Artikelen bij COM(2023)728 - Monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)728 - Monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen. |
---|---|
document | COM(2023)728 |
datum | 22 november 2023 |
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Voorwerp
1. Bij deze verordening wordt een kader voor bosmonitoring voor de Unie vastgesteld door regels vast te stellen ter:
a) waarborging van tijdigheid, nauwkeurigheid, consistentie, transparantie, vergelijkbaarheid en volledigheid van bosgegevens binnen de Unie en de toegankelijkheid ervan voor het publiek;
b) ondersteuning van de vrijwillige ontwikkeling van geïntegreerde langetermijnplannen op het niveau van de lidstaten door middel van een empirisch onderbouwde, inclusieve, sectoroverschrijdende en adaptieve aanpak;
c) instelling van versterkte governance tussen de Commissie en de lidstaten.
2. Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor het verzamelen en toegankelijk maken van informatie ter ondersteuning van:
d) de uitvoering van de wetgeving en het beleid van de Unie met betrekking tot de instandhouding, het herstel en het duurzame gebruik van bosecosystemen en hun diensten, met bijzondere aandacht voor de doelstelling om de veerkracht van bossen te vergroten en de multifunctionaliteit van bossen te waarborgen, onder meer met betrekking tot:
a) aanpassing aan en mitigatie van klimaatverandering;
b) de biodiversiteit;
c) rampenrisicopreventie en -beheer;
d) de gezondheid van bossen;
e) gebruik van bosbiomassa voor verschillende sociaal-economische doeleinden;
f) invasieve exoten;
(e) nationaal bosbeheer en geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten, onder meer om de weerbaarheid van bossen tegen bosbranden, plagen, droogtes en andere verstoringen te vergroten.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1) “geografisch expliciete informatie”: informatie waarnaar wordt verwezen en die wordt opgeslagen op een wijze die het mogelijk maakt deze met specifieke precisie en nauwkeurigheid in kaart te brengen en te lokaliseren;
2) “geografisch informatiesysteem”: een computersysteem dat geografisch expliciete informatie kan vastleggen, opslaan, analyseren en weergeven;
3) “boseenheid”: een geografisch expliciet gebied dat een voldoende homogeen bosareaal vertegenwoordigt zoals bepaald door aardobservatie en elke andere geschikte aanvullende laag van geografisch expliciete informatie, zoals dichtheid van de boombedekking, administratieve grens of topografische grens in een nationaal kaartsysteem;
4) “bosgegevens”: informatie over de staat en toestand van bosecosystemen en het gebruik ervan, met inbegrip van primaire gegevens en van dergelijke informatie afgeleide geaggregeerde gegevens;
5) “aardobservatie”: het verzamelen van gegevens over de fysische, chemische en biologische systemen van de aarde door middel van teledetectietechnologieën zoals satellieten of platforms voor beeldvorming of andere sensoren, in voorkomend geval in combinatie met in-situgegevens;
6) “bos”: gebieden van meer dan 0,5 hectare met bomen met een hoogte van meer dan vijf meter en een kroonbedekking van meer dan 10 %, of bomen die deze drempels op de groeiplaats kunnen bereiken, met uitzondering van gebieden die hoofdzakelijk voor agrarisch of stedelijk grondgebruik dienen. Het omvat gebieden met bomen, inclusief groepen groeiende jonge natuurlijke bomen, of aanplanten die nog de minimumwaarden voor kroonbedekking of gelijkwaardige staande voorraad of de minimumboomhoogte moeten bereiken, inclusief elk gebied dat normaal gesproken deel uitmaakt van het bosareaal maar waarop tijdelijk geen bomen staan als gevolg van menselijk ingrijpen, zoals kap, of als gevolg van natuurlijke oorzaken, maar waarvan verwacht kan worden dat het weer bos zal worden;
7) “andere beboste grond”: andere grond dan bos, van meer dan 0,5 hectare; met bomen van meer dan vijf meter en een kroonbedekking van 5 tot 10 %, of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken, of met een gecombineerde bedekking van ondergroei, struiken en bomen van meer dan 10 %. Grond die hoofdzakelijk voor landbouw- of stedelijke doeleinden wordt gebruikt, valt hier niet onder;
8) “harmonisatie van gegevens”: een proces waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare gegevens die via verschillende monitoringsystemen zijn verzameld om vergelijkbare ramingen af te leiden die overeenstemmen met een overeengekomen referentiebeschrijving;
9) “normalisatie”: het resultaat van een proces tot vaststelling en toepassing van gemeenschappelijke normen voor gegevens, om ervoor te zorgen dat gegevens in de hele Unie op consistente en nauwkeurige wijze worden verzameld, opgeslagen en gebruikt;
10) “in-situgegevens”: gegevens die in het veld worden verzameld via een netwerk van monitoringlocaties volgens gestandaardiseerde protocollen. Het omvat de geografisch expliciete locatie van de meting, onder meer gegeorefereerd aan diensten van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem.
