden dat het onderzoek de voeling met de markt zou verliezen.
Een op deze manier ontwikkeld EPVO is van grote maatschappelijke betekenis en kan een significante meerwaarde opleveren. Het zou aldus bijdragen tot een grotere mate van veiligheid in Europa, hetgeen op zich al een voorwaarde vooraf is in talrijke communautaire beleidssectoren (vervoer, energie, telecommunicatie, enz.). Het zou bevorderlijk zijn voor grensoverschrijdende samenwerking, het Europese industriële concurrentievermogen vergroten en Europa een hechtere onderzoeksbasis geven. En wat meer is, het zou in aanzienlijke mate bijdragen aan het EU-beleid inzake groei en concurrentievermogen als vastgesteld te Lissabon en Barcelona.
Om al deze redenen moet een EPVO door de Unie worden gefinancierd. Er zou hiertoe jaarlijks minimaal EURO 1 miljard worden uitgetrokken met de mogelijkheid van een geleidelijke verdere verhoging, indien zulks wenselijk mocht blijken. In overeenstemming met het door de EU nagestreefde doel om 3% van het BBP in onderzoek te investeren moet de financiering van een EPVO een aanvulling vormen op bijdragen van het communautaire kaderprogramma voor onderzoek of uit nationale of intergouvernementele bronnen. Een dergelijke investering zou er in belangrijke mate toe bijdragen dat Europa voor zijn burgers een veiliger plaats wordt.
In dit rapport is aandacht besteed aan de grote uitdagingen waarvoor een uitgebreide Europese Unie zich gesteld ziet en wordt geconcludeerd dat er dringend behoefte bestaat aan een aanpassing van de financiering en de organisatie van de Europese onderzoeksactiviteiten aan de nieuwe realiteiten op het gebied van veiligheid en technologie.
Om te bereiken dat dit ook gebeurt, doen wij de volgende aanbevelingen:
a) over het gehele civiel-militaire continuüm moet het tot een zo efficiënt mogelijke bundeling van de nationale, intergouvernementele en communautaire onderzoeksinspanningen komen,
b) er moet een specifiek Europees programma voor veiligheidsonderzoek (EPVO) worden ontwikkeld.
Tegelijkertijd wijzen wij met klem op de noodzaak dat men bij alle Europese onderzoeksactiviteiten de burgerlijke vrijheden blijft respecteren en zich steeds door ethische beginselen laat leiden.
Een EPVO heeft meerwaarde voor het Europese project te bieden en is van grote maatschappelijk betekenis. Het kan bevorderlijk zijn voor de concurrentiepositie van het bedrijfsleven en de onderzoeksbasis van Europa versterken. Het zou grensoverschrijdende samenwerking in de hand werken en bijdragen aan het EU-beleid inzake groei en concurrentievermogen als vastgesteld te Lissabon en Barcelona. Maar het allerbelangrijkst is wel dat het zou bijdragen tot een grotere mate van veiligheid in Europa, hetgeen op zich al een voorwaarde vooraf is in talrijke communautaire beleidssectoren (vervoer, energie, telecommunicatie, enz.). Om al deze redenen moet een EPVO met communautaire middelen worden gefinancierd.
Het mag niet zo zijn dat een EPVO voor de inspanningen van de lidstaten in de plaats komt of deze dupliceert. Het is de bedoeling dat deze hierdoor worden ondersteund en aangevuld, en tot een samenhangender geheel worden gemaakt.
Op grond van bovenstaande overwegingen komen wij tot de volgende aanbevelingen:
1. Een uit communautaire middelen gefinancierd EPVO waarbij de medewerking van alle lidstaten verzekerd is, zou al in 2007 van start moeten gaan. Hiervoor zou, in aanvulling op de reeds plaatsvindende financiering, jaarlijks minimaal €1 miljard moeten worden uitgetrokken. Dit bestedingsniveau zou snel moeten worden bereikt, met de mogelijkheid om dit, in voorkomend geval, geleidelijk verder te verhogen, zodat gecombineerde EU-investeringen (communautaire, nationale en intergouvernementele) in veiligheidsonderzoek dicht bij het niveau van de VS kunnen worden gebracht.
2. Met een EPVO zouden, tot het demonstratieniveau, capaciteitsgerelateerde onderzoeksprojecten moeten worden gefinancierd die in het bijzonder van nut zijn voor de interne veiligheid in de EU alsmede voor GBVB/EVDB-missies.
