Artikelen bij COM(2023)532 - Kader voor de belastingheffing van de inkomsten van bedrijven in Europa (Befit)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Onderwerp

1. Bij deze richtlijn wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de vennootschapsbelasting in de Unie voor bepaalde groepen.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden bij deze richtlijn regels vastgesteld:

a) inzake de afbakening van een groep voor de toepassing van deze richtlijn (“Befit-groep”);

b) inzake de berekening van een geaggregeerde belastinggrondslag voor de vennootschappen en vaste inrichtingen van de Befit-groep (“Befit-groepslid” en “Befit-belastinggrondslag”);

c) inzake de toerekening van de Befit-belastinggrondslag aan de in aanmerking komende Befit-groepsleden;

d) tot vereenvoudiging van de beoordelingen van het verrekenprijsrisico voor transacties met geassocieerde ondernemingen buiten de groep;

e) inzake het beheer van het gemeenschappelijk rechtskader.

3. Een onder deze richtlijn vallende vennootschap of vaste inrichting is niet langer onderworpen aan het interne vennootschapsbelastingrecht in alle lidstaten waar zij is gevestigd wat betreft alle bij deze richtlijn geregelde aangelegenheden, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

Artikel 2
Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op vennootschappen die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in een lidstaat, met inbegrip van hun vaste inrichtingen in andere lidstaten, en op in lidstaten gevestigde vaste inrichtingen van entiteiten die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in een derde land (“entiteiten uit een derde land”), die aan de volgende criteria voldoen:

a) zij behoren tot een binnenlandse groep of een groep van multinationale ondernemingen (hierna “MNO-groep” genoemd) die geconsolideerde jaarrekeningen opstelt en in ten minste twee van de laatste vier boekjaren minstens 750 miljoen EUR aan gecombineerde inkomsten had;

b) met betrekking tot vennootschappen, bovendien:

i) zij hebben een van de in bijlage I opgenomen vormen;

ii) zij zijn onderworpen aan een van de in bijlage II genoemde vennootschapsbelastingen of aan een soortgelijke belasting die naderhand is ingevoerd;

iii) zij zijn de uiteindelijke moederentiteit, of hun activa, verplichtingen, baten, lasten en kasstromen worden per post door de uiteindelijke moederentiteit geconsolideerd;

c) met betrekking tot vaste inrichtingen, bovendien:

i) zij zijn onderworpen aan een van de in bijlage II genoemde vennootschapsbelastingen of aan een soortgelijke belasting die naderhand is ingevoerd;

ii) zij zijn een vaste inrichting van de uiteindelijke moederentiteit, of een entiteit waarvan de activa, verplichtingen, baten, lasten en kasstromen per post door de uiteindelijke moederentiteit worden geconsolideerd;

2. In afwijking van lid 1 is deze richtlijn niet van toepassing op vennootschappen of vaste inrichtingen met een uiteindelijke moederentiteit buiten de Unie indien de gecombineerde inkomsten van de groep in de Unie niet meer bedragen dan ofwel 5 % van de totale inkomsten van de groep op basis van haar geconsolideerde jaarrekening, ofwel 50 miljoen EUR in ten minste twee van de laatste vier boekjaren. Dit doet geen afbreuk aan het in lid 7 bedoelde keuzerecht.

3. Wanneer twee of meer groepen tot één groep fuseren, wordt de in lid 1 bedoelde drempel van 750 miljoen EUR geacht te zijn gehaald voor elk boekjaar voorafgaand aan de fusie indien de som van de gecombineerde inkomsten van de fuserende groepen voor dat boekjaar, zoals opgenomen in hun respectieve geconsolideerde jaarrekeningen, 750 miljoen EUR of meer bedraagt. De vennootschappen en vaste inrichtingen die lid zijn van die nieuw opgerichte groep, vallen onder deze richtlijn indien die drempel in ten minste twee van de laatste vier boekjaren is gehaald.

4. Wanneer een vennootschap die geen lid is van een groep (de “doelentiteit”) wordt overgenomen door een andere vennootschap of een groep (de “overnemende entiteit”) en de doelentiteit noch de overnemende entiteit in een van de vier boekjaren onmiddellijk voorafgaand aan het boekjaar van de overname een geconsolideerde jaarrekening heeft, wordt de in lid 1 bedoelde drempel van 750 miljoen EUR aan jaarlijkse gecombineerde inkomsten geacht voor dat jaar te zijn bereikt indien de som van de inkomsten in de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening van de doelentiteit en de overnemende entiteit voor dat boekjaar 750 miljoen EUR of meer bedraagt. De overnemende entiteit valt onder deze richtlijn indien die drempel is bereikt in ten minste twee van de vier boekjaren onmiddellijk voorafgaand aan het boekjaar waarin deze richtlijn op de overnemende entiteit van toepassing is geworden.

5. Bij een splitsing van een groep in twee of meer groepen (de “gesplitste groepen”) wordt de in lid 1 bedoelde drempel van 750 miljoen EUR geacht door elk van de gesplitste groepen te zijn gehaald indien:

a) elk van de gesplitste groepen in het eerste boekjaar na de splitsing jaarlijkse gecombineerde inkomsten van 750 miljoen EUR of meer heeft;

b) elk van de gesplitste groepen in het tweede tot en met het vierde boekjaar na de splitsing in ten minste twee van die boekjaren jaarlijkse gecombineerde inkomsten van 750 miljoen EUR of meer heeft.

6. Wanneer een of meer van de in dit artikel bedoelde vier boekjaren langer of korter is dan twaalf maanden, worden de bedoelde inkomstendrempels voor elk van die boekjaren pro rata aangepast.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat vennootschappen die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in een lidstaat en aan de voorwaarden van lid 1, punt b), voldoen, met inbegrip van hun vaste inrichtingen in andere lidstaten, alsook in lidstaten gevestigde vaste inrichtingen van entiteiten uit een derde land die aan de voorwaarden van lid 1, punt c), voldoen, ervoor kunnen kiezen onder deze richtlijn te vallen indien zij behoren tot een MNO-groep of een binnenlandse groep die geconsolideerde jaarrekeningen opstelt, maar niet voldoet aan de voorwaarden van lid 1, punt a), wat betreft de drempel van 750 miljoen EUR.

8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 74 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlagen I en II te wijzigen naar aanleiding van wetswijzigingen in de lidstaten met betrekking tot vennootschapsvormen en vennootschapsbelastingen.

Artikel 3
Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) “groep”:

a) een geheel van entiteiten die met elkaar verbonden zijn door eigendom of zeggenschap zoals omschreven in de aanvaardbare standaard voor financiële verslaglegging voor de opstelling van een geconsolideerde jaarrekening door de uiteindelijke moederentiteit, inclusief iedere entiteit die mogelijkerwijs van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit is uitgesloten op de enkele grond van haar kleine omvang, van haar materieel belang of van het feit dat zij voor de verkoop wordt aangehouden; of

b) een entiteit die het netto-inkomen of -verlies van een of meer vaste inrichtingen in haar jaarrekening opneemt (“hoofdkantoor”), op voorwaarde dat die entiteit geen deel uitmaakt van een andere groep zoals omschreven in punt a);

2) “binnenlandse groep”: een groep waarvan alle entiteiten in dezelfde lidstaat zijn gevestigd;

3) “MNO-groep”: een multinationale groep die ten minste één entiteit of vaste inrichting omvat die niet in de jurisdictie van de uiteindelijke moederentiteit is gevestigd;

4) “boekjaar”: de verslagleggingsperiode waarover de uiteindelijke moederentiteit haar geconsolideerde jaarrekening opstelt;

5) “geconsolideerde jaarrekening”: de jaarrekening waarin de activa, verplichtingen, baten, lasten en kasstromen van een entiteit en die van haar dochterondernemingen waarover de eerstgenoemde entiteit zeggenschap heeft, worden gepresenteerd als die van één enkele economische eenheid;

6) “entiteit”: een rechtsfiguur die een afzonderlijke financiële rekening opstelt, of een rechtspersoon;

7) “uiteindelijke moederentiteit”:

a) een entiteit die onmiddellijk of middellijk een zeggenschapsbelang in een andere entiteit houdt en die zelf niet, onmiddellijk of middellijk, eigendom is van een andere entiteit die een zeggenschapsbelang in haar houdt; of

b) het hoofdkantoor van een groep als omschreven in punt 1), b);

8) “eigendomsbelang”: een aandelenbelang dat recht geeft op de winsten, het kapitaal of de reserves van een entiteit of van een vaste inrichting;

9) “zeggenschapsbelang”: een eigendomsbelang in een entiteit waarbij de houder van het belang verplicht is de activa, verplichtingen, baten, lasten en kasstromen van de entiteit per post te consolideren;

10) “indienende entiteit”: een van de volgende entiteiten:

a) de uiteindelijke moederentiteit, indien deze in een lidstaat is gevestigd; of

b) indien de uiteindelijke moederentiteit niet in een lidstaat is gevestigd, de in een lidstaat gevestigde entiteit die door de Befit-groep is aangewezen om namens de Befit-groep de verplichtingen van artikel 57 met betrekking tot de Befit-groepsinformatie na te komen;

11) “aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie”: de internationale standaarden voor financiële verslaglegging zoals door de Unie vastgesteld krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad30 en de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen van de lidstaten;

12) “netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging”: de nettowinst of het nettoverlies dat voor een Befit-groepslid is bepaald volgens één gemeenschappelijke aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie vóór consolidatiecorrecties ter uitsluiting van transacties binnen de Befit-groep, overeenkomstig artikel 7;

13) “verzekeringsonderneming”: een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad31;

14) “aan beleggingen/indexen gekoppelde levensverzekering”: levensverzekeringspolissen waarbij de beleggingswinsten en -verliezen of rente/dividenden die voortvloeien uit de onderliggende beleggingen van de verzekeringsonderneming, in de loop van de tijd volledig aan de polishouders worden toegerekend;

15) “economisch eigenaar”: de persoon die in wezen alle voordelen geniet en alle risico’s draagt die aan een vast actief verbonden zijn, ongeacht of hij de juridisch eigenaar is. Een belastingplichtige die het eigendoms-, gebruiks- en verkoopsrecht op een vast actief heeft en het risico van verlies of vernietiging loopt, wordt in ieder geval als economische eigenaar aangemerkt;

16) “grondslagtoerekening”: de methode voor het delen van de Befit-belastinggrondslag onder de Befit-groepsleden in elk boekjaar van de overgangsperiode overeenkomstig artikel 45;

17) “autoriteit van aangifte”: de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de indienende entiteit voor belastingdoeleinden is gevestigd of, in geval van een vaste inrichting van een niet-ingezeten belastingplichtige, waar deze vaste inrichting is gevestigd.

HOOFDSTUK II
BEPALING VAN HET VOORLOPIG FISCAAL RESULTAAT

Afdeling 1
Algemene bepalingen

Artikel 4
Algemene beginselen

1. Het voorlopig fiscaal resultaat van elk Befit-groepslid wordt voor elk boekjaar bepaald op basis van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging zoals gecorrigeerd overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 41 van deze richtlijn.

2. Uitgaven die in het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid zijn opgenomen, zijn slechts van zijn voorlopig fiscaal resultaat aftrekbaar voor zover zij in zijn directe bedrijfsbelang zijn gemaakt.

Artikel 5
Structuur van een Befit-groep

1. Er wordt een Befit-groep opgericht wanneer twee of meer vennootschappen of vaste inrichtingen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) de vennootschap is hetzij de uiteindelijke moederentiteit van de groep, hetzij een andere vennootschap van de groep waarbij de uiteindelijke moederentiteit direct of indirect ten minste 75 % bezit van de eigendomsrechten of van de rechten die aanspraak geven op de winst;

b) het hoofdkantoor van de vaste inrichting is hetzij de uiteindelijke moederentiteit van de groep, hetzij een ander lid (vennootschap of entiteit) van de groep waarbij de uiteindelijke moederentiteit direct of indirect ten minste 75 % bezit van de eigendomsrechten of van de rechten die aanspraak geven op de winst.

2. Voor de berekening van de in lid 1, punten a) en b), bedoelde drempel worden de eigendomsrechten en de rechten die aanspraak geven op de winst in een vennootschap die tot een groep behoort, berekend door vermenigvuldiging van de direct en indirect gehouden belangen op ieder niveau.

Artikel 6
Vereisten inzake de aanhoudingsperiode

1. Een Befit-groepslid moet gedurende het gehele boekjaar zonder onderbreking aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde drempels voldoen.

