Artikelen bij COM(2022)695 - Rechterlijke bevoegdheid, toepasselijke recht, erkenning van beslissingen en aanvaarding authentieke akten inzake afstamming en introductie van Europese akte van afstamming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Inhoudsopgave

Artikel 1 - Onderwerp

Bij deze verordening worden gemeenschappelijke regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en het toepasselijke recht voor de vaststelling van afstamming in een lidstaat in grensoverschrijdende situaties, en gemeenschappelijke regels voor de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding in een lidstaat van in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissingen inzake afstamming en in een andere lidstaat verleden of geregistreerde authentieke akten inzake afstamming vastgesteld, en wordt een Europese akte van afstamming vastgesteld.

Artikel 2

Verhouding tot andere bepalingen van het Unierecht

1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de rechten die een kind ontleent aan het Unierecht, met name de rechten die een kind geniet uit hoofde van het Unierecht inzake vrij verkeer, met inbegrip van Richtlijn 2004/38/EG. Met name doet deze verordening geen afbreuk aan de beperkingen inzake de weigering van de erkenning van de afstamming op grond van de openbare orde wanneer de lidstaten krachtens het Unierecht inzake vrij verkeer verplicht zijn een door de autoriteiten van een andere lidstaat afgegeven document tot vaststelling van een ouder-kindrelatie te erkennen met het oog op de uitoefening van aan het Unierecht ontleende rechten.

2. Deze verordening laat Verordening (EU) 2016/1191 onverlet, met name wat betreft openbare documenten, zoals gedefinieerd in die verordening, op het gebied van geboorte, afstamming en adoptie.

Artikel 3 - Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op burgerlijke zaken op het gebied van afstamming in grensoverschrijdende situaties.

2. Deze verordening is niet van toepassing op:

(a)het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een huwelijk of een relatie die volgens het daarop toepasselijke recht vergelijkbare gevolgen heeft, zoals een geregistreerd partnerschap;

(b)zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid;

(c)de handelingsbekwaamheid van natuurlijke personen;

(d)handlichting;

(e)internationale adoptie;

(f)verplichtingen inzake levensonderhoud;

(g)trusts en erfopvolging;

(h)nationaliteit;

(i)de wettelijke vereisten voor de inschrijving van de afstamming in een register van een lidstaat en de rechtsgevolgen van de inschrijving van de afstamming in een register van een lidstaat of van het achterwege blijven daarvan.

3. Deze verordening is niet van toepassing op de erkenning van in een derde land gegeven rechterlijke beslissingen tot vaststelling van de afstamming, noch op de erkenning of, in voorkomend geval, de aanvaarding van authentieke akten tot vaststelling of bewijs van de afstamming die in een derde staat zijn verleden of geregistreerd.

Artikel 4 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. “afstamming”: de rechtens vastgestelde ouder-kindrelatie. Het omvat de juridische status van het zijn van kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders;

2. “kind”: een persoon van elke leeftijd wiens afstamming moet worden vastgesteld, erkend of bewezen;

3. “vaststelling van de afstamming”: de bepaling in rechte van de relatie tussen een kind en elke ouder, waarbij het ook kan gaan om de vaststelling van de afstamming naar aanleiding van een vordering waarbij een eerder vastgestelde afstamming wordt betwist;

4. “gerecht”: een autoriteit in een lidstaat die rechterlijke functies op het gebied van afstamming vervult;

5. “rechterlijke beslissing”: een beslissing van een gerecht van een lidstaat, zoals een vonnis, bevel of oordeel, op het gebied van afstamming;

6. “authentieke akte”: een akte die als authentieke akte formeel is verleden of geregistreerd in een lidstaat op het gebied van afstamming en waarvan de authenticiteit:

(a)betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte; en

(b)is vastgesteld door een overheidsinstantie of door een andere daartoe door de lidstaat van herkomst bevoegd verklaarde autoriteit;

7. “lidstaat van herkomst”: de lidstaat waarin de rechterlijke beslissing inzake de afstamming is gegeven, de authentieke akte inzake de afstamming formeel is verleden of geregistreerd, of de Europese akte van afstamming is afgegeven;

8. “gedecentraliseerd IT-systeem”: een IT-systeem als gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van [de digitaliseringsverordening];

9. “Europees elektronisch toegangspunt”: een interoperabel toegangspunt als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van [de digitaliseringsverordening].

Artikel 5 - Bevoegdheid op het gebied van afstamming in de lidstaten

Deze verordening laat de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaten op het gebied van afstamming onverlet.

HOOFDSTUK II

RECHTERLIJKE BEVOEGDHEID 

Artikel 6 - Algemene bevoegdheid

Op het gebied van afstamming zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat:

(a)van de gewone verblijfplaats van het kind op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of

(b)van de nationaliteit van het kind op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of

(c)van de gewone verblijfplaats van de wederpartij op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of

(d)van de gewone verblijfplaats van een van de ouders op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of

(e)van de nationaliteit van een van de ouders op het tijdstip waarop de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, of

(f)van geboorte van het kind.

Artikel 7 - Rechterlijke bevoegdheid gebaseerd op de aanwezigheid van het kind

Wanneer de bevoegdheid niet op grond van artikel 6 kan worden bepaald, zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zich bevindt, bevoegd.

Artikel 8 - Residuele rechterlijke bevoegdheid

Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van de artikelen 6 of 7 bevoegd is, wordt de bevoegdheid in elke lidstaat bepaald door de wetgeving van die lidstaat.

Artikel 9 - Forum necessitatis

Indien geen enkel gerecht van een lidstaat op grond van andere bepalingen van deze verordening bevoegd is, kunnen de gerechten van een lidstaat bij wijze van uitzondering uitspraak doen over aangelegenheden inzake afstamming indien in een derde staat waarmee de zaak nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of kan worden gevoerd, of indien een procedure daar onmogelijk blijkt.

De zaak moet voldoende nauw verbonden zijn met de lidstaat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.

