Toelichting bij COM(2005)579 - Wijziging van Verordening 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2005)579 - Wijziging van Verordening 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot ... |
---|---|
bron | COM(2005)579 |
datum | 15-11-2005 |
Sinds Verordening (EG) nr. 1592/2002 in september 2002[1] in werking is getreden, is de Commissie als enige bevoegd inzake luchtwaardigheid en milieucompatibiliteit van luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken. Deze producten, onderdelen en uitrustingsstukken en de organisaties die zijn betrokken bij het ontwerp, de productie en het onderhoud moeten voortaan beantwoorden aan uniforme, door de Commissie vastgestelde regels[2].
Bij deze verordening wordt een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) opgericht, die de Commissie alle benodigde technische deskundigheid verstrekt en haar bijstaat, met name bij de uitoefening van haar wet- en regelgevende taken. Het Agentschap zet ook een systeem voor markttoezicht op, teneinde de toepassing van de Gemeenschapswetgeving te controleren, het effect van deze wetgeving te beoordelen en nuttige suggesties terzake te doen. De certificaten en goedkeuringen waaruit blijkt dat de producten en organisaties beantwoorden aan de gemeenschappelijke regels, worden afgegeven door EASA of door de bevoegde nationale instanties: EASA is bevoegd voor organisaties die in derde landen zijn gevestigd en voor het afgeven van typecertificaten voor producten; de nationale instanties geven, op basis van gemeenschappelijke regels, de individuele certificaten en goedkeuringen af voor de meeste organisaties die op hun grondgebied zijn gevestigd; deze afgifte wordt gecontroleerd door het Agentschap.
Het Agentschap is bevoegd voor alles wat onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1592/2002 valt. Sinds de goedkeuring van deze verordening werd ervan uitgegaan dat de in artikel 2 vermelde doelstellingen, namelijk het garanderen van een hoog uniform niveau van milieubescherming en de totstandbrenging van billijke concurrentievoorwaarden voor luchtvaartexploitanten, om de belangrijkste te noemen, alleen konden worden bereikt door het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden tot luchtvaartactiviteiten en tot de afgifte van vergunningen voor vliegtuigbemanningen. De wetgever heeft de Commissie overigens expliciet de opdracht gegeven om een voorstel te doen in die zin en om de reglementering van luchtvaartuigen van derde landen opnieuw te bezien[3].
DE GEZAMENLIJKE LUCHTVAARTAUTORITEITEN (JOINT AVIATION AUTHORITIES, JAA) [4] zijn al geruime tijd bezig met de opstelling van regels betreffende de exploitatie van luchtvaartuigen die gebruikt worden voor commercieel luchtvervoer[5] of betreffende de afgifte van vergunningen aan bemanningen en de opleiding van bemanningen[6]; aangezien de toepassing van deze regels echter wordt overgelaten aan de lidstaten, worden op ze op zeer uiteenlopende wijze of zelfs helemaal niet ten uitvoer gelegd in de Gemeenschap. Het veiligheidsniveau is dus niet uniform in de Gemeenschap. De uiteenlopende nationale regels verstoren ook de goede werking van de interne markt.
De opname van de JAR-OPS-regels in de communautaire wetgeving, via de aan de gang zijnde wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91[7], betekent ontegensprekelijk een stap in de goede richting, maar volstaat niet om een voldoende hoog niveau van harmonisering te bereiken omdat het geen betrekking heeft op commercieel vervoer per vliegtuig. De overige types luchtvaartuigen, de overige commerciële luchtvaartactiviteiten, de niet-commerciële luchtvaartactiviteiten, de vergunningen voor vliegtuigbemanningen en de luchtvaartuigen van derde landen vallen niet onder deze gemeenschappelijke regels.
Het is nochtans nodig de veiligheid van luchtvaartuigen van derde landen die actief zijn in de Gemeenschap beter te garanderen. In de bijlagen bij het Verdrag van Chicago zijn minimumnormen opgesteld waaraan de luchtvaartuigen, luchtvaartexploitanten en bemanningen moeten voldoen om te worden toegelaten tot het internationale luchtverkeer. Het is in de eerste plaats het land van registratie dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van deze verplichtingen, maar ook de overige verdragssluitende landen mogen de veiligheid controleren van toestellen die over hun grondgebied vliegen. In de Gemeenschap wordt in deze mogelijkheid voorzien door de zogenaamde 'SAFA'-richtlijn[8], waarin verwezen wordt naar de bijlagen 1, 6 en 8 van het Verdrag van Chicago. De controles die door de lidstaten in dit kader worden verricht, zijn echter uitsluitend gebaseerd op deze minimumnormen, die niet alle aspecten van de veiligheid van de luchtvaart omvatten.
