Artikelen bij COM(2022)567 - Uitvoervergunningen in 2021 mbt de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede behandeling of bestraffing

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 31.10.2022

COM(2022) 567 final


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over uitvoervergunningen in 2021 overeenkomstig de verordening met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing


1.Inleiding

Het doel van Verordening (EU) 2019/125 (hierna “de verordening” genoemd) met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing 1 , is enerzijds de doodstraf en anderzijds foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in landen buiten de EU te voorkomen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

-goederen die bedoeld zijn om schade toe te brengen en die niet mogen worden verhandeld (bijlage II); alsmede

-goederen die voor legitieme doeleinden kunnen worden gebruikt, zoals uitrusting voor de rechtshandhaving (bijlage III) en goederen voor therapeutisch gebruik (bijlage IV).

De handel in goederen van de bijlagen III en IV is aan bepaalde beperkingen onderworpen.

Artikel 26, lid 3, van de verordening bepaalt dat de lidstaten een openbaar jaarverslag van hun activiteiten moeten opstellen. Het verslag moet informatie verstrekken over het aantal ontvangen aanvragen, de goederen en landen waarop deze aanvragen betrekking hebben, en de besluiten die zijn genomen inzake deze aanvragen. Artikel 26, lid 4, bepaalt dat de Commissie een jaarverslag moet opstellen dat bestaat uit de jaarlijkse activiteitenverslagen die door de lidstaten zijn gepubliceerd. De Commissie moet het verslag openbaar maken.

Dit verslag van de Commissie bevat informatie over de vergunningsactiviteiten van de lidstaten met betrekking tot de uitvoer van goederen in 2021 2 die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of voor de doodstraf.

Alle lidstaten hebben verslag uitgebracht over het aantal krachtens artikel 11, lid 1, en artikel 16, lid 1, van de verordening verleende en geweigerde uitvoervergunningen en over de goederen en de landen van bestemming waarop deze betrekking hadden. In sommige gevallen hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ook gerapporteerd over het aantal of de hoeveelheden goederen die voor uitvoer werden toegelaten, en over de categorie eindgebruikers aan wie de goederen zijn geleverd.

Vergunningen krachtens Verordening (EU) 2019/125

Overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 16, lid 1, van de verordening is voor de uitvoer 3 van in de bijlagen III en IV vermelde goederen een vergunning vereist.

Bijlage III bevat een lijst met bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. De goederen in bijlage III vallen onder de volgende rubrieken: goederen ontworpen om mensen in bedwang te houden; wapens en apparaten die zijn ontworpen ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming; en wapens en apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende chemische stoffen, ten behoeve van oproerbeheersing of zelfbescherming, en bepaalde aanverwante stoffen.

Bijlage IV bevat een lijst van chemische stoffen die bij dodelijke injecties kunnen worden gebruikt.

Behalve wanneer de algemene Unie-uitvoervergunning zoals omschreven in bijlage V wordt gebruikt voor de uitvoer van in bijlage IV vermelde goederen, dient de uitvoervergunning te worden verkregen van de in bijlage I van de verordening vermelde bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

Uitvoer naar in de algemene Unie-uitvoervergunning vermelde bestemmingen kan doorgaans plaatsvinden zonder dat een individuele of globale vergunning van een lidstaat vereist is. Tot nu toe wordt een land van buiten de EU opgenomen in bijlage V indien het een internationale overeenkomst heeft geratificeerd waarmee het zich ertoe verbindt de doodstraf voor alle misdrijven af te schaffen. Voor landen die geen lid zijn van de Raad van Europa, betekent dit dat het land in kwestie zonder voorbehoud het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) moet hebben geratificeerd.

Indien echter een gegrond vermoeden bestaat dat de exporteur niet in staat is zich te houden aan de voorwaarden van de vergunning of aan de uitvoercontrolewetgeving, kunnen de bevoegde autoriteiten de exporteur verbieden de algemene Unie-uitvoervergunning te gebruiken.

In artikel 20, lid 2, van de verordening is bepaald dat een door een lidstaat verleende uitvoervergunning een individuele vergunning (een vergunning voor uitvoer naar één eindgebruiker of ontvanger in een derde land) of een globale vergunning (een vergunning voor uitvoer naar een of meer met name genoemde eindgebruikers of distributeurs in een of meer met naam genoemde derde landen) kan zijn 4 .

