Artikelen bij COM(2023)459 - Arbeidsmarktstatistieken van de EU over ondernemingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)459 - Arbeidsmarktstatistieken van de EU over ondernemingen. |
---|---|
document | COM(2023)459 |
datum | 28 juli 2023 |
Artikel 1
Voorwerp
Deze verordening steltteen gemeenschappelijk rechtskader vast voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen in de Unie.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1)“statistische eenheid”: de entiteit waarover de gegevens worden verzameld of samengesteld;
2)“onderneming”: een geheel van juridische eenheden in de zin van Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad 22 ; Dit omvat niet-marktproducenten en andere institutionele eenheden die tot de sector overheid behoren;
3)“lokale eenheid”: een onderneming die of een deel van een onderneming dat zich op een geografisch geïdentificeerde plaats bevindt;
4)“ingezeten onderneming”, respectievelijk “ingezeten lokale eenheid”: een onderneming, respectievelijk een lokale eenheid, die economische activiteiten verricht die bijdragen tot het bruto binnenlands product (bbp);
5)“werknemer”: elke persoon, ongeacht zijn nationaliteit, ingezetenschap of hoe lang hij/zij in de lidstaat heeft gewerkt, die een rechtstreekse arbeidsovereenkomst heeft met een onderneming (ongeacht of de overeenkomst formeel of informeel is) en daarvoor een beloning ontvangt, ongeacht de aard van het werk, het aantal gewerkte uren (voltijds of in deeltijd) en de duur van de overeenkomst (vast of tijdelijk, met inbegrip van seizoenswerk); de beloning van een werknemer kan bestaan uit lonen, met inbegrip van bonussen, stukloon, toeslagen voor ploegendienst, toelagen, honoraria, fooien, provisies of beloningen in natura;
6)“werkgever”: een onderneming of een lokale eenheid die een rechtstreekse arbeidsovereenkomst met een werknemer heeft (ongeacht of de overeenkomst formeel of informeel is);
7)“domein”: een of meer gegevensreeksen die specifieke onderwerpen bestrijken;
8)“onderwerp”: de inhoud van de te verzamelen informatie over de statistische eenheden in een gegevensverzameling, waarbij elk onderwerp verschillende gedetailleerde onderwerpen bestrijkt;
9)“gedetailleerd onderwerp”: de gedetailleerde inhoud van de te verzamelen informatie over de statistische eenheden met betrekking tot een onderwerp; elk gedetailleerd onderwerp bestrijkt een of meer variabelen;
10)“variabele”: een kenmerk van een eenheid dat kan uitgaan van meer dan één van een reeks waarden, dat een absoluut getal, een aandeel of een verwijzing naar een positie in een classificatie kan zijn;
11)“uitsplitsing”: een vooraf bepaalde, afzonderlijke, uitputtende reeks waarden die kan worden toegekend aan een variabele die kenmerkend is voor statistische eenheden;
12)“microgegevens”: gegevens die slechts betrekking hebben op één statistische eenheid zonder directe identificatiecode;
13)“geaggregeerde gegevens”: gegevens betreffende een reeks van verschillende statistische eenheden;
14)“statistische populatie”: de reeks statistische eenheden waarover informatie wordt gevraagd en schattingen zijn vereist;
15)“steekproefkader”: lijst, kaart of andere specificatie van de eenheden die een populatie afbakent die volledig wordt onderzocht of waaruit een steekproef wordt getrokken;
16)“steekproef”: een deelverzameling van een steekproefkader waarvan de elementen worden geselecteerd op basis van een proces waarvan de waarschijnlijkheid van selectie bekend is, zodat geldige schattingen voor de statistische populatie kunnen worden afgeleid;
17)“respondent”: de rapporterende eenheid die informatie verstrekt aan de autoriteit die de enquête verricht;
18)“enquêtegegevens”: gegevens die zijn verzameld over een steekproef van respondenten en geëxtrapoleerd naar de statistische populatie met behulp van passende wiskundige methoden;
19)“administratieve bestanden”: door een administratieve eenheid, gewoonlijk een publiekrechtelijk orgaan, gegenereerde gegevens die niet voornamelijk voor de verstrekking van statistieken worden verzameld;
20)“andere bronnen”: gegevens die door een niet-administratieve entiteit zijn gegenereerd, met inbegrip van privébestanden, websites en databanken, die niet voornamelijk voor de verstrekking van statistieken zijn bedoeld;
21)“statistische classificatie”: een geordende lijst, met een of meer niveaus van gedetailleerdheid, van verwante, maar elkaar uitsluitende categorieën die worden gebruikt om informatie in een bepaald statistisch domein te structureren op basis van de gelijkenissen ervan;
22)“referentieperiode”: de periode waarop de gegevens betrekking hebben;
23)“gegevensverzamelingsperiode”: de periode waarin de gegevens worden verzameld.