HOOFDSTUK 2
BOSMONITORING
Artikel 3
Bosmonitoringsysteem
1. De Commissie zet in samenwerking met de lidstaten overeenkomstig artikel 11 een bosmonitoringsysteem op dat de volgende elementen omvat:
a) een geografisch expliciet identificatiesysteem voor het in kaart brengen en lokaliseren van boseenheden, als bedoeld in artikel 4;
b) een kader voor het verzamelen van bosgegevens, als bedoeld in de artikelen 5 en 8;
c) een kader voor het delen van bosgegevens, zoals uiteengezet in artikel 7.
2. Het bosmonitoringsysteem bestaat uit elektronische databanken en geografische informatiesystemen en maakt de uitwisseling en integratie van bosgegevens met andere elektronische databanken en geografische informatiesystemen mogelijk, met inbegrip van die welke zijn ontwikkeld overeenkomstig deel 3 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad22 en artikel 33 van Verordening (EU) 2023/1115.
Het bosmonitoringsysteem waarborgt de regelmatige en systematische verzameling van:
a) bosgegevens op basis van orthobeelden vanuit de lucht of in de ruimte, door Sentinel-satellieten van Copernicus of andere gelijkwaardige systemen;
b) in-situgegevens via een netwerk van monitoringlocaties.
3. De Commissie kan de hulp van gespecialiseerde instanties inroepen om het opzetten en functioneren van het bosmonitoringsysteem te vergemakkelijken en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten technisch advies over bosmonitoring te verstrekken.
4. Het Europees Milieuagentschap staat de Commissie bij bij de uitvoering van het bosmonitoringsysteem, met inbegrip van de ontwikkeling en werking van het Europees informatiesysteem voor bossen (FISE).
5. De Commissie deelt de door haar geproduceerde aardobservatiegegevens kosteloos met de autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor het bosmonitoringsysteem of met dienstverleners die door die autoriteiten gemachtigd zijn om hen te vertegenwoordigen.
Artikel 4
Geografisch expliciet identificatiesysteem voor boseenheden
1. De Commissie zet een geografisch expliciet identificatiesysteem op voor het in kaart brengen en lokaliseren van boseenheden (het “identificatiesysteem”) dat operationeel is tegen [PB: gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].
2. Het identificatiesysteem is een geografisch informatiesysteem. De Commissie stelt het identificatiesysteem vast en werkt dit regelmatig bij op basis van orthobeelden vanuit de lucht of in de ruimte, met een uniforme norm die een nauwkeurigheidsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan die van cartografie op schaal 1:100 000.
3. Het identificatiesysteem:
a) maakt het nauwkeurig in kaart brengen en lokaliseren van bosarealen en, afhankelijk van de vaststelling van methoden overeenkomstig artikel 8, lid 3, van andere beboste gebieden in de hele Unie mogelijk;
b) identificeert boseenheden op unieke wijze op basis van een combinatie van bosgegevens als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 8, lid 1;
c) vergemakkelijkt de opsporing en lokalisering van veranderingen tussen land dat bos bevat en land dat geen bos bevat.
Artikel 5
Kader voor het verzamelen van bosgegevens
1. Het kader voor het verzamelen van bosgegevens is operationeel uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], met betrekking tot de verzameling van bosgegevens als bedoeld in lid 2, en uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening], met betrekking tot de verzameling van bosgegevens als bedoeld in lid 3.
2. De Commissie verzamelt de volgende bosgegevens overeenkomstig de technische specificaties van bijlage I en waarborgt daarbij de standaardisering van de gegevens:
a) bosareaal,
a) dichtheid van de boombedekking,
b) bostype,
c) bosverbindingen,
d) naald- of bladverlies,
(e) bosbranden,
f) beoordeling van het risico op bosbranden,
g) verstoringen van de boombedekking.
3. De lidstaten verzamelen de volgende bosgegevens, overeenkomstig de in bijlage II gespecificeerde frequentie:
a) bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening en bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening,
b) volume groeibestanden,
c) jaarlijkse nettotoename,
d) opstandstructuur,
e) samenstelling en rijkdom van boomsoorten,
f) Europese bossoorten,
g) verwijderingen,
h) dood hout,
i) locatie van boshabitats in Natura 2000-gebieden,
j) populatiegrootte van gewone bosvogels,
k) arealen van oerbossen,
l) beschermde bosarealen,
m) productie van en handel in houtproducten,
n) bosbiomassa voor bio-energie.
