Artikelen bij COM(2023)369 - Vaststelling van de digitale euro - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)369 - Vaststelling van de digitale euro. |
---|---|
document | COM(2023)369 |
datum | 28 juni 2023 |
HOOFDSTUK I
ONDERWERP EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Om de euro aan te passen aan technologische veranderingen en het gebruik ervan als eenheidsmunt te waarborgen, wordt bij deze verordening de digitale euro vastgesteld en worden bij deze verordening regels vastgesteld betreffende met name zijn status als wettig betaalmiddel, distributie, gebruik en essentiële technische kenmerken.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. “digitale euro”: de digitale vorm van de eenheidsmunt die beschikbaar is voor natuurlijke en rechtspersonen;
2. “kredietinstelling”: een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad42;
3. “betalingstransactie in digitale euro’s”: een door of voor rekening van een betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij digitale euro’s worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn;
4. “gebruiker van de digitale euro”: eenieder die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide gebruikmaakt van een betalingsdienst in digitale euro’s;
5. “betaalrekening in digitale euro’s”: een door een of meer gebruikers van de digitale euro bij een betalingsdienstaanbieder aangehouden rekening om toegang te krijgen tot digitale euro’s die zijn geregistreerd in de afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro of op een offlineapparaat voor digitale euro’s en om betalingstransacties in digitale euro’s te initiëren of te ontvangen, zowel offline als online, ongeacht de technologie en de gegevensstructuur;
6. “Europese portemonnees voor digitale identiteit”: de portemonnees bedoeld in artikel 6 bis van Verordening (EUDIWR) [referentie invoegen – voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit – COM(2021) 281 final];
7. “betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 11, van Richtlijn (EU) 2015/2366;
8. “betalingsdienst in digitale euro’s”: elk van de in bijlage I vermelde bedrijfsactiviteiten;
9. “betaler”: eenieder die een betaalrekening in digitale euro’s heeft en een betalingsopdracht vanaf die rekening toestaat;
10. “begunstigde”: eenieder die de beoogde ontvanger is van geldmiddelen waarop een betalingstransactie in digitale euro’s betrekking heeft;
11. “afstorten”: het proces waarbij een gebruiker van de digitale euro digitale euro’s verwerft in ruil voor contanten of andere geldmiddelen, waardoor een rechtstreekse verplichting van de Europese Centrale Bank of een nationale centrale bank tegenover die gebruiker van de digitale euro ontstaat;
12. “opnemen”: het proces waarbij een gebruiker van de digitale euro digitale euro’s wisselt tegen contanten of andere geldmiddelen;
13. “nationale centrale bank”: een nationale centrale bank van een lidstaat die de euro als munt heeft;
14. “onlinebetalingstransactie in digitale euro’s”: een betalingstransactie in digitale euro’s waarbij de afwikkeling plaatsvindt in de afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro;
15. “offlinebetalingstransactie in digitale euro’s”: een in fysieke nabijheid uitgevoerde betalingstransactie in digitale euro’s waarbij de toestemming en afwikkeling plaatsvinden in de lokale opslagapparaten van zowel de betaler als de begunstigde;
16. “verblijfplaats”: de plaats waar een natuurlijke persoon legaal in de Unie verblijft in de zin van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad43;
17. “voorwaardelijke betalingstransactie in digitale euro’s”: een betalingstransactie in digitale euro’s waartoe automatisch opdracht wordt gegeven zodra is voldaan aan vooraf bepaalde voorwaarden die de betaler en de begunstigde zijn overeengekomen;
18. “programmeerbaar geld”: eenheden digitaal geld met een intrinsieke logica die de volledige fungibiliteit van elke eenheid beperkt;
19. “afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro”: de door het Eurosysteem ingevoerde afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro;
20. “front-enddienst”: alle componenten die nodig zijn om diensten te verlenen aan gebruikers van de digitale euro die via welbepaalde interfaces interageren met back-endoplossingen en andere front-enddiensten;
21. “derde land”: een land dat geen lid is van de Europese Unie;
22. “bezoeker”: een natuurlijke persoon die niet zijn woon- of verblijfplaats heeft in een lidstaat die de euro als munt heeft en die naar een van die lidstaten reist en er verblijft, onder meer voor toeristische, bedrijfs-, onderwijs- of opleidingsdoeleinden;
23. “lidstaat die de euro niet als munt heeft”: een lidstaat ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat hij voldoet aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro overeenkomstig artikel 140 VWEU;
24. “handelarenvergoeding”: een vergoeding die de begunstigde aan een betalingsdienstaanbieder betaalt bij het verrichten van een betalingstransactie in digitale euro’s;
25. “vergelijkbaar digitaal betaalmiddel”: een digitaal betaalmiddel, met inbegrip van debetkaart- en instantbetalingen op het punt van interactie maar met uitsluiting van overmakingen en automatische afschrijvingen die niet op het punt van interactie worden geïnitieerd;
26. “overzetten”: het op verzoek van een gebruiker van de digitale euro overdragen van de ene betalingsdienstaanbieder naar de andere van hetzij de informatie over alle of sommige betalingsdiensten in digitale euro’s, met inbegrip van terugkerende betalingen, uitgevoerd op een betaalrekening in digitale euro’s, hetzij de aangehouden digitale euro’s van de ene betaalrekening in digitale euro’s naar de andere, of beide, met of zonder sluiting van de vorige betaalrekening in digitale euro’s en met behoud van de rekeningidentificator;
27. “gebruikersidentificatie”: een door een betalingsdienstaanbieder die de digitale euro distribueert gecreëerde unieke identificatie die gebruikers van de digitale euro ondubbelzinnig van elkaar onderscheidt ten behoeve van onlinebetalingstransacties in digitale euro’s, maar die door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken niet aan een identificeerbare natuurlijke of rechtspersoon kan worden toegewezen;
28. “gebruikersalias”: een unieke pseudonieme identificatie die wordt gebruikt om de identiteit van de gebruiker te beschermen bij de verwerking van betalingen in digitale euro’s en die alleen door de betalingsdienstaanbieder die de digitale euro distribueert of door de gebruiker van de digitale euro aan een identificeerbare natuurlijke of rechtspersoon kan worden toegeschreven;
29. “gebruikersauthenticatie”: unieke informatie die wordt gecreëerd door de betalingsdienstaanbieder die de digitale euro distribueert en die samen met de gebruikersidentificatie een gebruiker van de digitale euro in staat stelt aan te tonen dat hij eigenaar is van de online aangehouden digitale euro’s die in de afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro zijn geregistreerd;
30. “verleners van ondersteunende diensten”: een of meer door de Europese Centrale Bank aangewezen entiteiten die aan alle betalingsdienstaanbieders die de digitale euro distribueren diensten verlenen die gericht zijn op het faciliteren van de soepele werking van betalingstransacties in digitale euro’s;
31. “mobiel apparaat”: een apparaat waarmee gebruikers van de digitale euro online- of offlinebetalingstransacties in digitale euro’s kunnen toestaan, waaronder met name smartphones, tablets, slimme horloges en allerhande wearables.
HOOFDSTUK II
VASTSTELLING EN UITGIFTE VAN DE DIGITALE EURO
Artikel 3
Vaststelling van de digitale euro
De digitale euro wordt hierbij vastgesteld als de digitale vorm van de eenheidsmunt.
Artikel 4
Uitgifte van de digitale euro
1. Overeenkomstig de Verdragen heeft de Europese Centrale Bank het exclusieve recht toestemming te geven voor de uitgifte van de digitale euro en mogen de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken de digitale euro uitgeven.
2. De digitale euro is een rechtstreekse verplichting van de Europese Centrale Bank of van nationale centrale banken tegenover gebruikers van de digitale euro.
Artikel 5
Toepasselijk recht
1. Op de digitale euro zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing, aangevuld met de gedelegeerde handelingen die de Commissie krachtens de artikelen 11, 33, 34, 35 en 38 kan vaststellen en met de uitvoeringshandelingen die de Commissie krachtens artikel 37 kan vaststellen.