Artikel 10 - Incidentele vorderingen

1. Indien de uitkomst van een procedure voor een gerecht van een lidstaat in een procedure betreffende een zaak die niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, afhangt van het beslechten van een incidentele vordering in verband met afstamming, dan mag een gerecht in die lidstaat die vordering ten behoeve van die procedure beslechten, zelfs indien die lidstaat krachtens deze verordening niet bevoegd is.

2. De beslechting van een incidentele vordering krachtens lid 1 heeft enkel gevolgen voor de procedure waarvoor zij is verricht.

Artikel 11 - Aanhangigmaking van een zaak bij een gerecht

Een zaak wordt geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt:

(a)op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, op voorwaarde dat de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk aan de wederpartij te doen betekenen of mede te delen;

(b)indien de betekening of mededeling van dit stuk moet plaatsvinden voor het bij het gerecht wordt neergelegd, op het tijdstip waarop het door de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of mededeling, wordt ontvangen, op voorwaarde dat de verzoeker vervolgens niet heeft nagelaten de vereiste stappen te nemen teneinde het stuk bij het gerecht neer te leggen; of

(c)indien de procedure ambtshalve door het gerecht wordt ingesteld, op het tijdstip waarop de beslissing om de procedure in te stellen door het gerecht wordt genomen, of, indien een dergelijke beslissing niet is vereist, op het tijdstip waarop de zaak ter griffie wordt ingeschreven.

Artikel 12 - Toetsing van de rechterlijke bevoegdheid

Het gerecht van een lidstaat waarbij een zaak aanhangig is gemaakt waarvoor overeenkomstig deze verordening niet dit gerecht maar een gerecht van een andere lidstaat ten gronde bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

Artikel 13 - Toetsing van de ontvankelijkheid

1. Indien de wederpartij die zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft dan de lidstaat waar de procedure werd ingesteld, niet verschijnt, houdt het bevoegde gerecht zijn uitspraak aan zolang niet vaststaat dat de wederpartij in de gelegenheid is gesteld het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk zo tijdig als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.

2. Artikel 22 van Verordening (EU) 2020/1784 is in plaats van lid 1 van dit artikel van toepassing, indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig het bepaalde in die verordening door een lidstaat aan een andere lidstaat diende te worden toegezonden.

3. Wanneer Verordening (EU) 2020/1784 niet van toepassing is, wordt artikel 15 van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken toegepast, indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk overeenkomstig dat verdrag aan een andere staat diende te worden toegezonden.

Artikel 14 - Litispendentie 

1. Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen procedures aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak later aanhangig is gemaakt de zaak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het eerst aangezochte gerecht vaststaat.

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen deelt een aangezocht gerecht, op verzoek van een ander gerecht waarbij het geschil aanhangig is gemaakt, onverwijld aan het verzoekende gerecht mee op welke datum het is aangezocht.

3. Indien de bevoegdheid van het eerst aangezochte gerecht vaststaat, verklaart elk gerecht waarbij de zaak later aanhangig wordt gemaakt, zich onbevoegd.

Artikel 15 - Recht van kinderen om hun mening te uiten

1. Wanneer de gerechten van de lidstaten krachtens deze verordening hun bevoegdheid uitoefenen, zorgen zij er in overeenstemming met nationaal recht en procedures voor dat kinderen jonger dan 18 jaar van wie de afstamming moet worden vastgesteld en die in staat zijn hun eigen mening te vormen, een daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid wordt geboden die mening te uiten, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een vertegenwoordiger of een daarvoor geschikte instantie.

2. Wanneer het gerecht in overeenstemming met het nationale recht en de nationale procedures kinderen jonger dan 18 jaar de mogelijkheid biedt om overeenkomstig dit artikel hun mening te uiten, hecht het gerecht passend belang aan de mening van de kinderen in overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid.

HOOFDSTUK III

TOEPASSELIJK RECHT

Artikel 16 - Universele toepassing

Alle bij deze verordening als toepasselijk aangewezen recht is van toepassing ongeacht of dit het recht van een lidstaat is.

Artikel 17 - Toepasselijk recht

1. Het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming is het recht van de staat waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft of, indien niet kan worden vastgesteld waar de persoon die bevalt ten tijde van de bevalling haar gewone verblijfplaats heeft, het recht van de staat van geboorte van het kind.

2. Niettegenstaande lid 1 kan het recht van de staat waarvan de ouder of de tweede ouder de nationaliteit heeft, of het recht van de staat van geboorte van het kind, van toepassing zijn op de vaststelling van de afstamming ten aanzien van de tweede ouder indien het toepasselijke recht krachtens lid 1 leidt tot vaststelling van de afstamming ten aanzien van slechts één ouder.

Artikel 18 - Werkingssfeer van het toepasselijke recht

Het recht dat bij deze verordening is aangewezen als het toepasselijke recht voor de vaststelling van de afstamming is met name van toepassing op:

(a)de procedures om de afstamming vast te stellen of te betwisten;

(b)de bindende rechtsgevolgen en/of de bewijskracht van authentieke akten;

(c)de procesbevoegdheid van personen in procedures betreffende de vaststelling of betwisting van de afstamming;

(d)de termijnen voor vaststelling of betwisting van de afstamming.

Artikel 19 - Wijziging van het toepasselijke recht

Wanneer de afstamming in een lidstaat is vastgesteld op grond van deze verordening, is een wijziging van het toepasselijke recht niet van invloed op de reeds vastgestelde afstamming.

Artikel 20 - Formele geldigheid

1. Een eenzijdige rechtshandeling voor de vaststelling van de afstamming is naar de vorm geldig indien zij voldoet aan de voorschriften van een van de volgende rechtsstelsels:

(a)het recht dat van toepassing is op de vaststelling van de afstamming op grond van artikel 17;

(b)het recht van de staat waar degene die de handeling verricht zijn gewone verblijfplaats heeft; of

(c)het recht van de staat waar de handeling is verricht.

2. Een rechtshandeling inzake de vaststelling van de afstamming kan worden bewezen aan de hand van ieder bewijsmiddel dat is toegelaten door de lex fori of door een van de in artikel 1 bedoelde rechtsstelsels op grond waarvan de rechtshandeling naar de vorm geldig is, voor zover het bewijs op die wijze voor de aangezochte rechter kan worden geleverd voor de aangezochte rechter.