2. Een vennootschap of een vaste inrichting wordt een Befit-groepslid op de datum waarop de in artikel 5, lid 1, bedoelde drempels worden bereikt. Aan de drempels moet gedurende ten minste negen opeenvolgende maanden worden voldaan. Een vennootschap of, naargelang het geval, een vaste inrichting die niet aan de drempels voldoet gedurende de vereiste periode, wordt behandeld alsof zij nooit lid van de Befit-groep is geweest.

3. Een vennootschap of vaste inrichting is niet langer lid van de Befit-groep op de dag volgend op die waarop zij niet langer aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde drempels voldoet.

Artikel 7
Financiële rekeningen als uitgangspunt voor de berekening van het voorlopig fiscaal resultaat

1. Het voorlopig fiscaal resultaat van een Befit-groepslid wordt berekend door de in de artikelen 8 tot en met 41 beschreven correcties toe te passen op zijn netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging voor het boekjaar, zoals bepaald volgens één gemeenschappelijke aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie, vóór consolidatiecorrecties ter uitsluiting van transacties binnen de Befit-groep.

2. De aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie die door de Befit-groepsleden voor de toepassing van lid 1 moet worden gebruikt, is de in de Unie aanvaardbare boekhoudnorm die wordt gebruikt bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederentiteit indien die entiteit voor belastingdoeleinden is gevestigd in een lidstaat.

Indien de uiteindelijke moederentiteit niet voor belastingdoeleinden is gevestigd in een lidstaat, is de aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie de norm die van kracht is in de lidstaat waar de indienende entiteit voor belastingdoeleinden is gevestigd.

3. Wanneer een Befit-groepslid een vaste inrichting is, is zijn netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging:

a) het netto-inkomen of -verlies zoals weergegeven in zijn eigen afzonderlijke financiële rekeningen, zoals bepaald overeenkomstig de leden 1 en 2; of

b) bij gebrek aan afzonderlijke financiële rekeningen, het netto-inkomen of -verlies dat in de afzonderlijke financiële rekeningen zou zijn weergegeven indien deze op zichzelf waren opgesteld en in overeenstemming met de in de leden 1 en 2 vastgestelde aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie.

4. In afwijking van lid 1 mogen, wanneer een lidstaat intern recht toepast op grond waarvan groepen jaarrekeningen mogen opstellen, controleren en publiceren op jurisdictionele grondslag, het voorlopig fiscaal resultaat en de toerekening van de Befit-belastinggrondslag van de Befit-groepsleden die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in die lidstaat, ook op jurisdictionele grondslag worden berekend, mits de groep voor elk afzonderlijk Befit-groepslid de gegevens kan identificeren die nodig zijn om dat voorlopig fiscaal resultaat en de correcties na toerekening te berekenen overeenkomstig deze richtlijn.

Afdeling 2

Correcties van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging

Artikel 8
Dividenden en andere uitkeringen

Met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa als bedoeld in artikel 11, lid 1, en beleggingen ten behoeve van polishouders van levensverzekeringen die het beleggingsrisico dragen in het kader van een aan beleggingen/indexen gekoppelde levensverzekeringspolis, als bedoeld in artikel 14, wordt het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid gecorrigeerd om 95 % van het bedrag van de tijdens het boekjaar ontvangen of opgebouwde dividenden of andere uitkeringen uit te sluiten, mits het eigendomsbelang op de datum van uitkering gedurende meer dan een jaar door het Befit-groepslid wordt gehouden en dit belang recht geeft op meer dan 10 % van de winst, het kapitaal, de reserves of de stemrechten.

Artikel 9
Winsten of verliezen uit de vervreemding van aandelen

Met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa als bedoeld in artikel 11, lid 1, en beleggingen ten behoeve van polishouders van levensverzekeringen die het beleggingsrisico dragen in het kader van een aan beleggingen/indexen gekoppelde levensverzekeringspolis, als bedoeld in artikel 14, wordt het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid gecorrigeerd om 95 % van het bedrag van de winst die of het verlies dat voortvloeit uit de vervreemding van een eigendomsbelang uit te sluiten, mits het eigendomsbelang op de datum van vervreemding gedurende meer dan een jaar door het Befit-groepslid wordt gehouden en dit belang recht geeft op meer dan 10 % van de winst, het kapitaal, de reserves of de stemrechten.

Artikel 10
Verandering van de reële waarde

Met uitzondering van voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa als bedoeld in artikel 11, lid 1, en beleggingen ten behoeve van polishouders van levensverzekeringen die het beleggingsrisico dragen in het kader van een aan beleggingen/indexen gekoppelde levensverzekeringspolis, als bedoeld in artikel 14, wordt het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid gecorrigeerd om het bedrag van de winst die of het verlies dat voortvloeit uit veranderingen in de reële waarde van een eigendomsbelang uit te sluiten, mits het eigendomsbelang op de datum van vervreemding gedurende meer dan één jaar door het Befit-groepslid wordt gehouden en dit belang recht geeft op meer dan 10 % van de winst, het kapitaal, de reserves of de stemrechten.

Artikel 11
Voor handelsdoeleinden aangehouden financiële activa

1. Een financieel actief of een financiële verplichting wordt aangemerkt als aangehouden voor handelsdoeleinden door een Befit-groepslid indien het actief of de verplichting:

a) hoofdzakelijk wordt verworven respectievelijk aangegaan met het oog op de verkoop of terugkoop op korte termijn; of

b) deel uitmaakt van een portefeuille van geïdentificeerde financiële instrumenten, daaronder begrepen derivaten, die gezamenlijk worden beheerd en waarvoor aanwijzingen bestaan van een recent, feitelijk patroon van winstneming op korte termijn.

2. Wanneer een financieel actief dat of een financiële verplichting die door een Befit-groepslid wordt aangehouden, een actief of verplichting voor handelsdoeleinden wordt of vice versa, wordt het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging gecorrigeerd om rekening te houden met het verschil tussen de aan het begin van het boekjaar of op de aankoopdatum berekende reële waarde indien deze later valt, en de reële waarde ervan berekend aan het einde van hetzelfde boekjaar.

De reële waarde van een financieel actief of een financiële verplichting aan het einde van het boekjaar waarin het actief of de verplichting een voor handelsdoeleinden aangehouden actief of verplichting wordt of vice versa, is tevens de reële waarde ervan aan het begin van het boekjaar na deze overgang.

3. De in artikel 9 bedoelde aanhoudingsperiode begint of wordt onderbroken wanneer het financieel actief of de financiële verplichting niet langer voor handelsdoeleinden wordt aangehouden of een actief of verplichting voor handelsdoeleinden wordt.

Artikel 12
Inkomen of verlies uit een vaste inrichting

Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om het aan zijn vaste inrichtingen toerekenbare bedrag aan inkomsten of verliezen, buiten beschouwing te laten.

Artikel 13
Regel inzake renteaftrekbeperking

1. Een Befit-groepslid corrigeert zijn netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging om het bedrag van het financieringskostensurplus als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt32 op te nemen dat niet fiscaal aftrekbaar is overeenkomstig de regels inzake renteaftrekbeperking die zijn vastgesteld in het interne vennootschapsbelastingrecht van de lidstaat waar het lid voor belastingdoeleinden is gevestigd.

2. Lid 1 is niet van toepassing op het financieringskostensurplus dat voortvloeit uit een transactie tussen Befit-groepsleden.

Artikel 14
Verzekeringsondernemingen

1. Indien een Befit-groepslid een verzekeringsonderneming is waaraan overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG een vergunning is verleend om in een lidstaat actief te zijn, zijn de regels van de leden 2 tot en met 4 van toepassing.

2. Het bedrag aan technische voorzieningen van verzekeringsondernemingen die zijn vastgesteld in overeenstemming met Richtlijn 91/674/EEG van de Raad33 en die zijn afgetrokken van het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid, wordt aan het einde van elk boekjaar herzien en gecorrigeerd. Bij de berekening van het voorlopig fiscaal resultaat in latere jaren wordt rekening gehouden met reeds afgetrokken bedragen.

3. De Commissie kan overeenkomstig artikel 74 gedelegeerde handelingen vaststellen om deze richtlijn aan te vullen met nadere regels om het voorlopig fiscaal resultaat van verzekeringsondernemingen te corrigeren in het kader van de nieuwe internationale standaard voor financiële verslaglegging nr. 17 inzake verzekeringscontracten.

4. Levensverzekeraars waarderen in het kader van aan beleggingen/indexen gekoppelde levensverzekeringspolissen de activa tegen de marktwaarde en bepalen de reserve in overeenstemming met de waardering van de onderliggende activa.

Artikel 15
Scheepvaartactiviteiten die onder een tonnagebelastingregeling vallen

Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid dat scheepvaartactiviteiten verricht, wordt gecorrigeerd om het bedrag aan inkomsten, kosten en andere aftrekbare posten die voortvloeien uit dergelijke activiteiten die onder een tonnagebelastingregeling vallen, buiten beschouwing te laten.

Artikel 16
Boeten, sancties en onwettige betalingen

Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om rekening te houden met het bedrag van de lasten die zijn opgebouwd in verband met betalingen die naar aanleiding van een controle of onderzoek door de bevoegde autoriteit onwettig zijn bevonden, alsmede de boeten en sancties, met inbegrip van kosten voor betalingsachterstanden, die aan een overheidsinstantie zijn verschuldigd wegens inbreuken op wetgeving.

Artikel 17
Vennootschapsbelasting

Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om het bedrag op te nemen van alle vennootschapsbelasting, soortgelijke winstbelastingen en uitgestelde belastingen die voor het boekjaar zijn opgebouwd, alsmede elk bedrag dat in de financiële rekeningen als belasting is geregistreerd met betrekking tot de betaling van een bijheffing die verschuldigd is overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/2523 of uit hoofde van een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing als bedoeld in artikel 11 van die richtlijn.

Artikel 18
Doorschuifregeling voor vervangende activa

1. Wanneer de opbrengsten van de vervreemding, schadevergoedingen daaronder begrepen, van een afschrijfbaar vast actief of van grond vóór het einde van het tweede boekjaar na het boekjaar waarin de vervreemding heeft plaatsgevonden, opnieuw worden belegd in een soortgelijk actief dat voor hetzelfde of een soortgelijk bedrijfsdoel wordt gebruikt, kan het bedrag waarmee die opbrengsten de fiscale boekwaarde van het actief te boven gaan, in aftrek worden gebracht in het jaar van vervreemding. Een actief dat vrijwillig wordt vervreemd, moet gedurende een periode van ten minste drie jaar voorafgaand aan de vervreemding in eigendom zijn geweest.

2. Het in lid 1 bedoelde vervangende actief mag zijn aangeschaft in het boekjaar voorafgaand aan de vervreemding. Indien er geen vervangend actief wordt aangeschaft vóór het einde van het tweede boekjaar na het jaar waarin het actief werd vervreemd, en behalve in gevallen van overmacht, wordt het in het jaar van vervreemding afgetrokken bedrag, vermeerderd met 10 %, opgeteld bij het voorlopig fiscaal resultaat in het tweede boekjaar volgend op de vervreemding.

Artikel 19
Inkomsten en kosten in verband met afschrijfbare vaste activa

1. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om de volgende bedragen uit te sluiten:

a) de kosten in verband met de verwerving of voortbrenging alsmede de kosten in verband met de verbetering van vaste activa die overeenkomstig de regels van afdeling 3 kunnen worden afgeschreven; en

b) subsidies die rechtstreeks verband houden met de verwerving, voortbrenging of verbetering van dergelijke activa.

2. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om alleen het bedrag van de aftrek in verband met de afschrijving van vaste activa als bepaald in de artikelen 22 tot en met 28 op te nemen.

Artikel 20
Wisselkoerswinst of -verlies

Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om het volgende uit te sluiten:

a) het bedrag van niet-gerealiseerde wisselkoerswinsten of -verliezen met betrekking tot vaste activa en verplichtingen;

b) het bedrag van voorzieningen dat is opgenomen voor niet-gerealiseerde wisselkoersverliezen.

Artikel 21
Correcties met betrekking tot bepaalde posten (posten die na toerekening aan de lidstaten worden overgelaten)

Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om bedragen die verband houden met de in artikel 48, lid 1, punten a) tot en met j), genoemde posten van het voorlopig fiscaal resultaat uit te sluiten.

Afdeling 3
Afschrijving

Artikel 22
Afschrijvingsmethode en -termijn

1. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om in het boekjaar van verwerving alle vaste materiële activa met een boekwaarde vóór afschrijving van minder dan 5 000 EUR uit te sluiten.