2. In het kader van deze verordening zijn ook de gedetailleerde maatregelen, regels en normen die de Europese Centrale Bank op grond van haar eigen bevoegdheden kan vaststellen van toepassing op de digitale euro. Indien deze gedetailleerde maatregelen, regels en normen gevolgen hebben voor de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, raadpleegt de Europese Centrale Bank de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming alvorens deze maatregelen, regels en normen vast te stellen.
3. Overeenkomstig artikel 4, lid 25, van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, zoals vervangen door Richtlijn (EU) [referentie invoegen – voorstel voor een richtlijn betreffende betalingsdiensten en elektronischgelddiensten in de interne markt – COM(2023) 366] en Verordening (EU) XXX/2023 [referentie invoegen – voorstel voor een verordening betreffende betalingsdiensten in de interne markt – COM(2023) 367 final] van het Europees Parlement en de Raad van XX/XX/2023, zijn de bepalingen van die richtlijn van toepassing op betalingstransacties in digitale euro’s.
4. Overeenkomstig artikel 2, lid 10, van Verordening (EU) 2021/1230 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juli 2021 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Unie, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) [referentie invoegen – voorstel voor een verordening betreffende de levering van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders met rechtspersoonlijkheid in lidstaten die de euro niet als munt hebben – COM(2023) 368 final], zijn de bepalingen van die verordening van toepassing op betalingstransacties in digitale euro’s.
5. Onverminderd artikel 37 van deze verordening zijn Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering en Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie van toepassing op betalingstransacties in digitale euro’s.
Artikel 6
Bevoegde autoriteiten
1. De lidstaten wijzen een of meer bevoegde autoriteiten aan om ervoor te zorgen dat hoofdstuk III en artikel 17 op hun grondgebied worden nageleefd. Zij stellen de Commissie daarvan in kennis, onder vermelding van een eventuele functie- of taakverdeling.
De lidstaten stellen de regels vast inzake sancties die van toepassing zijn op inbreuken op hoofdstuk III en artikel 17 en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze regels worden toegepast, met inbegrip van de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten om toegang te krijgen tot de nodige gegevens. De voorziene sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die regels en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mee.
2. Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, zoals vervangen door Richtlijn (EU) [referentie invoegen – voorstel voor een richtlijn betreffende betalingsdiensten en elektronischgelddiensten in de interne markt – COM(2023) 366], regelt het toezicht door bevoegde autoriteiten, de sanctieregeling en de toezichtsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van de lidstaten van ontvangst met betrekking tot de nakoming door betalingsdienstaanbieders van hun verplichtingen uit hoofde van de hoofdstukken IV, V, VI en VII van deze verordening.
3. Richtlijn (EU) 2015/849, zoals vervangen door Richtlijn (EU) [referentie invoegen – voorstel voor een antiwitwasrichtlijn – COM(2021) 423 final] regelt het toezicht door de bevoegde autoriteiten, de sanctieregeling en de toezichtsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van de lidstaten van ontvangst met betrekking tot de activiteiten van betalingsdienstaanbieders in verband met de digitale euro, teneinde de naleving van hoofdstuk IX van Verordening (EU) nr. [x] betreffende de vaststelling van de digitale euro te waarborgen.
4. Voor het toezicht op de naleving van de hoofdstukken IV, V en VII van deze verordening werken de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten samen met de Europese Centrale Bank.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen worden genomen om het publiek bewuster te maken van de beschikbaarheid en kenmerken van de digitale euro en de mogelijkheden van toegang tot de digitale euro.
HOOFDSTUK III
WETTIG BETAALMIDDEL
Artikel 7
Status van wettig betaalmiddel
1. De digitale euro heeft de status van wettig betaalmiddel.
2. De status van wettig betaalmiddel van de digitale euro houdt in dat de digitale euro verplicht tegen volledige nominale waarde moet worden aanvaard en dat hij kan worden gebruikt voor kwijting van een betalingsverplichting.
3. Overeenkomstig de verplichte aanvaarding van de digitale euro mag de begunstigde de ter betaling aangeboden digitale euro om aan die betalingsverplichting te voldoen, niet weigeren.
4. Overeenkomstig de aanvaarding tegen e volledige nominale waarde van de digitale euro is de monetaire waarde van de digitale euro die ter betaling van een schuld wordt aangeboden, gelijk aan de waarde van de monetaire schuld. Toeslagen op de betaling van schulden met de digitale euro zijn verboden.
5. Overeenkomstig de mogelijkheid om de digitale euro te gebruiken voor kwijting van een betalingsverplichting, kan een betaler aan een betalingsverplichting voldoen door de begunstigde digitale euro’s aan te bieden.
Artikel 8
Territoriaal toepassingsgebied van de status van wettig betaalmiddel
1. De digitale euro heeft de status van wettig betaalmiddel voor offlinebetaling van een in euro luidende geldschuld binnen de eurozone.
2. De digitale euro heeft de status van wettig betaalmiddel voor onlinebetaling van een in euro luidende geldschuld aan een begunstigde die in de eurozone verblijft of gevestigd is.
Artikel 9
Uitzonderingen op de verplichting om de digitale euro te aanvaarden
In afwijking van artikel 7, lid 3, en artikel 8 heeft een begunstigde het recht de digitale euro te weigeren in elk van de volgende gevallen:
a) indien de begunstigde een onderneming is die minder dan 10 personen in dienst heeft of waarvan de jaaromzet of jaarbalans 2 miljoen EUR niet overschrijdt, of die een juridische entiteit zonder winstoogmerk is in de zin van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad44, tenzij hij vergelijkbare digitale betaalmiddelen aanvaardt;
b) indien een weigering te goeder trouw is en gebaseerd is op legitieme en tijdelijke redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel in het licht van concrete omstandigheden buiten de controle van de begunstigde;
c) indien de begunstigde een natuurlijke persoon is die handelt in het kader van een louter persoonlijke of huishoudelijke activiteit;
d) indien de begunstigde vóór de betaling een ander betaalmiddel met de betaler is overeengekomen, onverminderd artikel 10.
Voor de toepassing van punt b) rust de bewijslast om aan te tonen dat er in een bepaald geval legitieme en tijdelijke redenen bestonden en dat de weigering evenredig was, op de begunstigde.
Artikel 10
Verbod op eenzijdige uitsluiting van betalingen in de digitale euro
Begunstigden die onderworpen zijn aan de verplichting de digitale euro te aanvaarden, maken geen gebruik van contractuele bedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en onthouden zich van handelspraktijken die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat het gebruik van de digitale euro door betalers van in euro luidende geldschulden wordt uitgesloten. Dergelijke contractuele bedingen of handelspraktijken zijn niet bindend voor de betaler. Een contractueel beding wordt geacht niet het voorwerp van afzonderlijke onderhandeling te zijn geweest indien het van tevoren is opgesteld en de betaler derhalve geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de inhoud ervan, met name in het kader van een vooraf opgestelde standaardovereenkomst.
Artikel 11
Aanvullende uitzonderingen van monetaire aard
De Commissie is overeenkomstig artikel 38 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door aanvullende uitzonderingen van monetaire aard op het beginsel van verplichte aanvaarding vast te stellen. Deze uitzonderingen worden gerechtvaardigd door een doelstelling van algemeen belang en zijn evenredig aan die doelstelling, doen geen afbreuk aan de effectiviteit van de status van wettig betaalmiddel van de digitale euro en zijn alleen toegestaan indien andere middelen voor de betaling van geldschulden beschikbaar zijn. Bij de voorbereiding van die gedelegeerde handelingen raadpleegt de Commissie de Europese Centrale Bank.
Artikel 12
Interactie tussen de digitale euro en eurobankbiljetten en -munten
1. De digitale euro is a pari converteerbaar naar eurobankbiljetten en -munten.
2. Begunstigden van een in euro luidende geldschuld aanvaarden betalingen in digitale euro’s overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, ongeacht of zij betalingen in eurobankbiljetten en -munten aanvaarden overeenkomstig Verordening (EU) [referentie invoegen - voorstel betreffende de status van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten – COM (2023) 364 final]. Indien de aanvaarding van eurobankbiljetten en -munten en van de digitale euro verplicht is overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en Verordening (XXX betreffende de status van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten), heeft de betaler het recht het betaalmiddel te kiezen.
