Artikelen bij COM(2023)359 - Wijziging van Besluit (EU) 2017/1324 wat betreft voortzetting van de deelname van de Unie aan het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief) in het kader van Horizon Europa - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)359 - Wijziging van Besluit (EU) 2017/1324 wat betreft voortzetting van de deelname van de Unie aan het partnerschap voor ... |
---|---|
document | COM(2023)359 |
datum | 11 april 2024 |
Artikel 1
Besluit (EU) 2017/1324 wordt als volgt gewijzigd:
1) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. De Unie neemt deel aan het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het “Prima-initiatief”), een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap in de zin van artikel 10, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad25 dat gezamenlijk is opgezet door Cyprus, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Israël, Italië, Kroatië, Luxemburg, Malta, Portugal, Slovenië, Spanje, Tunesië en Turkije (“de deelnemende landen”), overeenkomstig de in dit besluit vastgestelde voorwaarden en na kennisgeving van hun deelname aan de activiteiten van het Prima-initiatief door ondertekening van een verbintenisbrief.”;
b) lid 2 wordt vervangen door:
“2. Algerije, Egypte, Jordanië, Libanon en Marokko blijven deelnemende landen voor wat betreft de activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt a), worden gefinancierd. Deze landen worden wat betreft hun deelname aan activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt b), worden gefinancierd enkel als deelnemende landen beschouwd indien zij een overeenkomst, in de vorm van een briefwisseling, tot wijziging en aanvulling van de bestaande overeenkomsten inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Unie en tot vaststelling van de nieuwe voorwaarden voor hun deelname aan het Prima-initiatief hebben gesloten.”;
c) de leden 3 en 4 worden vervangen door:
“3. Elke lidstaat die en elk met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerd derde land dat niet in lid 1 van dit artikel is vermeld, kan aan het Prima-initiatief deelnemen, mits wordt voldaan aan de in artikel 4, lid 1, punt c), vastgestelde voorwaarde en in het bijzonder aan artikel 11, lid 5. Zij ondertekenen een verbintenisbrief waarin zij de voorwaarden voor hun deelname aan het Prima-initiatief met betrekking tot Horizon 2020 dan wel Horizon Europa bevestigen.
Lidstaten en met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerde derde landen die aan de in de eerste alinea vastgestelde voorwaarden voldoen, worden voor de toepassing van dit besluit als deelnemende landen beschouwd.
4. Een niet met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerd derde land dat niet in lid 2 is vermeld, kan aan het Prima-initiatief deelnemen op voorwaarde dat:
a) het voldoet aan de voorwaarde van artikel 4, lid 1, punt c), en in het bijzonder aan artikel 11, lid 5;
b) de Prima-uitvoeringsstructuur de deelname goedkeurt nadat is onderzocht of de deelname van het land relevant is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief, en
c) het een internationale overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Unie sluit over de voorwaarden voor deelname aan het Prima-initiatief.
Derde landen die aan de in de eerste alinea vervatte voorwaarden voldoen, worden voor de toepassing van dit besluit als deelnemende landen beschouwd.”.
2) In artikel 2 wordt lid 1 vervangen door:
“1. Het Prima-initiatief draagt bij tot de algemene en specifieke doelstellingen van Verordening (EU) 2021/695, en met name artikel 3 van die verordening, en streeft de algemene doelstellingen na van het opbouwen van onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het ontwikkelen van kennis en gemeenschappelijke innovatieve oplossingen voor agrovoedingssystemen zodat deze duurzaam worden, en voor geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer in het Middellandse Zeegebied zodat deze systemen, dit beheer en deze voorziening klimaatbestendiger, efficiënter, kosteneffectiever en ecologisch en maatschappelijk duurzamer worden en ertoe wordt bijgedragen dat de problemen op het gebied van watertekorten, voedselveiligheid, voeding, gezondheid, welzijn en migratie bij de wortel worden aangepakt.”.
3) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a) de leden 1 en 2 worden vervangen door:
“1. De financiële bijdrage van de Unie, met inbegrip van de EER-kredieten, is gelijk aan de bijdragen van de deelnemende landen aan het Prima-initiatief. De bijdrage van de Unie bedraagt maximaal 325 000 000 EUR en wordt als volgt verdeeld:
a) maximaal 220 000 000 EUR uit Horizon 2020;
b) maximaal 105 000 000 EUR uit Horizon Europa.
Het bedrag van de financiële bijdrage van de Unie uit Horizon Europa kan overeenkomstig artikel 16, lid 5, van Verordening (EU) 2021/695 worden verhoogd met bijdragen van met Horizon Europa geassocieerde derde landen, mits de bijdrage van de in artikel 1, lid 1, genoemde deelnemende landen ten minste met hetzelfde bedrag toeneemt als het totale bedrag waarmee de bijdrage van de Unie wordt verhoogd.
2. De in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie zijn toegewezen aan de relevante onderdelen van het bij Besluit 2013/743/EU van de Raad vastgestelde specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020, en met name uit deel II (Industrieel leiderschap) en deel III (Maatschappelijke uitdagingen), overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EU) 2021/695 en artikel 62, lid 1, punt c), vii), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.”;
b) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
“2 bis. De in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie zijn toegewezen aan de relevante onderdelen van het bij Besluit (EU) 2021/764 van de Raad26 vastgestelde specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa, en met name uit cluster vi) (Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu) van pijler II (Wereldwijde uitdagingen en Europees industrieel concurrentievermogen), overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), vii), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.”.
4) Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 worden de punten b), c) en d) vervangen door:
“b) de deelnemende landen of de door de deelnemende landen aangewezen organisaties wijzen een entiteit met rechtspersoonlijkheid, zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), vii), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, aan als de Prima-uitvoeringsstructuur die verantwoordelijk is voor de efficiënte uitvoering van het Prima-initiatief en voor de ontvangst, toewijzing en monitoring van de in artikel 3, lid 1, van dit besluit bedoelde financiële bijdrage van de Unie en, in voorkomend geval, van de bijdragen van de deelnemende landen, en die ervoor zorgt dat alle acties worden ondernomen die nodig zijn om de doelstellingen van het Prima-initiatief te verwezenlijken;
c) elk deelnemend land verbindt zich ertoe om bij te dragen aan de financiering van het Prima-initiatief met een bijdrage die ten minste gelijk is aan de bijdrage van de Unie, uit de nationale middelen die relevant zijn voor de doelstellingen van het Prima-initiatief;
d) de Prima-uitvoeringsstructuur toont aan dat zij in staat is het Prima-initiatief uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen, toewijzen en monitoren van de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie in het kader van het indirect beheer van de Uniebegroting overeenkomstig de artikelen 62 en 154 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;”;
b) in lid 2 wordt punt c) vervangen door:
“c) de naleving door de Prima-uitvoeringsstructuur van de verslagleggingsvereisten van artikel 155, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;”;
c) lid 3 wordt vervangen door:
“3. De Commissie beoordeelt doorlopend of de deelnemende landen hun verbintenissen nakomen en kan passende maatregelen treffen, waaronder de maatregelen als bedoeld in artikel 9.”.
5) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. De deelnemende landen leveren financiële of niet-financiële bijdragen ter waarde van ten minste 325 000 000 EUR gedurende de periode vanaf 7 augustus 2017 tot en met 31 december 2031, of zij zorgen ervoor dat hun nationale financieringsorganen deze bijdragen leveren.”;
b) lid 6 wordt vervangen door:
“6. De in lid 2, punten a), b), en c), bedoelde bijdragen, die worden beschouwd als bijdragen van de deelnemende landen, worden na de goedkeuring van het jaarlijkse werkprogramma geleverd. Indien het jaarlijkse werkprogramma tijdens het in artikel 6, lid 2, bedoelde referentiejaar wordt vastgesteld, kunnen de in lid 2, punt c), bedoelde bijdragen die gelden als in het jaarlijkse werkprogramma opgenomen bijdragen van de deelnemende landen, bijdragen omvatten die vanaf 1 januari van dat jaar zijn geleverd. De in lid 2, punt c), van dit artikel bedoelde bijdragen die gelden als in het eerste jaarlijkse werkprogramma opgenomen bijdragen van de deelnemende landen, kunnen echter bijdragen omvatten die na 7 augustus 2017 zijn geleverd.”.