24)“metagegevens”: informatie die nodig is om statistieken te gebruiken en te interpreteren en waarmee gegevens op een gestructureerde manier worden beschreven;
25)“vooraf gecontroleerde gegevens”: gegevensreeksen die door de lidstaten zijn geverifieerd op basis van overeengekomen gemeenschappelijke validatieregels;
26)“kwaliteitsverslag”: verslag dat informatie geeft over de kwaliteit van een statistisch product of proces.
Artikel 3
Bronnen en methoden
1. Voor het opstellen van statistieken uit hoofde van deze verordening gebruiken of hergebruiken de lidstaten een van de volgende bronnen of een combinatie hiervan, mits deze aan de in artikel 8 bedoelde kwaliteitsnormen voldoen:
a)enquêtegegevens;
b)administratieve bestanden;
c)overige bronnen.
2. Enquêtes die worden gebruikt voor arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen, moeten worden gebaseerd op steekproeven die representatief zijn voor de statistische populatie. De steekproeven van ondernemingen of lokale eenheden worden getrokken uit de nationale statistische ondernemingsregisters zoals gedefinieerd in artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) 2019/2152.
3. De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) gedetailleerde informatie over de bronnen en methoden die zijn gebruikt in de in artikel 8, lid 4, bedoelde kwaliteitsverslagen.
Artikel 4
Gegevensvereisten
1. Arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen hebben betrekking op de volgende gebieden en onderwerpen:
a)inkomsten:
–i) de structuur van de inkomsten;
–ii) loonverschil tussen mannen en vrouwen;
b)loonkosten:
–i) de structuur van de loonkosten;
–ii) loonkostenindex;
c)vraag naar arbeid:
–i) vacatures.
De onderwerpen loonkostenindex als bedoeld punt b), ii), en vacatures als bedoeld in punt c), i), omvatten de respectieve vroegtijdige schattingen ervan als bedoeld in artikel 5.
2. Voor elk in lid 1 genoemd onderwerp worden de gedetailleerde onderwerpen, de bijbehorende periodiciteit, referentieperioden en indieningstermijnen vastgesteld in de bijlage.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 13 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in de bijlage opgenomen lijst van gedetailleerde onderwerpen, frequentie, referentieperioden en indieningstermijnen.
4. Bij de uitoefening van de bevoegdheid om overeenkomstig lid 3 gedelegeerde handelingen vast te stellen, zorgt de Commissie ervoor dat de wijzigingen geen aanzienlijke en onevenredige lasten met zich meebrengen voor lidstaten en respondenten. Daartoe worden haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 9 gestart en worden de resultaten ervan naar behoren beoordeeld en in aanmerking genomen.
5. De gegevens worden bij de Commissie (Eurostat) ingediend in de vorm van geaggregeerde gegevens, behalve voor het in lid 1, punt a), i), bedoelde onderwerp thematische loonstructuur, waarvoor microgegevens moeten worden ingediend voor individuele werknemers en lokale eenheden.
