Artikelen bij COM(2024)145 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)145 - . |
---|---|
document | COM(2024)145 |
datum | 27 maart 2024 |
Transnationale samenwerking
1. Aanbevolen wordt dat de lidstaten de betrokkenheid bij diepgaandere transnationale samenwerking bevorderen, erkennen en waarderen, met name door:
a) het aanmoedigen en ondersteunen van de betrokkenheid van academisch personeel en ingehuurde zelfstandige professionals bij diepgaandere transnationale samenwerkingsactiviteiten, zoals programma’s voor een gezamenlijk diploma of een gezamenlijk aanbod van onderwijs en opleiding die leiden tot microcredentials57, op alle niveaus en in alle disciplines, door dergelijke activiteiten te waarderen. Bijvoorbeeld door:
i) rekening te houden met de integratie van doelstellingen in verband met transnationale samenwerking op onderwijsgebied in loopbaantrajecten en in het personeelsbeleid op nationaal en institutioneel niveau;
ii) bij de beoordeling van de academische loopbaan van academisch personeel rekening te houden met de ontwikkeling van gezamenlijke transnationale onderwijsactiviteiten;
iii) rekening te houden met werkzaamheden in verband met transnationale samenwerking in de totale arbeidstijd van academisch personeel;
b) in overleg met de hogeronderwijssector te streven naar de ontwikkeling van loopbaanperspectieven voor de lange termijn en maatregelen voor talentbeheer, gericht op academisch personeel en ingehuurde zelfstandige professionals die betrokken zijn bij de coördinatie en het beheer van allianties van hogeronderwijsinstellingen, zoals allianties van Europese universiteiten;
c) de ontwikkeling en bevordering van nieuwe mogelijkheden voor Europese en internationale mobiliteit aan te moedigen door ook alternatieve vormen aan te bieden aan degenen die niet kunnen reizen, voor academisch personeel en ingehuurde zelfstandige professionals, onder meer door gebruik te maken van bestaande instrumenten voor loopbaanbeheer en arbeidsmobiliteit, zoals het Europass-platform58 en de mobiliteitsadviseurs van het Europees samenwerkingsnetwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening (Eures)59;
d) instellingen voor hoger onderwijs te ondersteunen om ervoor te zorgen dat zij voldoende personele middelen kunnen inzetten voor transnationale samenwerking;
e) de mogelijkheid voor academisch personeel en ingehuurde zelfstandige professionals om een leven lang te leren, aan te moedigen, onder meer door een sabbatsverlof te nemen om de vaardigheden die nodig zijn voor transnationale onderwijsactiviteiten, te verbeteren.
Instellingen voor hoger onderwijs
2. Aanbevolen wordt dat de lidstaten diverse academische rollen, waaronder innovatief en doeltreffend onderwijs, bevorderen, erkennen en waarderen, en met name door:
a) in dialoog te treden met de hogeronderwijssector, met als doel:
i) ervoor te zorgen dat in het personeelsbeleid in het hoger onderwijs de uiteenlopende rollen van academisch personeel worden erkend en gelijk worden beloond, zoals onderwijs, onderzoek, ondernemerschap en innovatie, kennisvalorisatie, transnationale samenwerking, interactie met het bedrijfsleven en de gemeenschap, regionale en lokale ontwikkeling, mentorschap, administratie en management, deelname aan institutioneel bestuur;
ii) nieuwe en bestaande benaderingen te bevorderen die uiteenlopende academische loopbaantrajecten waarderen, erkennen en belonen, zodat academisch personeel tijdens hun loopbaan kan wisselen van rol, zoals bedoeld in punt 2, a), i); in verschillende openbare en particuliere sectoren; en in verschillende landen, waarbij op transparante wijze rekening wordt gehouden met loopbaanonderbrekingen60;
iii) praktijken in het hoger onderwijs te ontwikkelen om de verbetering van het onderwijs en de ontwikkeling van het personeel te waarderen, en te bevorderen dat bij de beoordeling en bevordering van het personeel onderwijs- en onderzoekstaken gelijk worden gewaardeerd;
iv) het institutioneel leiderschap in instellingen voor hoger onderwijs aan te moedigen om meer de nadruk te leggen op leren en onderwijs en deze nadruk te handhaven, door evenveel aandacht te besteden aan onderwijs als aan onderzoek, en door degenen te waarderen die zich actief inzetten voor excellentie op het gebied van onderwijs en leren in instellingen voor hoger onderwijs;
b) praktijken in het hoger onderwijs te ontwikkelen, in samenwerking met de hogeronderwijssector, om te investeren in de voortdurende ontwikkeling van vaardigheden door:
i) passende scholing en ondersteuning te bieden aan academisch personeel dat onderwijsactiviteiten uitvoert, met inbegrip van personeel in de vroege fase van hun loopbaan en docenten die deeltijds werken;
ii) verbetering van het onderwijs te ondersteunen, door onderzoek naar onderwijs en experimenten met nieuwe pedagogische methoden te bekrachtigen, en door innovatieve onderwijs- en leercentra op te zetten in alle instellingen voor hoger onderwijs om academisch personeel bij te staan bij hun onderwijstaken;
iii) permanente professionele ontwikkeling te bieden aan academisch personeel op het gebied van innovatieve benaderingen van leren en onderwijs, onder meer door middel van microcredentials, ter verbetering van digitale en innovatieve onderwijsbenaderingen, met inbegrip van het stimuleren van het veilige en transparante gebruik van artificiële intelligentie, het integreren van leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling in hun programma’s61, inclusieve leerbenaderingen voor diverse groepen lerenden en de integratie van transnationale samenwerking in onderwijs- en opleidingsprogramma’s: kennis met de rest van de wereld te delen door middel van onlinecursussen op basis van de beginselen van open onderwijs62;
c) na te denken over de integratie van indicatoren die de mate van innovatie en kwaliteit in onderwijs en leren beoordelen in bestaande kwaliteitsborgingsprocessen.