3. ADVIES VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART EN RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN
GEZIEN DEZE CONTEXT HEEFT DE COMMISSIE BESLOTEN GEHOOR TE GEVEN AAN DE VRAAG VAN DE WETGEVER DOOR VOOR TE STELLEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE VEILIGHEIDSREGELS UIT TE BREIDEN TOT LUCHTVAARTACTIVITEITEN, PILOTENVERGUNNINGEN EN LUCHTVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN.
Krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 moet de Commissie hiertoe eerst advies vragen aan EASA. Alvorens advies uit te brengen is het Agentschap, gezien zijn interne regels[9] en de internationale praktijken terzake, op zijn beurt verplicht alle belanghebbende partijen ten gronde te raadplegen en rekening te houden met de uitgebrachte commentaren. Zo heeft het op 27 april 2004 een raadplegingsdocument over de toepasselijkheid, de basisbeginselen en de essentiele voorschriften met betrekking tot de vaardigheden van piloten, de luchtvaartactiviteiten en de regelgeving inzake luchtvaartuigen uit derde landen die door niet-communautaire exploitanten worden gebruikt[10], op zijn website[11] geplaatst. Tussen 30 april en 31 juli 2004 hebben 93 personen, nationale autoriteiten, ondernemingen of organisaties in totaal 1 695 keer commentaar geleverd op dit document. Het Agentschap heeft schriftelijk antwoord gegeven op deze commentaren en de belanghebbende partijen hebben opnieuw kunnen reagerenop dit antwoord[12].
Op basis van de commentaren die tijdens deze raadplegingen zijn geleverd, heeft het Agentschap een analyse opgesteld en op 15 december 2004 een advies naar de Commissie gestuurd waarin wordt aangedrongen op een uitbreiding van de gemeenschappelijke regels tot de exploitatie van luchtvaartuigen, de kwalificaties van piloten en luchtvaartuigen uit derde landen[13]. Dit advies, dat op de website van het Agentschap kan worden geraadpleegd, weerspiegelt de meerderheid van de meningen die tijdens de raadpleging zijn uitgebracht en vormt een compromis waarover wellicht een ruime consensus kan worden bereikt.
ALVORENS EEN VOORSTEL VOOR EEN VERORDENING TE DOEN, HEBBEN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE EEN EFFECTANALYSE UITGEVOERD. MET NAME DE VOLGENDE TWEE OPTIES ZIJN ONDERZOCHT:
- de door de wetgever voorgestelde optie om het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1592/2002 - en dus ook de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - uit te breiden;
- de optie om de regels die middels intergouvernementele samenwerking binnen de Gezamenlijke Luchtvaartautoriteiten zijn opgesteld, om te zetten in communautaire wetgeving aan de hand van Verordening (EEG) nr. 3922/91.
Uit dit onderzoek bleek duidelijk dat de veiligheid van de luchtvaart en de werking van de interne markt het meeste gebaat zijn door een volledige communautaire oplossing. Daarom is ervoor gekozen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1592/2002 uit te breiden.
Het meest geschikte wetgevingsinstrument om de gemeenschappelijke regels uit te breiden tot luchtvaartactiviteiten, pilotenvergunningen en luchtvaartuigen van derde landen is de uitbreiding van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1592/2002 omdat dit eveneens inhoudt dat EASA, dat bij die Verordening is opgericht, nieuwe taken krijgt op de bovenvermelde gebieden, met name wat voorbereiding van de regelgeving en certificering betreft.
Om te voorkomen dat de betrokken partijen nodeloos worden gestoord en op kosten worden gejaagd, worden de gemeenschappelijke regels gebaseerd op de regels die tot dusver zijn vastgesteld door de Gezamenlijke Luchtvaartautoriteiten, zijnde de JAR-OPS, de JAR-FCL en de JAR-STD. Deze regels worden dus verplicht gesteld en worden op uniforme wijze ten uitvoer gelegd in de hele Gemeenschap. Bij de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1592/2002 is dezelfde methode gevolgd voor de regels inzake luchtwaardigheid.
1. Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op het advies dat door EASA is uitgebracht; de Commissie is op enkele punten evenwel afgeweken van dit advies om het veiligheidsniveau van de burgerluchtvaart in Europa te vrijwaren en nog verder te versterken. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1592/2002 zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd in overleg met het Agentschap:
- de Commissie wilde in de eerste plaats het toepassingsgebied van de verordening versterken zodat ze betrekking heeft op alle luchtvaartuigen die, op welke manier dan ook, in de Gemeenschap worden gebruikt, binnen de grenzen van het Verdrag van Chicago. Artikel 4, lid 1, onder b) en c), is daarom ruimer opgevat dan voorgesteld in het advies van EASA;
- het Agentschap stelde voor gemeenschappelijke veiligheidsvoorschriften op te stellen voor het cabinepersoneel; rekening houdende met de meerderheid van de commentaren die tijdens de raadpleging zijn gegeven, werd echter geen certificering van cabinepersoneel voorgesteld. EASA vestigde evenwel de aandacht van de Commissie op het feit dat dit de enige met veiligheids- of beveiligingstaken belaste personeelsleden zijn voor wie nog geen certificering bestaat, terwijl ze toch een cruciale rol spelen bij het garanderen van de veiligheid van de passagiers, zoals de voorspoedige afloop van het ongeval van 2 augustus 2005 te Toronto heeft aangetoond. De Commissie is van mening dat deze situatie in strijd is met de doelstellingen van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1592/2002. In de lijn van de beweging die is ingezet met de aan de gang zijnde wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 stelt zij daarom voor het cabinepersoneel een attest te verstrekken [artikel 6 ter, lid 4] waaruit blijkt dat het voldoet aan de specifieke essentiële eisen die zijn vastgesteld in de nieuwe bijlage IV van Verordening (EG) nr. 1592/2002;
- het is de Commissie duidelijk geworden dat het niet meer gepast is ultralichte toestellen systematisch vrij te stellen van de communautaire regels omdat de prestaties van bepaalde van deze toestellen tegenwoordig evenwaardig zijn aan die van lichte vliegtuigen. De Commissie vraagt daarom dat zo snel mogelijk wordt nagegaan of en in welke mate bepaalde van deze toestellen aan de gemeenschappelijk regels moeten worden onderworpen (overweging 4).
2. Wat de luchtvaartactiviteiten, pilotenvergunningen en luchtvaartuigen van derde landen betreft, gaat de Commissie akkoord met de keuzes die door EASA zijn gemaakt; de krachtlijnen van de voorgestelde verordening kunnen als volgt worden samengevat:
- Luchtvaartactiviteiten:
Om de veiligheid van de burgers te vergroten, met name op de grond, en het vrije verkeer van diensten in de interne markt te vergemakkelijken, worden krachtens de voorgestelde verordening de gemeenschappelijke regels uitgebreid tot alle luchtvaartactiviteiten [artikel 4, lid 1, onder b)] en wordt de certificeringsverplichting uitgebreid tot alle commerciële exploitanten (artikel 6 ter, lid 2). De certificaten worden afgegeven door de lidstaten of, in voorkomend geval, door EASA (artikel 15 ter, lid 1); telkens wanneer het nodig is, kan EASA ook operationele richtlijnen uitvaardigen (artikel 15 ter, lid 2).
Voor niet commerciële luchtvaartactiviteiten worden de regels aangepast aan de complexiteit van de gebruikte luchtvaartuigen; voor dergelijke activiteiten hoeft geen certificaat te worden afgegeven, zoals nu reeds het geval is in de meeste lidstaten. Wanneer deze activiteiten worden uitgevoerd met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen [artikel 3, onder j)], moeten de betrokken exploitanten evenwel aantonen dat zij aan alle essentiële eisen met betrekking tot luchtvaartactiviteiten (artikel 6 ter, lid 3 en bijlage IV) kunnen voldoen.
- Pilotenvergunningen:
Krachtens de voorgestelde verordening moeten de meeste piloten die actief zijn in de Gemeenschap beschikken over een vergunning die is afgegeven op basis van gemeenschappelijke eisen ten aanzien van hun theoretische en praktische kennis en hun fysieke paraatheid [artikel 4, lid 1, onder a)]. De opleidingsorganisaties voor piloten, de centra en personeelsleden die de fysieke paraatheid van piloten testen en de synthetische vluchttrainingstoestellen moeten eveneens worden gecertificeerd op basis van gemeenschappelijke regels (artikel 6 bis, leden 1, 2, 3, 4 en 5). EASA ziet erop toe dat de nationale certificeringsorganisaties de gemeenschappelijke regels correct toepassen en certificeert de organisaties en synthetische vluchttrainingstoestellen in derde landen (artikel 15 bis).