HOOFDSTUK IV
DISTRIBUTIE
Artikel 13
Betalingsdienstaanbieders
1. In het kader van Richtlijn (EU) 2015/2366 mogen betalingsdienstaanbieders de in bijlage I beschreven betalingsdiensten in digitale euro’s aanbieden aan:
a) natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro als munt hebben;
b) natuurlijke en rechtspersonen die een rekening in digitale euro’s hebben geopend toen zij verbleven of gevestigd waren in lidstaten die de euro als munt hebben, maar die niet langer in die lidstaten verblijven of gevestigd zijn;
c) bezoekers;
d) natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro niet als munt hebben, onder de voorwaarden van artikel 18;
e) natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in derde landen, met inbegrip van gebieden die onder een monetaire overeenkomst met de Unie vallen, onder de voorwaarden van de artikelen 19 en 20.
De Europese Centrale Bank kan de toegang tot en het gebruik in de tijd van de digitale euro beperken voor de in de punten b) en c) bedoelde gebruikers van de digitale euro onder de voorwaarden van artikel 16, lid 2. Deze termijnen worden bepaald op basis van de verblijfs- of bezoekstatus van de gebruikers van de digitale euro.
Voor de toepassing van punt a) omvatten ingezetenen zowel burgers van de Unie als onderdanen van derde landen die op grond van Unierecht of nationaal recht verblijfsrecht genieten.
2. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2366 stellen gebruikers van de digitale euro in staat om hun betaalrekeningen in digitale euro’s handmatig of automatisch af te storten of op te nemen van of naar betaalrekeningen in niet-digitale euro’s, of eurobankbiljetten en -munten indien een betalingsdienstaanbieder contant-gelddiensten aanbiedt, behoudens eventuele beperkingen die de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 16 van deze verordening kan vaststellen.
3. Betalingsdienstaanbieders stellen afstort- en opnamefuncties ter beschikking van gebruikers van de digitale euro:
a) te allen tijde en doorlopend indien het afstorten en opnemen plaatsvinden via betaalrekeningen in niet-digitale euro’s;
b) wanneer een betalingsdienstaanbieder contant-gelddiensten aanbiedt waarbij afstorten en opnemen via eurobankbiljetten en -muntstukken plaatsvinden.
4. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2366 stellen gebruikers van de digitale euro in staat om:
a) hun digitale euro’s boven eventuele beperkingen die de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 16 kan vaststellen, automatisch te laten opnemen op een betaalrekening in niet-digitale euro’s wanneer een onlinebetalingstransactie in digitale euro’s wordt ontvangen;
b) een onlinebetalingstransactie in digitale euro’s te verrichten als het transactiebedrag hoger is dan het bedrag van hun aangehouden digitale euro’s.
Voor de toepassing van de punten a) en b), en na voorafgaande goedkeuring door de gebruikers van de digitale euro, koppelen betalingsdienstaanbieders elke betaalrekening in digitale euro’s aan één enkele, door de gebruikers van de digitale euro aangewezen betaalrekening in niet-digitale euro’s. Gebruikers van de digitale euro mogen die aangewezen betaalrekening in niet-digitale euro’s aanhouden bij een andere betalingsdienstaanbieder dan die waar een bepaalde betaalrekening in digitale euro’s wordt aangehouden.
5. De door betalingsdienstaanbieders gedistribueerde digitale euro’s zijn a pari converteerbaar naar in euro luidend giraal geld en elektronisch geld.
6. Ten behoeve van betalingsdiensten in digitale euro’s gaan gebruikers van de digitale euro alleen een contractuele relatie aan met betalingsdienstaanbieders. Gebruikers van de digitale euro hebben geen contractuele relatie met de Europese Centrale Bank of de nationale centrale banken.
7. Gebruikers van de digitale euro kunnen een of meer betaalrekeningen in digitale euro’s hebben bij dezelfde of verschillende betalingsdienstaanbieders.
8. Betalingsdienstaanbieders stellen het publiek kosteloos toegankelijke informatie ter beschikking over de specifieke kenmerken van betalingsdiensten in digitale euro’s en de voorwaarden van hun distributie.
Artikel 14
Toegang tot de digitale euro in lidstaten die de euro als munt hebben
1. Met het oog op de distributie van de digitale euro aan natuurlijke personen als bedoeld in artikel 13, lid 1, punt a), verlenen kredietinstellingen die betalingsdiensten aanbieden als bedoeld in de punten 1, 2 of 3 van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2015/2366, op verzoek van hun cliënten, aan deze personen alle basisbetalingsdiensten in digitale euro’s als bedoeld in bijlage II.
2. Voor de in artikel 13, lid 1, punt a), bedoelde natuurlijke personen die geen rekening in niet-digitale euro’s hebben, is hoofdstuk IV van Richtlijn 2014/92/EU betreffende de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties, met uitzondering van de artikelen 17 en 18, van toepassing op de toegang van consumenten tot rekeningen in digitale euro’s met basisdiensten.
3. De lidstaten wijzen de in artikel 1, punt f), van Richtlijn (EU) 2015/2366 bedoelde autoriteiten of de in artikel 1, punt c), van Richtlijn (EU) 2015/2366 bedoelde postcheque-en-girodiensten aan om:
a) basisbetalingsdiensten in digitale euro’s aan te bieden aan de in artikel 13, lid 1, punt a), bedoelde natuurlijke personen die geen betaalrekening in niet-digitale euro’s hebben of wensen te hebben;
b) basisbetalingsdiensten in digitale euro’s aan te bieden en face-to-face steun voor digitale inclusie te bieden aan personen met een handicap, functionele beperkingen of beperkte digitale vaardigheden, en aan ouderen.
4. De in de leden 1 tot en met 3 bedoelde betalingsdienstaanbieders bieden steun voor digitale inclusie aan personen met een handicap, functionele beperkingen of beperkte digitale vaardigheden, en aan ouderen. Onverminderd lid 3, punt b), omvat steun voor digitale inclusie specifieke hulp bij het openen van een rekening in digitale euro’s en bij het gebruik van alle basisdiensten in digitale euro’s.
5. De antiwitwasautoriteit van de Unie (“AMLA”) die is opgericht bij Verordening (EU) [referentie invoegen − voorstel voor een verordening tot oprichting van de Autoriteit voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (“AMLA”) (COM(2021) 421 final)] en de Europese Bankautoriteit geven gezamenlijk richtsnoeren uit waarin de interactie tussen AML/CFT-vereisten en de verlening van basisbetalingsdiensten in digitale euro’s wordt gespecificeerd, met bijzondere aandacht voor de financiële inclusie van kwetsbare groepen, waaronder asielzoekers of personen die internationale bescherming genieten, personen zonder vast adres of onderdanen van derde landen aan wie geen verblijfsvergunning is verleend maar die om juridische of feitelijke redenen niet kunnen worden uitgezet.
HOOFDSTUK V
GEBRUIK VAN DE DIGITALE EURO ALS WAARDEOPSLAG EN BETAALMIDDEL
Artikel 15
Beginselen
1. Om natuurlijke en rechtspersonen in staat te stellen toegang te krijgen tot en gebruik te maken van de digitale euro, en om het monetair beleid te bepalen en uit te voeren en bij te dragen tot de stabiliteit van het financiële stelsel, kan het gebruik van de digitale euro als waardeopslag aan beperkingen worden onderworpen.
2. Teneinde een effectief gebruik van de digitale euro als wettig betaalmiddel te waarborgen en buitensporige kosten te vermijden voor handelaren die krachtens hoofdstuk II verplicht zijn de digitale euro te aanvaarden, en tegelijk compensatie te bieden voor de relevante kosten die betalingsdienstaanbieders maken voor het verrichten van betalingen in digitale euro’s, zijn de kosten of vergoedingen die natuurlijke personen of handelaren aan betalingsdienstaanbieders moeten betalen, of die betalingsdienstaanbieders aan elkaar moeten betalen, onderworpen aan limieten.
Artikel 16
Beperkingen op het gebruik van de digitale euro als waardeopslag
1. Voor de toepassing van artikel 15, lid 1, ontwikkelt de Europese Centrale Bank instrumenten om het gebruik van de digitale euro als waardeopslag te beperken en beslist zij over de parameters en het gebruik ervan, overeenkomstig het in dit artikel uiteengezette kader. Rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders in de zin van Richtlijn (EU) 2015/2366 die hun betalingsdiensten aanbieden aan natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in artikel 12, lid 1, passen deze limieten toe op betaalrekeningen in digitale euro’s.
