Artikelen bij COM(2023)204 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Richtlijn 2018/2001/EU ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)204 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Richtlijn 2018/2001/EU ter bevordering van het gebruik van energie uit ... |
---|---|
document | COM(2023)204 |
datum | 24 april 2023 |
1. INLEIDING
In Richtlijn (EU) 2018/2001 van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (“de richtlijn”) wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen. Zij is op 24 december 2018 in werking getreden. Voorts wordt in de richtlijn een bindend streefcijfer van de Unie vastgesteld voor het totale aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van de Unie van energie in 2030. De richtlijn stelt ook regels vast voor financiële steun voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, zelfverbruik van dergelijke elektriciteit, het gebruik van hernieuwbare energie in de verwarmings- en koelingssector en de vervoersector, regionale samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten met derde landen, garanties van oorsprong, administratieve procedures en voorlichting en opleiding. De richtlijn stelt ook duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria vast voor biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen.
Volgens de richtlijn is de Commissie bevoegd om op een aantal gebieden gedelegeerde handelingen vast te stellen. De richtlijn legt de Commissie ook de verplichting op om aan de medewetgevers verslag uit te brengen over de bevoegdheidsdelegatie die haar is verleend.
2. RECHTSGRONDSLAG
Dit verslag is vereist volgens artikel 35, lid 2, van de richtlijn hernieuwbare energie, waarin wordt bepaald dat de Commissie uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar die ingaat op 24 december 2018 een verslag over de bevoegdheidsdelegatie moet opstellen.
Overeenkomstig artikel 35 is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 7, lid 3, vijfde alinea, artikel 8, lid 3, tweede alinea, artikel 25, lid 2, tweede alinea, artikel 26, lid 2, vierde alinea, artikel 26, lid 2, vijfde alinea, artikel 27, lid 1, punt c), artikel 27, lid 3, zevende alinea, artikel 28, lid 5, artikel 28, lid 6, tweede alinea, en artikel 31, lid 5, tweede alinea. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt overeenkomstig artikel 35, lid 2, aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 24 december 2018, behoudens artikel 7, lid 3, vijfde alinea, waarvoor de termijn overeenkomstig artikel 35, lid 3, slechts twee jaar bedraagt.
Behoudens de in artikel 7, lid 3, vijfde alinea, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen die verlenging verzet.
3. UITOEFENING VAN DE DELEGATIE
a. De volgende gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld:
Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheden uitgeoefend door de volgende gedelegeerde handelingen vast te stellen:
De twee laatste gedelegeerde verordeningen zijn vastgesteld op 10 februari 2023. Zij waren nog niet in werking getreden op de datum van goedkeuring van dit verslag en werden nog onderzocht door het Europees Parlement en de Raad.
b. Er wordt gewerkt aan de volgende gedelegeerde handelingen:
De volgende handelingen worden momenteel uitgewerkt:
Gebied van de delegatie | Verwachte datum van vaststelling | Delegatiegrondslag |
Evaluatie van de criteria voor biobrandstoffen met een hoog ILUC-risico, met inbegrip van een dalend traject voor biobrandstoffen met een hoog ILUC-risico | september 2023 | Artikel 26, lid 2, vierde alinea |
Grondstoffen die alleen door middel van geavanceerde technologieën kunnen worden verwerkt, worden toegevoegd aan deel A van bijlage IX | waarschijnlijk het tweede kwartaal van 2023 | Artikel 28, lid 6, tweede alinea |
c. De uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden werd tot nu toe niet nodig bevonden:
Tijdens de verslagperiode vond de Commissie het niet nodig gedelegeerde handelingen vast te stellen voor de volgende punten:
Gebied van de delegatie | Delegatiegrondslag |
Aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang van de energie-inhoud van transportbrandstoffen als bepaald in bijlage III | Artikel 27, lid 1, punt c) |
In voorkomend geval, bijlage V of VI wijzigen door het toevoegen of herzien van de standaardwaarden of door de methode te wijzigen | Artikel 31, lid 5 |
d) Raadpleging voorafgaand aan de vaststelling
De Commissie heeft tijdens de voorbereiding van gedelegeerde handelingen op grond van de richtlijn steeds door de lidstaten aangestelde deskundigen en relevante belanghebbenden geraadpleegd, via regelmatige specifieke vergaderingen van de bevoegde deskundigengroep van de Commissie en schriftelijke raadplegingen. Het Europees Parlement werd eveneens uitgenodigd om aan al deze raadplegingen deel te nemen. Zoals bepaald in de consensus inzake gedelegeerde handelingen, zijn de voor deze raadplegingen relevante documenten tegelijkertijd aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden. Bovendien vonden openbare raadplegingen plaats om alle belanghebbenden in de gelegenheid te stellen feedback te geven.
De opmerkingen die tijdens deze raadplegingen werden gemaakt, zijn bij het opstellen van het uiteindelijke ontwerp van de gedelegeerde handelingen in aanmerking genomen.
4. CONCLUSIE
De Commissie heeft de gedelegeerde bevoegdheden die haar uit hoofde van de richtlijn hernieuwbare energie zijn verleend de voorbije vijf jaar correct uitgeoefend. Aangezien nog niet alle gedelegeerde handelingen waarvoor de Commissie bevoegd is verklaard, op het moment van opstelling van dit verslag zijn vastgesteld, acht de Commissie het nodig alle in de richtlijn bedoelde bevoegdheden voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen te verlengen tot na de huidige periode van vijf jaar. Zij verzoekt het Europees Parlement en de Raad nota te nemen van dit verslag.
NL NL