6) Artikel 6 wordt vervangen door:
“Artikel 6
Activiteiten en uitvoering van het Prima-initiatief
1. Het Prima-initiatief ondersteunt een brede waaier van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, zoals beschreven in het jaarlijkse werkprogramma, door middel van:
a) indirecte acties als bedoeld in de Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) 2021/695, die door de Prima-uitvoeringsstructuur worden gefinancierd overeenkomstig artikel 7 van dit besluit, voornamelijk in de vorm van subsidies na door de Prima-uitvoeringsstructuur gelanceerde transnationale, openbare, transparante en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van:
i) onderzoeks- en innovatieacties of innovatieacties;
ii) coördinatie en ondersteuning van acties die tot doel hebben informatie te verspreiden over het Prima-initiatief en de impact ervan zo groot mogelijk te maken;
b) activiteiten gefinancierd door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie die bijdragen tot de doelstellingen van het Prima-initiatief of die rechtstreeks verband houden met de benutting van de resultaten van projecten in het kader van het Prima-initiatief, te weten:
i) activiteiten die na door de Prima-uitvoeringsstructuur gelanceerde transnationale, openbare, transparante en vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen worden geselecteerd, die door de nationale financieringsorganen in het kader van de nationale programma’s van de deelnemende landen worden beheerd en die hoofdzakelijk in de vorm van subsidies worden gefinancierd;
ii) activiteiten in het kader van de nationale programma’s van de deelnemende landen, met inbegrip van transnationale projecten.
2. Het Prima-initiatief wordt uitgevoerd op basis van de jaarlijkse werkprogramma’s die activiteiten omvatten die moeten plaatsvinden gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december van een bepaald jaar (“referentiejaar”). De Prima-uitvoeringsstructuur stelt, na goedkeuring door de Commissie, de jaarlijkse werkprogramma’s vast vóór 31 maart van het referentiejaar. Bij de vaststelling van de jaarlijkse werkprogramma’s handelen de Prima-uitvoeringsstructuur en de Commissie zonder onnodige vertraging. De Prima-uitvoeringsstructuur maakt het jaarlijkse werkprogramma openbaar.
3. De in lid 1, punten a) en b), bedoelde activiteiten mogen alleen in het referentiejaar en pas na de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma van dat jaar worden opgestart.
4. Indien het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld gedurende het referentiejaar, kunnen met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie administratieve kosten worden vergoed die de Prima-uitvoeringsstructuur vanaf 1 januari van dat referentiejaar heeft gemaakt overeenkomstig het jaarlijkse werkprogramma. Met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie kunnen echter administratieve kosten worden vergoed die de Prima-uitvoeringsstructuur vanaf 7 augustus 2017 heeft gemaakt overeenkomstig het eerste jaarlijkse werkprogramma.
5. Activiteiten mogen uitsluitend worden gefinancierd in het kader van het Prima-initiatief indien zij zijn opgenomen in het jaarlijkse werkprogramma. In het jaarlijkse werkprogramma wordt een onderscheid gemaakt tussen de in lid 1, punt a), bedoelde activiteiten, de in lid 1, punt b), bedoelde activiteiten en de administratieve kosten van de Prima-uitvoeringsstructuur. Daarnaast wordt een raming gegeven van de bijbehorende uitgaven en wordt vermeld hoeveel middelen er zijn toegewezen aan activiteiten die met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie worden gefinancierd en aan activiteiten die door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie worden gefinancierd. Het jaarlijkse werkprogramma bevat tevens de geraamde waarde van de niet-financiële bijdragen van de deelnemende landen, als bedoeld in artikel 5, lid 2, punt b).
