Artikelen bij COM(2023)637 - Geharmoniseerde voorschriften voor de interne markt betreffende de transparantie van namens derde landen uitgevoerde belangvertegenwoordigingsactiviteiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp en doel

Bij deze richtlijn worden geharmoniseerde vereisten voor namens entiteiten uit derde landen uitgevoerde economische belangenvertegenwoordigingsactiviteiten vastgesteld teneinde de werking van de interne markt te verbeteren door in de hele Unie een gemeenschappelijk niveau van transparantie tot stand te brengen.

Het doel van de richtlijn is deze transparantie tot stand te brengen zonder een sfeer van wantrouwen te creëren die natuurlijke personen of rechtspersonen uit lidstaten of derde landen ervan kan weerhouden samen te werken met of financiële steun te verlenen aan entiteiten die belangen vertegenwoordigen namens een entiteit uit een derde land.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1) “belangenvertegenwoordigingsactiviteit”: een activiteit die wordt verricht met als doel invloed uit te oefenen op de ontwikkeling, formulering of uitvoering van beleid of wetgeving of op openbare besluitvormingsprocessen in de Unie, en die met name kan worden uitgevoerd door het organiseren van of deelnemen aan vergaderingen, conferenties of evenementen, het leveren van een bijdrage of deelnemen aan raadplegingen of parlementaire hoorzittingen, het organiseren van communicatie- of reclamecampagnes, het organiseren van netwerken en grassrootsinitiatieven, het opstellen van beleids- en standpuntnota’s, wetgevingsamendementen, opiniepeilingen, enquêtes of open brieven, of activiteiten in het kader van onderzoek en onderwijs, voor zover deze specifiek met dat doel worden uitgevoerd;

(2) “belangenvertegenwoordigingsdienst”: een belangenvertegenwoordigingsactiviteit die gewoonlijk tegen vergoeding wordt uitgevoerd, als bedoeld in artikel 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

(3) “aanbieder van belangenvertegenwoordigingsdiensten”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een belangenvertegenwoordigingsdienst aanbiedt;

(4) “entiteit uit een derde land”:

(a) de centrale overheid van een derde land, alsook de overheidsinstanties op alle overige niveaus van een derde land, behalve wanneer het leden van de Europese Economische Ruimte betreft;

(b) een publieke of private entiteit waarvan het doen en laten aan een in punt a) bedoelde entiteit kan worden toegerekend, rekening houdend met alle relevante omstandigheden;

(5) “nevenactiviteit”: een activiteit waarmee het aanbieden van een belangenvertegenwoordigingsactiviteit wordt ondersteund zonder dat de inhoud van de belangenvertegenwoordigingsactiviteit er rechtstreeks door wordt beïnvloed;

(6) “jaarlijks bedrag”:

(a) de totale jaarlijkse vergoeding die van een entiteit uit een derde land wordt ontvangen als tegenprestatie voor het verlenen van een belangenvertegenwoordigingsdienst, uitgedrukt als een raming van de waarde van de dienst ingeval het een niet-geldelijke vergoeding betreft; of

(b) de raming van de jaarlijkse kosten voor de uitgevoerde belangenvertegenwoordigingsactiviteit, ingeval geen vergoeding wordt ontvangen;

de belangenvertegenwoordigingsactiviteit in haar geheel in aanmerking nemend, met inbegrip van kosten voor onderaannemers en nevenactiviteiten ingeval de activiteit door een dienstverlener wordt uitgevoerd op basis van contractuele regelingen;

(7) “onderaannemer”: een aanbieder van belangenvertegenwoordigingsdiensten met wie een hoofdaannemer, of een van diens onderaannemers, een overeenkomst sluit op grond waarvan de onderaannemer de uitvoering overneemt van alle of sommige delen van een belangenvertegenwoordigingsactiviteit die de hoofdaannemer heeft toegezegd uit te voeren;

(8) “geregistreerde entiteit”: entiteit die overeenkomstig artikel 10 is geregistreerd in een in artikel 9 bedoeld nationaal register;

(9) “voor het nationale register verantwoordelijke autoriteit”: de overheidsinstantie of het overheidsorgaan die/dat verantwoordelijk is voor het bijhouden van een in artikel 9 bedoeld nationaal register en voor het verwerken van overeenkomstig deze richtlijn ingediende registraties;

(10) “toezichthoudende autoriteit”: de onafhankelijke overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving en handhaving van de in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen;

(11) “overheidsfunctionaris”:

(a) een ambtenaar van de Unie of een ambtenaar van een lidstaat;

(b) ieder ander die als daartoe aangewezen persoon een openbare functie uitoefent in een lidstaat;

(12) “ambtenaar van de Unie”: eenieder die

(a) als ambtenaar of als ander personeelslid is aangesteld in de zin van het Statuut van de ambtenaren en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad17;

(b) door een lidstaat of door een overheids- of particuliere instelling ter beschikking van de Unie is gesteld om functies uit te oefenen die overeenstemmen met de functies die worden uitgeoefend door ambtenaren van de Unie of andere personeelsleden van de Unie;

De leden van een instelling, orgaan of instantie van de Unie en het personeel daarvan worden gelijkgesteld aan ambtenaren van de Unie, voor zover het Statuut niet op hen van toepassing is.

(13) “ambtenaar van een lidstaat”: eenieder die op nationaal, regionaal of lokaal niveau een uitvoerend, bestuurlijk of rechterlijk ambt bekleedt, hetzij door benoeming of door verkiezing, hetzij permanent of tijdelijk, hetzij betaald of onbetaald, ongeacht zijn of haar anciënniteit, en eenieder die op nationaal, regionaal of lokaal niveau een wetgevend ambt bekleedt.