Artikel 21 - Uitsluiting van terugverwijzing

Onder toepassing van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat wordt verstaan de toepassing van het recht dat in die staat geldt, met uitsluiting van het internationaal privaatrecht.

Artikel 22 - Openbare orde

1. De toepassing van een voorschrift van het bij deze verordening aangewezen recht van een staat kan slechts worden geweigerd in geval van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde van het land van de aangezochte rechter.

2. Lid 1 wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.

Artikel 23 - Staten met meer dan een rechtssysteem 

1. Indien het bij deze verordening aangewezen recht het recht is van een staat met meerdere territoriale eenheden, die elk hun eigen rechtsregels op het gebied van afstamming hebben, bepalen de interne collisieregels van die staat van welke territoriale eenheid de rechtsregels van toepassing zijn.

2. Bij gebreke van zulke interne collisieregels:

(a)wordt, ter bepaling van het recht dat van toepassing is volgens de bepaling waarbij wordt verwezen naar de gewone verblijfplaats van de persoon die bevalt ten tijde van de geboorte, een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar de persoon die bevalt haar gewone verblijfplaats heeft;

(b)wordt, ter bepaling van het recht dat van toepassing is volgens de bepaling waarbij wordt verwezen naar de geboorte van het kind, een verwijzing naar het recht van de in lid 1 bedoelde staat uitgelegd als een verwijzing naar het recht van de territoriale eenheid waar het kind geboren is.

(c)Een lidstaat die meerdere territoriale eenheden telt, die elk hun eigen rechtsregels op het gebied van afstamming hebben, is niet verplicht deze verordening toe te passen op wetsconflicten die zich enkel tussen deze territoriale eenheden voordoen.

HOOFDSTUK IV

ERKENNING

AFDELING 1

Algemene bepalingen inzake erkenning

Artikel 24 - Erkenning van een rechterlijke beslissing

1. Een in een lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt in alle andere lidstaten erkend zonder dat daartoe speciale procedures vereist zijn.

2. Er is met name geen speciale procedure vereist om de akten van de burgerlijke stand van een lidstaat aan te passen op grond van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing inzake afstamming waartegen volgens de wetgeving van die lidstaat geen rechtsmiddel meer openstaat.

3. Indien de erkenning van een rechterlijke beslissing als incidentele vraag voor een gerecht van een lidstaat wordt opgeworpen, kan dat gerecht daarover uitspraak doen.

Artikel 25 - Beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning zijn

1. Iedere belanghebbende partij kan overeenkomstig de procedures van de artikelen 32 tot en met 34, verzoeken om een beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning zijn, als vermeld in artikel 31.

2. De relatieve bevoegdheid van het gerecht dat overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie is meegedeeld, wordt bepaald door het recht van de lidstaat waarin een procedure overeenkomstig lid 1 wordt aangespannen.

Artikel 26 - Voor erkenning over te leggen stukken

1. Een partij die een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wenst in te roepen, legt de volgende stukken over:

(a)een afschrift van de rechterlijke beslissing dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de authenticiteit ervan; en

(b)de passende, overeenkomstig artikel 29 afgegeven verklaring.

2. Het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen kan, indien nodig, van de partij die de beslissing inroept, verlangen dat zij een vertaling of transliteratie overlegt van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden van de in dit artikel, lid 1, punt b), bedoelde verklaring.

3. Het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, kan van de partij die de beslissing inroept, verlangen dat zij een vertaling of transliteratie van de rechterlijke beslissing overlegt naast een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden van de verklaring, indien de werkzaamheden zonder die vertaling of transliteratie niet door dat gerecht of die autoriteit kunnen worden voortgezet.

Artikel 27 - Ontbrekende stukken

1. Worden de in artikel 26, lid 1, vermelde stukken niet overgelegd, dan kan het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige stukken aanvaarden, dan wel, indien het gerecht of de autoriteit zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

2. Indien het gerecht of een andere bevoegde autoriteit waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, zulks vereist, wordt een vertaling of transliteratie van dergelijke gelijkwaardige stukken overgelegd.

Artikel 28 - Aanhouding van de uitspraak

Het gerecht waarvoor een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing wordt ingeroepen, kan zijn uitspraak geheel of gedeeltelijk aanhouden indien:

(a)in de lidstaat van herkomst een gewoon rechtsmiddel tegen die rechterlijke beslissing is ingesteld, of

(b)is verzocht om een beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning zijn, zoals bedoeld in artikel 25, dan wel om een beslissing dat de erkenning op een van die gronden geweigerd moet worden.

Artikel 29 - Afgifte van de verklaring

1. Het overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde gerecht van een lidstaat van herkomst geeft op verzoek van een partij en met gebruikmaking van het formulier in bijlage I een verklaring af ten behoeve van een rechterlijke beslissing inzake afstamming.

2. De verklaring wordt in de taal van de rechterlijke beslissing opgesteld en afgegeven. De verklaring mag op verzoek van de partij ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Dit schept geen verplichting voor het gerecht dat de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.

3. De verklaring bevat een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de verklaring geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.

4. Tegen de afgifte van de verklaring staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 30 - Correctie van de verklaring

1. Het overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde gerecht van een lidstaat van herkomst corrigeert de verklaring op verzoek, of ambtshalve, indien er, ten gevolge van een materiële fout of weglating, een discrepantie bestaat tussen de ten uitvoer te leggen rechterlijke beslissing en de verklaring.

2. Het recht van de lidstaat van herkomst is van toepassing op de procedure voor de correctie van de verklaring.

Artikel 31 - Gronden voor weigering van de erkenning

1. De erkenning van een rechterlijke beslissing wordt geweigerd:

(a)indien de erkenning, gelet op de belangen van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;

(b)indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op hun verdediging noodzakelijk was, aan de personen tegen wie verstek werd verleend, is medegedeeld of betekend, tenzij vaststaat dat deze personen ondubbelzinnig met de rechterlijke beslissing instemmen;

(c)op verzoek van eenieder die stelt dat de rechterlijke beslissing de uitoefening van zijn vaderschap of haar moederschap over het kind in de weg staat, indien zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;

(d)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing op het gebied van afstamming die is gegeven in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;

(e)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing op het gebied van afstamming die in een andere lidstaat is gegeven, mits die latere rechterlijke beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen.

2. Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.

3. De erkenning van een rechterlijke beslissing inzake afstamming kan worden geweigerd indien deze is gegeven zonder dat kinderen in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te uiten, tenzij dit in strijd is met de belangen van het kind. Indien de kinderen jonger dan 18 jaar waren, is deze bepaling van toepassing wanneer de kinderen overeenkomstig artikel 15 in staat waren hun mening te vormen.

AFDELING 2

Procedure voor weigering van de erkenning

Artikel 32 - Verzoek tot weigering van de erkenning

1. Op de procedure voor het indienen van een verzoek tot weigering van de erkenning is, voor zover deze niet onder de onderhavige verordening valt, de wetgeving van de lidstaat waarin een procedure voor niet-erkenning wordt aangespannen van toepassing.

2. De erkenning van een rechterlijke beslissing op het gebied van afstamming wordt geweigerd indien een van de in artikel 31 genoemde gronden voor weigering van de erkenning is vastgesteld.

3. De relatieve bevoegdheid van het gerecht dat overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie is meegedeeld, wordt bepaald door het recht van de lidstaat waarin een procedure voor niet-erkenning wordt aangespannen.

4. De verzoeker verstrekt het gerecht een afschrift van de rechterlijke beslissing alsmede, in voorkomend geval en indien mogelijk, de passende, overeenkomstig artikel 29 afgegeven verklaring.

5. Het gerecht kan zo nodig verlangen dat de verzoeker een vertaling of transliteratie overlegt van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden van de passende, overeenkomstig artikel 29 afgegeven verklaring.

6. Het gerecht kan verlangen dat de verzoeker een vertaling of transliteratie van de rechterlijke beslissing overlegt, indien de autoriteit of het gerecht zijn werk niet kan doen zonder die vertaling of transliteratie.

7. Het gerecht kan vrijstelling van de overlegging van de in lid 4 bedoelde stukken verlenen als:

(a)deze reeds in zijn bezit zijn; of

(b)het gerecht het onredelijk vindt om deze van de verzoeker te eisen.

8. De partij die om weigering van de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing verzoekt, is niet verplicht een postadres te hebben in de lidstaat waarin een procedure voor niet-erkenning wordt aangespannen. Die partij moet alleen een gemachtigde vertegenwoordiger hebben in de lidstaat waarin een procedure tot niet-erkenning wordt aangespannen als een dergelijke vertegenwoordiger krachtens het recht van die lidstaat verplicht is, ongeacht de nationaliteit van de partijen.

Artikel 33 - Bezwaar of beroep

1. Elke partij kan tegen de rechterlijke beslissing over het verzoek tot weigering van de erkenning bezwaar of beroep instellen.

2. Het bezwaar of beroep wordt ingesteld bij het gerecht dat de lidstaten overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie hebben meegedeeld als het gerecht waar dit bezwaar of beroep moet worden ingesteld.

Artikel 34 - Verder bezwaar of hoger beroep

Tegen de op het bezwaar of beroep gegeven rechterlijke beslissing kan slechts bezwaar of beroep worden ingesteld als de betrokken lidstaat de Commissie overeenkomstig artikel 71 in kennis heeft gesteld van de gerechten waar verder bezwaar of hoger beroep moet worden ingesteld.

AFDELING 3

Authentieke akten met bindende rechtsgevolgen

Artikel 35 - Toepassingsgebied

Deze afdeling is van toepassing op authentieke akten tot vaststelling van afstamming die:

(a)formeel zijn verleden of geregistreerd in een lidstaat die krachtens hoofdstuk II bevoegdheid uitoefent; en

(b)bindende rechtsgevolgen hebben in de lidstaat waar zij formeel zijn verleden of geregistreerd.

Artikel 36 - Erkenning van authentieke akten

Authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst, worden erkend in andere lidstaten zonder dat daarvoor een speciale procedure nodig is. De afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij in deze afdeling anders is bepaald.

Artikel 37 - Verklaring

1. De overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde bevoegde autoriteit van een lidstaat van herkomst geeft op verzoek van een partij en met gebruikmaking van het formulier in bijlage II een verklaring af voor een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen.

2. De verklaring mag alleen worden afgegeven indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de lidstaat die de overheidsinstantie of andere autoriteit heeft gemachtigd de authentieke akte tot vaststelling van de afstamming formeel te verlijden of te registreren, had daartoe de bevoegdheid krachtens hoofdstuk II; en

(b)de authentieke akte heeft bindende rechtsgevolgen in die lidstaat.

3. De verklaring wordt in de taal van de authentieke akte gesteld. Zij mag op verzoek van een partij ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. Dit schept geen verplichting voor de bevoegde autoriteit die de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.

4. De verklaring bevat een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de verklaring geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.

5. Indien de verklaring niet wordt opgemaakt, wordt de authentieke akte niet erkend in een andere lidstaat.

Artikel 38 - Correctie en intrekking van de verklaring

1. De overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst corrigeert de verklaring op verzoek, of ambtshalve, indien er ten gevolge van een materiële fout of weglating een discrepantie bestaat tussen de authentieke akte en de verklaring.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteit trekt de verklaring op verzoek, of ambtshalve, in indien deze verklaring, gelet op de vereisten van artikel 37, ten onrechte werd afgegeven.

3. Op de procedure, inclusief rechtsmiddelen, ter correctie of intrekking van de verklaring is het recht van de lidstaat van herkomst van toepassing.

Artikel 39 - Gronden voor weigering van de erkenning

1. De erkenning van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen wordt geweigerd:

(a)indien de erkenning, gelet op de belangen van het kind, kennelijk strijdig zou zijn met de openbare orde van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;

(b)op verzoek van eenieder die stelt dat de authentieke akte de uitoefening van zijn vaderschap of haar moederschap over het kind in de weg staat, indien de authentieke akte formeel is verleden of geregistreerd zonder dat deze persoon daarbij betrokken is geweest;

(c)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing inzake afstamming of een latere authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen die is gegeven respectievelijk verleden of geregistreerd, in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen;

(d)indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere rechterlijke beslissing inzake afstamming of een latere authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen die in een andere lidstaat is gegeven respectievelijk verleden of geregistreerd, op voorwaarde dat die latere rechterlijke beslissing of authentieke akte voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen.