2. Wanneer lid 1 niet van toepassing is, wordt elk afzonderlijk vast actief lineair afgeschreven over de gebruiksduur ervan. De gebruiksduur van een vast actief wordt als volgt bepaald:

a) alle gebouwen en alle andere soorten onroerende goederen en bouwwerken die voor de onderneming worden gebruikt: 28 jaar;

b) alle andere vaste materiële activa: de gebruiksduur ervan zoals beoordeeld overeenkomstig de in artikel 7 bedoelde aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie;

c) vaste immateriële activa, met inbegrip van verworven goodwill: de periode gedurende welke het actief wettelijke bescherming geniet of gedurende welke het recht is toegekend of, indien die periode niet kan worden bepaald: vijf jaar.

3. Tweedehands vaste activa worden afgeschreven overeenkomstig lid 2, tenzij het Befit-groepslid aantoont dat de geraamde resterende gebruiksduur van het actief korter is, in welk geval het over die kortere periode wordt afgeschreven.

In afwijking van de eerste alinea wordt een tweedehands immaterieel actief over vijf jaar afgeschreven, tenzij de resterende periode gedurende welke het actief wettelijke bescherming geniet of gedurende welke het recht is toegekend, kan worden bepaald, in welk geval het over die periode wordt afgeschreven.

4. Afschrijvingen worden maandelijks afgetrokken vanaf de maand van ingebruikneming van het vaste actief. In de maand waarin het actief is vervreemd, wordt geen afschrijving afgetrokken.

5. De fiscale boekwaarde van een vast actief dat wordt vervreemd, of zodanig beschadigd raakt dat het niet langer voor bedrijfsdoeleinden geschikt is, en de fiscale boekwaarde van eventuele verbeteringskosten met betrekking tot dat actief worden van het voorlopig fiscaal resultaat afgetrokken in de maand van vervreemding of beschadiging.

Artikel 23
Recht op afschrijving

1. Met inachtneming van lid 3 wordt de afschrijving afgetrokken door de economische eigenaar.

2. In het geval van overeenkomsten waarbij de economische en juridische eigendom niet samenvallen, heeft de economische eigenaar het recht het rente-element van de betalingen af te trekken van zijn voorlopig fiscaal resultaat, tenzij dat element niet is opgenomen in het voorlopig fiscaal resultaat of de belastinggrondslag van de juridische eigenaar, naargelang het geval, afhankelijk van het feit of de juridische eigenaar al dan niet een ander Befit-groepslid is.

3. Als de economische eigenaar van een actief niet kan worden geïdentificeerd, is de juridische eigenaar gerechtigd om de afschrijving in aftrek te brengen. In het geval van leasecontracten moet zowel het rente- als het kapitaalelement van de leasebetalingen worden opgenomen in het voorlopig fiscaal resultaat van de juridische eigenaar en indien de leasingnemer een Befit-groepslid is, moeten deze betalingen van zijn voorlopig fiscaal resultaat worden uitgesloten.

4. Een vast actief mag in een boekjaar niet door meer dan één belastingplichtige worden afgeschreven, tenzij de juridische of economische eigendom door meerdere belastingplichtigen wordt gedeeld of de economische of juridische eigenaar van het actief is veranderd.

5. Een Befit-groepslid mag niet afzien van afschrijving.

Artikel 24
Afschrijvingsgrondslag

1. De afschrijvingsgrondslag omvat kosten die rechtstreeks verband houden met de verwerving, voortbrenging of verbetering van een vast actief. Deze kosten omvatten geen aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde, interest of het resultaat van herwaarderingen of uitzonderlijke waardeverminderingen.

2. De afschrijvingsbasis van een actief dat als schenking wordt ontvangen, is de marktwaarde ervan zoals opgenomen in de financiële rekeningen van het Befit-groepslid.

3. De afschrijvingsgrondslag van een afschrijfbaar vast actief wordt verminderd met overheidssubsidies die rechtstreeks samenhangen met de verwerving, voortbrenging of verbetering van het actief, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, punt b).

4. De afschrijving van vaste activa die niet beschikbaar zijn voor gebruik of die langer dan twaalf maanden niet zijn gebruikt om redenen die niet buiten de macht van het Befit-groepslid vallen, wordt niet in aanmerking genomen.

De afschrijving eindigt met ingang van de maand volgend op die waarin de in de eerste alinea bedoelde periode is geëindigd, en wordt hervat vanaf de maand volgend op die waarin het actief weer in gebruik werd genomen.

5. Wanneer een afschrijfbaar vast actief is vervreemd en vervangen overeenkomstig de regels van artikel 18, wordt de afschrijvingsgrondslag van het vervangende actief verminderd met het bedrag dat in het jaar van vervreemding in mindering is gebracht.

Artikel 25
Register van vaste activa

1. Kosten in verband met verwerving, voortbrenging of verbetering worden, samen met de datum van ingebruikneming na verwerving, voortbrenging of verbetering, voor elk vast actief afzonderlijk geregistreerd in een register van vaste activa.

2. Wanneer een vast actief wordt vervreemd, worden de gegevens over de vervreemding, de datum van vervreemding daaronder begrepen, en de eventuele uit de vervreemding voortvloeiende opbrengsten of vergoedingen in het register van vaste activa opgenomen.

3. Het register van vaste activa wordt zodanig bijgehouden dat het voldoende informatie, waaronder over de afschrijving, omvat voor de berekening van het voorlopig fiscaal resultaat, en omvat ten minste de volgende informatie:

a) de identificatie van het actief;

b) de maand van ingebruikneming;

c) de afschrijvingsgrondslag;

d) de gebruiksduur overeenkomstig artikel 22;

e) de tijdens het lopende belastingtijdvak gecumuleerde afschrijvingen;

f) het totaal van de gecumuleerde afschrijvingen;

g) de afschrijvingsgrondslag na aftrek van de totale geaccumuleerde afschrijving en van uitzonderlijke waardeverminderingen;

h) de maand waarin de belastingafschrijving is stopgezet of hervat;

i) de maand van vervreemding.

Artikel 26
Afschrijving van verbeteringskosten

1. Verbeteringskosten worden overeenkomstig de op het verbeterde vaste actief toepasselijke regels afgeschreven alsof het een nieuw verworven vast actief betrof, met inbegrip van de gebruiksduur ervan overeenkomstig artikel 22; lid 2.

Niettegenstaande de eerste alinea worden verbeteringskosten met betrekking tot gehuurde vaste activa afgeschreven overeenkomstig artikel 22, lid 3, en artikel 23.

2. Indien de belastingplichtige aantoont dat de geschatte resterende gebruiksduur van een afschrijfbaar vast actief korter is dan de in artikel 22, lid 2, beschreven gebruiksduur van het actief, worden verbeteringskosten over die kortere periode afgeschreven.

Artikel 27
Niet-afschrijfbare activa

De volgende activa zijn niet-afschrijfbaar:

a) materiële vaste activa die niet onderhevig zijn aan slijtage en veroudering zoals grond, kunstvoorwerpen, antiquiteiten of sieraden;

b) financiële activa.

Artikel 28
Uitzonderlijke waardeverminderingen

1. Een Befit-groepslid dat aantoont dat de waarde van een niet-afschrijfbaar vast materieel actief zoals bedoeld in artikel 27, punt a), aan het einde van een boekjaar is gedaald door overmacht of criminele activiteiten van derden, kan een bedrag dat gelijk is aan deze waardedaling van het voorlopig fiscaal resultaat aftrekken.

2. Indien de waarde van een actief waarop in een voorgaand boekjaar een afschrijving zoals bedoeld in lid 1 heeft plaatsgevonden, vervolgens stijgt, wordt een met die stijging overeenstemmend bedrag bij het voorlopig fiscaal resultaat opgeteld in het jaar waarin de stijging plaatsvindt.

De som van deze bedragen mag evenwel het bedrag van de oorspronkelijk toegestane aftrek niet te boven gaan.

Afdeling 4
Regels inzake timing en kwantificering

Artikel 29
Voorraden en onderhanden werk

1. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd voor het verschil tussen de waarde van voorraden en onderhanden werk aan het begin en aan het einde van het boekjaar, met uitzondering van voorraden en onderhanden werk in verband met langlopende contracten als omschreven in artikel 32.

2. De kostprijs van voorraden en onderhanden werk wordt bepaald via de “eerst in-eerst uit”-methode of de gewogen gemiddelde kostprijs.

3. De kostprijs van voorraden en onderhanden werk met betrekking tot bestanddelen die normaliter niet onderling uitwisselbaar zijn en goederen of diensten die worden geproduceerd respectievelijk verleend en afgescheiden voor specifieke projecten, wordt afzonderlijk bepaald.

4. Een Befit-groepslid moet dezelfde waarderingsmethode gebruiken voor alle voorraadbestanddelen en onderhanden werk van een soortgelijke aard en met een soortgelijk gebruik.

5. De kostprijs van voorraden en onderhanden werk omvat alle inkoopkosten, directe conversiekosten en andere directe kosten die zijn ontstaan bij het transport naar de huidige locatie en de verwerking tot de huidige toestand in het desbetreffende boekjaar. De kostprijs is exclusief de aftrekbare belasting over de toegevoegde waarde.

6. Voorraden en onderhanden werk worden gewaardeerd op de laatste dag van het boekjaar tegen de kostprijs of de opbrengstwaarde, naargelang welke van beide het laagst is. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs in het kader van de normale bedrijfsuitoefening minus de geschatte kosten van voltooiing en de geschatte kosten die nodig zijn om de verkoop te realiseren.

Artikel 30
Voorzieningen

1. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om het bedrag van voorzieningen buiten beschouwing te laten.

2. In afwijking van lid 1 mag het bedrag van een voorziening in aanmerking worden genomen indien aan het einde van het boekjaar aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) op het Befit-groepslid rust een wettelijke verplichting of redelijkerwijs te verwachten wettelijke verplichting;

b) die verplichting vloeit voort uit activiteiten of transacties die in dat boekjaar of in voorgaande boekjaren zijn verricht;

c) het bedrag van de uit die verplichting voortvloeiende voorziening kan op betrouwbare wijze worden geraamd;

d) het bedrag vormt bij afwikkeling een op grond van deze richtlijn aftrekbare kostenpost.

Niettegenstaande de eerste alinea wordt het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid altijd gecorrigeerd om het bedrag van voor mogelijke verliezen of toekomstige kostenstijgingen opgenomen voorzieningen buiten beschouwing te laten.

3. Indien de in lid 1, tweede alinea, punt a), bedoelde verplichting betrekking heeft op een activiteit of transactie die in volgende boekjaren zal worden voortgezet, wordt het bedrag van de voorziening evenredig over de geraamde duur van de activiteit of transactie gespreid.

Voorzieningen krachtens dit artikel worden aan het einde van elk boekjaar geëvalueerd en gecorrigeerd. Bij de berekening van het voorlopig fiscaal resultaat in toekomstige boekjaren wordt rekening gehouden met krachtens dit artikel reeds afgetrokken bedragen.

Artikel 31
Oninbare vorderingen

1. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om het bedrag van een aftrek met betrekking tot een oninbare vordering buiten beschouwing te laten, tenzij het Befit-groepslid aan het einde van het jaar geen aanspraak heeft gemaakt op aftrek overeenkomstig artikel 28 en aan een van de volgende vereisten is voldaan:

a) het groepslid heeft alle redelijke maatregelen als bedoeld in lid 2 genomen om betaling te vorderen en het is waarschijnlijk dat de vordering geheel of gedeeltelijk onbetaald zal blijven, of

b) het groepslid heeft een groot aantal homogene vorderingen die alle afkomstig zijn uit dezelfde bedrijfstak en kan het bedrag van de oninbare vordering op procentuele basis betrouwbaar ramen, op voorwaarde dat de waarde van elke afzonderlijke homogene vordering minder dan 0,1 % vertegenwoordigt van de waarde van alle homogene vorderingen. Het Befit-groepslid komt tot een betrouwbare schatting op basis van alle relevante factoren, waaronder ervaringen uit het verleden.

2. Bij het bepalen of alle redelijke stappen zijn ondernomen om betaling te verkrijgen, houdt het Befit-groepslid rekening met de volgende elementen, op voorwaarde dat zij op objectief bewijs zijn gebaseerd:

a) of de inningskosten in verhouding staan tot de vordering;

b) of er een kans op succesvolle inning bestaat, ook wanneer de debiteur insolvent is verklaard, er een rechtsvordering is ingesteld of een incassobureau is ingeschakeld;

c) of in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kan worden verwacht dat de belastingplichtige de vordering tracht te innen.