Artikel 3
Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op entiteiten die ongeacht hun plaats van vestiging de volgende activiteiten uitvoeren:

(a) een belangenvertegenwoordigingsdienst die wordt verleend aan een entiteit uit een derde land;

(b) een belangenvertegenwoordigingsactiviteit die wordt uitgevoerd door een in artikel 2, punt 4b), bedoelde entiteit uit een derde land en die verband houdt met of in de plaats komt van activiteiten van economische aard en derhalve vergelijkbaar is met een belangenvertegenwoordigingsdienst als bedoeld in punt a) van dit lid.

2. Onverminderd lid 1 is deze richtlijn niet van toepassing op de volgende activiteiten:

(a) activiteiten die rechtstreeks worden uitgevoerd door een in artikel 2, punt 4a), bedoelde entiteit uit een derde land en die verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag, met inbegrip van activiteiten in het kader van diplomatieke of consulaire betrekkingen tussen staten of internationale organisaties;

(b) het verstrekken van juridisch en ander professioneel advies in de volgende gevallen:

i) verstrekking van advies aan een entiteit uit een derde land, om ervoor te zorgen dat haar activiteiten voldoen aan de bestaande wettelijke vereisten;

ii) vertegenwoordiging van entiteiten uit derde landen in het kader van een verzoenings- of bemiddelingsprocedure, om te voorkomen dat een rechterlijke of administratieve instantie het geschil voorgelegd krijgt of uitspraak over het geschil moet doen;

iii) vertegenwoordiging van entiteiten uit derde landen in gerechtelijke procedures;

(c) nevenactiviteiten.

Artikel 4
Mate van harmonisatie

De lidstaten mogen met betrekking tot belangenvertegenwoordigingsactiviteiten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, geen bepalingen behouden of invoeren die afwijken van deze richtlijn, met inbegrip van bepalingen die strikter of minder strikt zijn teneinde een ander niveau van transparantie van deze activiteiten te waarborgen.

HOOFDSTUK II – TRANSPARANTIE EN REGISTRATIE

Artikel 5
Identificatie van de afnemer van de dienst

De lidstaten zorgen ervoor dat aanbieders van belangenvertegenwoordigingsdiensten de entiteit in naam waarvan de dienst wordt verleend, kunnen verplichten te verklaren of ze een entiteit uit een derde land is.

Artikel 6
Onderaanneming

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten in hun contractuele regelingen met onderaannemers opnemen dat de belangenvertegenwoordigingsactiviteit binnen het toepassingsgebied van artikel 3, lid 1, valt, en dat die informatie moet worden doorgegeven aan eventuele verdere onderaannemers. Onderaannemers die aldus in kennis zijn gesteld, hoeven voor de belangenvertegenwoordigingsactiviteiten die worden uitgevoerd in het kader van een overeenkomst met die informatie, niet te voldoen aan de vereisten van de artikelen 7, 8, 10 en 11.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat onderaannemers die de belangenvertegenwoordigingsdienst verder uitbesteden, aan de hoofdaannemer of, in voorkomend geval, aan de onderaannemer van wie zij de overeenkomst voor de uitvoering van de belangenvertegenwoordigingsactiviteit hebben gekregen, melden dat de belangenvertegenwoordigingsactiviteit verder is uitbesteed, en ervoor zorgen dat in de contractuele regelingen wordt opgenomen dat de belangenvertegenwoordigingsactiviteit binnen het toepassingsgebied van artikel 3, lid 1, valt.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de onderaannemer aan de hoofdaannemer of, in voorkomend geval, de onderaannemer de informatie verstrekt die nodig is om aan de vereisten van artikel 10 te voldoen.

Artikel 7
Bijhouden van een administratie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten voor elke belangenvertegenwoordigingsactiviteit die binnen het toepassingsgebied van dat artikel valt, een administratie bijhouden met:

(a) de identiteit of de naam van de entiteit uit het derde land in naam waarvan de activiteit wordt uitgevoerd, alsook de naam van het derde land waarvan de belangen worden vertegenwoordigd;

(b) een beschrijving van het doel van de belangenvertegenwoordigingsactiviteit;

(c) contracten en belangrijke uitwisselingen met de entiteit uit het derde land die van essentieel belang zijn om inzicht te krijgen in de aard en het doel van de belangenvertegenwoordigingsactiviteit, met inbegrip van, in voorkomend geval, de administratie in verband met de middelen en de omvang van een eventuele vergoeding;

(d) informatie- of ander materiaal dat een belangrijke component van de belangenvertegenwoordigingsactiviteit vormt.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten de in lid 1 bedoelde administratie na beëindiging van de betrokken belangenvertegenwoordigingsactiviteit vier jaar bewaren.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten jaarlijks de volgende documenten opstellen:

(a) een lijst van alle entiteiten uit derde landen in naam waarvan zij in het vorige boekjaar belangenvertegenwoordigingsactiviteiten hebben uitgevoerd;

(b) een lijst met het jaarlijkse totaalbedrag dat in het vorige boekjaar is ontvangen voor de activiteiten die binnen het toepassingsgebied van artikel 3, lid 1, vallen, uitgesplitst naar derde land.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten de administratie over de in lid 3 bedoelde informatie vier jaar bewaren.

Artikel 8
Wettelijke vertegenwoordiger

1. De lidstaten verplichten de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten die niet in de Unie zijn gevestigd, om schriftelijk een natuurlijke persoon of rechtspersoon als hun wettelijke vertegenwoordiger aan te wijzen in een van de lidstaten waar deze entiteiten belangenvertegenwoordigingsactiviteiten uitvoeren.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke vertegenwoordiger verantwoordelijk is voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de geregistreerde entiteit uit hoofde van deze richtlijn en dat alle in artikel 15 bedoelde mededelingen van de bevoegde nationale autoriteiten aan de betrokken entiteit aan hem worden gericht. Mededelingen aan die wettelijke vertegenwoordiger worden geacht mededelingen aan de geregistreerde entiteit te zijn.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke vertegenwoordiger aansprakelijk kan worden gesteld voor niet-naleving van verplichtingen van deze richtlijn door de entiteit die hij vertegenwoordigt, onverminderd eventuele aansprakelijkheidsvorderingen en vorderingen in rechte tegen die entiteit. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten hun wettelijke vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en voldoende middelen verlenen om een efficiënte en tijdige samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, alsook de naleving van de besluiten van die autoriteiten te waarborgen.