Niet alle piloten moeten evenwel dezelfde regels naleven. Dit zou niet in verhouding staan tot het nagestreefde doel. Voor het commerciële luchtvervoer moeten de strengste eisen gelden, maar voor de andere luchtvaartsectoren moeten regels worden opgesteld die zijn aangepast aan de complexiteit van de gebruikte luchtvaartuigen en het luchtruim waarin ze worden gebruikt. Vooral aan de recreatieve luchtvaart moet meer aandacht worden besteed dan totnogtoe het geval was: de specifieke regels die door de JAA (JAR-FCL PPL) zijn opgesteld worden immers vaak als buitensporig ervaren. In de voorgestelde verordening wordt daarom een nieuwe categorie vergunningen ingevoerd, de 'vergunning voor recreatieve piloot', die beter is afgestemd op deze categorie gebruikers van het luchtruim. Deze vergunning wordt, naar keuze van de aanvrager, afgeleverd door beoordelingsorganisaties die door het Agentschap of door de bevoegde nationale instantie zijn goedgekeurd [artikel 6 bis, lid 2, en artikel 15 bis, lid 1, onder b)]. Deze rol kan bijvoorbeeld worden waargenomen door de federaties voor recreatieve luchtvaart.
- Luchtvaartuigen van derde landen:
Om de veiligheid van de Europese burgers efficiënt te beschermen, op de grond of tijdens hun reis aan boord van een luchtvaartuig van een derde land, wordt in de verordening voorgesteld de gemeenschappelijke regels toe te passen op luchtvaartuigen van derde landen die actief zijn in de Gemeenschap, binnen de grenzen van het Verdrag van Chicago [artikel 5, lid 1, artikel 5, lid 4, onder j), artikel 5, lid 5, onder d), artikel 6 bis, lid 1, artikel 6 ter, lid 1]. Exploitanten uit derde landen die commerciële luchtvaartactiviteiten uitoefenen in de Gemeenschap moeten aantonen dat ze aan de gemeenschappelijke regels voldoen middels een certificaat (artikel 6 ter, leden 2 en 6, en artikel 15 ter, lid 1).
3. Aangezien Verordening (EG) nr. 1592/2002 in werking is getreden in september 2002 en de EASA op 28 september van het volgende jaar operationeel is geworden, was de Commissie van mening dat de sedert die data opgedane ervaring moest worden aangewend om de tekst waar nodig te verbeteren. Naast de uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening, moesten sommige bepalingen ook worden gewijzigd, zoals met name:
- De gekwalificeerde instanties waaraan certificeringstaken worden toevertrouwd door het Agentschap of door de nationale luchtvaartautoriteiten, in het geval deze door het Agentschap met deze taken zijn belast, moeten officieel worden erkend door het Agentschap, dat aldus garandeert dat deze instanties of autoriteiten bekwaam zijn om de taken in kwestie uit te voeren (artikel 9 bis).
- Het beheer van de afwijkende maatregelen moest worden vereenvoudigd: voorzover mogelijk moet de Commissie alleen uitspraak doen over dergelijke maatregelen van de lidstaten als deze maatregelen niet in overeenstemming zijn met deze verordening en met de uitvoeringsvoorschriften (artikel 10).
- De samenstelling van de raad van bestuur moet worden gewijzigd, met name om de transparantie te vergroten: waarnemers van de belanghebbende partijen moeten zitting hebben in de raad van bestuur. Het beheer van het Agentschap zou ook worden verbeterd door de instelling van een dagelijks bestuur dat strategische richtsnoeren moet vaststellen en de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de raad van bestuur moet controleren (artikelen 25, 28 bis, 28 ter en 28 quater).
- Overeenkomstig het advies van het Agentschap moet bovendien een efficiënt mechanisme worden opgezet voor de controle van alle luchtvaartuigen die in de Gemeenschap worden gebruikt, teneinde te garanderen dat alle gemeenschappelijke veiligheidsregels (artikel 7) ook daadwerkelijk worden nageleefd.
