Toelichting bij COM(2008)147-2 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 1798/2003 ter bestrijding van de belastingfraude in het intragemeenschappelijke verkeer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel
110
- Motivering en doel van het voorstel

Het systeem voor de uitwisseling van gegevens over intracommunautaire goederen­leveringen dat is opgezet in het kader van de btw-overgangsregeling die is ingevoerd bij de overschakeling naar de interne markt, volstaat niet langer om de belastingfraude in het intracommunautaire verkeer doeltreffend het hoofd te bieden. Daarom heeft de Raad de Commissie in zijn conclusies van 5 juni 2007 verzocht een voorstel in te dienen dat ertoe strekt zowel het referentietijdvak voor het verzamelen van de gegevens over het intracommunautaire verkeer als de maximale termijn voor het doorgeven van die gegevens aan de andere lidstaten tot een maand te verkorten.
120
- Algemene context

Door de belastingfraude lopen de lidstaten aanmerkelijke inkomsten mis en wordt de werking van de interne markt verstoord. Deze fraude is vaak op internationale schaal georganiseerd. In mei 2006 heeft de Commissie al een mededeling aangenomen over de noodzaak een gecoördineerde strategie te ontwikkelen om dit fenomeen beter te bestrijden. Wat de btw-fraude en met name de intracommunautaire carrouselfraude betreft, werd in die mededeling een onderscheid gemaakt tussen klassieke maatregelen, die tot doel hebben het btw-stelsel te versterken zonder aan de beginselen ervan te raken, en verdergaande maatregelen waarbij ook de beginselen van de btw-heffing ter discussie worden gesteld.

In de daaropvolgende discussies in de Raad is duidelijk geworden dat de zogenaamde verdergaande maatregelen op de korte termijn niet te realiseren waren. Daarom heeft de Raad de Commissie, met name in zijn conclusies van 5 juni 2007, verzocht om na overleg in de ATFS-deskundigengroep (Anti Tax Fraud Strategy of strategie ter bestrijding van belastingfraude) enkele van de klassieke maatregelen door te voeren. Er bestaan talrijke en elkaar aanvullende maatregelen om het intracommunautaire btw‑stelsel te versterken. Van alle maatregelen die in de deskundigengroep zijn besproken, heeft de Raad er vier in het bijzonder uitgekozen, die zo spoedig mogelijk ten uitvoer moeten worden gelegd en waarvan sommige een wijziging van de bestaande wetgeving vereisen.

Twee van deze maatregelen worden in dit voorstel behandeld, namelijk de verkorting tot één maand van het tijdvak waarop de lijsten van intracommunautaire handelingen zien, en de verkorting, ook tot één maand, van de uiterste termijn voor de uitwisseling van gegevens tussen de belastingdiensten.

In zijn conclusies van 4 december heeft de Raad de Commissie verzocht om de andere klassieke maatregelen in de deskundigengroep verder te bespreken; het is dus niet uit te sluiten dat in de toekomst nog andere wetgevingsvoorstellen volgen.

Daarnaast kan worden verwezen naar het speciaal verslag nr. 8/2007 van de Europese Rekenkamer over de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, waarin enkele aanbevelingen zijn gedaan in verband met de uitwisseling van informatie over intracommunautaire handelingen. Met name in paragraaf 108 van dit verslag beveelt de Rekenkamer aan om de termijnen voor het verzamelen en doorgeven van gegevens drastisch te verkorten en in betere mogelijkheden voor kruiscontroles van de gegevens te voorzien.
130
- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Met de voorgenomen maatregel wordt alleen een snellere verzameling en uitwisseling van de gegevens over het intracommunautaire verkeer nagestreefd. De bestaande bepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 en 6 van titel XI van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 en in hoofdstuk 5 van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van 7 oktober 2003. Krachtens deze bepalingen worden de gegevens bij de bedrijven verzameld volgens het volgende stramien: de bedrijven stellen een lijst met de gegevens over hun intracommunautaire goederen­leveringen op en dienen deze ieder kwartaal, of in sommige gevallen maandelijks, in. Vanaf 1 januari 2010 zullen in de lijst ook de gegevens worden vermeld over de diensten die zijn verricht in de lidstaat van de afnemer en ten aanzien waarvan de afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden. De gegevens over de intracommunautaire verwervingen van goederen in de lidstaat van aankomst worden verzameld via de btw-aangiften, die maandelijks, tweemaandelijks, driemaandelijks, halfjaarlijks of jaarlijks worden ingediend.