4. Voor de toepassing van lid 3, punten a) tot en met h), verzamelen de lidstaten in-situgegevens op basis van veldonderzoeken in combinatie met, indien beschikbaar, gegevens uit aardobservatie en gegevens uit andere relevante informatiebronnen. De veldonderzoeken worden gebaseerd op een netwerk van monitoringlocaties die representatief zijn voor en consistent zijn met het in lid 2, punt a), bedoelde bosareaal van de lidstaat.
5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage I opgenomen technische specificaties te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.
Artikel 6
Opt-out
1. Wat de in artikel 5, lid 2, bedoelde verzameling van bosgegevens betreft, kunnen de lidstaten ervoor kiezen geen gebruik te maken van de door de Commissie verleende dienst en met hun eigen gegevens bij te dragen aan de werking van het in artikel 3 bedoelde bosmonitoringsysteem.
2. Wanneer een lidstaat voor de in lid 1 bedoelde mogelijkheid kiest, zal deze:
a) de in artikel 5, lid 2, bedoelde bosgegevens verzamelen overeenkomstig de technische specificaties van bijlage I;
b) de in artikel 5, lid 2, bedoelde bosgegevens delen overeenkomstig artikel 7, lid 2;
c) jaarlijks de kwaliteit van de verzamelde gegevens beoordelen overeenkomstig artikel 10.
Artikel 7
Kader voor het delen van bosgegevens
1. Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] delen de lidstaten de meest recente beschikbare bosgegevens als bedoeld in artikel 5, lid 3, overeenkomstig de technische specificaties van bijlage II, door deze openbaar toegankelijk te maken. De lidstaten zorgen voor harmonisatie van de gegevens door geaggregeerde bosgegevens te delen overeenkomstig de beschrijvingen in bijlage II. Het delen van de geografisch expliciete locatie van monitoringsites is afhankelijk van de vaststelling van de in artikel 9, lid 2, bedoelde waarborgen.
2. De lidstaten en de Commissie maken de in artikel 5, leden 2 en 3, en in artikel 8, lid 1, bedoelde gegevens openbaar in een open formaat dat machineleesbaar is en interoperabiliteit en herbruikbaarheid waarborgt overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) 2019/1024.
3. De Commissie maakt de volgende gegevens openbaar in FISE:
a) de krachtens artikel 5, lid 2, verzamelde gegevens;
b) de gegevens die overeenkomstig lid 1 van dit artikel worden gedeeld, met uitzondering van de geografisch expliciete locatie van monitoringsites;
c) de overeenkomstig artikel 6, lid 2, punt b), gedeelde gegevens;
d) de overeenkomstig artikel 8, lid 1, verzamelde gegevens.
4. De lidstaten kunnen de gegevens die via het kader voor het delen van bosgegevens worden gedeeld, gebruiken voor de ontwikkeling van de vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening en voor de toepassing van artikel 14 van Verordening (EU) 2018/841.
5. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische specificaties in bijlage II te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met technische voorschriften en procedures voor het delen en harmoniseren van bosgegevens in het kader van deze verordening. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 8
Aanvullende bosgegevens
1. De Commissie en de lidstaten verzamelen de in bijlage III vermelde bosgegevens via een stapsgewijze aanpak, onder voorbehoud van de vaststelling van de in lid 3 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen.
2. Voor de toepassing van lid 1 maken de Commissie en de lidstaten gebruik van de gegevens van aardobservatie- of in-situgegevens en, wat de in bijlage III, punten a), b) en c), vermelde bosgegevens betreft, van een combinatie van gegevens van aardobservatie, in-situgegevens en andere relevante informatiebronnen.
3. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om methoden vast te stellen, met inbegrip van de technische specificaties, voor het verzamelen van de in bijlage III vermelde bosgegevens, en om de beschrijvingen van de daarin opgenomen bosgegevens nader te specificeren. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 9
Compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling
1. De Commissie en de lidstaten werken samen om compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te ontwikkelen voor het verzamelen en delen van bosgegevens in het kader van het bosmonitoringsysteem, met de hulp van de in artikel 3, lid 3, bedoelde gespecialiseerde instanties.
2. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met voorschriften inzake de procedures en formaten die moeten worden gebruikt om de compatibiliteit van de in lid 1 bedoelde systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te waarborgen, en om waarborgen vast te stellen voor de vertrouwelijkheid van de opname in die systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling van informatie met betrekking tot de geografisch expliciete locatie van monitoringsites. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 10
Gegevenskwaliteitsbeheer
1. De Commissie en de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en volledigheid van de bosgegevens die zij verzamelen en delen in het kader van het bosmonitoringsysteem.