3. Indien de oninbare vordering betrekking heeft op een handelsvordering, wordt, naast de voorwaarden van lid 1, een met de vordering overeenkomstig bedrag als inkomsten opgenomen in het voorlopig fiscaal resultaat.

4. Niettegenstaande lid 1 wordt het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid gecorrigeerd om het bedrag van oninbare vorderingen buiten beschouwing te laten wanneer de debiteur een ander Befit-groepslid is, een andere geassocieerde onderneming is of — wanneer de debiteur een natuurlijke persoon is — de debiteur, zijn of haar echtgenoot of een bloedverwant van de debiteur in opgaande of neergaande lijn betrokken is bij het beheer van of de zeggenschap over het Befit-groepslid of, direct of indirect, kapitaal van het Befit-groepslid bezit.

5. Indien een Befit-groepslid eerder een oninbare vordering heeft afgetrokken die in een volgend boekjaar is afgewikkeld, wordt zijn netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging voor het boekjaar van afwikkeling vermeerderd met het ingevorderde bedrag.

Artikel 32
Langlopende contracten

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een langlopend contract verstaan een contract dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) het is gesloten met het oog op de vervaardiging, montage of constructie of met het oog op dienstverlening;

b) de looptijd ervan bedraagt meer dan twaalf maanden of zal die termijn naar verwachting overschrijden.

2. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om alleen inkomsten met betrekking tot een langlopend contract op te nemen die zijn opgebouwd voor het bedrag dat overeenkomt met het deel van dat contract dat in het desbetreffende boekjaar is uitgevoerd.

Daartoe wordt het percentage van uitvoering van een langlopend contract bepaald aan de hand van de verhouding tussen de kosten van dat boekjaar en de geraamde totale kosten van het langlopende contract.

3. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van een Befit-groepslid wordt gecorrigeerd om rekening te houden met alle in een boekjaar gemaakte kosten in verband met langlopende contracten.

Artikel 33
Afdekking

1. Een Befit-groepslid behandelt winsten en verliezen op een afdekkingsinstrument die uit een waardering of vervreemdingshandelingen voortvloeien, op dezelfde wijze als de overeenkomstige winsten en verliezen op de afgedekte positie.

Er is sprake van een afdekkingsrelatie wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de afdekkingsrelatie is van tevoren formeel aangemerkt en gedocumenteerd;

b) de afdekking is naar verwachting zeer effectief en de effectiviteit kan betrouwbaar worden bepaald.

2. Indien de afdekkingsrelatie wordt onderbroken of een reeds aangehouden financieel instrument vervolgens wordt behandeld als een afdekkingsinstrument, waardoor het onder een andere belastingregeling komt te vallen, wordt het verschil tussen de nieuwe marktwaarde van het afdekkingsinstrument aan het einde van het boekjaar en de marktwaarde aan het begin van hetzelfde belastingtijdvak opgenomen in het voorlopig fiscaal resultaat van het Befit-groepslid.

De marktwaarde van het afdekkingsinstrument aan het einde van het boekjaar waarin op dat instrument een andere belastingregeling van toepassing is geworden, is gelijk aan de marktwaarde ervan aan het begin van het jaar na de overgang naar de andere belastingregeling.

Afdeling 5
Toetreden tot en verlaten van een Befit-groep en bedrijfsherstructurering

Artikel 34
Opneming, waardering en tijdstip van afschrijving van activa en verplichtingen
bij het toetreden tot of verlaten van een Befit-groep

1. Alle activa en verplichtingen worden opgenomen tegen hun waarde, zoals berekend volgens de in artikel 7 bedoelde aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie, onmiddellijk voorafgaand aan de datum waarop deze richtlijn van toepassing wordt op het Befit-groepslid.

2. De activa en verplichtingen van een vennootschap of vaste inrichting waarop deze richtlijn niet langer van toepassing is, worden opgenomen tegen hun overeenkomstig deze richtlijn berekende waarde.

3. De afschrijving van de activa van een vennootschap of vaste inrichting die in de loop van een boekjaar toetreedt tot of uittreedt uit een Befit-groep, wordt berekend naar rato van het aantal kalendermaanden waarin de vennootschap of vaste inrichting in dat boekjaar lid was van de Befit-groep.

Artikel 35
Kwalificatie van vaste activa bij toetreding tot een Befit-groep

Niettegenstaande de regels van hoofdstuk II, afdeling 3, zijn, wanneer een vennootschap of een vaste inrichting van het vennootschapsbelastingstelsel van een lidstaat overgaat naar een Befit-groep, de volgende regels van toepassing:

a) Indien een vast actief met een boekwaarde van minder dan 5 000 EUR op de datum van toetreding tot de Befit-groep geheel noch gedeeltelijk is afgeschreven, corrigeert het Befit-groepslid zijn netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging om het bedrag uit te sluiten dat overeenkomt met de resterende nettowaarde van het vaste actief die op de datum van toetreding in de individuele financiële rekeningen is opgenomen.

b) Wanneer de nettowaarde van een of meer vaste activa in de individuele financiële rekeningen op de datum van toetreding tot de Befit-groep verschilt van de netto fiscale boekwaarde, wordt het totale bedrag van dat verschil voor alle betrokken vaste activa, voor elk Befit-groepslid samengeteld in het boekjaar van toetreding tot de Befit-groep en over een periode van vijf jaar gespreid in het voorlopig fiscaal resultaat. Het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van elk Befit-groepslid wordt dienovereenkomstig gecorrigeerd.

Artikel 36
Langlopende contracten bij toetreding tot een Befit-groep

1. Een vennootschap of vaste inrichting die tot een Befit-groep toetreedt, voert correcties door om, overeenkomstig de timingregels van het interne recht, in haar aandeel in de Befit-belastinggrondslag zoals bepaald overeenkomstig de regels van hoofdstuk III, het bedrag van de inkomsten en kosten op te nemen die overeenkomstig artikel 32 worden geacht te zijn opgebouwd of gemaakt vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn, maar nog niet in haar belastinggrondslag zijn opgenomen krachtens het voorheen toepasselijke interne vennootschapsbelastingrecht.

2. Een vennootschap of vaste inrichting die tot een Befit-groep toetreedt, trekt in het eerste boekjaar van haar aandeel in de Befit-belastinggrondslag zoals bepaald overeenkomstig de regels van hoofdstuk III, de inkomsten uit een langlopend contract af die voorheen krachtens het interne vennootschapsbelastingrecht hoger werden belast dan het bedrag dat krachtens artikel 32 in haar voorlopig fiscaal resultaat zou zijn opgenomen.

3. Wanneer het aandeel van een Befit-groepslid in de Befit-belastinggrondslag in een boekjaar lager is dan de aftrekbare bedragen zoals bepaald in de leden 1 en 2, worden niet-gecompenseerde bedragen overgedragen en door het Befit-groepslid verrekend met zijn aandeel in de Befit-belastinggrondslag in de volgende boekjaren.

Artikel 37
Voorzieningen, inkomsten en aftrekposten bij toetreding tot een Befit-groep

1. Voorzieningen en oninbare vorderingen als bedoeld in de artikelen 30 en 31 zijn alleen aftrekbaar voor zover zij voortvloeien uit activiteiten of transacties die zijn verricht nadat deze richtlijn op het Befit-groepslid van toepassing werd.

2. Inkomsten die krachtens de overeenkomstig artikel 7 gebruikte toepasselijke aanvaardbare boekhoudnorm in de Unie worden geacht te zijn opgebouwd voordat deze richtlijn van toepassing werd op een Befit-groepslid, maar die niet in zijn belastinggrondslag waren opgenomen krachtens het voorheen toepasselijke interne vennootschapsbelastingrecht, worden aan het toegerekende deel toegevoegd overeenkomstig de timingregels van het desbetreffende nationale vennootschapsbelastingrecht.

3. Kosten die zijn gemaakt nadat deze richtlijn van toepassing werd op een Befit-groepslid, maar betrekking hebben op activiteiten of transacties die eerder zijn verricht en waarvoor geen aftrek krachtens het toepasselijke interne vennootschapsbelastingrecht is toegepast, worden afgetrokken van het aan dat lid toegerekende deel.

Indien de in de eerste alinea bedoelde kosten meer dan vijf jaar nadat een vennootschap of vaste inrichting tot een Befit-groep is toegetreden, zijn gemaakt, worden die kosten afgetrokken van het voorlopig fiscaal resultaat vóór aggregatie en winsttoerekening.

Kosten die uit hoofde van het interne vennootschapsbelastingrecht zijn gemaakt en die nog niet waren afgetrokken toen deze richtlijn van toepassing werd op een Befit-groepslid, kunnen alleen worden afgetrokken van het aan hem toegerekende deel van de Befit-belastinggrondslag, zoals berekend overeenkomstig hoofdstuk III, in gelijke bedragen en gespreid over vijf boekjaren. Kosten die financieringskosten met zich meebrengen, zijn aftrekbaar overeenkomstig artikel 13.

Indien het aandeel van de Befit-belastinggrondslag dat in een boekjaar aan een Befit-groepslid is toegerekend, ontoereikend is om de in de eerste en derde alinea bedoelde bedragen volledig af te trekken, worden de niet-gecompenseerde bedragen overgedragen en door het Befit-groepslid verrekend met zijn aandeel in de Befit-belastinggrondslag in de volgende boekjaren.

4. Bedragen die zijn afgetrokken voordat deze richtlijn van toepassing werd op een Befit-groepslid, worden niet opnieuw afgetrokken.

Artikel 38
Verliezen vóór toetreding

Wanneer een vennootschap of een vaste inrichting tot een Befit-groep toetreedt, worden alle niet-gecompenseerde verliezen die vóór de datum van toetreding zijn gemaakt, overeenkomstig het vennootschapsbelastingrecht van de lidstaat waar zij voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft, afgetrokken van haar aandeel in de Befit-belastinggrondslag zoals bepaald overeenkomstig hoofdstuk III.

Artikel 39
Beëindiging van een groep

1. Wanneer een Befit-groep wordt beëindigd, wordt het boekjaar beëindigd en wordt de Befit-belastinggrondslag van dat boekjaar aan de Befit-groepsleden toegerekend overeenkomstig de regels van hoofdstuk III.

2. De afschrijving van de activa van de Befit-groepsleden in het boekjaar waarin de Befit-groep wordt beëindigd, wordt berekend naar rato van het aantal kalendermaanden dat de Befit-groep in dat boekjaar actief was.

Artikel 40
Bedrijfsreorganisaties

1. Onverminderd artikel 9 neemt een Befit-groepslid dat activa en verplichtingen in een boekjaar vervreemdt, de winst of het verlies uit die vervreemding op in de berekening van zijn voorlopig fiscaal resultaat.

Een Befit-groepslid dat activa en verplichtingen verwerft, bepaalt zijn inkomen of verlies op het tijdstip van vervreemding op basis van de marktwaarde van de verworven activa en verplichtingen die geldt op het moment van verwerving.

2. Niettegenstaande lid 1 geldt het volgende wanneer een overdracht van activa en verplichtingen plaatsvindt in het kader van een reorganisatie als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2009/133/EG van de Raad34:

a) het Befit-groepslid dat de activa en verplichtingen vervreemdt, laat alle daaruit voortvloeiende winsten of verliezen buiten beschouwing bij de berekening van zijn voorlopig fiscaal resultaat;

b) het Befit-groepslid dat de activa en verplichtingen verwerft, bepaalt zijn voorlopig fiscaal resultaat in dat boekjaar en de daaropvolgende boekjaren aan de hand van de fiscale boekwaarde ten tijde van de overdracht en zoals omschreven in artikel 4 van Richtlijn 2009/133/EG.

Artikel 41
Uitsluiting van vrijgestelde vervreemdingen van aandelen

1. Niettegenstaande artikel 9 wordt, wanneer een Befit-groepslid als gevolg van een vervreemding van aandelen uittreedt uit de Befit-groep en dit Befit-groepslid in dat boekjaar of het voorgaande boekjaar in het kader van een transactie binnen de Befit-groep een of meer vaste activa heeft verworven, een bedrag dat overeenkomt met de winst die of het verlies dat voortvloeit uit de vervreemding van deze vaste activa binnen de Befit-groep, opgenomen in het netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging van het Befit-groepslid dat de activa bezat vóór de vervreemding binnen de Befit-groep.

De eerste alinea is niet van toepassing indien het Befit-groepslid aantoont dat de transactie binnen de Befit-groep is uitgevoerd om geldige commerciële redenen.

