Artikelen bij COM(2024)191 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)191 - .
document COM(2024)191
datum 26 april 2024


Artikel 1


De ondertekening van de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Unie en respectievelijk Andorra en San Marino wordt hierbij namens de Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst.

De tekst van de te ondertekenen overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2


1. De Europese Commissie vertegenwoordigt de Unie in het Associatiecomité, de Gemengde Comités, de Subcomités douanesamenwerking, de Subcomités voedselveiligheid en veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden, de Subcomités financiële diensten, het Subcomité statistiek, alsmede in andere subcomités en werkgroepen die zijn opgericht overeenkomstig artikel 76, lid 8, van de kaderovereenkomst.

2. Wanneer de Europese Commissie de Unie vertegenwoordigt in bij de overeenkomst opgerichte organen, stelt zij de Raad tijdig in kennis van de besprekingen en het resultaat van de vergaderingen en van de tijdens die vergaderingen vastgestelde handelingen. De Europese Commissie brengt waar passend ook het Europees Parlement op de hoogte.

Artikel 3


1. Wanneer de Europese Commissie bij de Raad een voorstel indient dat volgens haar binnen een gebied valt dat onder de overeenkomst valt, deelt zij mee dat de toekomstige rechtshandeling na de vaststelling ervan zal worden uitgebreid tot respectievelijk Andorra en San Marino.

2. De Europese Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie in de in artikel 76 van de kaderovereenkomst bedoelde Gemengde Comités een standpunt in te nemen met betrekking tot besluiten waarbij rechtshandelingen van de Unie eenvoudig worden uitgebreid tot respectievelijk Andorra en San Marino, onder voorbehoud van de nodige technische aanpassingen.

3. Voor andere dan de in lid 2 van dit artikel bedoelde besluiten van de Gemengde Comités worden de namens de Unie in te nemen standpunten vastgesteld volgens de procedure van artikel 218, lid 9, VWEU.

Artikel 4

4. Onverminderd artikel 3 wordt de Commissie gemachtigd om namens de Unie haar goedkeuring te hechten aan wijzigingen van de geassocieerde-staatprotocollen bij de overeenkomst die door de Gemengde Comités moeten worden aangenomen overeenkomstig artikel 108 van de kaderovereenkomst.

5. De Commissie legt de in lid 1 genoemde voorgestelde wijzigingen vóór de goedkeuring ervan voor aan de Raad.

De Commissie keurt die voorgestelde wijzigingen namens de Unie goed, tenzij een aantal lidstaten, dat overeenkomstig artikel 16, lid 4, VEU een blokkerende minderheid van de Raad vormt, daartegen binnen een maand nadat de Commissie ze bij de Raad heeft ingediend, bezwaar maakt. Indien een dergelijk bezwaar wordt gemaakt, verwerpt de Commissie de voorgestelde wijzigingen namens de Unie.

Artikel 5


De Europese Commissie zendt de ontwerpbeoordelingscriteria en -methoden die zij uit hoofde van artikel 10 van Kaderprotocol nr. 3 (betreffende financiële diensten) bij de overeenkomst van de Europese toezichthoudende autoriteiten heeft ontvangen, toe en stelt de Raad daarvan in kennis voordat zij worden vastgesteld.

Artikel 6


Alvorens een besluit vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Kaderprotocol nr. 3 (betreffende financiële diensten) stellen de toezichthoudende autoriteiten van de EU de Commissie daarvan in kennis, die de Raad daarvan in kennis stelt.


Artikel 7


Totdat een specifieke wetgevingshandeling tot regeling van de vaststelling van de in de punten a) tot en met c) van dit artikel genoemde maatregelen in de Unie in werking treedt, wordt elk besluit van de Unie om dergelijke maatregelen te nemen, door de Commissie genomen overeenkomstig de voorwaarden in de desbetreffende bepalingen van de overeenkomst:

(a) compenserende maatregelen voor de onjuiste toepassing van de overeenkomst, met het oog op het verhelpen van onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 90 van de kaderovereenkomst;

(b) vrijwaringsmaatregelen in geval van ernstige economische, maatschappelijke en milieuproblemen van regionale aard die door de toepassing van de overeenkomst worden veroorzaakt en waarschijnlijk zullen aanhouden, overeenkomstig artikel 97 van de kaderovereenkomst;

(c) vrijwaringsmaatregelen in geval van een terroristische aanslag, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp die de Unie treft, overeenkomstig artikel 98 van de kaderovereenkomst.

Artikel 8


1. Onder voorbehoud van sluiting op een later tijdstip en in afwachting van haar inwerkingtreding wordt de overeenkomst voorlopig toegepast door de drie overeenkomstsluitende partijen, overeenkomstig artikel 112, lid 2, van de kaderovereenkomst, vanaf de eerste dag na de maand waarin een overeenkomstsluitende partij haar akten van bekrachtiging, sluiting of goedkeuring bij het secretariaat-generaal van de Raad van de EU heeft neergelegd, tenzij een andere overeenkomstsluitende partij meedeelt dat een dergelijke voorlopige toepassing niet mag plaatsvinden.

2. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden voor voorlopige toepassing tussen alle drie overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig lid 1 van dit artikel en artikel 112, lid 2, van de kaderovereenkomst, wordt de overeenkomst tussen de Unie en een van de andere overeenkomstsluitende partijen toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin de EU of die overeenkomstsluitende partij haar akten van bekrachtiging, sluiting of goedkeuring bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Unie heeft neergelegd, tenzij een van deze twee overeenkomstsluitende partijen meedeelt dat een dergelijke voorlopige toepassing niet mag plaatsvinden.

Artikel 9


Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.