2. De lidstaten dragen zorg voor de kwaliteit van de overeenkomstig deze verordening verstrekte gegevens.
Indien de beoordeling tekortkomingen in de gegevens aan het licht brengt, nemen de lidstaten passende corrigerende maatregelen. De lidstaten dienen uiterlijk op 1 juli na het kalenderjaar waarin de tekortkoming is vastgesteld, bij de Commissie een beoordelingsverslag in over de kwaliteit van de gegevens en, in voorkomend geval, een beschrijving van de corrigerende maatregelen en het tijdschema voor de uitvoering ervan.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door nauwkeurigheidsnormen vast te stellen voor gegevens die in het kader van deze verordening worden gedeeld en regels voor de in lid 2 van dit artikel en artikel 6, lid 2, punt c), bedoelde kwaliteitsbeoordeling.
4. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen om de inhoud van de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van de gegevens en de regelingen voor de indiening ervan bij de Commissie te specificeren, alsmede de beschrijving van de in lid 2, tweede alinea, bedoelde corrigerende maatregelen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK 3
GEÏNTEGREERD BESTUUR
Artikel 11
Coördinatie en samenwerking
1. De lidstaten en de Commissie coördineren hun inspanningen en werken samen om de kwaliteit, tijdigheid en dekking van bosgegevens te verbeteren.
2. De Commissie ondersteunt de lidstaten op verzoek bij de ontwikkeling of aanpassing van hun vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen als bedoeld in artikel 13, door informatie te verstrekken over de stand van de onderliggende wetenschappelijke kennis en door de uitwisseling van kennis en goede praktijken te vergemakkelijken.
3. De lidstaten werken onderling samen en coördineren hun acties om de kwaliteit, tijdigheid en dekking van bosgegevens te verbeteren. Deze samenwerking en coördinatie zijn gebaseerd op een open wetenschappelijk debat en zijn gericht op het bevorderen van onpartijdig wetenschappelijk advies.
4. De lidstaten en de Commissie kunnen gebruikmaken van bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren, met inbegrip van structuren in het kader van regionale verdragen en andere voor bossen relevante fora en processen.
Artikel 12
Nationale correspondenten
1. Elke lidstaat wijst een nationale correspondent aan en stelt de Commissie daarvan in kennis.
2. Voorts verricht de nationale correspondent met name de volgende taken:
a) coördineren van de voorbereiding van de bosgegevens die in het kader van deze verordening moeten worden gedeeld, rekening houdend met alle bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor rampenpreventie en -beheer;
b) coördineren van de deelname van relevante deskundigen aan vergaderingen van deskundigengroepen die door de Commissie en andere relevante organen worden georganiseerd.
3. De nationale correspondent fungeert als contactpunt voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaat voor de ontwikkeling of aanpassing van de in artikel 13 bedoelde vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen. Indien meerdere autoriteiten in een lidstaat deelnemen aan de ontwikkeling of aanpassing van het vrijwillige geïntegreerde langetermijnplan voor bossen, is de nationale correspondent verantwoordelijk voor de coördinatie van die werkzaamheden.
Artikel 13
Vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen
1. De lidstaten worden aangemoedigd geïntegreerde langetermijnbosplannen te ontwikkelen of hun bestaande geïntegreerde langetermijnbosplannen of -strategieën aan te passen, rekening houdend met een middellange- tot langetermijnperspectief, met inbegrip van maar niet beperkt tot 2040 en 2050.
2. Wanneer de lidstaten de in lid 1 bedoelde plannen ontwikkelen of aanpassen, worden zij aangemoedigd om de in bijlage IV genoemde aspecten te bestrijken.
3. De lidstaten moedigen de actieve betrokkenheid van alle belanghebbende partijen bij de ontwikkeling van hun geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen aan. De lidstaten maken de plannen openbaar.
HOOFDSTUK 4
SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De bevoegdheid voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 5, eerste alinea, en artikel 10, lid 3, wordt aan de Commissie toegekend voor een onbepaalde termijn, te rekenen vanaf [PB: gelieve datum in te voegen = datum van inwerkingtreding van deze verordening].
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 5, eerste alinea, en artikel 10, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Overeenkomstig artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 5, eerste alinea, en artikel 10, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handelingen treden alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 15
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 16
Evaluatie
1. Deze verordening wordt in alle opzichten voortdurend geëvalueerd, rekening houdend met de relevante ontwikkelingen met betrekking tot de wetgeving van de Unie, internationale kaders, technologische en wetenschappelijke vooruitgang, aanvullende monitoringbehoeften en de kwaliteit van de in het kader van deze verordening gedeelde gegevens.
2. Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van deze verordening.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.