6. De lidstaten dienen de vooraf gecontroleerde gegevens en de daarmee samenhangende metagegevens in met gebruikmaking van een technisch formaat dat door de Commissie (Eurostat) voor elke gegevensreeks wordt voorgeschreven. De diensten van het centrale toegangspunt worden gebruikt om de gegevens bij de Commissie (Eurostat) in te dienen.
7. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin voor elk onderwerp de volgende elementen worden gespecificeerd:
a)de lijst en de beschrijving van variabelen;
b)statistische classificaties en uitsplitsingen van gegevens;
c)nauwkeurigheidsdoelstellingen;
d)de metagegevens die moeten worden ingediend met dezelfde periodiciteit, referentieperiode en termijnen als de gegevens waarop zij betrekking hebben;
e)de gegevensverzamelingsperioden.
Deze uitvoeringshandelingen worden minstens twaalf maanden vóór het begin van de relevante referentieperiode vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 5
Vroegtijdige schattingen
1. Vroegtijdige schattingen van de loonkostenindex als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt b), ii), en vacatures als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt c), i), worden verstrekt:
a)door lidstaten waarvan het jaarlijkse aantal werknemers meer dan 3 % van het totaal voor de EU uitmaakt, voor elk van de laatste drie opeenvolgende jaren, en
b)door lidstaten van de eurozone waarvan het jaarlijkse aantal werknemers meer dan 3 % van het totaal van de eurozone uitmaakt, voor elk van de laatste drie opeenvolgende jaren;
2. Het aandeel werknemers in het totaal van de EU en het totaal van de eurozone als bedoeld in lid 1 wordt door de Commissie (Eurostat) beoordeeld op basis van de beschikbare jaarlijkse gegevens van de EU-arbeidskrachtenenquête.
3. Indien de lijst van lidstaten waarvan het jaarlijkse aantal werknemers hoger is dan de in lid 1, punten a) en b), bedoelde drempels, wordt gewijzigd, stelt de Commissie (Eurostat) de betrokken lidstaat (lidstaten) daarvan in kennis binnen zes maanden na het einde van de periode die is gebruikt om de drempel van 3 % te beoordelen. Indien de geactualiseerde werknemersaandelen onder respectieve de in lid 1, punt a) en b), bedoelde drempels vallen, mogen de betrokken lidstaten met ingang van het referentiekwartaal van het eerste kalenderjaar volgend op de datum van kennisgeving geen vroegtijdige schattingen meer indienen. Indien de geactualiseerde aandelen deze drempels overschrijden, dienen de betrokken lidstaten de vroegtijdige schattingen in vanaf het eerste referentiekwartaal van het derde kalenderjaar volgend op de datum van de kennisgeving.
Artikel 6
Statistische eenheden en statistische populatie
1. In het kader van deze verordening worden statistieken opgesteld voor een of meer van de volgende statistische eenheden:
a)ondernemingen;
b)lokale eenheden;
c)werknemers.
2. Voor de in artikel 4, lid 1, punt b), ii), bedoelde loonkostenindex en de in artikel 4, lid 1, punt c), i), bedoelde vacatures bestaat de statistische populatie uit alle ondernemingen of alle lokale eenheden die ingezetene van de lidstaat zijn en die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a)hun belangrijkste economische activiteit is opgenomen in elke sectie van de NACE-classificatie 23 , met uitzondering van “Landbouw, bosbouw en visserij”, “Huishoudens als werkgever en niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik” en “Activiteiten van extraterritoriale organisaties en lichamen”, en
b)zij hebben een of meer werknemers.
3. Voor de onderwerpen structuur van de inkomsten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), i), en loonverschil tussen mannen en vrouwen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt a), ii), bestaat, wat de gegevens over de werkgever betreft, de statistische populatie uit alle lokale eenheden die ingezetene van de lidstaat zijn en die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a)hun economische activiteit is opgenomen in een van de secties van de NACE-classificatie, met uitzondering van “Landbouw, bosbouw en visserij”, “Diensten van huishoudens als werkgever en ongedifferentieerde goederen en diensten — producerende activiteiten van huishoudens voor eigen gebruik” en “Activiteiten van extraterritoriale organisaties en lichamen”, en
b)zij hebben een of meer werknemers.