Thans verlopen er drie tot zes maanden vanaf het tijdstip waarop een handeling plaatsvindt tot het tijdstip waarop de gegevens ter beschikking worden gesteld van de lidstaat van de afnemer. Met het voorstel zal deze termijn worden teruggebracht tot één à twee maanden.

Er zij op gewezen dat Richtlijn 2006/112/EG de lidstaten al de mogelijkheid biedt om de lijsten maandelijks te laten indienen. Omdat deze mogelijkheid echter geen directe voordelen biedt voor de lidstaat die de gegevens verzamelt, eisen slechts vier lidstaten van een grote groep belastingplichtigen dat zij hun lijst maandelijks indienen.
140
- Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

De strijd tegen de belastingfraude past in de strategie van Lissabon. In haar mededeling van 25 oktober 2005 over de bijdrage van het belasting- en douane­beleid tot de Lissabonstrategie heeft de Commissie benadrukt dat belastingfraude de werking van de interne markt sterk verstoort, de eerlijke mededinging belemmert en de inkomsten aantast die bestemd zijn voor de werking van openbare diensten op nationaal niveau. Doordat de overheid gedwongen is de overeenkomstige inkomstenderving te compenseren, leidt toenemende fraude tot een verhoogde belastingdruk op de bedrijven die zich aan de voorschriften houden.

Het voorstel voorziet ook in een belangrijke vereenvoudigingsmaatregel voor de bedrijven, in die zin dat de lidstaten moeten accepteren dat lijsten en btw-aangiften worden ingediend door middel van elektronische bestandsoverdracht.
2. Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

- Raadpleging van belanghebbende partijen
211Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

De maatregel is een van de klassieke maatregelen die zijn genoemd op de conferentie over btw-fraude die de Commissie op 29 maart 2007 in Brussel heeft georganiseerd. Aan dit forum hebben vertegenwoordigers van de grote ondernemingen, beroepsorganisaties, fiscalisten uit het bedrijfsleven en vertegenwoordigers van de lidstaten deelgenomen.

De maatregel is besproken met enkele grote ondernemingen die actief zijn in de meeste lidstaten en zich in al die landen aan talrijke en uiteenlopende verplichtingen moeten conformeren.

De maatregel is voorgesteld aan de organisaties die het mkb vertegenwoordigen, op de vergadering van de vertegenwoordiger van het mkb bij de Europese Unie, die op 28 november 2007 in Brussel heeft plaatsgevonden.

De maatregel is ook besproken in de ATFS-deskundigengroep.
212Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Ofschoon eraan wordt getwijfeld dat de belastingdiensten de verstrekte informatie kunnen verwerken, erkent het merendeel van de geraadpleegde bedrijven dat een overschakeling naar een maandelijkse aangifte voor hen geen bijzonder grote last zou vormen. De meeste zijn dan ook bereid om de maatregel te accepteren als deze past in een brede strategie om de doeltreffendheid van de belastingdiensten te verbeteren, die ook voordelen en lastenverlichtingen biedt voor de bedrijven die hun fiscale verplichtingen op correcte en regelmatige wijze nakomen. De vertegenwoordigers van het mkb hebben bevestigd dat de maatregel geen gevolgen zou hebben voor de overgrote meerderheid van de midden- en kleinbedrijven.

Er zij ook op gewezen dat de maatregel inderdaad deel uitmaakt van een groter geheel van maatregelen waarvan sommige uitdrukkelijk tot doel hebben de rechtszekerheid van de bedrijven te verhogen en hun administratieve lasten te verlagen alsook de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen de belastingdiensten aanzienlijk te versterken.

- Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
221Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden

Economische analyse van de kosten voor het bedrijfsleven, inclusief het mkb.
222Gebruikte methode

Standaardkostenmethode.
223Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen

PriceWaterhouseCoopers heeft voor de Commissie een studie verricht aan de hand van een vragenlijst die is voorgelegd aan veertien ondernemingen (zeven multinationals en zeven midden- en kleinbedrijven) in vier verschillende lidstaten.
2249Ontvangen en gebruikte adviezen

Er zijn geen mogelijk ernstige risico's met onomkeerbare gevolgen genoemd.
225Uit de verrichte economische studie blijkt dat de kosten van de maatregel zeer beperkt blijven voor het overgrote deel van de betrokken bedrijven. Toch kunnen in bepaalde gevallen, zoals van bedrijven die in meerdere lidstaten voor de btw geïdentificeerd zijn, de kosten oplopen. Uit de studie blijkt echter ook dat die kosten kunnen worden verlaagd door de te verstrekken gegevens te harmoniseren en de wijze waarop zij moeten worden verstrekt, te vereenvoudigen. De studie maakt ten slotte ook duidelijk dat de kosten voor het mkb aanzienlijk zijn, maar grotendeels worden bepaald door de wijze waarop de gegevens moeten worden ingediend.
226Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek

Bekendmaking op de internetsite van het directoraat-generaal Belastingen en douane-unie.
230
- Effectbeoordeling

Van de voorgenomen maatregel is geen volledige effectbeoordeling verricht. De maatregel is wel grondig behandeld in de ATFS-deskundigengroep, aan een economische studie onderworpen en met de belangrijkste betrokkenen besproken.