2. Lid 1, punt a), wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.

3. De erkenning van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen kan worden geweigerd indien zij formeel is verleden of geregistreerd zonder dat de kinderen in de gelegenheid zijn gesteld hun mening te uiten. Indien de kinderen jonger dan 18 jaar waren, is deze bepaling van toepassing wanneer de kinderen in staat waren hun mening te vormen.

AFDELING 4

Overige bepalingen

Artikel 40 - Geen toetsing van de bevoegdheid van het oorspronkelijke gerecht

De bevoegdheid van het gerecht van de lidstaat van herkomst dat de afstamming vaststelt, wordt niet getoetst. Het in artikel 31, lid 1, punt a), genoemde criterium van de openbare orde wordt niet toegepast op de bevoegdheidsregels van de artikelen 6 tot en met 9.

Artikel 41 - Geen onderzoek ten gronde

In geen geval wordt een in een andere lidstaat gegeven rechterlijke beslissing of authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst, ten gronde onderzocht.

Artikel 42 - Kosten

Dit hoofdstuk is ook van toepassing op de berekening van de gerechtskosten van overeenkomstig deze verordening aangespannen procedures.

Artikel 43 - Rechtsbijstand

1. Een verzoeker die in de lidstaat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in het kader van de procedures op grond van artikel 25, lid 1, en artikel 32, in aanmerking voor de gunstigste bijstand of de ruimste vrijstelling waarin de wetgeving van de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen, voorziet.

2. Een verzoeker die in de lidstaat van herkomst kosteloos een procedure voor een overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde administratieve autoriteit heeft kunnen voeren, heeft in de procedures van artikel 25, lid 1, en artikel 32 recht op rechtsbijstand overeenkomstig lid 1 van dit artikel. Hiertoe legt hij een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst opgestelde verklaring over, waaruit blijkt dat hij voldoet aan de financiële voorwaarden om voor het geheel of een gedeelte in aanmerking te komen voor rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven.

HOOFDSTUK V

AUTHENTIEKE AKTEN ZONDER BINDENDE RECHSTGEVOLGEN

Artikel 44 - Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op authentieke akten die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht hebben.

Artikel 45 - Aanvaarding van authentieke akten

1. Een authentieke akte zonder bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst heeft dezelfde bewijskracht in een andere lidstaat als in de lidstaat van herkomst, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht, op voorwaarde dat dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van de andere lidstaat waar zij wordt overgelegd.

2. Het criterium van de openbare orde, bedoeld in lid 1, wordt door de gerechten en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten toegepast met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die zijn neergelegd in het Handvest, met name het in artikel 21 opgenomen recht niet te worden gediscrimineerd.

3. Een persoon die van een dergelijke authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat, kan de autoriteit die de authentieke akte in de lidstaat van herkomst formeel heeft verleden of geregistreerd, verzoeken het formulier in bijlage III in te vullen en daarbij de bewijskracht te vermelden die in de lidstaat van herkomst aan de authentieke akte wordt verbonden.

4. De verklaring bevat een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de verklaring geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond.

5. De authenticiteit van een dergelijke authentieke akte kan uitsluitend voor een gerecht van de lidstaat van herkomst en volgens het recht van die lidstaat worden betwist. Een authentieke akte die wordt betwist, heeft geen bewijskracht in een andere lidstaat zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.

6. De in een dergelijke authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen worden uitsluitend betwist voor de krachtens deze verordening bevoegde gerechten, op grond van het volgens hoofdstuk III toepasselijke recht. Een authentieke akte die wordt betwist, heeft, wat het bestreden punt betreft, in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst geen bewijskracht zolang het bevoegde gerecht zich niet heeft uitgesproken.

7. Indien de uitkomst van een procedure afhangt van de beslissing over een incidentele vordering met betrekking tot de in een dergelijke authentieke akte vastgelegde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen, is dit gerecht bevoegd om van die vordering kennis te nemen.

HOOFDSTUK VI

EUROPESE AKTE VAN AFSTAMMING

Artikel 46 - Instelling van een Europese akte van afstamming

1. Bij deze verordening wordt een Europese akte van afstamming (hierna “de akte” genoemd) vastgesteld, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt en die de in artikel 53 omschreven rechtsgevolgen heeft.

2. Het gebruik van de akte is niet verplicht.

3. De akte komt niet in de plaats van de interne documenten die in de lidstaten voor soortgelijke doeleinden worden gebruikt. Zodra de akte is afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt, heeft zij echter ook in de lidstaat waarvan de autoriteiten haar overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk hebben afgegeven, de in artikel 53 omschreven rechtsgevolgen.

Artikel 47 - Doel van de akte

De akte is bestemd om te worden gebruikt door een kind of een wettelijke vertegenwoordiger die zich in een andere lidstaat moet beroepen op de afstammingsstatus van het kind.

Artikel 48 - Bevoegdheid voor het afgeven van de akte

1. De akte wordt afgegeven in de lidstaat waar de afstamming is vastgesteld en waarvan de gerechten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 4, bevoegd zijn op grond van artikel 6, artikel 7 of artikel 9.

2. De overeenkomstig artikel 71 aan de Commissie meegedeelde autoriteit van afgifte van de in lid 1 bedoelde lidstaat is:

(e)een gerecht in de zin van artikel 4, lid 4, of

(f)een andere autoriteit die krachtens het nationale recht bevoegd is om aangelegenheden inzake afstamming te behandelen.

Artikel 49 - Verzoek om een akte

1. De akte wordt afgegeven op verzoek van het kind (“de verzoeker”) of, in voorkomend geval, een wettelijke vertegenwoordiger.

