Artikelen bij COM(2022)412 - Samenvatting van het samenvattende verslag betreffende de werking van Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)412 - Samenvatting van het samenvattende verslag betreffende de werking van Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en ... |
---|---|
document | COM(2022)412 |
datum | 13 september 2022 |
Brussel, 13.9.2022
COM(2022) 412 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Samenvatting van het samenvattende verslag betreffende de werking van Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen
{SWD(2022) 218 final}
Gebruikte afkortingen
ANI Aangewezen nationale instantie
CLP-verordening Verordening betreffende indeling, etikettering en verpakking
ECHA Europees Agentschap voor chemische stoffen
ePIC Softwareapplicatie voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 649/2012
EU Europese Unie
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
PIC Voorafgaande geïnformeerde toestemming (Prior Informed Consent)
Reach-verordening Verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen
RIN Referentie-identificatienummer
VIB Veiligheidsinformatieblad
1.Inleiding
1.1.De PIC-verordening
Verordening (EU) nr. 649/2012 1 (hierna de “PIC-verordening” genoemd) geeft uitvoering aan het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel. De verordening heeft als doel gedeelde verantwoordelijkheid en samenwerking bij de internationale activiteiten met gevaarlijke chemische stoffen te bevorderen en de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade te beschermen door de uitwisseling van informatie over de kenmerken van gevaarlijke chemische stoffen te vergemakkelijken, door een besluitvormingsproces binnen de Unie voor de in- en uitvoer vast te stellen en door de genomen beslissingen onder de partijen en andere landen te verspreiden.
De PIC-verordening is van toepassing op de in bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam opgenomen chemische stoffen en op industriële chemische stoffen (bestemd voor gebruik door consumenten en professionele gebruikers) en bestrijdingsmiddelen (inclusief biociden) waarvan het gebruik krachtens de wetgeving van de Unie verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is ter bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu. De PIC-verordening gaat verder dan de eisen van het verdrag, aangezien zij van toepassing is op uitvoer naar alle landen en de toestemming van het invoerende land vereist voor veel meer chemische stoffen dan die welke in het verdrag zijn opgenomen. Bovendien zijn de eisen voor uitvoer ook van toepassing op bepaalde mengsels die opgenomen chemische stoffen bevatten.
Krachtens de PIC-verordening is de uitvoer van chemische stoffen onderworpen aan verschillende eisen, afhankelijk van in welk deel van bijlage I de chemische stoffen zijn opgenomen: de in deel 1 van bijlage I opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan kennisgeving van uitvoer aan het invoerende land; de in de delen 2 en 3 van bijlage I opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan kennisgeving van uitvoer aan en de uitdrukkelijke toestemming van het invoerende land, tenzij zij onder de PIC-procedure uit hoofde van het verdrag vallen en worden uitgevoerd naar een partij die een positieve reactie inzake invoer heeft afgegeven. Deze verplichtingen zijn ook van toepassing op mengsels die in bijlage I bij de verordening opgenomen stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding geeft tot verplichtingen inzake etikettering uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (de CLP-verordening) 2 , en op bepaalde artikelen.
De PIC-verordening legt ook verplichtingen op aan de Commissie, die het secretariaat van het verdrag op de hoogte moet stellen van definitieve regelgeving inzake chemische stoffen die binnen de Unie in één gebruikscategorie uit het verdrag (industriële chemische stoffen of bestrijdingsmiddelen) verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn en die zijn opgenomen in deel 2 van bijlage I bij de PIC-verordening. Dit proces wordt de kennisgeving van definitieve regelgeving genoemd en vormt de basis voor het opnemen van chemische stoffen in bijlage III bij het verdrag.
Voor chemische stoffen die zijn opgenomen in deel 3 van bijlage I (overeenkomend met bijlage III bij het verdrag) stelt de Commissie, namens de Unie en op basis van de bevoegdheidsverlening in de PIC-verordening, een invoerbesluit vast, waarin wordt uiteengezet of, en onder welke voorwaarden, de chemische stof in de Unie kan worden ingevoerd. Dit besluit wordt aan het secretariaat van het verdrag toegezonden.