2. De parameters en het gebruik van de in lid 1 bedoelde instrumenten:
a) waarborgen de in artikel 15, lid 1, gestelde doelen, met name financiële stabiliteit;
b) waarborgen de bruikbaarheid en aanvaarding van de digitale euro als wettig betaalmiddel;
c) eerbiedigen het evenredigheidsbeginsel.
3. De parameters en het gebruik van de in lid 1 bedoelde instrumenten worden op niet-discriminerende wijze en uniform in de hele eurozone toegepast.
4. Alle overeenkomstig lid 1 vastgestelde aanhoudingslimieten voor betaalrekeningen in digitale euro’s zijn van toepassing op zowel offline als online digitale euro’s. Als een gebruiker van de digitale euro zowel offline als online digitale euro’s gebruikt, is de limiet die van toepassing is op online digitale euro’s gelijk aan de totale limiet die door de Europese Centrale Bank is vastgesteld minus de door gebruikers van de digitale euro vastgestelde aanhoudingslimiet voor offline digitale euro’s. Een gebruiker van de digitale euro kan zijn aanhoudingslimiet voor offline digitale euro’s vaststellen op elk bedrag tussen nul en de overeenkomstig artikel 37 vastgestelde aanhoudingslimiet.
5. Bezoekers van de eurozone als bedoeld in artikel 13, lid 1, punt c), en natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in artikel 13, lid 1, punten b), d) en e), zijn onderworpen aan limieten voor het gebruik van de euro als waardeopslag die niet hoger zijn dan die welke effectief in de eurozone worden toegepast voor natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro als munt hebben. De parameters en het gebruik van de instrumenten worden op niet-discriminerende wijze en uniform toegepast in de lidstaten die de euro niet als munt hebben. Wanneer de Europese Centrale Bank een besluit neemt over het gebruik van de instrumenten in die lidstaten en de parameters vaststelt, raadpleegt zij de nationale centrale banken van lidstaten die de euro niet als munt hebben.
6. Indien een gebruiker van de digitale euro meerdere betaalrekeningen in digitale euro’s heeft, geeft hij aan de betalingsdienstaanbieders bij wie de betaalrekeningen in digitale euro’s worden aangehouden, aan hoe de individuele aanhoudingslimiet over de verschillende betaalrekeningen in digitale euro’s moet worden verdeeld.
7. Indien een betaalrekening in digitale euro’s door meer dan een gebruiker van de digitale euro wordt aangehouden, is elke overeenkomstig lid 1 vastgestelde aanhoudingslimiet op de desbetreffende betaalrekening in digitale euro’s gelijk aan de som van de individuele aanhoudingslimieten die aan de gebruikers ervan zijn toegewezen.
8. In het kader van deze verordening draagt de digitale euro geen rente.
Artikel 17
Vergoedingen voor betalingsdiensten in digitale euro’s
1. Voor de toepassing van artikel 15, lid 2, brengen betalingsdienstaanbieders, onverminderd eventuele vergoedingen die voor andere betalingsdiensten in digitale euro’s in rekening worden gebracht, geen vergoedingen in rekening aan natuurlijke personen als bedoeld in artikel 13, lid 1, punten a), b) en c), voor de levering van de in bijlage 2 bedoelde basisbetalingsdiensten in digitale euro’s.
2. Voor de toepassing van artikel 15, lid 2, is elke handelarenvergoeding of vergoeding tussen betalingsdienstaanbieders in verband met betalingstransacties in digitale euro’s in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Handelarenvergoedingen of vergoedingen tussen betalingsdienstaanbieders mogen niet hoger zijn dan het laagste van de volgende twee bedragen:
a) de relevante kosten die betalingsdienstaanbieders maken voor het verrichten van betalingen in digitale euro’s, met inbegrip van een redelijke winstmarge;
b) vergoedingen of kosten die worden gevraagd voor vergelijkbare digitale betaalmiddelen.
3. De Europese Centrale Bank monitort regelmatig de informatie die relevant is voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde bedragen en publiceert periodiek de uit die monitoring resulterende bedragen met een toelichtend verslag.
4. De Europese Centrale Bank kan van betalingsdienstaanbieders verlangen dat zij alle informatie verstrekken die nodig is voor de toepassing van dit artikel om na te gaan of het wordt nageleefd. Betalingsdienstaanbieders sturen alle gevraagde informatie binnen de door de Europese Centrale Bank gestelde termijn. De Europese Centrale Bank kan verlangen dat deze informatie door een onafhankelijke auditor wordt gecertificeerd.
5. De door de Europese Centrale Bank te ontwikkelen methode voor de monitoring en de berekening van de in de leden 2 en 3 bedoelde bedragen is gebaseerd op de volgende parameters:
a) het bedrag van vergoedingen tussen betalingsdienstaanbieders en handelarenvergoedingen als bedoeld in lid 2, punt a), wordt gebaseerd op de relevante kosten die voor het aanbieden van betalingsdiensten in digitale euro’s zijn gemaakt door de meest kostenefficiënte betalingsdienstaanbieders die samen goed zijn voor een vierde van de digitale euro’s die in een bepaald jaar in de hele eurozone zijn gedistribueerd, zoals door betalingsdienstaanbieders aan de Europese Centrale Bank gerapporteerd, met inbegrip van een redelijke winstmarge;
b) de redelijke winstmarge die is opgenomen in het in lid 2, punt a), bedoelde maximumbedrag wordt berekend op basis van de winstmarge van de betalingsdienstaanbieders die de laagste winstmarge in rekening brengen en die samen goed zijn voor een vierde van de digitale euro’s die in een bepaald jaar in de eurozone zijn gedistribueerd, zoals door betalingsdienstaanbieders aan de Europese Centrale Bank gerapporteerd;
c) het bedrag van vergoedingen tussen betalingsdienstaanbieders en handelarenvergoedingen als bedoeld in lid 2, punt b), wordt gebaseerd op een representatieve groep betalingsdienstaanbieders die in de eurozone vergelijkbare digitale betaalmiddelen aanbieden;
d) de in lid 2 bedoelde bedragen zijn uniform en worden op niet-discriminerende wijze toegepast in de hele eurozone.
6. De handelarenvergoedingen zijn de enige kosten per transactie die betalingsdienstaanbieders aan handelaren mogen aanrekenen. Betalingsdienstaanbieders brengen handelaren geen kosten in rekening voor het afstorten en opnemen van de digitale euro, met inbegrip van de in artikel 13, lid 4, bedoelde betalingstransacties in digitale euro’s. Betalingsdienstaanbieders nemen de aan afstorten en opnemen verbonden kosten op in de in lid 2, punt a), bedoelde relevante kosten.
7. Voor het afstorten en opnemen van de digitale euro, met inbegrip van de in artikel 13, lid 4, bedoelde betalingstransacties in digitale euro’s, wordt geen vergoeding tussen betalingsdienstaanbieders in rekening gebracht.
HOOFDSTUK VI
DISTRIBUTIE VAN DE DIGITALE EURO BUITEN DE EUROZONE
Artikel 18
Distributie van de digitale euro aan natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro niet als munt hebben
1. Betalingsdienstaanbieders mogen de digitale euro alleen distribueren aan natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in een lidstaat die de euro niet als munt heeft indien de Europese Centrale Bank en de nationale centrale bank van die lidstaat daartoe een overeenkomst hebben ondertekend.
2. Voor de ondertekening van de in lid 1 bedoelde overeenkomst gelden alle volgende voorwaarden:
a) de lidstaat die de euro niet als munt heeft, heeft de overige lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale Bank in kennis gesteld van het verzoek om natuurlijke en rechtspersonen die in die lidstaat verblijven of gevestigd zijn toegang te geven tot en gebruik te laten maken van de digitale euro.
b) in zijn verzoek heeft de lidstaat die de euro niet als munt heeft, zich ertoe verbonden ervoor te zorgen dat zijn nationale centrale bank:
i) zich houdt aan alle regels, richtsnoeren, instructies of verzoeken van de Europese Centrale Bank met betrekking tot de digitale euro;
ii) alle door de Europese Centrale Bank verlangde informatie over de toegang tot en het gebruik van de digitale euro in die lidstaat verstrekt.
c) de lidstaat die de euro niet als munt heeft, heeft alle nationale wetgeving aangenomen die nodig is om ervoor te zorgen dat de relevante voorschriften in deze verordening of de krachtens artikel 5, lid 2, vastgestelde regels en normen worden nageleefd.