2. Het verzoek kan worden ingediend met behulp van het formulier in bijlage IV.

3. Het verzoek bevat de volgende informatie, voor zover deze de verzoeker bekend is en de autoriteit van afgifte deze nodig heeft om de juistheid te kunnen vaststellen van de gegevens die de verzoeker gestaafd wil hebben, en gaat vergezeld van alle nodige stukken, hetzij de originele documenten, hetzij afschriften die voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden om de authenticiteit ervan vast te kunnen stellen, onverminderd artikel 50, lid 2:

(a)nadere gegevens betreffende de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geslacht, geboortedatum en -plaats, nationaliteit (indien bekend), identificatienummer (in voorkomend geval), adres;

(b)indien van toepassing, nadere gegevens betreffende de wettelijke vertegenwoordiger van de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), adres en vertegenwoordigingsbevoegdheid;

(c)nadere gegevens betreffende elke ouder: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geboortedatum en -plaats, nationaliteit, identificatienummer (in voorkomend geval), adres;

(d)de plaats en de lidstaat waar de afstamming van het kind is geregistreerd;

(e)de elementen waarop de verzoeker de afstamming baseert, met aangehecht het origineel of een afschrift van het (de) document(en) tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen of tot bewijs van de afstamming;

(f)de contactgegevens van het gerecht van de lidstaat dat de afstamming heeft vastgesteld, van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen heeft afgegeven, of van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte heeft afgegeven die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft;

(g)een verklaring dat, bij beste weten van de verzoeker, de te staven elementen niet het voorwerp uitmaken van een geschil;

(h)alle overige informatie die de verzoeker met het oog op de afgifte van de akte dienstig acht.

Artikel 50 - Behandeling van het verzoek

1. Na ontvangst van het verzoek verifieert de autoriteit van afgifte de door de verzoeker verstrekte gegevens, verklaringen, stukken en andere bewijzen. Zij verricht ambtshalve het daartoe vereiste en in het nationale recht voorgeschreven of toegestane onderzoek, of vereist dat de verzoeker alle bewijzen overlegt die zij verder nodig acht.

2. Indien de verzoeker geen afschriften van de relevante stukken heeft kunnen overleggen die voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden om de authenticiteit ervan vast te kunnen stellen, kan de autoriteit van afgifte andere bewijsmiddelen aanvaarden.

3. De autoriteit van afgifte kan, indien en voor zover het nationale recht daarin voorziet, vereisen dat verklaringen onder ede worden afgelegd, ofwel op erewoord in plaats van een verklaring onder ede.

4. Voor de toepassing van dit artikel verschaft de bevoegde autoriteit van een lidstaat de autoriteit van afgifte van een andere lidstaat, op haar verzoek, de informatie uit met name het register van de burgerlijke stand, het persoonsregister of het bevolkingsregister en andere registers waarin feiten die betrekking hebben op de afstamming van de verzoeker zijn opgenomen, mits de bevoegde autoriteit volgens het nationale recht die informatie aan een andere nationale autoriteit zou mogen verschaffen.

Artikel 51 - Afgifte van de akte

1. Zodra de te staven gegevens volgens het op de vaststelling van afstamming toepasselijke recht vaststaan, geeft de autoriteit van afgifte de akte volgens de in dit hoofdstuk bepaalde procedure onverwijld af. De autoriteit van afgifte gebruikt het formulier in bijlage V.

De autoriteit van afgifte geeft de akte met name niet af indien:

(a)de te staven gegevens worden betwist, of

(b)de akte niet in overeenstemming is met een rechterlijke beslissing betreffende de te staven gegevens.

2. De vergoeding die voor de afgifte van een akte wordt geïnd, mag niet hoger zijn dan de vergoeding die wordt geïnd voor de afgifte van een akte uit hoofde van het nationale recht die de afstamming van de verzoeker aantoont.

Artikel 52 - Inhoud van de akte

De akte bevat de volgende informatie, naargelang het geval:

(a)de naam, het adres en de contactgegevens van de autoriteit van afgifte van de lidstaat;

(b)indien verschillend, de naam, het adres en de contactgegevens van het gerecht van de lidstaat dat de afstamming heeft vastgesteld, van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen heeft afgegeven, of van de bevoegde autoriteit die een authentieke akte heeft afgegeven die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft;

(c)het referentienummer van het dossier;

(d)datum en plaats van afgifte;

(e)de plaats en de lidstaat waar de afstamming van het kind is geregistreerd;

(f)nadere gegevens betreffende de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geslacht, geboortedatum en -plaats, nationaliteit (indien bekend), identificatienummer (in voorkomend geval), adres;

(g)indien van toepassing, nadere gegevens betreffende de wettelijke vertegenwoordiger van de verzoeker: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), adres en vertegenwoordigingsbevoegdheid;

(h)nadere gegevens betreffende elke ouder: achterna(a)m(en) (in voorkomend geval, achterna(a)m(en) bij de geboorte), voorna(a)m(en), geboortedatum en -plaats, nationaliteit, identificatienummer (in voorkomend geval), adres;

(i)de gegevens op grond waarvan de autoriteit van afgifte zich bevoegd acht om de akte af te geven;

(j)het op de vaststelling van de afstamming toepasselijke recht en de gegevens op basis waarvan dat recht is vastgesteld;

(k)een tekst waarin de burgers van de Unie en hun familieleden ervan in kennis worden gesteld dat de akte geen afbreuk doet aan de rechten die een kind aan het Unierecht ontleent en dat voor de uitoefening van die rechten de ouder-kindrelatie op om het even welke wijze kan worden aangetoond;

(l)handtekening en/of stempel van de autoriteit van afgifte.

Artikel 53 - Rechtsgevolgen van de akte

1. De akte heeft rechtsgevolgen in alle lidstaten zonder dat daartoe speciale procedures vereist zijn.

2. De akte moet worden geacht nauwkeurig aan te geven welke elementen zijn vastgesteld krachtens het op de vaststelling van de afstamming toepasselijke recht. De persoon die in de akte als kind van een bepaalde ouder of bepaalde ouders aangegeven staat, wordt geacht de in de akte vermelde status te hebben.

