Artikelen bij COM(2024)147 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)147 - . |
---|---|
document | COM(2024)147 |
datum | 28 maart 2024 |
Verbetering van alle kwaliteitsborgingssystemen
1) Beveelt de lidstaten aan:
a) de verbeteringsdimensie van kwaliteitsborging te ontwikkelen om voortdurende verbetering te bevorderen en een hoog niveau van transnationaal vertrouwen en verantwoording binnen instellingen voor hoger onderwijs te handhaven;
b) ervoor te zorgen dat kwaliteitsborgingssystemen geschikt zijn om in te spelen op belangrijke maatschappelijke en economische ontwikkelingen die van invloed zijn op het hoger onderwijs. Hogeronderwijsstelsels kunnen deze aspecten op verschillende manieren aanpakken, bijvoorbeeld door instellingen voor hoger onderwijs aan te moedigen deze op te nemen in hun interne kwaliteitsborgingsprocedures, specifieke doelstellingen op te nemen in hun reguliere externe kwaliteitsborging of door middel van gerichte of thematische kwaliteitsbeoordelingen op systeemniveau. Een dergelijke benadering moet volledig in overeenstemming met de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs worden uitgevoerd en kan betrekking hebben op onderwerpen als:
i) de bevordering en bescherming van fundamentele academische waarden, zoals gedefinieerd in het Bolognaproces43;
ii) de relevantie van onderwijs- en leerresultaten voor de inzetbaarheid en persoonlijke ontwikkeling, bijvoorbeeld door voort te bouwen op informatie afkomstig van het volgen van afgestudeerden of op de nauwere samenwerking met de sociale partners, met inbegrip van het ontwerpen van leerplannen en het aanbieden van stagemogelijkheden44;
iii) de vraag of programma’s (die leiden tot een volledig diploma of microcredentials) de competenties (d.w.z. kennis, vaardigheden en attitudes) van studenten en personen die een leven lange leren op het gebied van belangrijke maatschappelijke en economische prioriteiten, zoals de groene en de digitale transitie, vergroten;
iv) relevante synergieën tussen onderwijs, met inbegrip van beroepsonderwijs en -opleiding, onderzoek, innovatie en dienstverlening aan de samenleving;
v) inclusief hoger onderwijs, zoals gedefinieerd in het Bolognaproces, ter bevordering van onder andere toegankelijkheid en gendergelijkheid, alsook studentgericht leren en welzijn;
vi) aantrekkelijke en duurzame academische loopbanen en arbeidsomstandigheden45;
vii) strategieën ter versterking van de internationale samenwerking;
c) de werklast, de bureaucratie en de kosten in verband met externe kwaliteitsborgingsprocessen voor instellingen voor hoger onderwijs te verminderen, op basis van een kosten-batenanalyse van kwaliteitsborgingsprocedures;
d) ervoor te zorgen dat besluiten over de accreditatie en registratie van instellingen en programma’s voor hoger onderwijs op transparante en objectieve wijze worden genomen, in overeenstemming met de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs, met betrokkenheid van adequate deskundige input en de deelname van de hogeronderwijsgemeenschap, met inbegrip van studenten en personeel, aan de bevordering van een kwaliteitscultuur;
e) toezicht te houden op de mate waarin kwaliteitsborgingsprocedures leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen, en de publicatie, in een gangbare taal, van kwaliteitsbeoordelingen (op institutioneel of programmaniveau) in DEQAR aan te moedigen om de transnationale transparantie van de kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren;
f) ervoor te zorgen dat institutionele interne kwaliteitsborgingssystemen alle onderwijsvoorzieningen van een instelling voor hoger onderwijs bestrijken. Voor onderwijsvoorzieningen die leiden tot microcredentials, kunnen de Europese benadering van microcredentials voor een leven lang leren en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en de beginselen van de Unie voor het ontwerp en de afgifte van microcredentials46 als referentie worden gebruikt;
g) instanties voor kwaliteitsborging te ondersteunen en aan te moedigen om activiteiten op het gebied van wederzijds leren te organiseren, zodat nationale instellingen voor hoger onderwijs en instanties voor kwaliteitsborging hun praktijken kunnen benchmarken met die van elders in de Europese onderwijsruimte. Dit kan worden gedaan door middel van benchlearning47, waarbij instellingen voor hoger onderwijs en kwaliteitsborgingsinstanties kunnen leren van andere toonaangevende instellingen voor hoger onderwijs, of door de analyse van het volgen van Europese afgestudeerden.