3. In de in lid 1 bedoelde overeenkomst worden de nodige uitvoeringsmaatregelen en -procedures gespecificeerd, alsmede de gevallen waarin de overeenkomst kan worden beperkt, opgeschort of beëindigd.
4. Op het gebruik van de digitale euro door natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in lidstaten die de euro niet als munt hebben, passen betalingsdienstaanbieders de door de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 16, lid 4, vastgestelde limieten toe die in die lidstaten van toepassing zijn.
Artikel 19
Distributie van de digitale euro aan natuurlijke en rechtspersonen die in derde landen verblijven of gevestigd zijn
1. De digitale euro mag alleen worden gedistribueerd aan natuurlijke en rechtspersonen die in derde landen verblijven of gevestigd zijn indien de Unie en het betrokken derde land een voorafgaande overeenkomst in die zin hebben ondertekend.
2. De Raad neemt op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank een besluit over de regelingen voor de onderhandelingen over en de sluiting van de in lid 1 bedoelde overeenkomst, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) het derde land zorgt ervoor dat zijn nationale centrale bank en, in voorkomend geval, zijn bevoegde nationale autoriteit:
i) zich houden aan alle regels, richtsnoeren, instructies of verzoeken van de Europese Centrale Bank in verband met de digitale euro;
ii) alle door de Europese Centrale Bank verlangde informatie over het gebruik van de digitale euro in dat derde land verstrekken;
b) het derde land heeft alle nationale wetgeving aangenomen die nodig is om ervoor te zorgen dat de regels en normen in deze verordening of de krachtens artikel 5, lid 2, vastgestelde regels en normen worden nageleefd.
c) het derde land zorgt ervoor dat in het derde land gevestigde of werkzame intermediairs die de digitale euro distribueren, onderworpen zijn aan toezicht- en regelgevingsvereisten die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor in de Unie gevestigde betalingsdienstaanbieders.
3. In de overeenkomst tussen de Unie en het derde land worden de nodige uitvoeringsmaatregelen en -procedures gespecificeerd alsmede de gevallen waarin de overeenkomst kan worden beperkt, opgeschort of beëindigd, met name indien het derde land is geïdentificeerd als een derde land met aanzienlijke strategische tekortkomingen in zijn nationale regeling voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering als bedoeld in artikel 23 van Verordening [referentie invoegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final] of als een derde land met tekortkomingen op het gebied van de naleving van zijn nationale regeling voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering als bedoeld in artikel 24 van Verordening [referentie invoegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final]. Die overeenkomst wordt aangevuld met een overeenkomst tussen de Europese Centrale Bank en de nationale centrale bank en, in voorkomend geval, de bevoegde nationale autoriteit van het derde land.
4. De onderhandelingen met derde landen kunnen worden opgeschort om de in lid 3 genoemde redenen.
5. Op het gebruik van de digitale euro door natuurlijke en rechtspersonen die in het derde land verblijven of gevestigd zijn, passen in het derde land gevestigde of werkzame intermediairs de door de Europese Centrale Bank overeenkomstig artikel 16, lid 5, vastgestelde limieten toe die in dat land van toepassing zijn.
Artikel 20
Distributie van de digitale euro aan natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in derde landen of gebieden die onder een monetaire overeenkomst met de Unie vallen
1. Aan natuurlijke en rechtspersonen met verblijfplaats of vestiging in Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad, de Franse overzeese gemeenschappen Saint-Barthélemy en Saint-Pierre en Miquelon, of in een ander derde land of gebied dat onder een monetaire overeenkomst valt met als doel het betrokken derde land of gebied het recht te geven de euro als zijn officiële valuta te gebruiken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1103/9745 van de Raad en Verordening (EG) nr. 974/9846 van de Raad, kan de digitale euro worden gedistribueerd na een wijziging van de respectieve monetaire overeenkomsten in die zin.
2. Behoudens nadere voorwaarden die tussen de Unie en het betrokken derde land of gebied kunnen worden overeengekomen, voldoet de distributie van de digitale euro aan natuurlijke en rechtspersonen die verblijven of gevestigd zijn in derde landen of gebieden waarop de in lid 1 bedoelde monetaire overeenkomst van toepassing is, aan de vereisten van deze verordening.
Artikel 21
Betalingen in meerdere valuta’s
1. Betalingen tussen de digitale euro en andere valuta’s zijn onderworpen aan voorafgaande overeenkomsten tussen enerzijds de Europese Centrale Bank en anderzijds de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro niet als munt hebben en de derde landen.
2. De Europese Centrale Bank werkt samen met de nationale centrale banken van lidstaten die de euro niet als munt hebben om interoperabele betalingen tussen de digitale euro en andere valuta’s mogelijk te maken.
HOOFDSTUK VII
TECHNISCHE KENMERKEN
Afdeling 1
Functionaliteiten van de digitale euro
Artikel 22
Toegankelijkheid en gebruik
1. De digitale euro:
a) heeft gebruiks- en servicefuncties die eenvoudig en gemakkelijk te hanteren zijn, ook voor personen met een handicap, functionele beperkingen of beperkte digitale vaardigheden, en ouderen;
b) is toegankelijk voor personen met een handicap doordat hij voldoet aan de toegankelijkheidsvoorschriften van bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882.
2. In hun betrekkingen met hun betalingsdienstaanbieders voor het aanbieden van betalingsdiensten in digitale euro’s zijn gebruikers van de digitale euro niet verplicht betaalrekeningen in niet-digitale euro’s te hebben of te openen of andere producten in niet-digitale euro’s te aanvaarden.
3. Elke betaalrekening in digitale euro’s heeft een uniek nummer.
4. Elke betaalrekening in digitale euro’s kan worden gekoppeld aan een of meer betaalrekeningen in niet-digitale euro’s die door de gebruiker van de digitale euro worden opgegeven. Voor de toepassing van artikel 13, lid 4, mag elke betaalrekening in digitale euro’s slechts aan één betaalrekening in niet-digitale euro’s worden gekoppeld.
5. Betalingsdienstaanbieders staan toe dat een betaalrekening in digitale euro’s door meer dan een gebruiker van de digitale euro wordt gebruikt.
Artikel 23
Offline- en onlinebetalingstransacties in digitale euro’s
1. De digitale euro is vanaf de eerste uitgifte ervan beschikbaar voor zowel online- als offlinebetalingstransacties in digitale euro’s.
2. De online of offline aangehouden digitale euro is op verzoek van de gebruikers ervan a pari converteerbaar.
3. Alvorens een betalingstransactie in digitale euro’s contactloos te initiëren, worden de begunstigde en de betaler ervan in kennis gesteld of de betalingstransactie in digitale euro’s offline dan wel online zal plaatsvinden.
Artikel 24
Voorwaardelijke betalingstransactie in digitale euro’s
1. Om ervoor te zorgen dat betalingsdienstaanbieders en gebruikers van de digitale euro gebruik kunnen maken van voorwaardelijke betalingstransacties in digitale euro’s, kan de Europese Centrale Bank:
a) overeenkomstig artikel 5, lid 2, gedetailleerde maatregelen, regels en normen vaststellen die betalingsdienstaanbieders kunnen gebruiken om interoperabele voorwaardelijke betalingstransacties in digitale euro’s te waarborgen;
b) de functionaliteiten in de afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro bieden die nodig zijn voor de uitvoering van voorwaardelijke betalingstransacties in digitale euro’s, waaronder voor het reserveren van geldmiddelen.