Artikel 9
Nationale registers

1. Teneinde de transparantie van belangenvertegenwoordigingsactiviteiten die door in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten worden uitgevoerd, te waarborgen, zet elke lidstaat een of meer nationale registers op en houdt hij deze bij. De lidstaten kunnen gebruikmaken van bestaande nationale registers mits deze voldoen aan de vereisten die zijn vastgesteld in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel en in de artikelen 10, 11 en 12.

2. De nationale registers worden bijgehouden door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de nationale registers. Deze autoriteiten treden met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens op als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde nationale registers zodanig worden opgezet en bijgehouden dat een neutrale, feitelijke en objectieve presentatie van de daarin vervatte informatie gewaarborgd is.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de voor de nationale registers verantwoordelijke autoriteiten logbestanden bijhouden van de verwerking van persoonsgegevens in het nationale register. Deze logbestanden worden na een jaar gewist en mogen alleen worden gebruikt voor het toezicht op de rechtmatigheid van de toegang tot persoonsgegevens en voor het waarborgen van de integriteit en de beveiliging van die gegevens.

Artikel 10
Registratie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten die op hun grondgebied zijn gevestigd, zich uiterlijk bij aanvang van de belangenvertegenwoordigingsactiviteiten in een nationaal register registreren.

Lidstaten met meerdere nationale registers zorgen ervoor dat het toepassingsgebied van elk nationaal register duidelijk is omschreven, dat die registers alle entiteiten bestrijken die zich overeenkomstig de eerste alinea van dit artikel moeten registreren en dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten informatie kunnen verkrijgen waaruit blijkt in welke nationaal register zij zich moeten registreren.

2. In artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten die in meer dan één lidstaat zijn gevestigd, registreren zich in de lidstaat waar ze hun hoofdvestiging hebben.

3. In artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten die niet in de Unie zijn gevestigd, registreren zich in de lidstaat waar hun overeenkomstig artikel 8 aangewezen wettelijke vertegenwoordiger is gevestigd of waar deze vertegenwoordiger, als hij geen plaats van vestiging heeft, woont of gewoonlijk verblijft.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de entiteiten voor registratiedoeleinden alleen de in bijlage I vermelde informatie hoeven te verstrekken.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de entiteiten, voordat zij de informatie overeenkomstig lid 4 verstrekken, ervan in kennis worden gesteld dat de informatie overeenkomstig artikel 12 zal worden bekendgemaakt en dat zij overeenkomstig artikel 12, lid 3, een verzoek kunnen indienen om de informatie niet bekend te maken.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat geregistreerde entiteiten de volgende informatie verstrekken:

(a) binnen een redelijke termijn: wijzigingen of aanvullingen van de overeenkomstig bijlage I, deel 1, punten a), b), f),i) en f),ii), verstrekte gegevens;

(b) jaarlijks: wijzigingen of aanvullingen van de overeenkomstig lid 4 verstrekte gegevens die niet onder punt a) vallen.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat geregistreerde entiteiten die niet langer kunnen worden aangemerkt als in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten, dat feit kunnen melden aan de autoriteit die verantwoordelijk is voor het betrokken nationale register waarin zij zijn geregistreerd, en kunnen verzoeken om schrapping uit dat register. Wanneer een in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteit op grond van lid 2 of lid 3 verplicht is zich te registreren in een ander nationaal register dan dat waarin ze is geregistreerd, stelt zij de autoriteit die verantwoordelijk is voor het betrokken nationale register daarvan in kennis en verzoekt zij om schrapping uit dat register.

Die autoriteit verwerkt het verzoek binnen vijf werkdagen en schrapt de geregistreerde entiteit uit het nationale register indien zij van oordeel is dat de entiteit niet langer kan worden aangemerkt als een in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteit of, in voorkomend geval, niet langer geregistreerd mag zijn in het register waarvoor zij verantwoordelijk is. In de lidstaat van registratie kan administratief beroep en beroep in rechte worden ingesteld tegen het besluit van de instantie die verantwoordelijk is voor het betrokken nationale register.

8. De lidstaten zorgen ervoor dat de registratie, de bijwerkingen, de verzoeken om schrapping uit het register en de verzoeken uit hoofde van artikel 12, lid 3, elektronisch kunnen worden afgehandeld en gratis zijn.

9. Wanneer dat nodig is om ervoor te zorgen dat de voor registratiedoeleinden verstrekte informatie bruikbaar blijft voor de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de nationale registers, zodat zij aan de hand van die informatie correct en precies kunnen bepalen namens welke derde landen belangen worden vertegenwoordigd en welk bedrag aan die activiteiten wordt besteed, heeft de Commissie de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in bijlage I opgenomen lijst van voor registratiedoeleinden te verstrekken informatie te wijzigen in het licht van de ontwikkelingen op de markt voor belangenvertegenwoordigingsdiensten, de adviezen, aanbevelingen en verslagen van de krachtens artikel 19 opgerichte adviesgroep, of, indien beschikbaar, relevante internationale en Europese normen en praktijken. De in bijlage I opgenomen velden met persoonsgegevens worden alleen gewijzigd wanneer dat nodig is om de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten en belangenvertegenwoordigingsactiviteiten naar behoren te identificeren.