3. Onverminderd artikel 3, lid 2, punt i), is de akte een geldig document voor de inschrijving van de afstamming in het desbetreffende register in een lidstaat.

Artikel 54 - Gewaarmerkte afschriften van de akte

1. De autoriteit van afgifte bewaart het origineel van de akte en verstrekt een of meer gewaarmerkte afschriften aan de verzoeker of een wettelijke vertegenwoordiger.

2. De autoriteit van afgifte houdt, voor de toepassing van artikel 55, lid 3, en artikel 57, lid 2, een lijst bij van de personen aan wie overeenkomstig lid 1 gewaarmerkte afschriften zijn verstrekt.

Artikel 55 - Correctie, wijziging of intrekking van de akte

1. Schrijffouten in de akte worden door de autoriteit van afgifte op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, of ambtshalve, gecorrigeerd.

2. Op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont of, indien mogelijk krachtens het nationale recht, ambtshalve, wijzigt de autoriteit van afgifte de akte of trekt zij deze in, indien is aangetoond dat de akte of onderdelen daarvan niet met de werkelijkheid overeenstemmen.

3. De autoriteit van afgifte stelt eenieder die overeenkomstig artikel 54, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de akte heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de correctie, wijziging of intrekking daarvan.

Artikel 56 - Rechtsmiddelen

1. De persoon die om een akte heeft verzocht of een wettelijke vertegenwoordiger kan tegen de beslissingen van de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 51, bezwaar aantekenen.

Eenieder die een rechtmatig belang aantoont, kan tegen de beslissingen van de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 55 en artikel 57, lid 1, punt a), bezwaar aantekenen.

Het bezwaar moet bij een gerecht van de lidstaat van de autoriteit van afgifte worden ingesteld, overeenkomstig het recht van die lidstaat.

2. Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de akte niet met de werkelijkheid overeenstemt, zal het bevoegde gerecht de akte corrigeren, wijzigen of intrekken of ervoor zorgen dat de autoriteit van afgifte de akte corrigeert, wijzigt of intrekt.

Indien uit de beslissing op het in lid 1 bedoelde bezwaar blijkt dat de weigering tot afgifte van de akte ongegrond was, geeft het bevoegde gerecht de akte af of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de zaak opnieuw behandelt en een nieuwe beslissing neemt.

Artikel 57 - Schorsing van de rechtsgevolgen van de akte

1. De rechtsgevolgen van de akte kunnen worden geschorst door:

(a)de autoriteit van afgifte, op verzoek van eenieder die een rechtmatig belang aantoont, in afwachting van een wijziging of intrekking van de akte overeenkomstig artikel 55, of

(b)het gerecht, op verzoek van eenieder die ingevolge artikel 56 gerechtigd is bezwaar aan te tekenen tegen een besluit van de autoriteit van afgifte, totdat over het bezwaar uitspraak is gedaan.

2. De autoriteit van afgifte of, in voorkomend geval, het gerecht stelt eenieder die overeenkomstig artikel 54, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de akte heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de schorsing van de rechtsgevolgen van de akte.

Zolang de rechtsgevolgen van de akte opgeschort zijn, kunnen er geen gewaarmerkte afschriften van de akte meer worden verstrekt.

HOOFDSTUK VII

DIGITALE COMMUNICATIE

Artikel 58 - Communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt

1. Het Europees elektronisch toegangspunt dat overeenkomstig artikel 4 van [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal wordt ingesteld, kan worden gebruikt voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in verband met:

(a)een procedure tot verkrijging van een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming, of een procedure tot verkrijging van een beslissing tot weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of een authentieke akte inzake afstamming;

(b)het verzoek om, de afgifte, correctie, wijziging, intrekking, opschorting van of beroepsprocedures met betrekking tot de Europese akte van afstamming.

2. Artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 3, artikel 6, artikel 9, leden 1 en 3, en artikel 10 van [de digitaliseringsverordening] zijn van toepassing op elektronische communicatie krachtens lid 1.

Artikel 59 - Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

1. Met het oog op communicatie langs elektronische weg op grond van artikel 58, lid 1, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarin het volgende wordt bepaald:

(a)de technische specificaties ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg;

(b)de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

(c)de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verzenden van informatie;

(d)de minimale beschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor elektronische communicatie via het gedecentraliseerde IT-systeem.

2. De in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3. De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld.

Artikel 60 - Referentie-implementatiesoftware

1. De Commissie is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten eventueel in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem wensen te gebruiken. Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2. De Commissie levert, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.

Artikel 61 - Kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen

1. Elke lidstaat draagt de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de toegangspunten van het gedecentraliseerd IT-systeem die zich op zijn grondgebied bevinden.

2. Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale IT-systemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en draagt de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

3. De lidstaten worden niet belet om in het kader van de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 2 bedoelde activiteiten.

4. De Commissie draagt alle kosten in verband met de introductie van ondersteuning voor elektronische communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt op grond van artikel 58, lid 1.

Artikel 62 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 66 .

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing.

HOOFDSTUK VIII

GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 63 - Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 64 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met V om deze bij te werken of om daarin technische wijzigingen door te voeren.

Artikel 64 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 63 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3. De Raad kan de in artikel 63 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgesteld in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij de Raad daarvan in kennis.

6. Een krachtens artikel 63 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

7. De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de vaststelling van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, eventuele bezwaren die daartegen zijn gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

HOOFDSTUK IX

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 65 - Legalisatie of soortgelijke formaliteit

In het kader van deze verordening mag geen legalisatie of soortgelijke formaliteit worden voorgeschreven.

Artikel 66 - Verhouding tot bestaande internationale verdragen

1. Deze verordening laat de internationale overeenkomsten onverlet waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van deze verordening partij zijn en die bepalingen bevatten inzake aangelegenheden die bij deze verordening worden geregeld.

2. Deze verordening heeft echter tussen de lidstaten voorrang op uitsluitend tussen lidstaten gesloten overeenkomsten, voor zover deze betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze verordening worden geregeld.

3. Deze verordening laat het Verdrag van ’s-Gravenhage van 29 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie onverlet.