De uitvoer, invoer en doorvoer van de in bijlage II vermelde goederen zijn verboden op grond van respectievelijk de artikelen 3, 4 en 5 van de verordening. De bevoegde autoriteiten kunnen een afwijking van het verbod toestaan, maar alleen als aangetoond is dat de betrokken goederen uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum (hetzij in een derde land of, overeenkomstig artikel 4, in een lidstaat) wegens hun historische betekenis.


2.Verleende en geweigerde vergunningen

In 2021 bedroeg het totaal aantal gerapporteerde vergunningen 275, waarbij 9 lidstaten meldden dat ze vergunningen verleend hadden. De overige lidstaten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij geen aanvragen voor vergunningen op grond van de verordening hadden ontvangen.

Omdat de in artikel 2 van de verordening gegeven definities van een individuele en een globale vergunning geen kwantitatief aspect bevatten, geeft een indicatie van het aantal verleende vergunningen geen indicatie van het aantal of de hoeveelheid goederen waarop deze vergunningen betrekking hebben. In de informatie die door de lidstaten aan de Commissie werd verstrekt, wordt doorgaans ook geen onderscheid gemaakt tussen individuele en globale vergunningen.

De lidstaten meldden dat zij in 2021 twee aanvragen voor een uitvoervergunning hadden geweigerd. De gemelde gevallen van weigering hadden betrekking op bepaalde voorgenomen transacties met klanten in Chili en China. De voorgenomen uitvoer naar Chili betrof goederen van bijlage III, code 3.1 5 , terwijl de voorgenomen uitvoer naar China betrekking had op goederen die waren vermeld in bijlage III, code 3.6 6 .

De uitvoer, invoer en doorvoer van de in bijlage II vermelde goederen zijn verboden op grond van respectievelijk de artikelen 3, 4 en 5 van de verordening. Krachtens de verordening kunnen de bevoegde autoriteiten een afwijking van het verbod toestaan, maar alleen als aangetoond is dat de betrokken goederen uitsluitend worden gebruikt om te worden tentoongesteld in een museum (hetzij in een derde land of, overeenkomstig artikel 4, in een lidstaat) wegens hun historische betekenis. De bevoegde autoriteiten meldden dat zij in 2021 geen dergelijke afwijkingen hadden toegestaan.

Bijlage 1 bij dit verslag bevat informatie over het aantal uitvoervergunningen dat in 2021 door de nationale bevoegde autoriteiten is verleend, per categorie goederen (bijlagen III en IV bij de verordening). De informatie over het aantal verleende uitvoervergunningen omvat niet uitvoer krachtens de algemene Unie-uitvoervergunning (bijlage V).

Bijlage 2 bevat informatie over het aantal gerapporteerde uitvoervergunningen en uitvoerweigeringen per categorie goederen (bijlagen III en IV bij de verordening).

Bijlage 3 bevat informatie over het aantal goedgekeurde en geweigerde aanvragen in de periode 2017-2021.

Bijlage 4 bevat informatie over het aantal gerapporteerde uitvoervergunningen dat door de lidstaten is verleend.

Bijlage 5 bevat informatie over de belangrijkste gerapporteerde bestemmingen van de toegestane uitvoer.

Bijlage 6 bevat een samenvatting van de informatie die aan de Commissie is verstrekt over het gerapporteerde eindgebruik van de toegestane uitvoer in 2021.

In de bijlagen 7 en 8 wordt een overzicht gegeven van de voor uitvoer toegestane goederen, de bestemmingen en het gerapporteerde eindgebruik.

(1)

PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1.

(2)

Dit verslag bevat geen informatie over het gebruik door exporteurs van de algemene Unie-uitvoervergunning van bijlage V bij de verordening voor de uitvoer van in bijlage IV vermelde goederen.

(3)

In artikel 2, punt d), van de verordening wordt “uitvoer” gedefinieerd als “elk vertrek van goederen uit het douanegebied van de Unie, met inbegrip van het vertrek van goederen waarvoor een douaneaangifte vereist is en het vertrek van goederen na de opslag ervan in een vrije zone in de zin van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad”.

(4)

Artikel 2, punt p), geeft een volledige definitie van “individuele vergunning”. Artikel 2, punt q), geeft een volledige definitie van “globale vergunning”.

(5)

In bijlage III onder code 3.1 vermelde goederen: Draagbare wapens of apparatuur voor het toedienen of verspreiden van een dosis van een verdovende of irriterende chemische stof.

(6)

In bijlage III onder code 3.6 vermelde goederen: Vaste of monteerbare apparatuur voor de verspreiding van verdovende of irriterende stoffen die een groot bereik heeft.