6. In gewijzigde jaarlijkse werkprogramma’s voor een referentiejaar en jaarlijkse werkprogramma’s voor daaropvolgende referentiejaren wordt rekening gehouden met de resultaten van eerdere oproepen tot het indienen van voorstellen. Hierbij moet worden getracht correcties aan te brengen indien er onvoldoende wetenschappelijke thema’s worden bestreken, met name die welke aanvankelijk aan bod kwamen in activiteiten als bedoeld in lid 1, punt b), die niet voldoende konden worden gefinancierd.
7. De laatste te financieren activiteiten, met inbegrip van de laatste oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de desbetreffende jaarlijkse werkprogramma’s, worden uiterlijk op 31 december 2027 opgestart. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen zij tot en met 31 december 2028 worden opgestart.
8. Activiteiten die door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie moeten worden gefinancierd, kunnen alleen in het jaarlijkse werkprogramma worden opgenomen na de positieve uitkomst van een door de Prima-uitvoeringsstructuur georganiseerde onafhankelijke externe beoordeling ervan door middel van een internationale collegiale toetsing aan de doelstellingen van het Prima-initiatief.
9. In het jaarlijkse werkprogramma opgenomen activiteiten die overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt b), door de deelnemende landen worden gefinancierd, worden uitgevoerd in overeenstemming met gemeenschappelijke beginselen die na goedkeuring door de Commissie door de Prima-uitvoeringsstructuur worden vastgesteld. De gemeenschappelijke beginselen houden rekening met de beginselen van dit besluit, van titel VIII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en van hoofdstuk II van Verordening (EU) 2021/695. Na goedkeuring door de Commissie stelt de Prima-uitvoeringsstructuur ook vast aan welke verslagleggingsvereisten de deelnemende landen jegens haar moeten voldoen, ook wat betreft de indicatoren voor elk van deze activiteiten.
10. De in lid 1, punt b), i), bedoelde activiteiten stemmen niet alleen overeen met de in lid 9 bedoelde gemeenschappelijke beginselen, maar voldoen ook aan de volgende voorwaarden:
a) de voorstellen betreffen transnationale projecten, met een deelname van ten minste drie onafhankelijke juridische entiteiten gevestigd in drie verschillende landen die bij het verstrijken van de in de betrokken oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn uit hoofde van dit besluit worden beschouwd als deelnemende landen, en waarvan:
i) er ten minste één is gevestigd in een lidstaat of in een met Horizon 2020 dan wel Horizon Europa geassocieerd derde land en niet onder punt ii) valt, en
ii) er ten minste één is gevestigd in een derde land als vermeld in artikel 1, lid 2, of in een derde land dat grenst aan de Middellandse Zee;
b) de voorstellen worden geselecteerd na transnationale oproepen tot het indienen van voorstellen en door ten minste drie onafhankelijke deskundigen geëvalueerd op basis van de volgende gunningscriteria: excellentie, impact, en kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering;
c) de voorstellen worden gerangschikt volgens de evaluatieresultaten. De Prima-uitvoeringsstructuur maakt een selectie en volgt daarbij die rangschikking. De deelnemende landen komen tot overeenstemming over een passende financieringswijze die het mogelijk maakt om zo veel mogelijk voorstellen boven de drempel te financieren op basis van die rangschikking, in het bijzonder door reservebedragen te verstrekken voor de nationale bijdragen voor oproepen tot het indienen van voorstellen. Indien een of meer projecten niet kunnen worden gefinancierd, kunnen de eerstvolgende projecten in de rangschikking worden geselecteerd.
11. De Prima-uitvoeringsstructuur monitort jaarlijks de uitvoering van alle activiteiten van het jaarlijkse werkprogramma en brengt daarover verslag uit aan de Commissie.