Artikel 11
Registratieprocedure

1. De lidstaten zien erop toe dat de voor het nationale register verantwoordelijke autoriteit ervoor zorgt dat voor elke op grond van artikel 10, lid 4, ingediende registratie alle in bijlage I opgenomen gegevenselementen zijn verstrekt en dat deze geen kennelijke fouten bevatten.

De verantwoordelijke autoriteit neemt binnen vijf werkdagen na de indiening van de registratie een overeenkomstige inschrijving op in haar nationale register, tenzij er een verzoek is ingediend overeenkomstig lid 2.

2. Wanneer de voor registratiedoeleinden verstrekte informatie onvolledig is of kennelijke fouten bevat, vraagt de voor het nationale register verantwoordelijke autoriteit de entiteit om de ingediende informatie aan te vullen of te corrigeren. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van een antwoord van de betrokken entiteit neemt de voor het nationale register verantwoordelijke autoriteit een overeenkomstige inschrijving op in haar nationale register of weigert zij dit en deelt zij de betrokken entiteit mee waarom de ingediende informatie nog steeds onvolledig of kennelijk onjuist is.

3. Wanneer een inschrijving in het nationale register is opgenomen, ontvangt de geregistreerde entiteit van de voor het nationale register verantwoordelijke autoriteit onmiddellijk en uiterlijk binnen vijf werkdagen een bevestiging van de registratie en krijgt zij een uniek EIRN en een digitale kopie van de in het nationale register opgenomen informatie. Het format van het EIRN is vastgesteld in bijlage II.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de autoriteit die verantwoordelijk is voor het nationale register van de lidstaat van registratie elke nieuwe registratie onmiddellijk en uiterlijk binnen vijf werkdagen na opname van de inschrijving in het nationale register ter kennis brengt van de overeenkomstig artikel 15, lid 1, aangewezen nationale autoriteiten van de lidstaten die overeenkomstig bijlage I, deel 2, punt e), in de registratie zijn vermeld. Een dergelijke kennisgeving vindt ook plaats wanneer een geregistreerde entiteit op grond van artikel 10, lid 6, een wijziging of aanvulling van de in bijlage I, deel 2, punt e), bedoelde informatie indient. De kennisgeving bevat de naam van de geregistreerde entiteit, haar EIRN en een link naar de nationale registers waar ze is geregistreerd.

5. De lidstaten bepalen dat de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het bijhouden van de nationale registers in de lidstaat die de in lid 4 bedoelde kennisgeving ontvangt, de in die kennisgeving opgenomen informatie onmiddellijk en uiterlijk binnen vijf werkdagen in het desbetreffende register opnemen. De informatie over de geregistreerde entiteit wordt niet bekendgemaakt indien op die informatie, in het kader van het betrokken nationale register van de lidstaat van registratie, een afwijking ten aanzien van bekendmaking van toepassing is overeenkomstig artikel 12, lid 3.

6. Geregistreerde entiteiten worden ten aanzien van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van artikel 3, lid 1, vallen, in geen enkele andere lidstaat aan verdere registratievereisten onderworpen.

7. Tegen in de leden 1 tot en met 5 bedoelde besluiten van voor de nationale registers verantwoordelijke autoriteiten, met inbegrip van besluiten tot weigering van opname van een inschrijving in het register of tot weigering van afgifte van een EIRN, kan administratief beroep en beroep in rechte worden ingesteld. Dit geldt ook voor gevallen waarin verzuimd wordt te handelen overeenkomstig deze leden.

8. Wanneer een toezichthoudende autoriteit beschikt over betrouwbare informatie dat een entiteit verzuimd heeft zich overeenkomstig artikel 10, leden 1, 2 en 3, te registreren in een register waarvoor deze autoriteit op grond van artikel 15, lid 3, bevoegd is, kan zij die entiteit verzoeken de informatie te verstrekken die strikt noodzakelijk is om te bepalen of de entiteit binnen het toepassingsgebied van artikel 3, lid 1, valt.

9. Wanneer een toezichthoudende autoriteit beschikt over betrouwbare informatie dat een entiteit die is geregistreerd in een register waarvoor deze autoriteit op grond van artikel 15, lid 3, bevoegd is, zich mogelijk niet houdt aan de verplichtingen die zijn neergelegd in de krachtens artikel 10 vastgestelde nationale bepalingen, bijvoorbeeld door het verstrekken van onjuiste informatie bij de registratie, kan zij die entiteit verzoeken de in artikel 7 bedoelde informatie te verstrekken voor zover die nodig is om de mogelijke niet-naleving te onderzoeken.

10. Het in de leden 8 en 9 bedoelde verzoek bevat de volgende informatie:

(a) een motivering voor het onderzoek naar de mogelijke niet-naleving;

(b) een overzicht van de informatie waarom wordt verzocht en de redenen waarom deze informatie nodig is om de mogelijke niet-naleving te onderzoeken;

(c) informatie over de beschikbare procedures voor rechterlijke toetsing.

11. De entiteit waaraan het verzoek is gericht, verstrekt binnen tien werkdagen de correcte en volledige informatie waarom krachtens de leden 8 en 9 is verzocht.

12. De in de leden 8 en 9 bedoelde verzoeken zijn onderworpen aan rechterlijke toetsing in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die het verzoek indient.

Artikel 12
Openbare toegang

1. De lidstaten maken de volgende, in het nationale register opgenomen informatie over een geregistreerde entiteit bekend:

(a) de in bijlage I, deel 1, punten a), e), f),i), f),ii), h), i), j) en k), en deel 2, punten a),i), en b) tot en met h), bedoelde informatie die door de geregistreerde entiteit is verstrekt;

(b) het op grond van artikel 11, lid 3, afgegeven EIRN;

(c) de datum van registratie;

(d) de datum van de laatste bijwerking van de in punt a) van dit lid bedoelde informatie.