1.2.De verslaglegging
Op grond van artikel 22 van de PIC-verordening moet de Commissie om de drie jaar verslag uitbrengen over haar activiteiten uit hoofde van de verordening en een samenvattend verslag opstellen over de uitvoering van de PIC-verordening, met daarin:
·de door de lidstaten overeenkomstig artikel 22, lid 1, ingediende informatie over de werking van de krachtens deze verordening ingevoerde procedures, met inbegrip van informatie over douanetoezicht, inbreuken, sancties en herstelmaatregelen;
·de door het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) overeenkomstig artikel 22, lid 1, ingediende informatie over de werking van de procedures van de PIC-verordening.
Dit verslag is het tweede krachtens de PIC-verordening en heeft betrekking op de periode 2017-2019. De onlinevragenlijst voor de verslaglegging was vanaf 9 juni 2021 beschikbaar voor de lidstaten en de uiterste datum voor het invullen ervan was 27 augustus 2021. Alle verslagen werden medio november 2021 ingediend. Het ECHA publiceerde zijn verslag over de werking van de PIC-verordening 3 voor de periode 2017-2019 in augustus 2020. Het onderhavige verslag is de samenvatting van het samenvattende verslag en biedt een overzicht van de uitvoering van de PIC-verordening in de periode 2017-2019.
2.Beheer van de PIC-verordening
2.1.De Commissie, het ECHA en de ANI’s vinden de coördinatie van hun activiteiten bij de uitvoering van de PIC-verordening doeltreffend
Op nationaal niveau wijst elke lidstaat een nationale instantie (ANI) aan die de bij de PIC-verordening voorziene administratieve taken moet vervullen. Net als in de vorige verslagperiode zijn de lidstaten tevreden over de coördinatie tussen de ANI’s en de Commissie en tussen de ANI’s en het ECHA. Verschillende ANI’s waardeerden de bijstand van de Commissie en het ECHA vanwege de snelheid en de kwaliteit ervan. Ook het ECHA vindt de samenwerking met de ANI’s doeltreffend. Dit geldt tevens voor het oplossen van geschillen. De Commissie vindt de samenwerking met de ANI’s eveneens doeltreffend, met name door het overleg bij de PIC-vergaderingen met de ANI’s, die twee keer per jaar plaatsvinden.
Het ECHA is tevreden over de samenwerking met de Commissie, maar noemt een aantal verbeterpunten. De Commissie is eveneens tevreden over de samenwerking met het ECHA en legt daarbij de nadruk op de regelmatige uitwisselingen met betrekking tot wetenschappelijke, technische en juridische vraagstukken die zich bij de uitvoering voordoen en de praktische uitvoering ervan.
2.2.De voortdurende toename van het aantal PIC-activiteiten brengt uitdagingen met zich mee voor de handhaving van een adequaat niveau van middelen
De middelen die door de Europese Commissie en het ECHA worden uitgetrokken voor de uitvoering van de PIC-verordening bleven vrij stabiel vergeleken met de vorige verslagperiode, hoewel beide instanties melding maakten van een lichte stijging. De werklast van het ECHA in de verslagperiode kwam overeen met de verwachte werklast. Het aantal verwerkte kennisgevingen van uitvoer is blijven stijgen overeenkomstig de voorspelde jaarlijkse stijging van 10 %.
De toename van het aantal kennisgevingen van uitvoer heeft geleid tot een toename van de door het ECHA uit te voeren verwerkingstaken en van de ondersteuning van belanghebbenden. De ondersteuning van de Commissie en ANI’s uit EU- en niet-EU-landen door het ECHA heeft in de verslagperiode ongeveer 30-40 % van de werktijd van het personeel in beslag genomen. Aangezien de hoeveelheid middelen niet evenredig met de werklast toeneemt, benadrukt het ECHA in zijn verslag dat er moet worden gezorgd voor voldoende personele en financiële middelen om de PIC-verordening uit te voeren en om de uitvoeringspraktijken, -processen en -instrumenten verder te verbeteren.