De deskundigen hebben benadrukt dat het belangrijk is dat de belastingdiensten sneller kunnen beschikken over de gegevens over het intracommunautaire verkeer om de btw‑fraude doeltreffender te kunnen bestrijden.

De voorgenomen maatregel is evenwichtig, omdat hij het mogelijk maakt dat de gegevens gemiddeld drie maanden sneller ter beschikking zijn terwijl de lasten voor het bedrijfsleven minimaal blijven. Enerzijds treft de maatregel een beperkt aantal bedrijven (slechts 4 % van de bedrijven die in de Gemeenschap voor de btw geïdentificeerd zijn). Anderzijds blijkt uit de studie dat de extra kosten voor de bedrijven zeer beperkt blijven, behalve in de gevallen waar de procedures voor het indienen van de lijsten buitengewoon complex zijn. Het voorstel bevat evenwel een bepaling die er uitdrukkelijk toe strekt die procedures te vereenvoudigen.
3. Juridische elementen van het voorstel
305
- Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

Het voorstel strekt er in de eerste plaats toe het tijdvak voor de aangifte van intracommunautaire handelingen op de in titel XI, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad bedoelde lijsten te harmoniseren en tot één maand te verkorten.

Het voorstel strekt er ook toe de termijn voor het doorgeven van die gegevens aan de andere lidstaten te verkorten van drie maanden tot één maand.

Om te kunnen beschikken over de gegevens die nodig zijn voor fraudebestrijding, wordt tevens voorgesteld de gegevens over de intracommunautaire verwervingen van goederen en de aankopen van diensten bij een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter waarvoor de afnemer tot voldoening van de belasting is gehouden, maandelijks te verzamelen. Te dien einde zullen de belastingplichtigen die in een kalenderjaar voor meer dan 200 000 euro aan dergelijke goederen of diensten afnemen, hun btw-aangifte maandelijks moeten indienen. Deze drempel is vastgesteld om te vermijden dat extra verplichtingen worden opgelegd aan de bedrijven die slechts incidenteel of voor kleine bedragen intra­communautaire verwervingen verrichten, terwijl ook wordt gegarandeerd dat bedragen die belangrijk zijn in het kader van de fraudebestrijding, niet buiten schot blijven. Daarnaast voorziet het voorstel erin dat de bedragen in verband met de voornoemde diensten apart in de aangifte worden opgevoerd om kruiscontroles te kunnen verrichten.

Het voorstel bevat bepalingen die tot doel hebben de voorschriften betreffende de verschuldigdheid van de belasting op de diensten te harmoniseren, teneinde te garanderen dat de handelingen door de verrichter en de afnemer in hetzelfde tijdvak worden aangegeven. Hierdoor zullen de ingediende gegevens op efficiënte wijze aan kruiscontroles kunnen worden onderworpen.

Tot slot bevat het voorstel een bepaling die tot doel heeft de procedure voor de indiening van de lijsten te vereenvoudigen in de lidstaten waar die procedure buitengewoon complex is, teneinde de eventuele lasten voor de bedrijven te verlagen.
310
- Rechtsgrondslag

Artikel 93 van het EG-Verdrag.
329
- Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel betreft een gebied dat niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Toch is het in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, omdat de doelstellingen ervan slechts met een communautair optreden voldoende kunnen worden verwezenlijkt.

In Richtlijn 2006/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad zijn immers al gemeenschappelijke regels vastgesteld betreffende het verzamelen en het uitwisselen van gegevens over intracommunautaire handelingen. De lidstaten mogen geen nationale wetgeving aannemen die in strijd is met de communautaire wetgeving. De geldende geharmoniseerde bepalingen moeten bijgevolg met een door de Gemeenschap vastgesteld besluit worden gewijzigd. Bovendien kan de belasting­fraude in het intracommunautaire verkeer efficiënter worden bestreden met maatregelen die op het niveau van de Gemeenschap zijn genomen.

- Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
331In de discussie over de strategie die moet worden gevolgd om de belastingfraude in het intracommunautaire verkeer te bestrijden, zijn bepaalde opties bekeken die een ingrijpende wijziging van de inning en de verschuldigdheid van de belasting inhouden. Er is geconcludeerd dat die maatregelen niet op de korte termijn konden worden gerealiseerd vanwege de aanpassingen die zij van de bedrijven eisen. Om die reden zijn de wijzigingen die in de btw-richtlijn worden aangebracht, minimaal. De extra verplichtingen zijn gelijkmatig gespreid over de belastingplichtigen en de belasting­diensten.
332De maatregel is zodanig opgezet dat hij slechts een klein aantal bedrijven treft. Het is immers zo dat maar 4 % van de btw-plichtige bedrijven een lijst indient en maar 9 % intracommunautaire verwervingen van goederen verricht. Door de hoge drempel voor verwervingen zal slechts een klein aantal bedrijven met de maatregel te maken krijgen. Bovendien telt 60 % van de lijsten die elk kwartaal worden ingediend, niet meer dan een of twee regels, waardoor de extra lasten voor de betrokken bedrijven, waaronder de meeste midden- en kleinbedrijven, minimaal zullen zijn. De maatregel wijzigt ook alleen maar de frequentie waarmee de lijsten moeten worden ingediend, en laat de inhoud en de vorm ervan ongemoeid. Ten aanzien van de btw-aangiften wordt er één extra verplichting opgelegd, namelijk dat voortaan ook gegevens moeten worden verstrekt voor diensten, zoals dat voor goederen reeds het geval was.

- Keuze van instrumenten
341Voorgesteld(e) instrument(en): verordening, richtlijn.
342Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn.

Het bestaande wetgevingskader kan alleen met een verordening en een richtlijn worden gewijzigd.
4. Gevolgen voor de begroting
409Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
5. Aanvullende informatie
510
- Vereenvoudiging
511Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor private partijen.
514Uit de economische studie is gebleken dat het indienen van een lijst een bijzonder grote last vormde voor de bedrijven wanneer de indieningsprocedure de manuele invoer van gegevens in een elektronisch formulier omvatte.

Doordat het voorstel de lidstaten verplicht om de indiening van lijsten door middel van elektronische bestandsoverdracht te aanvaarden, valt in sommige gevallen voor de btw‑plichtigen de verplichte complexe gegevensinvoer weg.
550
- Transponeringstabel

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
570
- Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel

1.

Maatregelen in de richtlijn


De wijziging van de artikelen 64 en 66 van de richtlijn en de invoeging van artikel 65 bis moeten zorgen voor uniforme voorschriften betreffende de verschuldigdheid van de belasting in de hele Gemeenschap, zodat dienstverleners zich niet moeten conformeren aan voorschriften die variëren naar gelang van de plaats van vestiging van hun afnemer, om hun diensten te kunnen aangeven. Deze wijziging is van essentieel belang om de gegevens in de lijsten die de dienstverleners moeten indienen, aan een kruiscontrole te kunnen onderwerpen met de gegevens in de btw-aangiften die moeten worden ingediend door de afnemers van de diensten.

De wijziging van artikel 250, lid 2, van de richtlijn strekt ertoe de wijze van indiening van de btw-aangiften te vereenvoudigen.

De wijziging van artikel 251 van de richtlijn moet garanderen dat in alle lidstaten gegevens over de intracommunautaire aankopen van diensten worden verzameld, zodat deze aan een kruiscontrole kunnen worden onderworpen met de gegevens in de lijsten.

De wijziging van artikel 252 van de richtlijn moet ervoor zorgen dat de tijdvakken van de verzamelde aankoop- en verkoopgegevens gelijklopen. Er wordt evenwel een drempel ingevoerd zodat uitsluitend bedragen moeten worden opgegeven die belangrijk kunnen zijn vanuit het oogpunt van fraude, en geen nieuwe verplichtingen worden opgelegd aan een groot aantal belastingplichtigen.

De wijziging van de artikelen 263, 264 en 265 van de richtlijn moet garanderen dat de gegevens voor de lijsten maandelijks worden verzameld en ingediend.

De wijziging van artikel 263, lid 2, van de richtlijn strekt ertoe de wijze van indiening van de lijsten te vereenvoudigen.

2.

Maatregelen in de verordening


De wijziging van de artikelen 23 en 24 van de verordening strekt ertoe deze in overeenstemming te brengen met de richtlijn.

De wijziging van artikel 25 van de verordening moet een snellere informatie-uitwisseling tussen de lidstaten garanderen.
F-11066