12. Elke mededeling of bekendmaking in verband met de activiteiten van het Prima-initiatief, die in samenwerking met het Prima-initiatief tot stand komt, wordt, ongeacht of deze uitgaat van de Prima-uitvoeringsstructuur, een deelnemend land of de nationale financieringsorganen daarvan, of deelnemers aan een activiteit, aangeduid of mede aangeduid als volgt: “[naam van de activiteit] is onderdeel van het mede door de Europese Unie gefinancierde Prima-initiatief.”.
7) Artikel 7 wordt vervangen door:
Artikel 7
Regels voor deelname en verspreiding
“1. De Prima-uitvoeringsstructuur wordt beschouwd als een financieringsorgaan in de zin van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 2, lid 14, van Verordening (EU) 2021/695, en verleent financiële steun voor indirecte acties als bedoeld in artikel 6, lid 1, punt a), van dit besluit in overeenstemming met de voorschriften van de desbetreffende verordeningen, met inachtneming van de in dit artikel vastgestelde afwijkingen.
2. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) 2021/695 en in afwijking van artikel 9, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) 2021/695 bedraagt het minimumaantal deelnemers drie juridische entiteiten die gevestigd zijn in drie verschillende landen die bij het verstrijken van de in de desbetreffende oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn worden beschouwd als deelnemende landen, en waarvan er ten minste één is gevestigd:
a) in een lidstaat of in een met Horizon 2020 dan wel Horizon Europa geassocieerd derde land, en niet onder punt b) valt, en
b) in een derde land als vermeld in artikel 1, lid 2, of in een derde land dat grenst aan de Middellandse Zee.
3. In afwijking van artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) 2021/695 geldt, in naar behoren gemotiveerde gevallen die in het jaarlijkse werkprogramma zijn bepaald, als minimumvoorwaarde dat één juridische entiteit deelneemt die bij het verstrijken van de in de betrokken oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn is gevestigd in een deelnemend land.
4. In afwijking van artikel 10, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en artikel 23, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/695 komen de volgende deelnemers in aanmerking voor financiering door de Prima-uitvoeringsstructuur:
a) juridische entiteiten die zijn gevestigd in een deelnemend land of zijn opgericht uit hoofde van het Unierecht;
b) internationale Europese belangenorganisaties in de zin van artikel 2, lid 1, punt 12, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 voor activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt a), worden gefinancierd, of internationale Europese onderzoeksorganisaties in de zin van artikel 2, punt 15, van Verordening (EU) 2021/695 voor activiteiten van het Prima-initiatief die uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt b), worden gefinancierd.
5. Aan een deelnemende internationale organisatie of een deelnemende juridische entiteit die in een niet-deelnemend land is gevestigd, en die geen van beide op grond van lid 4 voor financiering in aanmerking komt, kan financiering door de Prima-uitvoeringsstructuur worden verstrekt mits aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de Prima-uitvoeringsstructuur beschouwt deelname van de internationale organisaties of juridische entiteit als essentieel voor de uitvoering van de actie;
b) er is voorzien in de deelname van dergelijke entiteiten in het jaarlijkse werkprogramma, en er is voorzien in de mogelijkheid van dergelijke financiering in een bilaterale wetenschappelijke en technologische overeenkomst, of een andere regeling waarmee de bescherming van de financiële belangen van de Unie wordt gewaarborgd, tussen de Unie en de internationale organisatie, of, voor entiteiten die zijn gevestigd in een niet-deelnemend land, tussen de Unie en het land waar de juridische entiteit is gevestigd.
6. Onverminderd Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan de toepasselijke modelsubsidieovereenkomst erin voorzien dat juridische entiteiten die gevestigd zijn in niet-deelnemende landen en die financiering van de Prima-uitvoeringsstructuur ontvangen, ook passende financiële garanties moeten verstrekken.