2. De digitale euro is geen programmeerbaar geld.
Afdeling 2
Wijzen van distributie
Artikel 25
Europese portemonnees voor digitale identiteit
1. Front-enddiensten zijn interoperabel met of geïntegreerd in de Europese portemonnees voor digitale identiteit.
2. Op verzoek van gebruikers van de digitale euro zorgen betalingsdienstaanbieders die de digitale euro distribueren ervoor dat die gebruikers kunnen vertrouwen op de functionaliteiten van hun Europese portemonnees voor digitale identiteit overeenkomstig artikel 6 bis van Verordening (EU) [referentie invoegen – Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit – COM(2021) 281 final];
Artikel 26
Interoperabiliteit
De Europese Centrale Bank streeft ernaar de interoperabiliteit van normen voor betalingsdiensten in digitale euro’s met relevante normen voor private digitale betaalmiddelen voor zover mogelijk te waarborgen. De Europese Centrale Bank streeft ernaar om ervoor te zorgen, voor zover mogelijk en indien passend, dat private digitale betaalmiddelen de regels, normen en processen die van toepassing zijn op betalingsdiensten in digitale euro’s kunnen gebruiken.
Voor de toepassing van de eerste alinea kan interoperabiliteit onder meer worden ondersteund door het gebruik van open normen.
Artikel 27
Geschillenmechanisme
1. Behoudens de geschillen over de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens zijn geschillen onderworpen aan Richtlijn (EU) 2015/2366. Richtlijn (EU) 2020/1828 is van toepassing op de representatieve vorderingen die worden ingesteld wegens inbreuken op bepalingen van deze verordening die de collectieve belangen van consumenten schaden of kunnen schaden.
2. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken kunnen mechanismen beschikbaar stellen om het voor betalingsdienstaanbieders gemakkelijker te maken berichten uit te wisselen met het oog op de beslechting van geschillen. Deze mechanismen kunnen rechtstreeks door de Europese Centrale Bank of door de door de Europese Centrale Bank aangewezen verleners van ondersteunende diensten worden beheerd.
3. De Europese Centrale Bank treedt bij geen van de in de leden 1 en 2 bedoelde geschillen op als partij.
Artikel 28
Front-enddiensten voor toegang tot en gebruik van de digitale euro
1. Betalingsdienstaanbieders die de digitale euro distribueren, bieden gebruikers van de digitale euro de keuze om gebruik te maken van de volgende digitale front-enddiensten om gebruikers van de digitale euro toegang te geven tot en gebruik te laten maken van betalingsdiensten in digitale euro’s:
a) front-enddiensten ontwikkeld door betalingsdienstaanbieders; en
b) front-enddiensten ontwikkeld door de Europese Centrale Bank.
Indien een betalingsdienstaanbieder geen front-enddienst voor digitale euro’s aanbiedt, maakt hij gebruik van de dienst van de Europese Centrale Bank.
2. De in lid 1, punt b), bedoelde front-enddiensten die door de Europese Centrale Bank worden aangeboden, voorzien niet in cliëntenrelaties, die uitsluitend worden aangeboden door betalingsdienstaanbieders in het kader van hun rol bij de distributie van de digitale euro zoals bepaald in artikel 13 en in Richtlijn (EU) 2015/2366. De Europese Centrale Bank heeft geen toegang tot persoonsgegevens in verband met de front-enddiensten die door de Europese Centrale Bank zijn ontwikkeld en door de betalingsdienstaanbieders worden gebruikt.
3. Betalingsdienstaanbieders die de digitale euro distribueren, zorgen ervoor dat:
a) bij betalingsdiensten in digitale euro’s het officiële logo van de digitale euro wordt gebruikt;
b) betaalrekeningen in digitale euro’s snel en gemakkelijk toegankelijk zijn voor en kunnen worden gebruikt door gebruikers van de digitale euro.
Artikel 29
Naleving van de overeenkomstig artikel 215 VWEU vastgestelde sancties van de Unie
1. Betalingsdienstaanbieders die betalingstransacties in digitale euro’s uitvoeren, controleren of hun gebruikers van de digitale euro op de lijst geplaatste personen of entiteiten zijn. Betalingsdienstaanbieders verrichten dergelijke controles onmiddellijk na de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde beperkende maatregelen die overeenkomstig artikel 215 VWEU zijn vastgesteld en die voorzien in bevriezing van tegoeden of een verbod op het beschikbaar stellen van geldmiddelen of economische middelen, en ten minste eenmaal per kalenderdag.
2. Tijdens de uitvoering van een betalingstransactie in digitale euro’s verifiëren de betalingsdienstaanbieder van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde die bij de uitvoering van die transactie betrokken zijn, niet of de betaler of de begunstigde wiens betaalrekeningen in digitale euro’s voor de uitvoering van die betalingstransactie in digitale euro’s worden gebruikt, op de lijst geplaatste personen of entiteiten zijn, naast het verrichten van controles uit hoofde van lid 1.
3. Een betalingsdienstaanbieder die heeft nagelaten de in lid 1 bedoelde controles uit te voeren en een betalingstransactie in digitale euro’s uitvoert waardoor een andere bij de uitvoering van die transactie betrokken betalingsdienstaanbieder de tegoeden van op de lijst geplaatste personen of entiteiten niet bevriest of geldmiddelen of economische middelen ter beschikking stelt van dergelijke personen of entiteiten, vergoedt de financiële schade die de andere betalingsdienstaanbieder heeft opgelopen als gevolg van sancties die aan die andere betalingsdienstaanbieder zijn opgelegd op grond van overeenkomstig artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen die voorzien in bevriezing van tegoeden of in een verbod op het beschikbaar stellen van geldmiddelen of economische middelen.
Artikel 30
Afwikkeling van betalingstransacties in digitale euro’s
1. Online- en offlinebetalingstransacties in digitale euro’s worden onmiddellijk afgewikkeld.
2. De definitieve afwikkeling van onlinebetalingstransacties in digitale euro’s vindt plaats op het moment dat de overmaking van de betrokken digitale euro’s van de betaler naar de begunstigde in de door het Eurosysteem goedgekeurde afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro wordt geregistreerd.
3. De definitieve afwikkeling van offlinebetalingstransacties in digitale euro’s vindt plaats op het moment dat de gegevens van de betrokken aangehouden digitale euro’s in de lokale opslagapparaten van de betaler en de begunstigde worden bijgewerkt.
Artikel 31
Overzetten van betaalrekeningen in digitale euro’s
1. Betalingsdienstaanbieders stellen gebruikers van de digitale euro op hun verzoek in staat om hun betaalrekeningen in digitale euro’s over te zetten naar andere betalingsdienstaanbieders met behoud van de rekeningidentificator.
2. In uitzonderlijke omstandigheden waarin een betalingsdienstaanbieder gedurende langere tijd operationeel niet in staat is betalingsdiensten in digitale euro’s aan gebruikers van de digitale euro aan te bieden of de betrokken gegevens met betrekking tot een betaalrekening in digitale euro’s is kwijtgeraakt, kunnen de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken toestaan dat betaalrekeningen in digitale euro’s die bij die betalingsdienstaanbieder worden aangehouden, worden overgezet naar een andere betalingsdienstaanbieder die door de gebruiker van de digitale euro is aangewezen. Deze overzetting stelt de nieuwe betalingsdienstaanbieder in staat de overzetting te voltooien zonder een beroep te doen op de niet-beschikbare betalingsdienstaanbieder.
Artikel 32
Algemeen mechanisme voor opsporing en preventie van fraude
1. De Europese Centrale Bank kan de taken op het gebied van de opsporing en preventie van fraude die betalingsdienstaanbieders op grond van Richtlijn (EU) 2015/2366 moeten uitvoeren, vergemakkelijken door een algemeen mechanisme voor opsporing en preventie van fraude bij onlinebetalingstransacties in digitale euro’s in te stellen om een soepele en efficiënte werking van de digitale euro te waarborgen. Dit algemene mechanisme voor opsporing en preventie van fraude kan rechtstreeks door de Europese Centrale Bank worden beheerd of door de verleners van ondersteunende diensten die door de Europese Centrale Bank zijn aangewezen.
2. De Europese Centrale Bank raadpleegt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming alvorens de details van de operationele elementen van het mechanisme voor opsporing en preventie van fraude te ontwikkelen.
3. Het mechanisme voor opsporing en preventie van fraude:
a) beoordeelt de blootstelling aan frauderisico’s van onlinebetalingstransacties in digitale euro’s in realtime, uitsluitend ten behoeve van betalingsdienstaanbieders, voordat de transactie in de afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro wordt ingevoerd;
b) ondersteunt betalingsdienstaanbieders bij het opsporen van frauduleuze transacties in reeds afgewikkelde onlinebetalingstransacties in digitale euro’s.