Ontwikkeling van een interinstitutionele benadering van kwaliteitsborging voor allianties van instellingen voor hoger onderwijs
2) Aanbevolen wordt dat de lidstaten een Europees kader ontwikkelen om alle soorten allianties van instellingen voor hoger onderwijs die betrokken zijn bij duurzame samenwerking op lange termijn, die verder gaat dan ad-hocsamenwerking of projectgebaseerde samenwerking, zoals allianties van Europese universiteiten, in staat te stellen een gezamenlijke externe evaluatie te ondergaan van hun gezamenlijke interne kwaliteitsborgingsregelingen die betrekking heeft op alle gezamenlijke maatregelen of ten minste hun eigen gezamenlijke onderwijsvoorzieningen, zoals gezamenlijke programma’s of gezamenlijke microcredentials. Deze werkzaamheden moeten de volgende maatregelen omvatten:
a) samenwerken met belanghebbenden op het gebied van kwaliteitsborging om dit interinstitutionele kwaliteitsborgingskader te ontwikkelen en te testen op basis van de bouwstenen in bijlage I bij deze aanbeveling en op basis van de resultaten van de door Erasmus+ gefinancierde EUniQ48- en IMINQA49-projecten;
b) in EQAR geregistreerde instanties voor kwaliteitsborging toestaan en aanmoedigen om een dergelijke externe evaluatie van de kwaliteitsborging uit te voeren, op basis van dit interinstitutionele kwaliteitsborgingskader;
c) erkenning van de resultaten van de kwaliteitsborgingsevaluatie op basis van een dergelijk interinstitutioneel kwaliteitsborgingskader in de nationale kwaliteitsborgingssystemen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle gezamenlijke onderwijsvoorzieningen die onder de alliantie vallen, worden beschouwd als kwaliteitsgeborgd en geaccrediteerd, zonder dat aan aanvullende kwaliteitsborgingsvereisten hoeft te worden voldaan.
Programma’s of gecombineerde benaderingen van externe kwaliteitsborging flexibeler maken
3) Beveelt de lidstaten aan:
a) de transnationale samenwerking en de flexibiliteit van de hogeronderwijsstelsels te bevorderen door:
i) instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen om een robuust intern kwaliteitsborgingsproces in te voeren of te verbeteren, en een sterke institutionele kwaliteitscultuur te ontwikkelen, waardoor de overgang naar een institutionele benadering van externe kwaliteitsborging mogelijk wordt;
ii) zodra de instellingen voor hoger onderwijs over een solide interne kwaliteitsborging beschikken, over te stappen naar een institutionele benadering van kwaliteitsborging, bijvoorbeeld door de verplichte accreditatie van programma’s door instanties voor kwaliteitsborging te beperken tot de initiële accreditatie voor nieuwe programma’s en door procedures voor zelfaccreditatie in te voeren als onderdeel van het interne kwaliteitsborgingsproces;
iii) een empirisch onderbouwde benadering van kwaliteitsborging te versterken, waarbij gebruik wordt gemaakt van een reeks gegevens, waaronder het volgen van afgestudeerden; en
iv) intercollegiaal leren en capaciteitsopbouw van instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen om hun kwaliteitscultuur te versterken in het overgangsproces naar een institutionele benadering van externe kwaliteitsborging;
b) het gebruik van de Europese benadering mogelijk te maken en aan te moedigen door:
i) op nationaal niveau toegevoegde kwaliteitsborgingscriteria of andere ongerechtvaardigde mogelijke administratieve of regelgevende belemmeringen weg te nemen;
ii) een gunstig klimaat te creëren dat begeleiding en ondersteuning biedt aan mensen die werkzaam zijn op het gebied van kwaliteitsborging;
iii) ervoor te zorgen dat het gebruik daarvan niet financieel nadelig is ten opzichte van procedures die op nationaal niveau worden uitgevoerd.