7. De Unie sluit overeenkomsten met derde landen waardoor de financiële belangen van de Unie kunnen worden beschermd.”.
8) Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. Na een positieve voorafgaande beoordeling van de Prima-uitvoeringsstructuur in overeenstemming met artikel 154, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en op voorwaarde dat voldoende financiële garanties overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt c), vi), van die verordening worden geboden, sluit de Commissie namens de Unie een kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap en bijdrageovereenkomsten met de Prima-uitvoeringsstructuur.”;
b) in lid 2 wordt de eerste zin vervangen door:
“De in lid 1 van dit artikel bedoelde kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap wordt gesloten overeenkomstig artikel 130 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.”.
9) Aan artikel 9 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:
“3. Het besluit van de Commissie om de financiële bijdrage van de Unie te beëindigen, naar verhouding te verlagen of op te schorten, belet niet dat subsidiabele kosten die door de deelnemende landen zijn gemaakt voordat het besluit daartoe ter kennis van de Prima-uitvoeringsstructuur is gebracht, worden terugbetaald.”.
10) Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. Controles achteraf van uitgaven voor indirecte acties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1291/2013 worden uitgevoerd door de Prima-uitvoeringsstructuur overeenkomstig artikel 29 van die verordening.”;
b) het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:
“1 bis. Controles van uitgaven voor indirecte acties uit hoofde van Verordening (EU) 2021/695 worden uitgevoerd door de Prima-uitvoeringsstructuur overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EU) 2021/695 als onderdeel van de indirecte acties van het Horizon Europa-programma, en met name overeenkomstig de in artikel 53, lid 2, van die verordening bedoelde auditstrategie.”.
11) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a) het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
“3 bis. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is bevoegd om, overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad27 onderzoek en vervolging in te stellen naar strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, zoals is bepaald in artikel 4 van die verordening.”;
b) lid 4 wordt vervangen door:
“4. Onverminderd de leden 1 tot en met 3 bis bevatten de contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit bepalingen die de Commissie, de Prima-uitvoeringsstructuur, de Rekenkamer, het EOM en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten. Wanneer de uitvoering van een actie geheel of gedeeltelijk uitbesteed of verder gedelegeerd wordt, of wanneer hiervoor een overheidsopdracht moet worden geplaatst of financiële steun moet worden verleend aan een derde, wordt in het contract, de subsidieovereenkomst of het subsidiebesluit bepaald dat de contractant of de begunstigde ervan verplicht is van elke betrokken derde te verlangen dat deze uitdrukkelijk de bevoegdheid van de Commissie, de Prima-uitvoeringsstructuur, de Rekenkamer, het EOM en OLAF aanvaardt.”;
c) het volgende lid 4 bis wordt ingevoegd:
“4 bis. De Prima-uitvoeringsstructuur verleent elke nationale rekenkamer van de deelnemende landen op verzoek toegang tot alle informatie met betrekking tot de nationale bijdragen van de desbetreffende deelnemende staat, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die nodig is om haar audits uit te voeren.”;
d) lid 5 wordt vervangen door:
“5. Bij de uitvoering van het Prima-initiatief treffen de deelnemende landen de nodige wetgevende, regelgevende, administratieve en andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name met het oog op een volledige terugvordering van aan de Unie verschuldigde bedragen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.”.
12) Het volgende artikel 11 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 11 bis
Toegang tot resultaten en informatie over voorstellen
1. De Prima-uitvoeringsstructuur verleent de Commissie toegang tot alle informatie met betrekking tot de indirecte acties die zij financiert. Deze informatie omvat de bijdragen en resultaten van werkzaamheden van begunstigden die deelnemen aan indirecte acties, alsook alle overige informatie die nodig wordt geacht voor de ontwikkeling en de uitvoering van, de monitoring en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie en, in voorkomend geval, van de deelnemende landen.
2. Met het oog op de ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie verstrekt de Prima-uitvoeringsstructuur de in de ingediende voorstellen vervatte informatie aan de Commissie. Dit is van overeenkomstige toepassing op deelnemende landen met betrekking tot voorstellen waarbij aanvragers betrokken zijn die op hun respectieve grondgebied zijn gevestigd.”.