4. Voor de toepassing van dit artikel verstrekken betalingsdienstaanbieders de in bijlage 5 bedoelde informatie aan het mechanisme voor opsporing en preventie van fraude. Betalingsdienstaanbieders nemen passende technische en organisatorische maatregelen, waaronder geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen, om ervoor te zorgen dat de ondersteunende dienst de gebruikers van de digitale euro niet rechtstreeks kan identificeren op basis van de informatie die aan het mechanisme voor opsporing en preventie van fraude is verstrekt.
Artikel 33
Eerlijke, redelijke en niet-discriminerende toegang tot mobiele apparaten
1. Onverminderd artikel 6, lid 7, van Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828, bieden OEM’s van mobiele apparaten en aanbieders van elektronische-communicatiediensten in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/197247 aanbieders van front-enddiensten en aanbieders van Europese portemonnees voor digitale identiteit onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden effectieve interoperabiliteit met, en toegang met het oog op interoperabiliteit tot, de hardware- en softwarefuncties die nodig zijn voor het opslaan en overdragen van gegevens voor de verwerking van online- of offlinebetalingstransacties in digitale euro’s.
2. De in lid 1 bedoelde OEM’s van mobiele apparaten en aanbieders van elektronische-communicatiediensten wordt niet belet strikt noodzakelijke en evenredige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de interoperabiliteit geen afbreuk doet aan de integriteit van de hardware- en softwarefuncties waarop de interoperabiliteitsverplichting betrekking heeft, mits deze maatregelen naar behoren worden gemotiveerd.
3. Met het oog op de toepassing van eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden overeenkomstig lid 1, publiceren de in lid 1 bedoelde OEM’s van mobiele apparaten en aanbieders van elektronische-communicatiediensten de algemene voorwaarden voor effectieve interoperabiliteit en toegang. Deze algemene voorwaarden omvatten een EU-gebaseerd alternatief geschillenbeslechtingsmechanisme. Het geschillenbeslechtingsmechanisme doet geen afbreuk aan het recht om verhaal te halen bij gerechtelijke instanties overeenkomstig het Unierecht en het nationale recht.
HOOFDSTUK VIII
PRIVACY EN GEGEVENSBESCHERMING
Artikel 34
Verwerking door betalingsdienstaanbieders
1. Betalingsdienstaanbieders vervullen een taak van algemeen belang wanneer zij persoonsgegevens verwerken voor de volgende doeleinden:
a) handhaving van limieten, met inbegrip van de verificatie of potentiële of bestaande gebruikers van de digitale euro rekeningen in digitale euro’s hebben bij een andere betalingsdienstaanbieder, als bedoeld in artikel 16;
b) afstorting en opname als bedoeld in artikel 13, leden 2 en 3, en betalingstransacties in digitale euro’s als bedoeld in artikel 13, lid 4;
c) levering van offline digitale euro’s, met inbegrip van de registratie en deregistratie van de lokale opslagapparaten als bedoeld in bijlage I, punt b);
d) naleving van de sancties van de Unie als bedoeld in artikel 29;
e) de verplichtingen van betalingsdienstaanbieders uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2366 met betrekking tot de uitvoering van transacties en de preventie en opsporing van fraude, de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/849, de naleving van de belastingwetgeving uit hoofde van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad, Richtlijn 2011/16/EU en relevante nationale wetgeving, het beheer van operationele en veiligheidsrisico’s uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2554 en de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/92/EU, voor zover deze betrekking hebben op de digitale euro.
Voor de levering van offline digitale euro’s is de verwerking van persoonsgegevens door betalingsdienstaanbieders beperkt tot afstorting en opname overeenkomstig artikel 37, leden 3, 4 en 5.
2. Voor de in lid 1, punten a) tot en met c), van dit artikel genoemde doeleinden worden in bijlage III de soorten persoonsgegevens vermeld.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage III vermelde soorten persoonsgegevens bij te werken.
Betalingsdienstaanbieders worden beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijken van persoonsgegevens voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde doeleinden. Indien een betaalrekening in digitale euro’s die door een betalingsdienstaanbieder wordt aangehouden, gekoppeld is aan een betaalrekening in niet-digitale euro’s die overeenkomstig artikel 13, lid 4, door een andere betalingsdienstaanbieder wordt aangehouden, zijn deze betalingsdienstaanbieders gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken.
4. Betalingsdienstaanbieders nemen passende technische en organisatorische maatregelen, waaronder geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen, om ervoor te zorgen dat gegevens die aan de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken of aan verleners van ondersteunende diensten worden verstrekt, niet rechtstreeks individuele gebruikers van de digitale euro identificeren.
Artikel 35
Verwerking van persoonsgegevens door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken
1. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken vervullen een taak van algemeen belang of oefenen openbaar gezag uit wanneer zij persoonsgegevens voor de volgende doeleinden verwerken:
a) verlening van toegang aan betalingsdienstaanbieders tot de afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro en ondersteuning van de uitwisseling van berichten tussen betalingsdienstaanbieders;
b) afwikkeling van onlinebetalingstransacties in digitale euro’s;
c) waarborging van de veiligheid en integriteit van de afwikkelingsinfrastructuur voor de digitale euro en van lokale opslagapparaten;
d) ondersteuning van de controle door betalingsdienstaanbieders of een potentiële gebruiker al betaalrekeningen in digitale euro’s bij andere betalingsdienstaanbieders heeft om te voorkomen dat limieten worden omzeild overeenkomstig artikel 16;
e) in uitzonderlijke omstandigheden als omschreven in artikel 31, lid 2, machtiging van betalingsdienstaanbieders om bij een betalingsdienstaanbieder aangehouden betaalrekeningen in digitale euro’s over te zetten naar andere betalingsdienstaanbieders die door de gebruiker van de digitale euro zijn aangewezen.
2. Voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden in bijlage IV de soorten persoonsgegevens vermeld.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage IV vermelde soorten persoonsgegevens bij te werken.
4. Persoonsgegevens die worden verwerkt voor de in lid 1 bedoelde taken, worden ondersteund door passende technische en organisatorische maatregelen, waaronder geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen. Dit omvat de duidelijke scheiding van persoonsgegevens om ervoor te zorgen dat de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken individuele gebruikers van de digitale euro niet rechtstreeks kunnen identificeren.
5. De Europese Centrale Bank wordt beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke van persoonsgegevens voor de in de leden 1 en 8 van dit artikel genoemde doeleinden. Wanneer de Europese Centrale Bank een in de leden 1 en 8 bedoelde taak samen met de nationale centrale banken uitvoert, zijn zij gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken voor die taak.
6. Dit artikel laat de verwerking van persoonsgegevens die betrokken zijn bij de uitvoering van de andere taken en bevoegdheden, onder meer voor het toezicht op kredietinstellingen en op betalingssystemen, van de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken, onverlet.
7. Indien de Europese Centrale Bank besluit de in de artikelen 27 en 32 bedoelde taken niet aan verleners van ondersteunende diensten toe te vertrouwen, mag de Europese Centrale Bank de in bijlage 5 bedoelde soorten persoonsgegevens verwerken met inachtneming van de in lid 4 van dit artikel bedoelde vereisten.
8. Ter ondersteuning van de taak van betalingsdienstaanbieders om de aanhoudingslimieten te handhaven overeenkomstig artikel 16, lid 1, en ter waarborging van de overzetting in noodsitutaties op verzoek van de gebruiker overeenkomstig artikel 31, lid 2, kan de Europese Centrale Bank alleen of samen met nationale centrale banken een centraal toegangspunt opzetten voor identificaties van gebruikers van de digitale euro en de bijbehorende aanhoudingslimieten voor digitale euro’s als bedoeld in punt 4 van bijlage 4. De Europese Centrale Bank treft passende technische en organisatorische maatregelen, waaronder geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen, om ervoor te zorgen dat de identiteit van individuele gebruikers van de digitale euro niet kan worden afgeleid uit de informatie waartoe via het centrale toegangspunt toegang is verkregen door andere entiteiten dan betalingsdienstaanbieders waarvan de cliënt of potentiële cliënt de gebruiker van de digitale euro is.