4. Deze verordening laat de Verdragen nr. 16, nr. 33 en nr. 34 van de Internationale Commissie voor de burgerlijke stand onverlet.

Artikel 67 - Lijst van overeenkomsten

1. Uiterlijk [zes maanden vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de in artikel 66, lid 1, bedoelde overeenkomsten. De lidstaten delen aan de Commissie elke na die datum gedane opzegging van een overeenkomst mee.

2. Binnen zes maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgevingen publiceert de Commissie op het Europees e-justitieportaal:

(e)een lijst van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten;

(f)de in lid 1 bedoelde opzeggingen.

Artikel 68 - Gegevensbescherming

1. De voor de toepassing van deze verordening vereiste persoonsgegevens worden door de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten verwerkt met het oog op de vaststelling van de afstamming in grensoverschrijdende situaties en op de erkenning van de afstamming, alsook in verband met de vaststelling van de afstamming overeenkomstig hoofdstuk II, de afgifte van verklaringen krachtens de artikelen 29, 37 en 45, de afgifte van een Europese akte van afstamming krachtens artikel 51, de overlegging van de stukken voor de erkenning van de afstamming krachtens artikel 26, het verkrijgen van een beslissing dat er geen gronden voor weigering van de erkenning van de afstamming zijn krachtens artikel 25, of het verzoek om weigering van de erkenning van de afstamming krachtens artikel 32.

2. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de in lid 1 genoemde doeleinden, onverminderd verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 89 van de AVG.

3. Voor de toepassing van deze verordening worden de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van de AVG.

4. De voor de toepassing van deze verordening vereiste persoonsgegevens worden door de Commissie verwerkt in het kader van de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of hun wettelijke vertegenwoordigers en de gerechten of andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten, via het Europees elektronisch toegangspunt in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem.

5. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de in lid 4 genoemde doeleinden.

6. Voor de toepassing van deze verordening wordt de Commissie beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van de EUVG.

Artikel 69 - Overgangsbepalingen

1. Deze verordening is van toepassing op gerechtelijke procedures die zijn ingeleid en op authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd op of na [datum waarop deze verordening van toepassing wordt].

2. Onverminderd lid 1 erkennen de lidstaten, indien de afstamming is vastgesteld overeenkomstig een van de rechtsstelsels die krachtens hoofdstuk III als toepasselijk zijn aangewezen in een lidstaat waarvan de gerechten op grond van hoofdstuk II bevoegd waren:

(a)rechterlijke beslissingen tot vaststelling van de afstamming in een andere lidstaat in het kader van een gerechtelijke procedure die is ingesteld vóór [datum waarop deze verordening van toepassing wordt], en

(b)authentieke akten tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst, die vóór [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] formeel is verleden of geregistreerd.

Hoofdstuk IV is van toepassing op de in dit lid bedoelde rechterlijke beslissingen en authentieke akten.

3. Onverminderd lid 1 aanvaarden de lidstaten een authentieke akte die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft, op voorwaarde dat dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van de lidstaat waar aanvaarding wordt verlangd.

Hoofdstuk V is van toepassing op de in dit lid bedoelde authentieke akten.

Artikel 70 - Herziening

1. Uiterlijk [vijf jaar vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt] dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens, een verslag in over de toepassing van deze verordening, waarin onder meer de eventuele praktische problemen die zich hebben voorgedaan, worden geëvalueerd. Dat verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

2. De lidstaten stellen de Commissie op verzoek informatie ter beschikking die relevant is voor de evaluatie van de werking en toepassing van deze verordening, in zoverre die beschikbaar is, en die met name de volgende elementen betreft:

(a)het aantal verzoeken tot weigering van de erkenning van een rechterlijke beslissing of van een authentieke akte tot vaststelling van de afstamming met bindende rechtsgevolgen in de lidstaat van herkomst krachtens artikel 32, en het aantal gevallen waarin het verzoek tot weigering werd ingewilligd;

(b)het aantal keren dat beroep werd ingesteld krachtens respectievelijk artikel 33 en artikel 34;

(c)het aantal verzoeken om betwisting van de inhoud van een authentieke akte die in de lidstaat van herkomst geen bindende rechtsgevolgen maar wel bewijskracht heeft, en het aantal gevallen waarin de verzoeker in het gelijk is gesteld;

(d)het aantal afgegeven Europese akten van afstamming; en

(e)de uit hoofde van artikel 61, lid 2, van deze verordening gemaakte kosten.

Artikel 71 - Aan de Commissie mee te delen informatie

1. De lidstaten delen de Commissie het volgende mee:

(a)de autoriteiten die bevoegd zijn om authentieke akten op het gebied van afstamming als gedefinieerd in artikel 4, punt 6), te verlijden of te registreren;

(b)de gerechten en autoriteiten die bevoegd zijn om verklaringen af te geven als bedoeld in artikel 29, artikel 37 en artikel 45, en de gerechten en autoriteiten die bevoegd zijn om verklaringen als bedoeld in artikel 38 te corrigeren;

(c)de gerechten die bevoegd zijn voor de behandeling van verzoeken om een beslissing dat er geen gronden zijn voor weigering van de erkenning krachtens artikel 25, en de gerechten die bevoegd zijn voor de behandeling van verzoeken tot weigering van erkenning krachtens artikel 32 en voor beroepen tegen rechterlijke beslissingen over dergelijke verzoeken tot weigering krachtens respectievelijk de artikelen 33 en 34; en

(d)de gerechten en autoriteiten die bevoegd zijn om de Europese akte van afstamming af te geven krachtens artikel 51, en de gerechten die bevoegd zijn voor de in artikel 56 bedoelde beroepsprocedures.

2. De lidstaten delen de in lid 1 bedoelde informatie uiterlijk [zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] aan de Commissie mee.

3. De lidstaten doen de Commissie mededeling van eventuele wijzigingen van de in lid 1 bedoelde informatie.

4. De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde informatie openbaar via gepaste middelen, met inbegrip van het Europees e-justitieportaal.

Artikel 72 - Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [de eerste dag van de maand die volgt op het tijdvak van achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Artikel 71 is evenwel van toepassing vanaf [de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.