13) In artikel 12 worden de leden 2 tot en met 5 vervangen door:
“2. De Prima-uitvoeringsstructuur wordt bestuurd door de raad van bestuur, waarin alle deelnemende landen zijn vertegenwoordigd. De raad van bestuur is het besluitvormingsorgaan van de Prima-uitvoeringsstructuur.
De raad van bestuur stelt, na goedkeuring door de Commissie, het volgende vast:
a) | het jaarlijkse werkprogramma; |
b) | de in artikel 6, lid 9, bedoelde algemene beginselen; |
c) | de vereisten voor de verslaglegging van de deelnemende landen aan de Prima-uitvoeringsstructuur. |
De raad van bestuur controleert of aan de voorwaarden van artikel 1, lid 3, en artikel 4, lid 1, punt c), is voldaan en stelt de Commissie van zijn bevindingen op de hoogte.
De raad van bestuur hecht zijn goedkeuring aan de deelname aan het Prima-initiatief door niet met Horizon 2020 of Horizon Europa geassocieerde derde landen die niet in artikel 1, lid 2, zijn vermeld, na onderzoek van de relevantie van hun deelname voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief.
Elk deelnemend land heeft één stem in de raad van bestuur. Besluiten worden bij consensus genomen. Indien geen consensus wordt bereikt, neemt de raad van bestuur zijn besluiten bij een meerderheid van ten minste 75 % van de geldig uitgebrachte stemmen.
De Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, wordt uitgenodigd om als waarnemer aan alle bijeenkomsten van de raad van bestuur deel te nemen en kan aan de besprekingen deelnemen. Zij ontvangt alle benodigde documenten.
3. De raad van bestuur bepaalt het aantal leden van de stuurgroep, die ten minste vijf leden telt, en benoemt deze. De stuurgroep houdt toezicht op de werkzaamheden van de directeur en adviseert de raad van bestuur over de uitvoering van het Prima-initiatief door het secretariaat. Zij verstrekt meer bepaald richtsnoeren inzake de uitvoering van de jaarlijkse begroting en het jaarlijkse werkprogramma.
4. De raad van bestuur stelt het secretariaat van de Prima-uitvoeringsstructuur samen, dat het uitvoerend orgaan van het Prima-initiatief vormt.
Het secretariaat:
a) | voert het jaarlijkse werkprogramma uit; | |
b) | verleent ondersteuning aan de andere organen van de Prima-uitvoeringsstructuur; | |
c) | monitort de uitvoering van het Prima-initiatief en brengt daar verslag over uit; | |
d) | beheert de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie en de financiële bijdragen van de deelnemende landen, en brengt verslag uit over het gebruik daarvan; | |
e) | bevordert de zichtbaarheid van het Prima-initiatief door middel van promotie en communicatie; | |
f) | onderhoudt contact met de Commissie overeenkomstig de in artikel 8 bedoelde kaderovereenkomst inzake financieel partnerschap; | |
g) | waarborgt de transparantie van de activiteiten van het Prima-initiatief. |
5. De raad van bestuur benoemt een wetenschappelijk adviescomité, bestaande uit gerenommeerde onafhankelijke deskundigen op gebieden die relevant zijn voor het Prima-initiatief. De raad van bestuur stelt het aantal leden van het wetenschappelijk adviescomité en de wijze waarop zij worden benoemd vast overeenkomstig artikel 49 van Verordening (EU) 2021/695.”.
14) Artikel 14 wordt vervangen door:
“Artikel 14
Monitoring en evaluatie
1. De activiteiten in het kader van het Prima-initiatief worden voortdurend gemonitord en periodiek geëvalueerd om te zorgen voor een zo groot mogelijk effect, wetenschappelijke excellentie en een zo doeltreffend en efficiënt mogelijk gebruik van middelen. De resultaten van de monitoring en van de periodieke evaluaties worden meegenomen in de monitoring van Europese partnerschappen als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa, overeenkomstig de artikelen 50 en 52 van Verordening (EU) 2021/695.