Wat de onderwerpen loonstructuur en de loonkloof tussen mannen en vrouwen betreft, bestaat, wat de gegevens over de werknemer betreft, de statistische populatie uit alle werknemers wier lokale eenheid tot de in de eerste alinea, punt a) en b), gedefinieerde statistische populatie behoort.
4. In afwijking van lid 3, punten a) en b), heeft de indiening, wat de gegevens over de loonkloof tussen mannen en vrouwen voor referentieperiode 2026 betreft, betrekking op alle lokale eenheden die deel uitmaken van ondernemingen met tien of meer werknemers en die, naast de in lid 3, punt a), uitgesloten activiteiten, niet behoren tot de afdeling “Openbaar bestuur en defensie”; verplichte sociale zekerheid” van de NACE-classificatie.
5. Voor het onderwerp structuur van de loonkosten als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt b), i), bestaat de statistische populatie uit alle lokale eenheden die ingezetene van de lidstaat zijn en die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a)hun economische activiteit is opgenomen in een van de secties van de NACE-classificatie, met uitzondering van “Landbouw, bosbouw en visserij”, “Diensten van huishoudens als werkgever en ongedifferentieerde goederen en diensten — producerende activiteiten van huishoudens voor eigen gebruik” en “Activiteiten van extraterritoriale organisaties en lichamen”, en
b)zij behoren tot de ondernemingen met tien of meer werknemers.
Artikel 7
Vereisten voor ad-hocgegevens
1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 13 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door het nader bepalen van de informatie die op ad-hocbasis door de lidstaten moet worden verstrekt, indien binnen het toepassingsbereik van deze verordening het verzamelen van aanvullende gegevens noodzakelijk wordt geacht om te voorzien in aanvullende behoeften aan statistische gegevens. In die gedelegeerde handelingen wordt het volgende gespecificeerd:
a)de gedetailleerde onderwerpen die in de ad-hocgegevensverzameling moeten worden verstrekt met betrekking tot de in artikel 4 genoemde gebieden en onderwerpen en de redenen voor die aanvullende behoeften;
b)de referentieperioden en indieningstermijnen.
2. De Commissie is bevoegd de in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen met ingang van het referentiejaar 2028 en met een minimum van twee jaar tussen elke ad-hocverzameling.
3. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om de in lid 1 bedoelde ad-hocinformatie en metagegevens te specificeren. In die uitvoeringshandelingen worden, in voorkomend geval, de volgende technische elementen gespecificeerd:
a)de lijst en de beschrijving van variabelen;
b)statistische classificaties en uitsplitsingen van gegevens;
c)gedetailleerde specificaties van de bestreken statistische eenheden;
d)de in te dienen metagegevens;
e)de gegevensverzamelingsperioden.
Deze uitvoeringshandelingen worden uiterlijk 24 maanden vóór het begin van de toepasselijke referentieperiode vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Artikel 8
Kwaliteitsvereisten en kwaliteitsrapportage
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter waarborging van de kwaliteit van de toegezonden gegevens en metagegevens.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de gegevens die met behulp van de in artikel 3 genoemde bronnen zijn verkregen, een volledige dekking en nauwkeurige schattingen bieden van de in artikel 6 gedefinieerde statistische eenheden en bevolking.
3. Voor de toepassing van deze verordening zijn de kwaliteitscriteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van toepassing.
4. De lidstaten dienen kwaliteitsverslagen in over de bronnen en methoden voor elk van de in artikel 4 genoemde onderwerpen.
5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de praktische regelingen voor de kwaliteitsverslagen en de inhoud ervan worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
6. De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) in kennis van elke relevante informatie of wijziging in verband met de uitvoering van deze verordening die van invloed zou zijn op de kwaliteit van de ingediende gegevens. De informatie wordt zo snel mogelijk verstrekt en in elk geval niet later dan drie maanden nadat een dergelijke verandering in werking is getreden.