Het jaarlijkse bedrag dat door de geregistreerde entiteit wordt opgegeven overeenkomstig bijlage I, deel 2, punt c), wordt bekendgemaakt overeenkomstig de tabel in bijlage III.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde informatie wordt gepresenteerd in een format dat gemakkelijk toegankelijk, machineleesbaar, duidelijk zichtbaar en gebruiksvriendelijk is, onder meer door het gebruik van eenvoudige taal. De informatie wordt in een doorzoekbare vorm beschikbaar gesteld in ten minste één officiële taal van de lidstaat van registratie en in een officiële taal van de Unie die door een zo groot mogelijk aantal burgers van de Unie grotendeels wordt begrepen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten een afwijking ten aanzien van de in lid 1 bedoelde bekendmaking kunnen aanvragen door middel van een naar behoren gemotiveerd verzoek. De toezichthoudende autoriteit neemt een besluit om de openbare toegang geheel of gedeeltelijk te beperken wanneer de verzoekende entiteit aantoont dat dit, gezien de omstandigheden van het individuele geval, gerechtvaardigd is op grond van een legitiem belang, zoals een ernstig risico dat personen als gevolg van de bekendmaking worden blootgesteld aan een schending van hun grondrechten, met name die welke worden beschermd door de artikelen 1, 2, 3, 4 en 6 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Anders neemt de toezichthoudende autoriteit een besluit tot afwijzing van het verzoek.

4. Tegen een op grond van lid 3 genomen besluit kan beroep in rechte worden ingesteld in de lidstaat van registratie. De lidstaten zorgen ervoor dat alle beroepsprocedures, met inbegrip van die voor een beroep in rechte, binnen een redelijke termijn hun beslag krijgen en dat onverwijld een definitief besluit wordt genomen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie waarop het in lid 3 bedoelde verzoek betrekking heeft, vanaf het moment waarop het verzoek wordt gedaan tot het moment waarop het besluit definitief wordt, niet wordt bekendgemaakt.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een in lid 3 bedoeld besluit definitief is geworden, in de inschrijving in het nationale register waarop dat besluit betrekking heeft, wordt vermeld dat de openbare toegang geheel of gedeeltelijk is beperkt, naargelang van het geval.

Artikel 13
Bekendmaking van geaggregeerde gegevens

1. Met ingang van 31 maart [jaar na de omzettingstermijn] en vervolgens jaarlijks uiterlijk op 31 maart wordt door elke lidstaat een verslag gepubliceerd op basis van de informatie die de in hun nationale registers geregistreerde entiteiten hebben verstrekt, en bij de Commissie ingediend. Dit verslag bevat uitsluitend:

(a) geaggregeerde gegevens over de jaarlijkse bedragen per derde land in het vorige boekjaar. Die geaggregeerde gegevens moeten gebaseerd zijn op de informatie die op grond van bijlage I, deel 2, punten b) en c), is verstrekt;

(b) geaggregeerde gegevens over de jaarlijkse bedragen per organisatiecategorie voor elk derde land in het vorige boekjaar. Die geaggregeerde gegevens moeten gebaseerd zijn op de informatie die op grond van bijlage I, deel 1, punt h), en deel 2, punten b) en c), is verstrekt;

(c) het totale aantal entiteiten uit derde landen waarvan het doen en laten aan een specifiek derde land kan worden toegerekend. Die geaggregeerde gegevens moeten gebaseerd zijn op de informatie die op grond van bijlage I, deel 2, punt b), is verstrekt;

(d) een lijst van de derde landen die voldoen aan de criteria van artikel 16, lid 3, punt b),ii).

2. Op basis van de krachtens lid 1 door de lidstaten verstrekte gegevens publiceert de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 mei een samenvatting van de ontvangen gegevens en een lijst van de derde landen die voldoen aan de criteria van artikel 16, lid 3, punt b),i).

3. Wanneer dat nodig is om ervoor te zorgen dat het publiek in de door de lidstaten gepubliceerde verslagen de geaggregeerde gegevens kan blijven vinden die het nodig heeft om zich met betrekking tot reikwijdte, schaal en middelen een beeld te vormen van de belangenvertegenwoordigingsactiviteiten van onder artikel 3, lid 1, vallende entiteiten, en wanneer dat nodig is voor het opstellen van de lijst van derde landen die voldoen aan de criteria van artikel 16, lid 3, punt b), heeft de Commissie de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in lid 1 bedoelde informatie die moet worden opgenomen in de door de lidstaten te publiceren verslagen, te wijzigen in het licht van de ontwikkelingen op de markt voor belangenvertegenwoordigingsdiensten, de adviezen, aanbevelingen en verslagen van de krachtens artikel 19 opgerichte adviesgroep, of, indien beschikbaar, relevante internationale en Europese normen en praktijken.

Artikel 14
Informatie voor overheidsfunctionarissen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat geregistreerde entiteiten in hun contacten met overheidsfunctionarissen hun EIRN verstrekken bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde activiteiten.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer geregistreerde entiteiten gebruikmaken van onderaannemers, de onderaannemers in hun contacten met overheidsfunctionarissen het EIRN van de geregistreerde entiteit verstrekken bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde activiteiten.


HOOFDSTUK III – TOEZICHT EN HANDHAVING

Artikel 15
Bevoegde nationale autoriteiten

1. Elke lidstaat gaat over tot het aanwijzen van:

(a) een of meer autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de nationale registers;

(b) een of meer toezichthoudende autoriteiten.

2. Elke toezichthoudende autoriteit heeft toegang tot de onder haar verantwoordelijkheid vallende nationale registers teneinde toezicht te houden op de naleving van de in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen alsook deze te handhaven, en teneinde informatie uit te wisselen met de toezichthoudende autoriteiten van andere lidstaten en de Commissie, mits zij daartoe gemachtigd is uit hoofde van deze richtlijn.