3. Aanbevolen wordt dat de lidstaten de eerbiediging van collectieve overeenkomsten, een doeltreffende sociale dialoog en de autonomie van de sociale partners aanmoedigen, en om ondersteunende maatregelen te treffen zodat werkgevers aantrekkelijke, inclusieve en concurrerende arbeidsvoorwaarden aanbieden, waarbij academisch personeel wordt gewaardeerd, aangemoedigd en ondersteund. Dergelijke ondersteunende maatregelen kunnen het volgende omvatten:
a) verbetering van de wervingspraktijken en arbeidsomstandigheden van academisch personeel en ingehuurde zelfstandige professionals, alsook van de bijbehorende financieringsmechanismen, om deze voorwaarden transparanter, voorspelbaarder, toegankelijker en stabieler te maken, met name voor personeel in de beginfase van hun loopbaan;
b) zorgen voor passende beloning waarbij er geen loonverschillen bestaan tussen mannen en vrouwen, voor evenwicht tussen werk en privéleven, en voor flexibele arbeidsvoorwaarden aan academisch personeel en ingehuurde zelfstandige professionals die bijdragen aan het combineren van privéleven, gezin, zorg, gezondheid, veiligheid en algemeen welzijn, zonder dat dit afbreuk doet aan de loopbaan;
c) toegang bieden tot adequate sociale bescherming, ongeacht de vorm van de arbeidsovereenkomst en onverminderd het recht van de lidstaten om de basisbeginselen van hun socialezekerheidsstelsels te bepalen. Dergelijke maatregelen zouden betrekking kunnen hebben op de volgende onderdelen van sociale bescherming, voor zover de lidstaten daarin voorzien: uitkeringen bij werkloosheid; zorgverstrekkingen en uitkeringen bij ziekte; moederschapsverlof; vaderschapsverlof en ouderschapsverlof, en daarmee samenhangende uitkeringen; uitkeringen bij invaliditeit; ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen; prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;
d) toegang bieden tot actuele, uitgebreide, gebruiksvriendelijke en duidelijk begrijpelijke informatie over hun rechten en plichten op het gebied van sociale bescherming, en waarborgen dat rechten (ongeacht of die zijn verworven via verplichte of vrijwillige regelingen) gedurende het gehele beroepsleven of gedurende een bepaalde referentieperiode kunnen worden behouden, opgebouwd en/of overgedragen tussen alle soorten rechtsposities (in loondienst en als zelfstandige), over geografische grenzen heen en tussen sectoren, en tussen verschillende regelingen binnen een bepaald onderdeel van sociale bescherming;
e) ervoor zorgen dat academisch personeel in alle fasen van hun loopbaan, ongeacht het soort arbeidsovereenkomst, zich kan bezighouden met onderwijs, leren en onderzoek, zonder inmenging of vrees voor vergelding, door:
i) bij te dragen tot de doeltreffendheid van monitoringmechanismen ter bevordering en verdediging van de academische vrijheid;
ii) kaders vast te stellen om individuele academische personeelsleden te beschermen tegen ongepaste externe inmenging en bedreigingen;
iii) bij te dragen tot transparantie in financierings- of samenwerkingsovereenkomsten door doeltreffend risicobeheer toe te passen;
f) zorgen voor gendergelijkheid, genderevenwicht, gelijke kansen en inclusiviteit voor onderzoekers met alle achtergronden, onder meer door in het hoger onderwijs goede praktijken op het gebied van gendergelijkheid, inclusiviteit en diversiteit te ontwikkelen en uit te wisselen, en instellingen voor hoger onderwijs aan te moedigen bestaande instrumenten te gebruiken of nieuwe te ontwikkelen, zoals diversiteitshandvesten63, gedragscodes, richtsnoeren of handboeken;
g) waarborgen van de doeltreffendheid van maatregelen die gericht zijn op het creëren van een inclusieve werkomgeving door:
i) vrouwelijk academisch personeel te ondersteunen bij het behalen van een hoog niveau van academische anciënniteit en het vervullen van leidinggevende functies;
ii) de invoering van gendergelijkheidsplannen en bredere diversiteits- en inclusieplannen te bevorderen bij instellingen voor hoger onderwijs en in loopbaanbevorderingsprocessen;
iii) bij te dragen tot meer ondersteunende en op vertrouwen gebaseerde beoordelingspraktijken, waarbij prioriteit wordt gegeven aan intrinsieke motivatie, open feedback en samenwerking, onder meer door een fundament voor empirisch onderbouwde beleidsvorming op het gebied van inclusie en diversiteit te ontwikkelen.
4. Aanbevolen wordt dat de lidstaten zich inzetten voor meer empirisch onderbouwde beleidsvorming die gericht is op het creëren van concurrerende, veilige, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden in de academische wereld op basis van beschikbare organisatorische, nationale en Europese gegevens over loopbaan- en personeelsbeleid in het hoger onderwijs.
5. Aanbevolen wordt dat de lidstaten deze aanbeveling zo spoedig mogelijk opvolgen om de volledige uitvoering van de prioriteiten van de conclusies van de Raad over een Europese strategie om met het oog op de toekomst van Europa de positie van instellingen voor hoger onderwijs te versterken64. Zij worden verzocht de Commissie, in het kader van de werkstructuren van het kader voor de Europese onderwijsruimte, regelmatig te informeren over de overeenkomstige maatregelen die op het passende niveau moeten worden genomen ter ondersteuning van de doelstellingen van deze aanbeveling, als essentiële stappen voor de verwezenlijking en verdere ontwikkeling van de Europese onderwijsruimte.