2. Het bedrag van de winst die of het verlies dat voortvloeit uit de in lid 1 bedoelde vervreemding binnen de Befit-groep, is de marktwaarde van de vaste activa op het tijdstip waarop het Befit-groepslid uittreedt uit de groep, verminderd met de fiscale boekwaarde van de vaste activa of de kosten als bedoeld in artikel 29.

3. De winst die of het verlies dat voortvloeit uit de vervreemding binnen de Befit-groep wordt geacht te zijn verkregen door het Befit-groepslid dat het activum of de activa aanhield vóór de in lid 1 bedoelde transactie binnen de Befit-groep.

HOOFDSTUK III
AGGREGATIE VAN DE VOORLOPIGE FISCALE RESULTATEN EN TOEREKENING VAN DE BEFIT-BELASTINGGRONDSLAG

Afdeling 1
Befit-belastinggrondslag

Artikel 42
Berekening van de Befit-belastinggrondslag

1. De voorlopige fiscale resultaten van alle Befit-groepsleden, zoals bepaald overeenkomstig de regels van hoofdstuk II, worden geaggregeerd tot de Befit-belastinggrondslag.

2. Wanneer de Befit-belastinggrondslag in een bepaald jaar:

a) positief is, wordt de winst toegerekend overeenkomstig artikel 45;

b) negatief is, wordt het verlies overgedragen en verrekend met de volgende positieve Befit-belastinggrondslag.

3. Voor de toepassing van lid 1 wordt het voorlopig fiscaal resultaat van elk Befit-groepslid omgerekend in euro (EUR) tegen de wisselkoers die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld op de laatste dag van het kalenderjaar of, indien het boekjaar niet samenvalt met het kalenderjaar, op de laatste dag van het boekjaar.

In afwijking van de eerste alinea wordt, indien de indienende entiteit voor belastingdoeleinden is gevestigd in een lidstaat die de euro niet heeft ingevoerd, het voorlopig fiscaal resultaat van elk Befit-groepslid omgezet in de valuta die in die lidstaat wettig betaalmiddel is.

Artikel 43
Bronbelasting en andere heffingen aan de bron

1. De lidstaten heffen geen bronbelasting of andere vorm van belasting aan de bron op transacties binnen de Befit-groep, tenzij de uiteindelijk gerechtigde van de betaling geen Befit-groepslid is.

2. Wanneer een lidstaat een bronbelasting toepast op een betaling van royalty’s of interest door een Befit-groepslid aan een ontvanger die geen lid is van die Befit-groep of op grond van lid 1, overeenkomstig de toepasselijke regels van intern recht en verdragen ter voorkoming van dubbele belasting, wordt de bronbelasting voor het boekjaar van heffing verdeeld over de lidstaten volgens de in artikel 45 bedoelde toerekeningsmethode.

Artikel 44
Belastingtegoeden voor aan de bron belaste inkomsten

1. Wanneer een Befit-groepslid inkomsten verwerft die in een andere lidstaat of in een derde land zijn belast, wordt een belastingtegoed toegekend in overeenstemming met het toepasselijke verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of het interne recht en wordt dit volgens de in artikel 45 bedoelde grondslagtoerekeningsmethode verdeeld over de Befit-groepsleden.

2. In afwijking van de eerste alinea wordt geen belastingtegoed toegekend indien de inkomsten van een Befit-groepslid niet zijn opgenomen in zijn netto-inkomen of -verlies uit de financiële verslaglegging overeenkomstig de artikelen 8, 9 of 12.

3. Het in lid 1 bedoelde belastingtegoed wordt afzonderlijk berekend per lidstaat of derde land en per type inkomsten. Het tegoed mag niet hoger zijn dan het over de aan een Befit-groepslid toegerekende inkomsten geheven vennootschapsbelastingtarief van de lidstaat waar dit Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

Bij de berekening van het in lid 1 bedoelde belastingtegoed wordt het bedrag van de inkomsten verminderd met het bedrag van de daarmee verband houdende aftrekbare kosten.

Afdeling 2
Toerekening van de Befit-belastinggrondslag

Artikel 45
Overgangsregel inzake toerekening

1. Voor elk boekjaar tussen 1 juli 2028 en uiterlijk 30 juni 2035 (de “overgangsperiode”) wordt de Befit-belastinggrondslag aan de Befit-groepsleden toegerekend overeenkomstig het grondslagtoerekeningspercentage.

Voor groepen die na afloop van het eerste boekjaar waarin deze richtlijn van toepassing wordt, onder deze richtlijn komen te vallen, wordt de in de eerste alinea bedoelde overgangsperiode uiterlijk op 30 juni 2035 beëindigd.

2. Het grondslagtoerekeningspercentage voor elk Befit-groepslid is het resultaat van de volgende berekening:

Grondslagtoerekening = * 100

waarbij:

a) Het belastbare resultaat van een Befit-groepslid het gemiddelde is van de belastbare resultaten in de drie voorgaande boekjaren.

In het eerste boekjaar waarin een Befit-groep onder deze richtlijn valt, worden die belastbare resultaten bepaald overeenkomstig de nationale vennootschapsbelastingregels van de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

In het tweede boekjaar waarin een Befit-groep onder deze richtlijn valt, worden die belastbare resultaten voor het eerste boekjaar waarin een Befit-groep onder deze richtlijn valt, bepaald overeenkomstig hoofdstuk II van deze richtlijn, en voor de twee voorgaande boekjaren overeenkomstig de nationale voorschriften van de respectieve lidstaat.

In het derde boekjaar waarin een Befit-groep onder deze richtlijn valt, worden die belastbare resultaten voor de eerste twee boekjaren waarin een Befit-groep onder deze richtlijn valt, bepaald overeenkomstig hoofdstuk II van deze richtlijn, en voor het onmiddellijk daaraan voorafgaande boekjaar overeenkomstig de nationale voorschriften van de respectieve lidstaat.

Met ingang van het vierde boekjaar waarin een Befit-groep onder deze richtlijn valt, worden die belastbare resultaten bepaald overeenkomstig hoofdstuk II van deze richtlijn.

b) Het totale belastbare resultaat van de Befit-groep is de som van het gemiddelde van de belastbare resultaten, als bedoeld in punt a), van alle Befit-groepsleden in de drie voorgaande boekjaren.

Voor de toepassing van dit lid heeft een Befit-groepslid met een negatief belastbaar resultaat een grondslagtoerekeningspercentage van nul.

3. Voor de toepassing van lid 2 richten de lidstaten hun risicobeoordelingskader voor de prijsstelling van transacties binnen de Befit-groep als volgt in:

a) laag risico: wanneer de door een Befit-groepslid gemaakte kosten of verkregen baten in het kader van transacties binnen de Befit-groep in een boekjaar met minder dan 10 % stijgen ten opzichte van de gemiddelde kosten of baten van de voorgaande drie boekjaren bij transacties binnen de Befit-groep.

b) hoog risico: wanneer de door een Befit-groepslid gemaakte kosten of verkregen baten in het kader van transacties binnen de Befit-groep in een boekjaar met 10 % of meer stijgen ten opzichte van de gemiddelde kosten of baten van de voorgaande drie boekjaren bij transacties binnen de Befit-groep.

4. De lidstaten treffen passende maatregelen om hun risicobeoordelingskader vorm te geven overeenkomstig de volgende beginselen:

a) laag risico: de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gaan ervan uit dat de prijsstelling van transacties binnen de Befit-groep van een specifiek Befit-groepslid in overeenstemming is met het zakelijkheidsbeginsel;

b) hoog risico: de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gaan ervan uit dat de prijsstelling van transacties binnen de Befit-groep van een specifiek Befit-groepslid niet in overeenstemming is met het zakelijkheidsbeginsel en dat het deel van de verhoging dat de 10 % overschrijft, niet in aanmerking wordt genomen in de berekening van het grondslagtoerekeningspercentage van dat Befit-groepslid.

Niettegenstaande de regel in de eerste alinea van punt b), is een Befit-groepslid gerechtigd om aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft, bewijs over te leggen dat de prijzen van de desbetreffende transacties binnen de Befit-groep zijn vastgesteld in overeenstemming met het zakelijkheidsbeginsel. In dat geval moet het volledige bedrag aan kosten van de betrokken transacties binnen de Befit-groep, zoals aangetoond, in aanmerking worden genomen in de berekening van het grondslagtoerekeningspercentage van dat Befit-groepslid.

5. Niettegenstaande artikel 13, lid 2, wordt het financieringskostensurplus als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad dat voortvloeit uit een transactie tussen Befit-groepsleden, niet in aanmerking genomen in de berekening van het grondslagtoerekeningspercentage van het Befit-groepslid dat die kosten maakt.

6. Indien de structuur van de Befit-groep tijdens de in lid 1 bedoelde overgangsperiode verandert omdat nieuwe leden tot de groep toetreden of leden de groep verlaten, wordt het grondslagtoerekeningspercentage herberekend overeenkomstig lid 2. Voor elk Befit-groepslid wordt de Befit-belastinggrondslag toegerekend overeenkomstig het nieuwe grondslagtoerekeningspercentage voor het restant van deze periode, tenzij latere wijzigingen in de structuur van de Befit-groep een nieuwe herberekening van het grondslagtoerekeningspercentage nodig maken.

7. Indien de structuur van de Befit-groep tijdens de in lid 1 bedoelde overgangsperiode verandert als gevolg van de oprichting van een of meer nieuwe vennootschappen die als Befit-groepsleden worden aangemerkt, zijn de regels van lid 2 inzake de toerekening van de Befit-belastinggrondslag, in het eerste boekjaar niet van toepassing op de nieuwe Befit-groepsleden. Voor de daaropvolgende boekjaren tot het eind van die overgangsperiode wordt het grondslagtoerekeningspercentage van de nieuwe Befit-groepsleden berekend overeenkomstig lid 2.

8. Indien een groep na 1 juli 2028 onder de regels van deze richtlijn komt te vallen, wordt de grondslagtoerekening berekend overeenkomstig lid 2. In afwijking van de leden 1 en 2 wordt de Befit-belastinggrondslag aan de Befit-groepsleden toegerekend over het restant van de in lid 1 bedoelde overgangsperiode.

9. De Commissie onderwerpt de overgangsregel aan een uitgebreide evaluatie, in welk verband zij een studie opstelt over de mogelijke samenstelling en het gewicht van de geselecteerde formulefactoren en vóór het einde van het derde boekjaar tijdens de in lid 1 bedoelde overgangsperiode een verslag indient bij de Raad. Indien de Commissie het, rekening houdend met de conclusies van dat verslag, passend acht, kan zij tijdens de overgangsperiode een wetgevingsvoorstel aannemen om deze richtlijn te wijzigen door een methode in te voeren voor de evenredige toerekening van de Befit-belastinggrondslag op basis van een formule en op basis van factoren.

10. De regels van de leden 1 tot en met 8 blijven van toepassing totdat wijzigingen daarvan in werking zijn getreden.

Artikel 46
Upstreamactiviteiten

1. In afwijking van de artikelen 42 tot en met 45 worden, wanneer de hoofdactiviteit van een Befit-groepslid betrekking heeft op winningsactiviteiten, zijn inkomsten, kosten en andere aftrekposten die uit dergelijke activiteiten voortvloeien, toegerekend aan het Befit-groepslid dat is gevestigd in de lidstaat waar de winning plaatsvindt.

Indien meer dan één Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd in de lidstaat waar de winning plaatsvindt, worden de inkomsten, kosten en andere aftrekposten die uit dergelijke activiteiten voortvloeien, aan elk van die Befit-groepsleden toegerekend naar rato van hun grondslagtoerekeningspercentage.

2. In afwijking van de artikelen 42 tot en met 45 worden, wanneer er in de lidstaat van winning geen Befit-groepslid is, of indien de winning plaatsvindt in een jurisdictie van een derde land, de inkomsten, kosten en andere aftrekposten die uit dergelijke activiteiten voortvloeien, toegerekend aan het Befit-groepslid dat ze heeft opgebouwd.

Artikel 47
Uitzondering voor scheepvaartactiviteiten die niet onder een tonnagebelastingregeling vallen, binnenvaart en luchtvervoer

1. In afwijking van de artikelen 42 tot en met 45 en onverminderd artikel 15 worden de inkomsten, kosten en andere aftrekposten die voortvloeien uit de volgende activiteiten, in alle volgende gevallen buiten de Befit-belastinggrondslag gelaten:

a) de exploitatie van schepen in het internationale verkeer indien het belastbare resultaat niet onder een tonnagebelastingregeling valt;

b) de exploitatie van luchtvaartuigen in het internationale verkeer;

c) de exploitatie van binnenvaartschepen.