6. CORRELATIETABEL TUSSEN DE NIEUWE EN DE OUDE ARTIKELNUMMERING EN OVERZICHT VAN DE AAN VERORDENING (EG) NR. 1592/2002 AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN:
Ongewijzigd
De totstandbrenging van billijke concurrentievoorwaarden behoort eveneens tot de nagestreefde doelen: aan lid 2 wordt punt f) toegevoegd
De definitie van gekwalificeerde instantie in punt f) wordt gewijzigd en de nieuwe definities h) tot en met n) worden toegevoegd
Om de veiligheid van de burgers te garanderen worden alle in de Gemeenschap gebruikte luchtvaartuigen aan gemeenschappelijke regels onderworpen: - wijziging van lid 1, punten b) en c) - toevoeging van lid 1, punt d) - toevoeging van de leden 1 bis en 1 ter - nieuwe formulering van lid
Toevoeging van bepalingen inzake de certificering van producten die in de Gemeenschap zijn ontworpen en vervaardigd. Voor luchtvaartuigen die in een derde land zijn geregistreerd, moet worden aangetoond dat ze aan de essentiële eisen beantwoorden: - nieuwe formulering van lid 2 - invoeging van lid 2 bis - wijziging van lid 4, punten e) en f) - toevoeging van lid 4, punt j), en lid 5, punt d)
Ongewijzigd
6 bis Nieuw Pilotenvergunningen:
Wijziging van het artikel: invoering van een mechanisme voor gezamenlijk toezicht op luchtvaartuigen
Toelichtingen die noodzakelijk zijn geworden door de toevoeging van de nieuwe artikelen 6 bis en 6 ter: - nieuwe formulering van lid 2 - toevoeging van lid
De regels voor de erkenning van certificaten van derde landen worden gepreciseerd: wijziging van lid
Dit artikel wordt gewijzigd om de tenuitvoerlegging van afwijkende maatregelen te vergemakkelijken
Wijziging van lid 4 in het licht van het nieuwe artikel
Ongewijzigd
Nieuwe formulering van punt c) en toevoeging van punt d) omdat naar aanleiding van de normalisatie-inspecties geen besluiten maar verslagen worden opgesteld
Nieuwe formulering van lid 2, punt a)
Afgifte van vliegvergunningen door EASA, kwalificaties van de personeelsleden die belast zijn met de indienstname van producten na onderhoud en certificering van onderhoudsorganisaties door EASA: - nieuwe formulering van lid 1, punten e) en i) - toevoeging van lid 1, punten k) en l) - wijziging van lid 2, punt b), onder ii) - nieuwe formulering van lid 2, punt c)
Nieuwe formulering
Ongewijzigd
De relatie tussen EASA en de buitenlandse instanties en organisaties moet verenigbaar zijn met het algemene buitenlandse beleid van de Gemeenschap: wijziging van lid
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Om transparantieredenen moet het advies van de Commissie over het werkprogramma van EASA publiek worden gemaakt [lid 2, onder c)]. Verduidelijking van lid 2, onder d): EASA kan de certificeringstaken zowel aan nationale luchtvaartautoriteiten als aan gekwalificeerde instanties toevertrouwen, zoals elders in de tekst is gepreciseerd. De raad van bestuur benoemt de leden van het dagelijks bestuur (lid 5)
De nieuwe regels voor de samenstelling van de raad van bestuur zijn gebaseerd op de relevante bepalingen van het ontwerp interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen[14]: wijziging van lid 1 en toevoeging van lid
Ongewijzigd
De nieuwe regels voor het stemrecht in de raad van bestuur zijn gebaseerd op de relevante bepalingen van het ontwerp interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen: wijziging van lid
Precisering van de functie van uitvoerend directeur: nieuwe formulering van lid
Wijziging van de procedures voor de selectie en de verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur en de directeurs van EASA, overeenkomstig de bepalingen van het ontwerp interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen: wijziging van de leden 1 en
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Nieuwe formulering van lid
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Nieuwe bepaling betreffende het inleiden van rechtszaken bij het Hof van Justitie: wijziging van de leden 1 en
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Nieuwe en duidelijkere formulering van lid
Onderzoeken bij gekwalificeerde instanties: nieuwe formulering van lid 1 en toevoeging van lid 1bis
Verwijzing naar Verordening (EG) nr. 45/2001[15] en precisering van de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001: toevoeging van de leden 5 en
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Ongewijzigd