Artikel 36
Verwerking door verleners van ondersteunende diensten
1. Indien de Europese Centrale Bank besluit de in artikel 27 en 32 bedoelde taken toe te vertrouwen aan verleners van ondersteunende diensten, verlenen de verleners van ondersteunende diensten betalingsgerelateerde diensten aan alle betalingsdienstaanbieders. In een dergelijke situatie vervullen betalingsdienstaanbieders een taak van algemeen belang wanneer zij persoonsgegevens voor de volgende doeleinden verwerken:
a) ondersteuning van de preventie en opsporing van fraude bij betalingsdienstaanbieders overeenkomstig artikel 32;
b) ondersteuning van de uitwisseling van berichten voor de beslechting van geschillen overeenkomstig artikel 27.
2. Voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden in bijlage V de soorten persoonsgegevens vermeld.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage V vermelde soorten persoonsgegevens bij te werken.
4. De verwerking van persoonsgegevens voor de in lid 1 bedoelde doeleinden vindt alleen plaats wanneer passende technische en organisatorische maatregelen, waaronder geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen, worden genomen om ervoor te zorgen dat de verleners van ondersteunende diensten individuele gebruikers van de digitale euro niet rechtstreeks kunnen identificeren.
5. De verleners van ondersteunende diensten worden beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijken van persoonsgegevens voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde doeleinden. Dit lid doet geen afbreuk aan de aanwijzing door de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de exploitanten van betalingsgerelateerde diensten bij betalingsdienstaanbieders en de controle van het prestatieniveau van de diensten zonder verwerking van persoonsgegevens.
HOOFDSTUK IX
BESTRIJDING VAN WITWASSEN
Artikel 37
Antiwitwasregels van toepassing op offlinebetalingstransacties in digitale euro’s
1. Betalingsdienstaanbieders passen de leden 2 tot en met 6 toe op offlinebetalingstransacties in digitale euro’s.
2. Transactiegegevens worden niet bewaard door betalingsdienstaanbieders of door de Europese centrale banken en de nationale centrale banken.
3. Betalingsdienstaanbieders bewaren gegevens over afstorting en opname voor het opslaan van digitale euro’s op betaalinstrumenten overeenkomstig artikel 40 van Richtlijn (EU) 2015/849 en nationale bepalingen tot omzetting van dat artikel. Betalingsdienstaanbieders stellen die gegevens op verzoek ter beschikking van de financiële-inlichtingeneenheid en andere bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 2, lid 31, van Verordening [referentie invoegen – voorstel voor een antiwitwasverordening – COM(2021) 420 final].
4. Voor de toepassing van lid 3 wordt onder afstorting en opname verstaan:
a) het afgestorte of opgenomen bedrag;
b) de identificator van het lokale opslagapparaat voor offlinebetalingstransacties in digitale euro’s;
c) de datum en het uur van de afstort- en opnametransactie;
d) de voor de afstorting en opname gebruikte rekeningnummers.
5. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen tot vaststelling van limieten en aanhoudingslimieten voor offlinebetalingstransactie in digitale euro’s. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39 bedoelde onderzoeksprocedure.
6. Bij de vaststelling van transactie- en aanhoudingslimieten wordt rekening gehouden met de noodzaak om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen zonder het gebruik van de offline digitale euro als betaalmiddel onnodig te beperken. Bij het opstellen van de in lid 5 bedoelde uitvoeringshandelingen houdt de Commissie met name rekening met het volgende:
a) een beoordeling van de dreigingen, kwetsbaarheden en risico’s op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering in verband met de digitale euro bij het afstorten en opnemen van het betaalinstrument ervan;
b) relevante aanbevelingen en rapporten van internationale en normbepalende organisaties die bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen van witwassen en het bestrijden van terrorismefinanciering;
c) de doelstelling om de bruikbaarheid en aanvaarding van de digitale euro als wettig betaalmiddel te waarborgen.
Voor de toepassing van punt a) kan de Commissie de AMLA verzoeken een advies vast te stellen waarin het dreigingsniveau op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering in verband met de offline digitale euro en de kwetsbaarheden ervan worden beoordeeld. De Commissie kan het Europees Comité voor gegevensbescherming raadplegen.
HOOFDSTUK X
SLOTBEPALINGEN
Artikel 38
Gedelegeerde handelingen
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in de artikelen 11, 33, 34 en 35 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening].
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 11, 33, 34 en 35 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6. Een overeenkomstig de artikelen 11, 33, 34 en 35 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 39
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 40
Rapportage
1. De regelingen inzake verantwoordingsplicht van artikel 15, leden 1 en 3, van de statuten van het ESCB en van de Europese Centrale Bank zijn van toepassing op de uitgifte en het gebruik van de digitale euro.
Daartoe brengt de Europese Centrale Bank verslag uit over de ontwikkeling en het gebruik van de digitale euro. Het verslag heeft betrekking op de bijdrage van de Europese Centrale Bank aan de uitvoering van de bepalingen van deze verordening, met inbegrip van de volgende elementen:
a) de hoogte van de vergoedingen of kosten die handelaren aan betalingsdienstaanbieders moeten betalen of die tussen betalingsdienstaanbieders moeten worden betaald;
b) de interoperabiliteit van de digitale euro met andere valuta’s in lidstaten die de euro niet als munt hebben en in derde landen;
c) de ontwikkeling van andere digitale centralebankmunten dan de digitale euro in lidstaten die de euro niet als munt hebben en in relevante derde landen, en de relevantie van deze ontwikkelingen voor de eurozone;
d) markttrends op het gebied van betalingen en de relevantie van die trends voor innovatieve gebruikssituaties.
2. Vóór de geplande uitgifte van de digitale euro en vóór de implementatie van wijzigingen in de parameters en het gebruik van de in artikel 16 bedoelde instrumenten of ten minste om de drie jaar na de uitgifte van de digitale euro, verstrekt de Europese Centrale Bank aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie:
a) informatie over de instrumenten ter beperking van het gebruik van de digitale euro als bedoeld in artikel 16 en de parameters die de Europese Centrale Bank voornemens is vast te stellen in het licht van de heersende financiële en monetaire omgeving;
b) een analyse van de wijze waarop de onder a) bedoelde instrumenten en parameters naar verwachting zullen voldoen aan de doelstelling om de financiële stabiliteit te waarborgen.
3. Eén jaar na de eerste uitgifte van de digitale euro en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in met een analyse van het effect van de parameters en het gebruik van de in artikel 16 bedoelde instrumenten op:
a) de rol van financiële intermediairs bij de financiering van de economie;
b) liquiditeitsvereisten die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad.
4. Eén jaar na de eerste uitgifte van de digitale euro, en vervolgens om de twee jaar, verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over al het volgende:
a) de krachtens artikel 6, lid 1, toegepaste sancties;
b) het aantal geopende rekeningen in digitale euro’s;
c) het aantal betalingsdienstaanbieders dat basisdiensten in digitale euro’s aanbiedt aan natuurlijke personen als bedoeld in artikel 14, leden 2 en 3;
d) het aantal betaalrekeningen in digitale euro’s dat is geopend door betalingsdienstaanbieders als bedoeld in artikel 14, leden 2 en 3;
het percentage aanvragen dat is geweigerd door betalingsdienstaanbieders als bedoeld in artikel 14, leden 2 en 3.
Artikel 41
Evaluatie
1. Uiterlijk één jaar na de eerste uitgifte van de digitale euro, en vervolgens om de drie jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. Bij de opstelling van haar verslag houdt de Commissie rekening met de in artikel 40 bedoelde verslagen van de Europese Centrale Bank en met de adviezen en standpunten van de Europese Centrale Bank.
2. Uiterlijk één jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de ontwikkelingen van digitale centralebankmunten voor retailbetalingen in lidstaten die de euro niet als munt hebben en over de gevolgen van deze verordening voor de interne markt, waar passend vergezeld van voorstellen tot wijziging van wetgevingshandelingen betreffende het gebruik van digitale centralebankmunten voor retailbetalingen in de hele Unie.
3. Uiterlijk drie jaar na de eerste uitgifte van de digitale euro dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de vraag of de digitale euro in de eurozone voldoende en effectief toegankelijk is en wordt aanvaard.
Artikel 42
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.