De in de eerste alinea bedoelde inkomsten, kosten en andere aftrekbare posten worden aan dat Befit-groepslid toegerekend per transactie en er worden correcties op toegepast met het oog op prijsstelling overeenkomstig het zakelijkheidsbeginsel.

2. Elke deelneming in en door het Befit-groepslid als bedoeld in lid 1 wordt in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 5.

Artikel 48
Van het toegerekende deel aftrekbare posten

1. Een Befit-groepslid verhoogt of verlaagt het aan hem toegerekende deel met de volgende posten:

a) niet-gecompenseerde verliezen die zijn gemaakt voordat het lid aan de voorschriften van deze richtlijn werd onderworpen, overeenkomstig artikel 38;

b) inkomsten en kosten die zijn opgebouwd of gerealiseerd voordat deze richtlijn van toepassing werd op het Befit-groepslid, maar die nog niet in zijn belastinggrondslag waren opgenomen krachtens het voorheen toepasselijke interne vennootschapsbelastingrecht, overeenkomstig artikel 36, lid 1;

c) inkomsten uit een langlopend contract die voorheen krachtens het interne vennootschapsbelastingrecht hoger werden belast dan het bedrag dat krachtens artikel 32 in zijn voorlopig fiscaal resultaat zou zijn opgenomen, overeenkomstig artikel 36, lid 2;

d) inkomsten die zijn opgebouwd voordat deze richtlijn van toepassing werd op een Befit-groepslid, maar die overeenkomstig artikel 37, lid 2, niet in zijn belastinggrondslag waren opgenomen krachtens het voorheen toepasselijke interne vennootschapsbelastingrecht;

e) kosten die zijn gemaakt nadat deze richtlijn van toepassing werd op een Befit-groepslid, maar betrekking hebben op activiteiten of transacties die eerder zijn verricht en waarvoor geen aftrek krachtens het toepasselijke interne vennootschapsbelastingrecht is toegepast, overeenkomstig artikel 37, lid 3, eerste alinea;

f) kosten die uit hoofde van het interne vennootschapsbelastingrecht zijn gemaakt en die nog niet waren afgetrokken toen deze richtlijn van toepassing werd op het Befit-groepslid, overeenkomstig artikel 37, lid 3, derde alinea;

g) niet-gecompenseerde bedragen die overeenkomstig artikel 36, lid 3, en artikel 37, lid 3, vierde alinea, zijn overgedragen;

h) giften en schenkingen aan charitatieve instellingen voor zover zij aftrekbaar zijn op grond van het vennootschapsbelastingrecht van de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft;

i) pensioenvoorzieningen voor zover zij aftrekbaar zijn op grond van het vennootschapsbelastingrecht van de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft;

j) lokale belastingen voor zover zij aftrekbaar zijn op grond van het vennootschapsbelastingrecht van de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

2. Naast de in lid 1 genoemde correcties kan een lidstaat toestaan dat het toegerekende deel van de Befit-groepsleden die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in die lidstaat of daar een vaste inrichting hebben, door middel van aanvullende posten wordt verhoogd of verlaagd.

Artikel 49
Uitkeringsbelastingstelsels

1. Wanneer een Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft in een lidstaat die een vennootschapsbelastingstelsel toepast waarbij alleen inkomstenbelasting wordt geheven over winst wanneer die winst wordt uitgekeerd of wordt geacht te zijn uitgekeerd aan aandeelhouders, of wanneer de vennootschap bepaalde naar nationaal recht belastbare kosten maakt (“uitkeringsbelastingstelsel”), wordt het overeenkomstig artikel 45 aan dat Befit-groepslid toegerekende deel gecorrigeerd voor de tijdens het boekjaar verrichte uitkeringen.

2. De correctie van het toegerekende deel wordt als volgt berekend:


waarbij:

a) de financiële inkomsten betrekking hebben op de inkomsten die beschikbaar zijn voor uitkeringen in het kader van een uitkeringsbelastingstelsel, met inbegrip van reserves, voor het boekjaar;

b) het toegerekende deel verwijst naar het aandeel dat overeenkomstig artikel 45 voor het boekjaar is toegerekend aan het Befit-groepslid, met inbegrip van eventuele resterende aandelen uit voorgaande boekjaren die overeenkomstig lid 4 voor het Befit-groepslid zijn berekend;

c) de uitkeringen betrekking hebben op uitkeringen en andere kosten die het Befit-groepslid in het boekjaar verricht en die worden belast op basis van een uitkeringsbelastingstelsel.

3. Indien het overeenkomstig lid 2 berekende gecorrigeerde toegerekende deel van een Befit-groepslid lager is dan het oorspronkelijke toegerekende deel, wordt het saldo overgedragen naar het volgende boekjaar en toegevoegd aan het deel dat in dat boekjaar overeenkomstig dit artikel aan het Befit-groepslid wordt toegerekend.

4. Het overeenkomstig lid 2 berekende gecorrigeerde toegerekende deel wordt verhoogd met de niet-aftrekbare kosten die tijdens het boekjaar onmiddellijk worden belast op basis van een uitkeringsbelastingstelsel in de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

HOOFDSTUK IV
Vereenvoudigde regeling voor de naleving van de verrekenprijsregels

Artikel 50
Selectiecriteria

1. De lidstaten onderwerpen de volgende activiteiten, indien deze worden verricht door middel van transacties tussen een Befit-groepslid en een geassocieerde onderneming buiten de Befit-groep, aan een vereenvoudigde regeling voor de naleving van de verrekenprijsregels:

a) distributieactiviteiten die worden verricht via een distributeur met een laag risico, zoals beschreven in lid 2, die voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft in een lidstaat;

b) productieactiviteiten die worden verricht via een contractfabrikant, zoals beschreven in lid 3, die voor belastingdoeleinden is gevestigd in of een vaste inrichting heeft in een lidstaat.

2. Voor de toepassing van lid 1, punt a), is een distributeur met een laag risico een entiteit die bij geassocieerde ondernemingen aangeschafte goederen distribueert. De distributieactiviteit moet de volgende kenmerken hebben:

a) de activiteit vloeit voort uit een nauwkeurige afbakening van de transactie en heeft economisch relevante kenmerken die betrouwbaar kunnen worden geprijsd aan de hand van een eenzijdige verrekenprijsmethode, waarbij de distributeur de geteste partij is;

b) de distributeur is geen juridisch of economisch mede-eigenaar van de intellectuele eigendom met betrekking tot de gedistribueerde producten en/of diensten;

c) de distributieactiviteit is de voornaamste activiteit van de distributeur;

d) de distributeur draagt geen of beperkte risico’s met betrekking tot markt, voorraad en oninbare leningen.

3. Voor de toepassing van lid 1, punt b), is een contractfabrikant een geassocieerde onderneming die een productieactiviteit verricht onder controle van een opdrachtgever en die de volgende kenmerken heeft:

a) de productieactiviteit vloeit voort uit een nauwkeurige afbakening van de transactie en heeft economisch relevante kenmerken die betrouwbaar kunnen worden geprijsd aan de hand van een eenzijdige verrekenprijsmethode, waarbij de fabrikant de geteste partij is;

b) de fabrikant is geen juridisch of economisch mede-eigenaar van de intellectuele eigendom met betrekking tot de vervaardigde producten;

c) de productieactiviteit is de voornaamste activiteit van de fabrikant;

d) de fabrikant draagt geen of beperkte risico’s met betrekking tot prijs, markt, voorraad, bezettingsgraad en oninbare leningen.

4. Indien een geassocieerde onderneming meer dan één economische activiteit verricht, blijft zij onder de vereenvoudigde regeling vallen, mits zij aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

a) de andere economische activiteiten dan distributie of productie kunnen adequaat worden gescheiden en afzonderlijk worden geprijsd;

b) de andere economische activiteiten dan distributie of productie zijn nevenactiviteiten en zijn ofwel niet van materieel belang, ofwel voegen geen grote waarde toe aan de distributie of productie.

Artikel 51
Nalevingskader

1. De lidstaten richten hun risicobeoordelingskader voor de in artikel 50 genoemde activiteiten in met drie risiconiveaus voor verrekenprijzen.

2. De risiconiveaus worden bepaald aan de hand van het interkwartielbereik van de winstprestaties die voortvloeien uit de in artikel 53 bedoelde openbare benchmarks van de Unie.

3. Het risico van de in artikel 50 vermelde activiteiten wordt aangemerkt als laag, middelhoog of hoog, afhankelijk van de wijze waarop hun winstprestatie in een bepaald jaar, zoals bepaald uit hoofde van artikel 52, zich verhoudt tot het interkwartielbereik van de meest recente reeks openbare benchmarks die vóór het einde van dat jaar is opgesteld.

4. De lidstaten passen het volgende risicokader toe:

RisiconiveauWinstprestaties van de geteste partij ten opzichte van de winstindicatoren van de EU
laagboven 60e percentiel van de resultaten van de openbare benchmark
middelhoogonder het 60e percentiel maar boven het 40e percentiel van de resultaten van de openbare benchmark
hoogonder het 40e percentiel van de resultaten van de openbare benchmark

5. De lidstaten treffen passende maatregelen om hun aanpak van de naleving van de risico’s vorm te geven overeenkomstig de volgende beginselen:

a) Laag risico: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen geen extra middelen voor naleving uittrekken om de verrekenprijsresultaten verder te evalueren. Niettemin behouden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het recht om verrekenprijscorrecties toe te passen op de winstmarges van een belastingplichtige met een laag risiconiveau.

b) Middelhoog risico: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens toezicht houden op de resultaten en contact opnemen met de belastingplichtige om diens omstandigheden beter in beeld te krijgen alvorens al dan niet middelen voor naleving toe te wijzen voor de verrichting van risicobeoordelingen en controles.

c) Hoog risico: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen de belastingplichtige aanbevelen zijn verrekenprijsbeleid te herzien en kunnen besluiten een onderzoek of controle te starten.

Artikel 52
Prestatiemeting

1. De lidstaten stellen een passend rechtskader vast, zodat hun bevoegde autoriteiten de winstgevendheid van de in artikel 50, lid 2, bedoelde distributieactiviteit meten aan de hand van de winst vóór interest en belastingen in verhouding tot de omzet als indicator van het winstniveau.

2. De lidstaten stellen een passend rechtskader vast, zodat hun bevoegde autoriteiten de winstgevendheid van de in artikel 50, lid 3, bedoelde productieactiviteit meten aan de hand van de winst vóór interest en belastingen in verhouding tot de totale kosten als indicator van het winstniveau.

Artikel 53
Openbare benchmarks

1. Het risiconiveau van de in artikel 50 bedoelde activiteiten wordt bepaald aan de hand van openbare benchmarks voor distributie- en productieactiviteiten.

2. De openbare benchmarks voor distributieactiviteiten zijn representatief voor de winstprestaties van onafhankelijke entiteiten die op de interne markt actief zijn en overwegend distributieactiviteiten verrichten met soortgelijke kenmerken als de in artikel 50, lid 2, beschreven activiteit.

3. De openbare benchmark voor productieactiviteiten is representatief voor de winstprestaties van onafhankelijke entiteiten die op de interne markt actief zijn en overwegend productieactiviteiten verrichten met soortgelijke kenmerken als de in artikel 50, lid 3, beschreven activiteit.

4. Het risiconiveau wordt bepaald aan de hand van het interkwartielbereik van de gemiddelde winstprestaties van onafhankelijke entiteiten over vijf jaar die voortvloeien uit de openbare benchmarks.

5. De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling de noodzakelijke praktische regelingen vast, met inbegrip van de zoekcriteria voor de identificatie van vergelijkbare transacties voor de vaststelling van passende benchmarks voor distributieactiviteiten en contractfabricage met een laag risico. De resultaten van de benchmarks worden gepubliceerd op de website van de Commissie, zodat belastingplichtigen het risiconiveau van hun activiteiten kunnen bepalen. De benchmarks worden elke drie jaar geactualiseerd. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 73 bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK V
BEHEER EN PROCEDURES

Afdeling 1
Algemene bepalingen

Artikel 54
Oprichting en beëindiging van de Befit-groep

1. Een Befit-groep valt gedurende een periode van vijf jaar onder deze richtlijn en deze periode wordt automatisch verlengd aan het einde van het vijfde jaar, tenzij er een kennisgeving van beëindiging is gegeven omdat de groep niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1.