In lid 4 worden de overgangsmaatregelen met betrekking tot de communautaire subsidie geschrapt
Ongewijzigd
Ongewijzigd
Lid 3 wordt geschrapt
Ongewijzigd (artikel 2 van het onderhavige voorstel bevat nieuwe bepalingen inzake intrekking)
Ongewijzigd (artikel 3 van het onderhavige voorstel bevat nieuwe bepalingen inzake de inwerkingtreding)
Bijlage I Bijlage I Ongewijzigd
Bijlage II Bijlage II Wijzigingen
Bijlage III Nieuw Essentiële eisen met betrekking tot pilotenvergunningen
Bijlage IV Nieuw Essentiële eisen met betrekking tot luchtvaartactiviteiten
Bijlage V Nieuw Criteria voor gekwalificeerde instanties
Inhoudsopgave
- Subsidiariteit en evenredigheid
- 2. UITDAGINGEN
- 3. ADVIES VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART EN RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN
- 4. EFFECTANALYSE
- 5. REGELGEVINGSVOORSTEL
- 5.1. Instrument en methode
- 5.2. Inhoud
- 5.2.1. Wijzigingen die zijn aangebracht aan het advies van het Agentschap
- 5.2.2. Uitbreiding van het toepassingsgebied van de verordening
- 5.2.3. Andere wijzigingen die aan de verordening zijn aangebracht
- Nieuwe nummering Oude nummering Aangebrachte wijzigingen
- 6 ter Nieuw Luchtvaartactiviteiten
- 9 bis Nieuw Gekwalificeerde instanties
- 11 bis Nieuw Invoering van bepalingen betreffende de bescherming van informatiebronnen
- 15 bis Nieuw Certificering van personeelsleden
- 15 ter Nieuw Certificering van commerciële luchtvaartexploitanten
- Wijziging van lid
- 28 bis Nieuw Oprichting van een dagelijks bestuur
- 28 ter Nieuw Samenstelling van het dagelijks bestuur
- 28quater Nieuw Besluitvormingsprocedures van het dagelijks bestuur
- 46 bis Nieuw Precisering van de inhoud en vorm van het jaarlijks werkprogramma
- 46 ter Nieuw Precisering van de inhoud en vorm van het algemeen jaarverslag
- Aanpassing aan het financieel reglement van het Agentschap: nieuwe formulering van lid
- 8. BEOORDELING
DE EUROPESE LANDEN WERKEN AL GERUIME TIJD SAMEN IN HET KADER VAN DE GEZAMENLIJKE LUCHTVAARTAUTORITEITEN OM GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART OP TE STELLEN. DOOR DE AARD VAN DEZE REGELS ZELF KUNNEN ZE IMMERS NIET STRIKT NATIONAAL ZIJN. AANGEZIEN DE TOEPASSING VAN DE REGELS ECHTER WORDT OVERGELATEN AAN DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN, ZIJN DE LIDSTATEN SNEL OVEREENGEKOMEN DAT EEN UNIFORM EN HOOG VEILIGHEIDSNIVEAU ALLEEN BEREIKBAAR IS DOOR MIDDEL VAN COMMUNAUTAIRE MAATREGELEN.
Daarom zijn de bevoegdheden van de lidstaten op het vlak van luchtwaardigheid en milieucompatibiliteit van luchtvaartproducten krachtens de Verordeningen (EEG) nr. 3922/91 en (EG) nr. 1592/2002 geleidelijk aan de Gemeenschap overgedragen. Er zijn ook gemeenschappelijke regels opgesteld inzake bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel (Richtlijn 91/670/EEG) en veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen (Richtlijn 2004/36/EG).
Door de goedkeuring van Richtlijn 91/670/EEG had de wetgever de Commissie reeds de opdracht gegeven om maatregelen in te dienen waarbij geharmoniseerde eisen worden opgesteld voor vergunningen en opleidingsprogramma's. Een jaar later werd in Verordening (EEG) nr. 2407/92[16] betreffende het verstrekken van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen een verordening van de Raad betreffende het bewijs luchtvaartexploitant aangekondigd. Door Verordening (EG) nr. 1592/2002 goed te keuren erkende de wetgever ook dat een optimaal en uniform veiligheidsniveau alleen kan worden bereikt door het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden tot vergunningen voor luchtvaartactiviteiten en vliegtuigbemanningen; hij wenste ook dat deze tekst van toepassing zou zijn op luchtvaartuigen uit derde landen.
Hieruit bleek duidelijk dat het toegestaan was communautaire actie te ondernemen om het vooropgestelde doel te verwezenlijken, namelijk de vaststelling en toepassing van gemeenschappelijke regels voor pilotenvergunningen, luchtvaartactiviteiten en luchtvaartuigen uit derde landen. De voorgestelde verordening gaat niet verder dan wat nodig is om dit doel te bereiken. Ze beantwoordt dus aan de bij artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
DE MAATREGELEN DIE IN DEZE VERORDENING EN IN DE UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN ZIJN VERVAT ZULLEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 5 1 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 worden beoordeeld.