3. Elke toezichthoudende autoriteit is bevoegd voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten die zich op grond van artikel 10, leden 1, 2 en 3, moeten registreren in de nationale registers die onder haar verantwoordelijkheid vallen.

4. Wanneer een in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteit geen wettelijke vertegenwoordiger heeft aangewezen overeenkomstig artikel 8, lid 1, is elke toezichthoudende autoriteit in een lidstaat waar de entiteit een belangenvertegenwoordigingsactiviteit uitvoert, bevoegd.

5. Wanneer een lidstaat meer dan een toezichthoudende autoriteit aanwijst, moet hij ervoor zorgen dat de taken van elk van die autoriteiten duidelijk gedefinieerd zijn en dat die autoriteiten nauw en doeltreffend samenwerken bij de uitvoering van hun taken. De lidstaten bepalen tot welke toezichthoudende autoriteit mededelingen kunnen worden gericht voor doorzending aan de juiste autoriteit in die lidstaat.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteit haar taken onafhankelijk uitvoert. De lidstaten zorgen er met name voor dat de personeelsleden van toezichthoudende autoriteiten die optreden in het kader van hun uit deze richtlijn voortvloeiende bevoegdheden:

(a) hun taken onafhankelijk, vrij van politieke en andere externe invloed kunnen uitvoeren en geen instructies van de overheid of van een andere publieke of private entiteit vragen of aanvaarden;

(b) zich onthouden van elke handeling die onverenigbaar is met de uitoefening van hun taken en de uitoefening van de bevoegdheden uit hoofde van deze richtlijn.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van lid 1 aangewezen nationale autoriteiten over alle nodige middelen beschikken om hun bij deze richtlijn toegewezen taken uit te voeren, met inbegrip van voldoende technische, financiële en personele middelen.

8. De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van lid 1 aangewezen nationale autoriteiten er bij de uitvoering van hun krachtens deze richtlijn toegewezen taken voor zorgen dat louter het feit dat een entiteit een geregistreerde entiteit is of dat met betrekking tot een entiteit een verzoek uit hoofde van artikel 16, lid 3, is ingediend, geen nadelige gevolgen, zoals stigmatisering, met zich brengt.

9. De lidstaten zorgen ervoor dat de op grond van lid 1 aangewezen nationale autoriteiten informatie en uitleg over de toepassing van deze richtlijn ter beschikking stellen van het publiek, alsook de adviezen, aanbevelingen en verslagen die de adviesgroep overeenkomstig artikel 19, lid 6, vaststelt.

10. Uiterlijk [één jaar na de inwerkingtreding] delen de lidstaten aan de Commissie en de andere lidstaten mee welke bevoegde nationale autoriteiten zij op grond van lid 1 hebben aangewezen. De lijst van de bevoegde nationale autoriteiten wordt door de Commissie gepubliceerd.

Artikel 16
Verzoeken om informatie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten slechts mogen verzoeken informatie te verstrekken als aan in de leden 2 tot en met 9 van dit artikel vastgestelde voorwaarden is voldaan.

2. Alleen de toezichthoudende autoriteit die bevoegd is voor de betrokken entiteit, mag een verzoek indienen op grond van dit artikel.

3. Onverminderd artikel 11, leden 8 en 9, kan een verzoek alleen worden ingediend in de volgende gevallen en met betrekking tot de overeenkomstig artikel 7 bijgehouden administratie:

(a) de geregistreerde entiteit heeft in het vorige boekjaar een jaarlijks bedrag van meer dan 1 000 000 EUR ontvangen voor één enkele entiteit uit een derde land;

(b) het doen en laten van de entiteit uit een derde land in naam waarvan de geregistreerde entiteit optreedt, is toe te rekenen aan een derde land dat, rekening houdend met alle entiteiten uit een derde land waarvan het doen en laten aan dit derde land kan worden toegerekend, in een van de vijf voorgaande boekjaren een totaal jaarlijks bedrag heeft uitgegeven dat hoger is dan een van de volgende bedragen:

i) 8 500 000 EUR voor belangenvertegenwoordigingsactiviteiten in de Unie;

ii) 1 500 000 EUR voor belangenvertegenwoordigingsactiviteiten in één enkele lidstaat;

tenzij de geregistreerde entiteit binnen het toepassingsgebied van artikel 3, lid 1, punt a), valt en voor alle activiteiten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, in het vorige boekjaar een totaal jaarlijks bedrag van minder dan 25 000 EUR heeft ontvangen.

4. Het in lid 3 bedoelde verzoek bevat de volgende elementen:

(a) een verklaring waaruit blijkt aan welke van de voorwaarden van lid 3 is voldaan;

(b) een overzicht van de administratie waarom wordt verzocht;

(c) informatie over de beschikbare procedures voor rechterlijke toetsing.

5. Wanneer een andere toezichthoudende autoriteit dan de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van registratie van oordeel is dat aan een van de voorwaarden van lid 3 is voldaan, kan zij de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van registratie verzoeken de overeenkomstig artikel 7 bijgehouden administratie bij de geregistreerde entiteit op te vragen.

6. Indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van registratie een in lid 5 bedoeld verzoek ontvangt en van oordeel is dat aan de voorwaarden van lid 3 is voldaan, dient zij een verzoek in overeenkomstig lid 3 en geeft zij de ontvangen informatie door aan de verzoekende toezichthoudende autoriteit. Indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van registratie in de vorige twaalf maanden een in lid 3 bedoeld verzoek heeft ingediend met betrekking tot dezelfde informatie van dezelfde geregistreerde entiteit, geeft zij de informatie door aan de verzoekende toezichthoudende autoriteit zonder dat zij een nieuw verzoek hoeft in te dienen.

Indien de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van registratie van oordeel is dat niet aan de voorwaarden van lid 3 is voldaan, legt zij in haar antwoord aan de verzoekende toezichthoudende autoriteit uit waarom de betrokken informatie niet wordt opgevraagd of doorgegeven.