2. De Prima-uitvoeringsstructuur zorgt voor voortdurende monitoring van en verslaglegging over het beheer en de uitvoering van haar werkzaamheden, en voor de periodieke toetsing van de output, resultaten en effecten van de indirecte acties die overeenkomstig artikel 50 van en bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695 worden uitgevoerd.
3. De Commissie verricht een tussentijdse en een eindevaluatie van het Prima-initiatief in het kader van de evaluaties van Horizon Europa overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695, en wordt daarbij bijgestaan door externe onafhankelijke deskundigen die op basis van een openbare en transparante procedure worden geselecteerd.
4. In de in lid 3 bedoelde tussentijdse en eindevaluaties wordt nagegaan hoe het Prima-initiatief zijn opdracht vervult en doelstellingen verwezenlijkt, worden alle activiteiten van het initiatief behandeld en worden de Europese meerwaarde, doeltreffendheid en efficiëntie van het initiatief, met inbegrip van de openbaarheid en transparantie ervan, beoordeeld, alsook de relevantie van de verrichte activiteiten, onder meer in de industrie en door kmo’s, en de samenhang en complementariteit van het initiatief met relevant regionaal, nationaal en Uniebeleid, met inbegrip van synergieën met andere onderdelen van Horizon Europa, zoals andere partnerschappen, missies, clusters, thematische of specifieke programma’s. Bij de evaluaties wordt rekening gehouden met de standpunten van belanghebbenden, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau. Zij omvatten, voor zover dat relevant is, een beoordeling van de meest doeltreffende beleidsinterventiemethode voor toekomstige acties, alsook van de relevantie en samenhang van eventuele hernieuwing van het Prima-initiatief, gezien de algemene beleidsprioriteiten en het onderzoeks- en innovatielandschap, met inbegrip van de positionering ten opzichte van andere initiatieven die door Horizon Europa worden ondersteund. De Commissie houdt bij de uitvoering van die evaluaties ten volle rekening met de administratieve gevolgen voor het Prima-initiatief en tracht de administratieve lasten te verminderen en ervoor te zorgen dat het evaluatieproces eenvoudig en volledig transparant blijft.
5. De Commissie maakt de resultaten en conclusies van de in lid 3 bedoelde evaluaties openbaar en verspreidt deze.”.
15) De volgende artikelen 14 bis, 14 ter en 14 quater worden ingevoegd:
“Artikel 14 bis
Vertrouwelijkheid
Onverminderd artikel 11 bis zorgt de Prima-uitvoeringsstructuur voor de bescherming van vertrouwelijke informatie waarvan de openbaarmaking buiten de instellingen, organen of instanties van de Unie de belangen van de Prima-uitvoeringsstructuur, haar leden of de deelnemers aan de activiteiten van het Prima-initiatief kan schaden. Dergelijke vertrouwelijke informatie omvat persoonlijke, commerciële, gevoelige niet-gerubriceerde en gerubriceerde informatie.
Artikel 14 ter
Belangenconflicten
1. De Prima-uitvoeringsstructuur en de organen, de leden en het personeel ervan, vermijden belangenconflicten bij de uitvoering van hun werkzaamheden.
2. De Prima-uitvoeringsstructuur stelt regels vast voor het voorkomen, vermijden en beheersen van belangenconflicten met betrekking tot zijn personeel, en de leden en andere personen die zitting hebben in organen of groepen van de Prima-uitvoeringsstructuur, overeenkomstig artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.
3. De Prima-uitvoeringsstructuur stelt een gedragscode op voor de leden van haar organen, die de openbaarmaking van verklaringen van beroepsactiviteiten, financiële belangen en belangenconflicten, overeenkomstig de regels inzake gegevensbescherming, omvat.
Artikel 14 quater
Lopende acties, activiteiten en verbintenissen
Acties of activiteiten van de Prima-uitvoeringsstructuur of verbintenissen van de in dit besluit bedoelde deelnemende landen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1291/2013 zijn opgestart of ondernomen, blijven onder de bepalingen van die verordening vallen, tenzij in dit besluit anders is bepaald.”.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.