2. Groepen die er overeenkomstig artikel 2, lid 7, voor hebben gekozen onder deze richtlijn te vallen, zijn aan deze keuze gebonden voor een periode van vijf jaar. Aan het einde van de periode van vijf jaar zijn de regels niet langer van toepassing, tenzij de indienende entiteit de autoriteit van aangifte in kennis stelt van haar keuze om onder deze richtlijn te blijven vallen. Daartoe verstrekt de indienende entiteit aan de autoriteit van aangifte bewijs dat is voldaan aan de toelatingsvoorwaarden van artikel 2, lid 7, en dat er geen reden is om de verlenging te weigeren.

Artikel 55
Boekjaar

1. Alle Befit-groepsleden hebben hetzelfde boekjaar, dat een periode van twaalf maanden omvat. In het jaar waarin een lid van de Befit-groep toetreedt tot een Befit-groep, brengt het zijn boekjaar in overeenstemming met het boekjaar van de Befit-groep.

2. Het toegerekende deel van een Befit-groepslid voor het jaar waarin het tot een Befit-groep toetreedt, wordt berekend naar rato van het aantal kalendermaanden waarin het Befit-groepslid lid was van de Befit-groep.

3. Het toegerekende deel van een Befit-groepslid voor het jaar waarin het uittreedt uit een Befit-groep, wordt berekend naar rato van het aantal kalendermaanden waarin het Befit-groepslid lid was van de Befit-groep.

Artikel 56
Wijziging van indienende entiteit

De indienende entiteit mag niet worden gewijzigd, tenzij zij niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, punt 10. Vervolgens wijst de groep een nieuwe indienende entiteit aan overeenkomstig de voorwaarden van artikel 3, punt 10. Indien de groep verzuimt om binnen twee maanden nadat de vorige indienende entiteit niet langer aan de voorwaarden voldeed, een indienende entiteit aan te wijzen, wijst het in artikel 60 bedoelde Befit-team een indienende entiteit aan voor de Befit-groep.

Afdeling 2
Befit-informatieaangifte

Artikel 57
Indiening van de Befit-informatieaangifte

1. De indienende entiteit dient de Befit-informatieaangifte van de Befit-groep in bij de autoriteit van aangifte, behalve wanneer de Befit-groep een binnenlandse groep is.

2. De Befit-informatieaangifte wordt uiterlijk vier maanden na afloop van het boekjaar bij de autoriteit van aangifte ingediend.

3. De Befit-informatieaangifte bevat de volgende informatie:

a) identificatie van de indienende entiteit en andere Befit-groepsleden, met inbegrip van hun eventuele fiscale identificatienummers, en de lidstaat waar de Befit-groepsleden voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben;

b) informatie over de algemene bedrijfsstructuur van de Befit-groep, met inbegrip van het eigendomsbelang van andere Befit-groepsleden in de Befit-groepsleden;

c) het boekjaar waarop de Befit-informatieaangifte betrekking heeft;

d) informatie over en berekening van:

i) het voorlopig fiscaal resultaat van elk Befit-groepslid;

ii) de Befit-belastinggrondslag;

iii) het toegerekende deel van elk Befit-groepslid;

iv) informatie over het “grondslagtoerekeningspercentage”, zoals berekend overeenkomstig artikel 45.

4. De autoriteit van aangifte zendt de Befit-informatieaangifte onmiddellijk door naar de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten waar de Befit-groepsleden voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben.

Artikel 58
Kennisgeving van fouten in de Befit-informatieaangifte

1. De indienende entiteit stelt de autoriteit van aangifte binnen twee maanden na de tijdige indiening van een Befit-informatieaangifte in kennis van fouten in die aangifte.

2. De autoriteit van aangifte zendt een herziene Befit-informatieaangifte onmiddellijk door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar Befit-groepsleden voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben.

Artikel 59
Verzuim om een Befit-informatieaangifte in te dienen

Indien de indienende entiteit verzuimt een Befit-informatieaangifte in te dienen, geeft de autoriteit van aangifte, in overleg met de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten waar Befit-groepsleden voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, een Befit-informatieaangifte af op basis van een raming, rekening houdend met de beschikbare informatie. Daarnaast past de autoriteit van aangifte het rechtskader inzake sancties toe overeenkomstig artikel 72. De indienende entiteit kan beroep instellen tegen die Befit-informatieaangifte.

Afdeling 3
Befit-team

Artikel 60
Oprichting van het Befit-team

1. Binnen een maand na de indiening van de Befit-informatieaangifte als bedoeld in artikel 57 wordt een Befit-team bijeengeroepen om de in artikel 61 vermelde taken uit te voeren. Daarnaast biedt het Befit-team een kader voor communicatie en overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben. Wanneer een Befit-teamlid andere leden raadpleegt, ontvangt het binnen een redelijke termijn een antwoord.

2. Het Befit-team bestaat uit een of meer vertegenwoordigers van elke betrokken belastingdienst, die als gedelegeerden optreden, voor elke lidstaat waar er Befit-groepsleden zijn. De gedelegeerde van de autoriteit van aangifte treedt op als voorzitter van het Befit-team.

3. De informatie die tussen de leden van een Befit-team wordt uitgewisseld, wordt voor zover mogelijk langs elektronische weg verstrekt, met gebruikmaking van een Befit-samenwerkingsinstrument.

4. Om de werkzaamheden en de communicatie van het Befit-team te vergemakkelijken, standaardiseert de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen de uitwisseling van informatie tussen de Befit-teamleden middels een Befit-samenwerkingsinstrument. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 73 bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 61
Taken van het Befit-team met betrekking tot de Befit-informatieaangifte

1. Het Befit-team controleert de volledigheid en juistheid van de bij artikel 57 vereiste informatie in de Befit-informatieaangifte, met uitzondering van het resultaat van de berekening van het voorlopig fiscaal resultaat van elk Befit-groepslid overeenkomstig artikel 57, lid 3, punt d), i).

2. Het Befit-team streeft ernaar binnen vier maanden na de datum waarop alle krachtens artikel 57 vereiste informatie is gerapporteerd, overeenstemming te bereiken over de inhoud van de Befit-informatieaangifte. Onverminderd artikel 65, in samenhang met artikel 57, lid 3, punten a), b), c) en d), iv), houdt de overeenstemming van het Befit-team in dat deze punten in de toekomst niet kunnen worden betwist. Het definitieve besluit over de in artikel 57, lid 3, punt d), i), ii) en iii), bedoelde inlichtingen blijft de exclusieve bevoegdheid van de lidstaat waar het groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

3. Indien het Befit-team overeenstemming bereikt over een Befit-informatieaangifte, stelt de autoriteit van aangifte waarbij de oorspronkelijke Befit-informatieaangifte werd ingediend, de indienende entiteit in kennis van de Befit-informatieaangifte.

4. Indien het Befit-team er niet in slaagt overeenkomstig lid 2 binnen vier maanden na de datum waarop alle krachtens artikel 57 vereiste informatie is gerapporteerd, overeenstemming te bereiken, wordt die overeenstemming geacht te zijn bereikt indien de leden van het Befit-team bij gewone meerderheid van de aanwezige leden overeenkomstig lid 5 instemmen met de Befit-informatieaangifte aan het einde van de vijfde maand na de datum waarop de informatie is gerapporteerd. De autoriteit van aangifte waarbij de Befit-informatieaangifte is ingediend, stelt de indienende entiteit in kennis van de Befit-informatieaangifte.

5. Om een gewone meerderheid te bereiken overeenkomstig lid 4, worden de stemrechten aan elke bevoegde autoriteit in het Befit-team toegewezen naar rato van de inkomsten die de Befit-groepsleden die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben op hun grondgebied, in het desbetreffende boekjaar hebben verdiend. Wanneer de stemming gelijkelijk verdeeld is, geeft de stem van de autoriteit van aangifte de doorslag. Het quorum vereist de aanwezigheid van ten minste twee derde van de leden van het Befit-team. Indien het quorum niet wordt bereikt, vormt de oorspronkelijk ingediende Befit-informatieaangifte de basis voor de individuele belastingaangiften als bedoeld in artikel 62 en voor de individuele belastingaanslagen als bedoeld in artikel 64. De autoriteit van aangifte waarbij de Befit-informatieaangifte is ingediend, stelt de indienende entiteit in kennis indien het quorum niet is gehaald.

Afdeling 4
Individuele belastingaangiften en -aanslagen

Artikel 62
Indiening van de individuele belastingaangiften

1. Elk Befit-groepslid dient zijn individuele belastingaangifte in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft, uiterlijk drie maanden na ontvangst van de kennisgeving van de autoriteit van aangifte krachtens artikel 61, lid 3, 4 of 5, of, in het geval van een binnenlandse groep, uiterlijk acht maanden na het einde van het boekjaar.

2. De individuele belastingaangifte bevat informatie over de volgende onderdelen:

a) de berekening van het voorlopig fiscaal resultaat van het Befit-groepslid;

b) het deel dat overeenkomstig artikel 45 aan het Befit-groepslid is toegerekend;

c) de posten waarmee het toegerekende deel overeenkomstig artikel 48 wordt gecorrigeerd in de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft;

d) tegoeden die, ter verlichting van buitenlandse belasting, van toepassing zijn in de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

3. Niettegenstaande lid 1 kunnen leden van dezelfde Befit-groep die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben in dezelfde lidstaat, ervoor kiezen één gecombineerde individuele belastingaangifte in te dienen in die lidstaat.

Artikel 63
Kennisgeving van fouten in de individuele belastingaangifte

1. Een Befit-groepslid stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft, binnen twee maanden na de tijdige indiening van een individuele belastingaangifte in kennis van fouten in die aangifte.

2. Indien naar aanleiding van de fouten correcties nodig zijn die gevolgen hebben voor de Befit-belastinggrondslag van de Befit-groep, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het Befit-groepslid zijn individuele belastingaangifte heeft ingediend, via het Befit-team de autoriteit van aangifte en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, daarvan onmiddellijk in kennis.

3. De autoriteit van aangifte geeft binnen een maand een herziene Befit-informatieaangifte af en zendt deze aangifte onmiddellijk, via het Befit-team, door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de Befit-groepsleden voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben. De autoriteit van aangifte en de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, stellen in voorkomend geval gewijzigde belastingaanslagen vast overeenkomstig artikel 64.

4. Niettegenstaande lid 3 wordt er geen gewijzigde belastingaanslag afgegeven om de Befit-belastinggrondslag te corrigeren wanneer het verschil tussen de oorspronkelijk aangegeven Befit-belastinggrondslag en de herziene Befit-belastinggrondslag 10 000 EUR of 1 % van de Befit-belastinggrondslag, naargelang welk van beide het laagst is, niet te boven gaat.

Artikel 64
Individuele belastingaanslagen

1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar een Befit-groepslid zijn individuele belastingaangifte heeft ingediend, geeft een individuele belastingaanslag af overeenkomstig de individuele belastingaangifte. De invordering van de verschuldigde belasting wordt beheerst door het recht van die lidstaat.

2. In voorkomend geval geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het Befit-groepslid zijn individuele belastingaangifte heeft ingediend, een gewijzigde belastingaanslag af. Indien de correcties gevolgen hebben voor de Befit-belastinggrondslag, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het Befit-groepslid zijn individuele belastingaangifte heeft ingediend, via het Befit-team de autoriteit van aangifte en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, daarvan onmiddellijk in kennis.

3. Na ontvangst van een gewijzigde belastingaanslag overeenkomstig lid 2 geeft de autoriteit van aangifte binnen een maand een herziene Befit-informatieaangifte af en zendt deze aangifte onmiddellijk, via het Befit-team, door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de Befit-groepsleden voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben. De autoriteit van aangifte en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, stellen in voorkomend geval gewijzigde belastingaanslagen vast overeenkomstig lid 2.

4. Niettegenstaande lid 3 wordt er geen gewijzigde belastingaanslag afgegeven om de Befit-belastinggrondslag te corrigeren wanneer het verschil tussen de oorspronkelijk aangegeven Befit-belastinggrondslag en de herziene Befit-belastinggrondslag 10 000 EUR of 1 % van de Befit-belastinggrondslag, naargelang welk van beide het laagst is, niet te boven gaat.

Afdeling 5
Controles

Artikel 65
Controles

1. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan controles initiëren en coördineren van Befit-groepsleden die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben in die lidstaat.

2. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft, kan door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat waar zich ten minste één lid van dezelfde Befit-groep bevindt, worden verzocht een gezamenlijke controle uit te voeren met laatstgenoemde autoriteit. Gezamenlijke controles worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 12 van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad35 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen. Niettegenstaande deze regel aanvaardt de aangezochte bevoegde autoriteit een dergelijk verzoek en stelt zij het Befit-team daarvan in kennis.