7. De entiteit waaraan het verzoek is gericht, verstrekt binnen tien werkdagen de volledige informatie waarom krachtens lid 4, punt b), is verzocht, in een duidelijk, coherent en begrijpelijk format.

8. De in lid 3 bedoelde verzoeken zijn onderworpen aan rechterlijke toetsing in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die het verzoek indient.

9. Wanneer dat nodig is om ervoor te zorgen dat toezichthoudende autoriteiten de administratie van entiteiten kunnen opvragen ingeval het bijzonder waarschijnlijk is dat die entiteiten invloed uitoefenen op de ontwikkeling, formulering of uitvoering van beleid of wetgeving of op openbare besluitvormingsprocessen in de Unie of een lidstaat, heeft de Commissie de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de financiële drempels van lid 3 te wijzigen in het licht van de ontwikkelingen op de markt voor belangenvertegenwoordigingsdiensten, de adviezen, aanbevelingen en verslagen van de krachtens artikel 19 opgerichte adviesgroep, of, indien beschikbaar, relevante internationale en Europese normen en praktijken.

Artikel 17
Grensoverschrijdende samenwerking

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun toezichthoudende autoriteiten naar behoren samenwerken met de toezichthoudende autoriteiten van alle andere lidstaten.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat een toezichthoudende autoriteit die redenen heeft om aan te nemen dat een entiteit die onder de bevoegdheid van een toezichthoudende autoriteit van een andere lidstaat valt, haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn niet nakomt, de toezichthoudende autoriteit van die lidstaat daarvan in kennis stelt.

3. Een kennisgeving krachtens lid 2 wordt naar behoren gemotiveerd, is evenredig en bevat ten minste de volgende elementen:

(a) de informatie aan de hand waarvan de entiteit kan worden geïdentificeerd;

(b) een beschrijving van de betrokken feiten, de betrokken bepalingen van deze richtlijn en de redenen waarom de kennisgevende autoriteit vermoedt dat een inbreuk op deze richtlijn is gepleegd.

De kennisgevende autoriteit kan in de kennisgeving aanvullende informatie opnemen die zij relevant acht, met inbegrip van, in voorkomend geval, informatie die zij op eigen initiatief heeft verzameld.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een toezichthoudende autoriteit die een in lid 2 bedoelde kennisgeving ontvangt, onverwijld en uiterlijk één maand na ontvangst van de kennisgeving haar beoordeling van de vermeende inbreuk meedeelt aan de toezichthoudende autoriteit van wie zij de kennisgeving heeft ontvangen en, in voorkomend geval, nadere informatie verstrekt over de onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die zij overeenkomstig artikel 11, lid 8 of lid 9, of artikel 22 heeft genomen of overweegt te nemen teneinde de naleving van deze richtlijn te waarborgen.

5. Wanneer de toezichthoudende autoriteit van de hoofdvestiging niet over voldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan een in lid 2 bedoelde kennisgeving, kan zij de bevoegde autoriteit die de kennisgeving heeft gedaan, om aanvullende informatie verzoeken.

6. Voor de administratieve samenwerking en de informatie-uitwisseling die overeenkomstig de leden 2, 4 en 5, artikel 11, lid 4, artikel 16, leden 5 en 6, en artikel 18 plaatsvindt tussen de krachtens artikel 15, lid 1, aangewezen nationale autoriteiten, tussen de toezichthoudende autoriteiten en met de Commissie, wordt gebruikgemaakt van het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 ingestelde IMI-systeem.

Artikel 18
Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling tussen toezichthoudende autoriteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten bevoegd zijn om de volgende informatie op te vragen bij de toezichthoudende autoriteiten van een andere lidstaat, indien die informatie noodzakelijk is voor de in artikel 17, lid 2, bedoelde grensoverschrijdende samenwerking:

(a) informatie die overeenkomstig artikel 10, lid 4, door een geregistreerde entiteit is verstrekt;

(b) analyses die door een toezichthoudende autoriteit zijn uitgevoerd op basis van de in punt a) bedoelde informatie.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van registratie een in lid 1 bedoeld verzoek ontvangt, zij de informatie aan de verzoekende toezichthoudende autoriteit toezendt, tenzij zij van oordeel is dat niet aan de vereisten van lid 1 is voldaan, in welk geval zij in haar antwoord aan de verzoekende toezichthoudende autoriteit uitlegt waarom de betrokken informatie niet wordt verstrekt.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de Commissie op haar verzoek geaggregeerde gegevens verstrekken op basis van de informatie die de geregistreerde entiteiten overeenkomstig artikel 10, lid 4, hebben verstrekt, zulks met het oog op het toezicht op de uitvoering van deze richtlijn, waaronder het voorbereiden van vergaderingen van de in artikel 19 bedoelde adviesgroep. Deze geaggregeerde gegevens mogen slechts persoonsgegevens bevatten voor zover dat noodzakelijk is om een doeltreffend toezicht te waarborgen. Indien dat technisch mogelijk is, wordt de informatie in een machineleesbaar format toegezonden.

4. Bij de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 treden de toezichthoudende autoriteiten op als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679, en treedt de Commissie op als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot de eigen gegevensverwerkingsactiviteiten.

Artikel 19
Adviesgroep

1. Er wordt een adviesgroep opgericht.

2. De adviesgroep verleent ondersteuning aan de Commissie bij de volgende taken:

(a) het faciliteren van het uitwisselen en delen van informatie en beste praktijken en het verlenen van advies over mogelijke richtsnoeren voor de uitvoering van deze richtlijn, met name met betrekking tot artikel 2, lid 4, punt b), artikel 3, lid 1, en artikel 20;

(b) het faciliteren van het uitwisselen en delen van informatie en beste praktijken over de specifieke behoeften van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2013/34/EU;

(c) het verlenen van advies over aanbevolen formats voor de bekendmaking van geaggregeerde gegevens op grond van artikel 13;

(d) het uitbrengen van verslag aan de Commissie over eventuele verschillen bij de toepassing van deze richtlijn;

(e) het verlenen van advies over de aanbevolen technische infrastructuur van de krachtens artikel 9 opgezette en bijgehouden nationale registers.