3. Met het dichten van de kloof tussen civiel en defensieonderzoek zou een EPVO moeten streven naar een maximale benutting van de multifunctionaliteit van technologie. Om synergieën in de hand te werken zou het de transformatie en integratie van toepassingen en de overdracht van technologie tussen sectoren moeten stimuleren
4. Een EPVO zou moeten worden toegespitst op interoperabiliteit en connectiviteit als sleutelelementen van grensoverschrijdende samenwerking en samenwerking tussen verschillende diensten en reeds in een vroeg stadium zou een kern van architecturale ontwerpregels en –normen moeten worden uitgewerkt.
5. De voor een EPVO geldende regels moeten zijn afgestemd op de specifieke vereisten van het veiligheidsonderzoek. De Commissie zou in overleg met alle belanghebbenden de nodige regels voor intellectuele eigendomsrechten en de overdracht van technologie moeten uitwerken.
6. Gezien het feit dat tal van vereisten door de overheid zullen worden gespecificeerd, zouden nieuwe financieringsinstrumenten moeten worden gecreëerd om te bereiken dat de aan onderzoek bestede bedragen, indien hiertoe gegronde redenen bestaan, tot 100% kunnen worden terugbetaald.
7. Er zou een ‘Adviesraad voor veiligheidsonderzoek’ moeten worden opgericht met als taak het vaststellen van strategische actielijnen ter voorbereiding van de onderzoek sagenda van een EPVO, alsook om adviezen te verstrekken over de beginselen en mechanismen van de uitvoering ervan. Bovendien zouden hiermee kritieke technologiesectoren moeten worden aangegeven waar Europa naar een stuk endogeen concurrentievermogen zou moeten streven. De Adviesraad zou kunnen worden samengesteld uit deskundigen op hoog niveau van overheids- en particuliere afnemers, het bedrijfsleven, onderzoeksorganisaties en van andere relevante belanghebbenden.
8. Voor een succesvolle implementatie van een EPVO is het absoluut noodzakelijk dat wij te weten komen aan welke capaciteiten de klanten behoefte hebben. Daarom zou er op EU-niveau een mechanisme moeten worden ingevoerd om in samenspraak met potentiële afnemers vast te kunnen stellen wat de toekomstige capaciteitsbehoeften voor interne veiligheidsmissies zijn.
9. Door middel van een doeltreffende coördinatie moet worden verzekerd dat het EPVO andere Europese onderzoeksactiviteiten niet dupliceert maar aanvult, ongeacht de vraag of deze op communautair, nationaal of intergouvernementeel niveau worden gefinancierd.
10. De Commissie en de Raad zouden moeten zorgen voor een doeltreffende en efficiënte liaison tussen een EPVO en het toekomstige ‘Agentschap op het gebied van defensiecapaciteit, onderzoek, aankoop en bewapening’.
11. Het EPVO zou rekening moeten houden met en, in voorkomend geval, moeten zorgen voor coördinatie met de onderzoeksinspanningen van internationale organisaties die verantwoordelijk zijn voor wereldomspannende of regionale veiligheidskwesties.
12. Een EPVO zou gericht moeten zijn op de bevordering van het concurrentievermogen van de Europese veiligheidsindustrie en van de ontwikkeling van de (overheids- en particuliere) markt voor veiligheidsproducten en -systemen. Met de uitvoering van de actievoorstellen die vervat zijn in de Mededeling van de Commissie ‘Naar een Europese markt voor defensiematerieel’ zou in grote mate tot de verwezenlijking van dit doel en tot een maximale benutting van de voordelen van een EPVO worden bijgedragen.
[1] ‘Een veilig Europa in een betere wereld’, door de hoge vertegenwoordiger, Javier Solana, voorgelegd aan de vergadering van de Europese Raad van Thessaloniki van 19-20 juni 2003, en door de Europese Raad onderschreven op 12 december 2003.
[2] ‘Naar een EU-beleid voor defensiematerieel’, COM(2003) 113.
[4] ‘Onderzoek voor een veilig Europa’, rapport van de Groep van prominenten op het gebied van veiligheidsonderzoek, ISBN 92-894-6611-1, Luxemburg, Bureau voor Officiële Publicaties van de Europese Gemeenschappen, 2004. Te vinden op website europa.eu.int/comm/research/security van de Commissie.