7. Op een terdege gemotiveerd verzoek van de Commissie (Eurostat) verstrekken de lidstaten aanvullende informatie die nodig is om de kwaliteit van de statistische informatie te beoordelen.
8. De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de ingediende gegevens, de gebruikte bronnen en methoden en de steekproefkaders.
Artikel 9
Haalbaarheids- en pilotstudies
1. Om de arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen te verbeteren of de lasten voor ondernemingen te beperken, kan de Commissie (Eurostat) haalbaarheids- en proefstudies initiëren. Het doel van dergelijke studies is het verbeteren van de kwaliteit en vergelijkbaarheid, het verkennen van nieuwe mogelijkheden en het invoeren van nieuwe kenmerken om in te spelen op de behoeften van gebruikers, het verbeteren van de integratie tussen enquêtes en andere gegevensbronnen, en het verminderen van de lasten voor de respondenten. In de studies wordt rekening gehouden met technologische en digitale ontwikkelingen.
2. De lidstaten kunnen op vrijwillige basis aan deze studies deelnemen. In samenwerking met de Commissie (Eurostat) zorgen zij ervoor dat de studies representatief zijn op het niveau van de Unie.
3. De resultaten van die studies worden geëvalueerd door de Commissie (Eurostat), in samenwerking met de lidstaten en de voornaamste stakeholders. De Commissie (Eurostat) stelt in samenwerking met de lidstaten verslagen op over de resultaten van de studies.
Artikel 10
Financiering
1. Uit de algemene begroting van de Unie kan een financiële bijdrage worden verstrekt aan de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale instanties als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009, aan:
a)de bronnen, met inbegrip van steekproefkaders, voor de arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot uiterlijk 31 december 2029 te verbeteren;
b)de methoden voor de arbeidsmarktstatistieken over ondernemingen verbeteren, met inbegrip van de in artikel 9 bedoelde haalbaarheids- en proefstudies.
De Unie financiert geen kosten voor de regelmatige opstelling van statistieken die uit hoofde van deze verordening moeten worden ingediend.
2. Het bedrag van de financiële bijdrage van de Unie mag niet hoger zijn dan 90 % van de voor financiële steun in aanmerking komende kosten.
Artikel 11
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
1. De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.
2. De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en controles ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.
3. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 24 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad, 25 onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een uit hoofde van deze verordening gefinancierd contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.
4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3, bevatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en met internationale organisaties, contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Openbaar Ministerie en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.
Artikel 12
Afwijkingen
1. Indien de toepassing van deze verordening of van de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen ingrijpende veranderingen aan het nationale statistische systeem van een lidstaat vereist, kan de Commissie de lidstaat door middel van uitvoeringshandelingen afwijkingen toestaan voor een periode van ten hoogste twee jaar. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 14, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
Bij het toestaan van de afwijkingen houdt de Commissie rekening met de vergelijkbaarheid van de statistieken van de lidstaten en de tijdige berekening van de vereiste representatieve en betrouwbare Europese aggregaten. De Commissie zorgt er ook voor dat zonder onderbreking wordt voldaan aan de voorschriften met betrekking tot statistieken, metagegevens en kwaliteit die onder deze verordening vallen en die voorheen onder de ingetrokken verordeningen vielen.
2. De betrokken lidstaat dient binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening of van de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen een naar behoren gemotiveerd verzoek in bij de Commissie.
Artikel 13
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd vanaf [Publications Office: please insert exact date of entry into force of the Regulation].
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 14
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Europees statistisch systeem ingesteld bij Verordening (EG) nr. 223/2009. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 15
Intrekking
1. De Verordeningen (EG) nr. 530/1999, (EG) nr. 450/2003 en (EG) nr. 453/2008 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2026.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar onderhavige verordening.
Artikel 16
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2026.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.