3. Een (al dan niet gezamenlijke) controle wordt uitgevoerd in overeenstemming met de nationale wetgeving van de lidstaat waar zij plaatsvindt, met inachtneming van de aanpassingen die nodig zijn met het oog op een correcte uitvoering van deze richtlijn. Deze controles kunnen toetsingen, inspecties of onderzoeken van elke aard omvatten om na te gaan of een belastingplichtige deze richtlijn naleeft.

4. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de controle of gezamenlijke controle plaatsvindt, stelt het Befit-team in kennis van de uitkomsten daarvan die gevolgen hebben voor de toerekening van de Befit-belastinggrondslag voor het gecontroleerde boekjaar. De andere leden van het Befit-team maken hun standpunt binnen drie maanden kenbaar.

5. Na een al dan niet gezamenlijke controle die gevolgen heeft voor de toerekening van de Befit-belastinggrondslag als bedoeld in lid 4, geeft de autoriteit van aangifte binnen een maand een herziene Befit-informatieaangifte af en zendt deze aangifte onmiddellijk, via het Befit-team, door naar de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten waar de Befit-groepsleden voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben. De autoriteit van aangifte en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, stellen in voorkomend geval gewijzigde belastingaanslagen vast overeenkomstig artikel 64.

6. Niettegenstaande lid 5 wordt er geen gewijzigde aanslag afgegeven om de Befit-belastinggrondslag te corrigeren wanneer het verschil tussen de oorspronkelijk aangegeven Befit-belastinggrondslag en de herziene Befit-belastinggrondslag 10 000 EUR of 1 % van de Befit-belastinggrondslag, naargelang welk van beide het laagst is, niet te boven gaat.

Afdeling 6
Beroepsprocedures

Artikel 66
Administratief beroep in verband met de Befit-informatieaangifte

1. De indienende entiteit kan overeenkomstig artikel 59 binnen twee maanden na de afgifte of kennisgeving van de Befit-informatieaangifte beroep instellen tegen de inhoud van die aangifte. Het beroep wordt behandeld door een bestuurlijk lichaam dat naar het recht van de lidstaat van de autoriteit van aangifte bevoegd is om beroepen in eerste aanleg te behandelen. Het administratief beroep wordt beheerst door het recht van de lidstaat van de autoriteit van aangifte. Indien een dergelijk bestuurlijk lichaam ontbreekt in de lidstaat van de autoriteit van aangifte, kan het Befit-groepslid rechtstreeks beroep instellen bij de rechter.

2. Bij het indienen van stukken bij het bestuurlijk lichaam raadpleegt de autoriteit van aangifte, naargelang het geval, via het Befit-team de andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben.

3. Het in lid 1 bedoelde bestuurlijk lichaam neemt binnen twee maanden een besluit over het beroep. Indien het besluit afwijkt van de oorspronkelijke Befit-informatieaangifte, vervangt het gewijzigde besluit de oorspronkelijke Befit-informatieaangifte. Indien de indienende entiteit binnen die termijn geen besluit heeft ontvangen, wordt de Befit-informatieaangifte geacht te zijn bevestigd.

4. Niettegenstaande artikel 62, lid 1, begint de termijn voor het indienen van een individuele belastingaangifte te lopen wanneer het besluit op het beroep is genomen of de Befit-informatieaangifte wordt geacht te zijn bevestigd krachtens lid 3.

Artikel 67
Administratief beroep in verband met individuele belastingaanslagen

1. Een Befit-groepslid kan binnen twee maanden na de kennisgeving van de individuele belastingaanslag krachtens artikel 64 beroep tegen de inhoud van die aanslag instellen bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar dat Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft. Het administratief beroep wordt behandeld door een bestuurlijk lichaam dat, naar het recht van de lidstaat van het Befit-groepslid, bevoegd is om beroepen in eerste aanleg te behandelen. Het administratief beroep wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft. Indien een dergelijk bestuurlijk lichaam ontbreekt in de lidstaat van waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft, kan het Befit-groepslid rechtstreeks beroep instellen bij de rechter.

2. Bij het indienen van stukken bij het bestuurlijk lichaam raadpleegt de bevoegde autoriteit van een Befit-groepslid, naargelang het geval, via het Befit-team de andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben.

3. Indien een op grond van lid 1 genomen besluit gevolgen heeft voor de Befit-belastinggrondslag, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het Befit-groepslid beroep heeft ingesteld, via het Befit-team de autoriteit van aangifte en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, daarvan in kennis. De autoriteit van aangifte en de andere bevoegde autoriteiten in de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, stellen in voorkomend geval gewijzigde belastingaanslagen vast overeenkomstig artikel 64.

4. Niettegenstaande lid 3 wordt er geen gewijzigde belastingaanslag afgegeven om de Befit-belastinggrondslag te corrigeren wanneer het verschil tussen de oorspronkelijk aangegeven Befit-belastinggrondslag en de herziene Befit-belastinggrondslag 10 000 EUR of 1 % van de Befit-belastinggrondslag, naargelang welk van beide het laagst is, niet te boven gaat.

Artikel 68
Beroep bij de rechter in verband met de Befit-informatieaangifte

1. Indien het krachtens artikel 66 gegeven besluit is bevestigd of gewijzigd, is de indienende entiteit gerechtigd om binnen twee maanden na ontvangst van het besluit van de administratieve beroepsinstantie rechtstreeks beroep in te stellen bij de rechter in de lidstaat waar zij voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft. Het beroep bij de rechter wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar de indienende entiteit voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

2. Bij het indienen van opmerkingen bij de rechter raadpleegt de autoriteit van aangifte, naargelang het geval, via het Befit-team de andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben.

3. Wanneer een besluit wordt genomen krachtens lid 1, zendt de autoriteit van aangifte via het Befit-team onmiddellijk een gewijzigde Befit-informatieaangifte door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben. De autoriteit van aangifte en de andere bevoegde autoriteiten in de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, stellen in voorkomend geval gewijzigde belastingaanslagen vast overeenkomstig artikel 64.

4. Niettegenstaande lid 3 wordt er geen gewijzigde belastingaanslag afgegeven om de Befit-belastinggrondslag te corrigeren wanneer het verschil tussen de oorspronkelijk aangegeven Befit-belastinggrondslag en de herziene Befit-belastinggrondslag 10 000 EUR of 1 % van de Befit-belastinggrondslag, naargelang welk van beide het laagst is, niet te boven gaat.

Artikel 69
Beroep bij de rechter in verband met individuele belastingaanslagen

1. Indien het krachtens artikel 67 gegeven besluit is bevestigd of gewijzigd, is het Befit-groepslid gerechtigd om binnen twee maanden nadat hij in kennis is gesteld van het besluit van de in artikel 67 bedoelde administratieve beroepsinstantie, beroep in te stellen bij de rechter in de lidstaat waar hij voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft. Het beroep bij de rechter wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar het Befit-groepslid voor belastingdoeleinden is gevestigd of een vaste inrichting heeft.

2. Bij het indienen van opmerkingen bij de rechter raadpleegt de bevoegde autoriteit van een Befit-groepslid, naargelang het geval, via het Befit-team de andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben.

3. Indien een op grond van lid 1 genomen besluit gevolgen heeft voor de Befit-belastinggrondslag, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het Befit-groepslid beroep heeft ingesteld, via het Befit-team de autoriteit van aangifte en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, daarvan in kennis. De autoriteit van aangifte en de andere bevoegde autoriteiten in de lidstaten waar leden van dezelfde Befit-groep voor belastingdoeleinden zijn gevestigd of een vaste inrichting hebben, stellen in voorkomend geval gewijzigde belastingaanslagen vast overeenkomstig artikel 64.

4. Niettegenstaande lid 3 wordt er geen gewijzigde belastingaanslag afgegeven om de Befit-belastinggrondslag te corrigeren wanneer het verschil tussen de oorspronkelijk aangegeven Befit-belastinggrondslag en de herziene Befit-belastinggrondslag 10 000 EUR of 1 % van de Befit-belastinggrondslag, naargelang welk van beide het laagst is, niet te boven gaat.

Artikel 70
Verjaring

Indien de uitkomst van een administratief beroep of een beroep bij de rechter wijzigingen van de individuele belastingaanslag van een of meer Befit-groepsleden vereist, nemen de lidstaten passende maatregelen om ervoor te zorgen dat die wijzigingen mogelijk blijven, ongeacht eventuele termijnen in de nationale wetgeving van de lidstaten.

Afdeling 7
Slotbepalingen

Artikel 71
Mededeling van inlichtingen en documenten

1. De inlichtingen die de lidstaten elkaar op grond van deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht waarin het interne recht van de ontvangende lidsta(a)t(en) voorziet. Die inlichtingen kunnen worden gebruikt voor het beheer en de handhaving van het recht van de lidstaten inzake de belastingen uit hoofde van deze richtlijn.

2. De inlichtingen kunnen voorts worden gebruikt in mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de bepalingen betreffende de rechten van de verdachten en getuigen in dergelijke procedures.

Artikel 72
Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op nationale bepalingen die zijn vastgesteld op grond van deze richtlijn en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd en gehandhaafd. De sancties en nalevingsmaatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN

Artikel 73
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 201136.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 74
Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgelegde voorwaarden.

2. De in artikel 2, lid 8, en artikel 14, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

3. De bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij de Raad daarvan in kennis.

6. Een gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving ervan geen bezwaar heeft aangetekend, of indien de Raad de Commissie vóór het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen aantekenen. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 75
Kennisgeving aan het Europees Parlement

Het Europees Parlement wordt door de Commissie in kennis gesteld van de vastgestelde gedelegeerde handelingen, van de bezwaren daartegen en van de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

Artikel 76
Gegevensbescherming

1. De lidstaten mogen in het kader van deze richtlijn uitsluitend persoonsgegevens verwerken voor de toepassing van hoofdstuk IV en voor het onderzoeken van en het bereiken van consensus over de inhoud van de Befit-informatieaangifte en de verwerking en beoordeling van individuele belastingaangiften uit hoofde van hoofdstuk V. Bij de verwerking van persoonsgegevens voor de doeleinden van deze richtlijn worden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679, binnen het toepassingsgebied van hun respectieve activiteiten uit hoofde van deze richtlijn.

2. Gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, die overeenkomstig deze richtlijn worden verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is om de doeleinden van deze richtlijn te verwezenlijken, in overeenstemming met het interne recht inzake verjaring van elke verwerkingsverantwoordelijke, maar in geen geval langer dan tien jaar.

Artikel 77
Evaluatie van de werking van deze Befit door de Commissie

1. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn onderzoekt en evalueert de Commissie de werking ervan en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze richtlijn.

2. De lidstaten verstrekken de Commissie relevante informatie voor de evaluatie van de richtlijn overeenkomstig lid 3, met inbegrip van geaggregeerde gegevens over Befit-groepsleden die voor belastingdoeleinden zijn gevestigd in hun jurisdictie en vaste inrichtingen daarvan die in hun jurisdictie actief zijn, teneinde het effect van de overgangsregel inzake toerekening en van Richtlijn (EU) 2022/2523 naar behoren te beoordelen en de situatie te beoordelen met betrekking tot pijler 1 van de verklaring over een tweepijleroplossing voor de belastingproblematiek als gevolg van de digitalisering van de economie, die op 8 oktober 2021 door het inclusief kader inzake BEPS van de OESO/G20 werd vastgesteld.

3. De Commissie specificeert door middel van uitvoeringshandelingen de in lid 2 bedoelde informatie die de lidstaten met het oog op de evaluatie van de werking van deze richtlijn moeten verstrekken, alsmede het formaat en de voorwaarden voor de mededeling van die informatie.

4. De krachtens lid 2 aan de Commissie verstrekte informatie wordt door de Commissie, overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de instellingen van de Unie en artikel 76 van deze richtlijn, vertrouwelijk gehouden.

5. De overeenkomstig lid 2 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht, zoals die voor vergelijkbare inlichtingen is vastgesteld in het interne recht van de lidsta(a)t(en) die deze inlichtingen heeft/hebben ontvangen.

Artikel 78
Omzetting

1. De lidstaten stellen uiterlijk 1 januari 2028 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

2. Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2028.

3. Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

4. Na de inwerkingtreding van deze richtlijn dragen de lidstaten er zorg voor dat ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen in te voeren op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, tijdig ter kennis van de Commissie wordt gebracht, teneinde de Commissie de gelegenheid te bieden opmerkingen te maken.

Artikel 79
Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 80
Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.