3. Elke lidstaat wijst één vertegenwoordiger en één plaatsvervangend vertegenwoordiger aan, die de krachtens artikel 15 aangewezen toezichthoudende autoriteiten vertegenwoordigen.

4. Vertegenwoordigers van het Europees Parlement of van de staten van de Europese Vrijhandelsassociatie die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte18, kunnen als waarnemer worden uitgenodigd voor de vergaderingen van de adviesgroep.

5. De Commissie fungeert als voorzitter en secretariaat voor de adviesgroep. De adviesgroep stelt haar eigen reglement van orde vast.

6. De adviesgroep stelt haar adviezen, aanbevelingen en verslagen in het kader van haar in lid 2 bedoelde taken vast met een gewone meerderheid van haar leden.

Artikel 20
Verbod op omzeiling 

De lidstaten zorgen ervoor dat het verboden is bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de vereisten van deze richtlijn worden omzeild.

Artikel 21
Melding van inbreuken en bescherming van personen die inbreuken melden 

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat Richtlijn (EU) 2019/1937 van toepassing is op de melding van inbreuken op deze richtlijn en op de bescherming van personen die dergelijke inbreuken melden.

Artikel 22
Sancties

1. De lidstaten stellen regels vast inzake uitsluitend in de vorm van administratieve boetes op te leggen sancties voor inbreuken die door in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteiten, of door hun wettelijke vertegenwoordiger, worden gepleegd op nationale bepalingen ter omzetting van de artikelen 6, 7, 8, 10, 11, 14, 16 en 20. Die regels moeten in overeenstemming zijn met de leden 2 tot en met 6.

De sancties worden opgelegd door de toezichthoudende autoriteit die bevoegd is voor de betrokken entiteit, of door een rechterlijke autoriteit op verzoek van die toezichthoudende autoriteit.

2. Het maximumbedrag van de in lid 1 bedoelde financiële sanctie bedraagt voor ondernemingen 1 % van de jaarlijkse wereldwijde omzet in het vorige boekjaar, voor andere juridische entiteiten 1 % van de jaarlijkse begroting van de entiteit overeenkomstig het meest recente afgesloten boekjaar, en voor natuurlijke personen 1 000 EUR.

3. De sancties moeten in elk afzonderlijk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, met name rekening houdend met de aard, de frequentie en de duur van de inbreuk waarop de sancties betrekking hebben, alsmede, in voorkomend geval, de economische, technische en operationele capaciteit van de in artikel 3, lid 1, bedoelde entiteit die de inbreuk heeft gepleegd.

4. Behalve bij inbreuken die neerkomen op een schending van artikel 20, geeft de toezichthoudende autoriteit, alvorens sancties op te leggen, een waarschuwing of een berisping aan de betrokken entiteit waaruit blijkt dat de entiteit waarschijnlijk bepalingen van deze richtlijn zal overtreden of heeft overtreden.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteit haar bevoegdheden uit hoofde van dit artikel uitoefent met inachtneming van passende waarborgen overeenkomstig de wetgeving van de Unierecht en de lidstaat, waaronder het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht.


HOOFDSTUK IV – SLOTBEPALINGEN

Artikel 23
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 10, lid 9, artikel 13, lid 3, en artikel 16, lid 9, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd vanaf [de datum van inwerkingtreding van de richtlijn].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10, lid 9, artikel 13, lid 3, en artikel 16, lid 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 10, lid 9, artikel 13, lid 3, of artikel 16, lid 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 24
Wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937

Richtlijn (EU) 2019/1937 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 2, lid 1, punt a), wordt het volgende punt xi) toegevoegd:

“xi) internemarktregels met betrekking tot transparantie en goed bestuur;”;

2. In de bijlage, deel I, wordt het volgende punt K toegevoegd:

“K. Artikel 2, lid 1, punt a),xi) – internemarktregels met betrekking tot transparantie en goed bestuur:

Richtlijn (EU) XXXX/XXXX van het Europees Parlement en de Raad van XXXX tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften voor de interne markt betreffende de transparantie van namens derde landen uitgevoerde belangvertegenwoordigingsactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 (referentie PB).”.

Artikel 25
Rapportage en evaluatie

1. Uiterlijk [twaalf maanden na de omzettingstermijn] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de uitvoering van deze richtlijn.

2. Uiterlijk [vier jaar na de omzettingstermijn] verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en legt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag voor met de belangrijkste bevindingen.

Bij die evaluatie worden de doeltreffendheid en de evenredigheid van de richtlijn beoordeeld. In dit verband wordt onder meer nagegaan of het toepassingsgebied wijziging behoeft en of de waarborgen waarin de richtlijn voorziet, doeltreffend zijn. De evaluatie kan in voorkomend geval vergezeld gaan van relevante wetgevingsvoorstellen.

3. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor het opstellen van de in de leden 1 en 2 bedoelde verslagen.

Artikel 26
Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [achttien maanden na de inwerkingtreding] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3. Voor de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, is de tegenwaarde van de in deze richtlijn vastgestelde bedragen in de nationale munteenheid, de waarde die wordt verkregen door toepassing van de wisselkoers die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie per datum van inwerkingtreding van de richtlijnen waarin die bedragen worden vastgesteld.

Voor de omzetting in de nationale munteenheid van de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, mogen de in deze richtlijn vastgestelde bedragen met niet meer dan 5 % worden vermeerderd of verminderd om in de nationale munteenheid ronde bedragen te verkrijgen.

Artikel 27
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.