De basis leggen voor een Europees diploma
4) Beveelt de lidstaten aan:
a) in EQAR geregistreerde instanties voor kwaliteitsborging in staat te stellen om:
i) het label voor een Europees diploma50 toe te kennen aan programma’s voor een gezamenlijk diploma die voldoen aan de Europese criteria van bijlage II, wanneer een programma of een gecombineerde benadering van externe kwaliteitsborging vereist is;
ii) instellingen voor hoger onderwijs die onderworpen zijn aan externe kwaliteitsborging op institutioneel niveau, de mogelijkheid te bieden het label voor een Europees diploma toe te kennen aan programma’s voor een gezamenlijk diploma op basis van interne kwaliteitsborging en naleving van de Europese criteria;
iii) allianties van instellingen voor hoger onderwijs die onderworpen zijn aan externe kwaliteitsborging op interinstitutioneel niveau, de mogelijkheid te bieden het label voor een Europees diploma toe te kennen aan hun programma’s voor een gezamenlijk diploma op basis van een interinstitutionele evaluatie die wordt uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van bijlage I en de naleving van de Europese criteria;
b) samen te werken met EQAR om manieren te vinden om de regelmatige evaluatie op grond van de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs van de werkzaamheden van nationale kwaliteitsborgingsinstanties aan te vullen door ervoor te zorgen dat gezamenlijke programma’s voldoen aan de Europese criteria, en om een register op te zetten van programma’s die aan de Europese criteria voldoen en die in aanmerking komen voor de toekenning van een Europees diploma.
Uitvoering van automatische erkenning
5) Beveelt de lidstaten aan:
a) de evaluatie van de uitvoering van automatische erkenning51 aan te moedigen en te ondersteunen door middel van interne en externe kwaliteitsborgingsprocessen van instellingen voor hoger onderwijs;
b) in nauwe samenwerking met instellingen voor hoger onderwijs en andere betrokken belanghebbenden duidelijke richtsnoeren te verstrekken aan instellingen voor hoger onderwijs over hoe een onderscheid kan worden gemaakt tussen automatische erkenning van een kwalificatie voor toegang en het recht van instellingen voor hoger onderwijs om besluiten te nemen over de toelating tot een specifiek programma. Deze richtsnoeren moeten regelmatig worden herzien, voortbouwend op de resultaten van de evaluaties van het Erasmus+-team voor de versnelling van erkenning52 voor de uitvoering van automatische erkenning;
c) instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen bij het hanteren van een benadering op basis van de leerresultaten met betrekking tot toelatingsprocedures, waarbij de nadruk ligt op competenties die verband houden met het kwalificatieniveau, in plaats van op de specifieke inhoud van het curriculum;
d) samen te werken met instellingen voor hoger onderwijs en nationale erkenningsinstanties om erkenningsbesluiten te monitoren en de gegevensverzameling en empirisch onderbouwde benaderingen op institutioneel, nationaal en Europees niveau te verbeteren;
e) instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen bij de afgifte van alle diploma’s en microcredentials in een formaat dat compatibel is met de Europese normen voor digitale credentials voor leerprestaties53, met inbegrip van het Europees leermodel54, als belangrijke factor voor automatische erkenning, door middel van ingebouwde controles van de digitale credentials voor leerprestaties van authenticiteit en het bewijs van kwaliteitsborging en accreditatie;
f) de capaciteitsopbouw en netwerkvorming van personeel in ENIC-NARIC55-centra en instellingen voor hoger onderwijs aan te moedigen en te ondersteunen door middel van opleiding en digitale instrumenten, onder meer op het gebied van kunstmatige intelligentie, en te zorgen voor nauwe samenwerking met autoriteiten voor erkenning en kwaliteitsborging;
g) nauwe samenwerking tussen personeel dat werkzaam is op het gebied van erkenning en kwaliteitsborging, in samenwerking met het ENIC-NARIC-netwerk en de Europese Vereniging voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (ENQA) te ondersteunen.
6) Aanbevolen wordt dat de lidstaten deze aanbevelingen zo spoedig mogelijk opvolgen om een soepel traject richting een Europees diploma mogelijk te maken. Zij worden verzocht om in het kader van de werkstructuren van het kader voor de Europese onderwijsruimte56 de Commissie regelmatig in kennis te stellen van de maatregelen die op het passende niveau zijn genomen ter ondersteuning van de doelstellingen van deze aanbeveling, als essentiële stappen richting de verwezenlijking en verdere ontwikkeling van de Europese onderwijsruimte.