Volgens de rapportage van de ANI’s varieert het personeel dat zich met de uitvoering van de PIC-verordening bezighoudt van 0,1 tot 2 vte’s. Voor zover een vergelijking mogelijk is, zijn de middelen bij veel ANI’s vrij stabiel gebleven, waarbij zo’n acht ANI’s een afname meldden. Tegelijkertijd is de werklast in verband met de verwerking van kennisgevingen van uitvoer in veel lidstaten groter geworden (zie punt 4.2). Minder lidstaten dan in de vorige verslagperiode gaven aan dat zij over voldoende middelen voor handhaving beschikken (15 in plaats van 18).
3.Bijwerking van bijlage I bij de PIC-verordening
Volgens artikel 23 moet de lijst van chemische stoffen in bijlage I ten minste één keer per jaar opnieuw door de Commissie worden beoordeeld op basis van de ontwikkelingen op het gebied van het EU-recht — hoofdzakelijk in de Reach-verordening 4 , de biocidenverordening 5 en de verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen 6 — en van het verdrag. De bijlagen bij de PIC-verordening worden gewijzigd via door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen.
In de verslagperiode zijn 31 stoffen opgenomen in deel 1 en zeven in deel 2 van bijlage I. Van deze stoffen zijn er 23 opgenomen als gevolg van de niet-toelating als gewasbeschermingsmiddel uit hoofde van de verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen en vijf na opname in bijlage XVII bij de Reach-verordening (tabel 1). Zes stoffen zijn opgenomen in deel 3 van bijlage I naar aanleiding van de opname ervan in bijlage III van het verdrag. Met uitzondering van gechloreerde paraffines met een korte keten waren deze reeds opgenomen in deel 1 en 2 van bijlage I bij de PIC-verordening.
Tabel 1: Stoffen die in de verslagperiode aan bijlage I zijn toegevoegd
Gedelegeerde handeling | Chemische stof | CAS-nummer | Wijziging van bijlage I | Grondslag voor opname |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/172 van de Commissie van 28 november 2017 tot wijziging van de bijlagen I en V bij Verordening (EU) nr. 649/2012 | Dec-3-een-2-on | 10519-33-2 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen |
5-tert-Butyl-2,4,6-trinitro-m-xyleen | 81-15-2 | Delen 1 en 2 | Reach-verordening | |
Benzylbutylftalaat | 85-68-7 | Delen 1 en 2 | Reach-verordening | |
Carbendazim | 10605-21-7 | Deel 1 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Cybutryne | 28159-98-0 | Delen 1 en 2 | Biocidenverordening | |
Diisobutylftalaat | 84-69-5 | Delen 1 en 2 | Reach-verordening | |
Diarseenpentaoxide | 1303-28-2 | Delen 1 en 2 | Reach-verordening | |
Tepraloxydim | 149979-41-9 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Triclosan | 3380-34-5 | Delen 1 en 2 | Biocidenverordening | |
Triflumuron | 64628-44-0 | Deel 1 | Biocidenverordening | |
Tris(2-chloorethyl)fosfaat | 115-96-8 | Delen 1 en 2 | Reach-verordening | |
Methamidofos | 10265-92-6 | Delen 1 en 3 | Bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam | |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/330 van de Commissie van 11 december 2018 tot wijziging van de bijlagen I en V bij Verordening (EU) nr. 649/2012 | Amitrol | 61-82-5 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen |
Bèta-cypermethrin | 65731-84-2 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Carbofuran | 1563-66-2 | Deel 1 en 3 | Bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam | |
DPX KE 459 (flupyrsulfuron-methyl) | 150315-10-9 144740-54-5 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Fipronil | 120068-37-3 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Iprodion | 36734-19-7 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Isoproturon | 34123-59-6 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Linuron | 330-55-2 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Maneb | 12427-38-2 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Orthosulfamuron | 213464-77-8 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Picoxystrobin | 117428-22-5 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Gechloreerde paraffines met een korte keten | 85535-84-8 | Deel 3 | Bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam | |
Triasulfuron | 82097-50-5 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Trichloorfon | 52-68-6 | Delen 1 en 3 | Bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam | |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1701 van de Commissie van 23 juli 2019 tot wijziging van de bijlagen I en V bij Verordening (EU) nr. 649/2012 | 2-Naftyloxyazijnzuur | 120-23-0 | Deel 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen |
Acetochloor | 34256-82-1 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Asulam | 3337-71-1 2302-17-2 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Chloorpicrine | 76-06-2 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Difenylamine | 122-39-4 | Deel 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Flufenoxuron | 101463-69-8 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Naled | 300-76-5 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Propanil | 709-98-8 | Deel 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Propargite | 2312-35-8 | Delen 1 en 2 | Verordening inzake gewasbeschermingsmiddelen | |
Alachloor | 15972-60-8 | Deel 3 | Bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam | |
Aldicarb | 116-06-3 | Deel 3 | Bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam | |
Endosulfan | 115-29-7 | Deel 3 | Bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam |
Op grond van artikel 11 van de PIC-verordening moet de Commissie het secretariaat van het verdrag schriftelijk in kennis stellen van de chemische stoffen die opgesomd zijn in deel 2 van bijlage I en die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen. In de verslagperiode zijn drie kennisgevingen van definitieve regelgeving bij het secretariaat ingediend:
·acetochloor (2017)
·amitrol (2019)
·bèta-cypermethrin (2019)
·cybutryne (2019)
·flupyrsulfuron-methyl (2019)
·iprodion (2019)
·isoproturon (2019)
·orthosulfamuron (2019)
·picoxystrobin (2019)
·triasulfuron (2019)
4.Werking van de PIC-verordening
4.1.Bewustmakingsactiviteiten en bijstand voor exporteurs door de ANI’s en het ECHA hebben de naleving verbeterd
Zevenentwintig lidstaten ontplooiden bewustmakings- en voorlichtingsactiviteiten voor exporteurs en importeurs. De meest voorkomende activiteit was de verstrekking van online-informatie (een specifieke website of verwijzingen naar de webpagina’s van het ECHA over PIC). Elf lidstaten verlenen ook helpdeskdiensten via een bestaande helpdesk (bv. uit hoofde van de Reach-verordening, de CLP-verordening of de biocidenverordening) en zes lidstaten exploiteren een nationale PIC-helpdesk; tien lidstaten gaven aan een specifiek e-mailadres te hebben voor informatieverzoeken. Volgens bijna alle lidstaten hebben deze activiteiten ertoe geleid dat de PIC-verordening beter door exporteurs en importeurs wordt nageleefd. Sommige ANI’s constateerden een toename van het aantal kennisgevingen van uitvoer en een verbetering van de kwaliteit ervan, een toename van het aantal bedrijven dat in ePIC staat geregistreerd of ePIC gebruikt en een betere naleving van de rapportageverplichtingen op grond van artikel 10.
Het ECHA moet aan exporteurs en importeurs bijstand en technische en wetenschappelijke richtsnoeren en hulpmiddelen verstrekken (artikel 6, lid 1). Het ECHA verstrekte via zijn website wekelijks e-News, de ECHA-nieuwsbrief, sociale media, interne communicatie in ePIC en de ECHA-helpdesk informatie en ondersteuning aan exporteurs en importeurs. Het ECHA publiceerde vier richtsnoeren (“beknopte” documenten) om bedrijven te helpen met het aanvragen van een speciaal referentie-identificatienummer (RIN), ontheffingen, rapportage en het invullen van punt 6 van kennisgevingen van uitvoer (verboden en toegestane toepassingen). Het ECHA heeft ook voorbereidingen getroffen voor kennisgevingen van uitvoer na de brexit door de publicatie van richtsnoeren over de wijze waarop aan het VK kennis moet worden gegeven van de uitvoer van PIC-stoffen na de terugtrekking van het VK uit de EU en de vaststelling van een procedure voor handmatige kennisgeving (totdat de kennisgevingen in ePIC kunnen worden gedaan).
4.2.Het aantal kennisgevingen van uitvoer dat door de ANI’s en het ECHA wordt afgehandeld, neemt sinds 2014 voortdurend toe en de verwerking ervan is ongelijk verdeeld tussen de lidstaten
De kennisgeving van uitvoer is het instrument waarmee landen informatie uitwisselen over verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen. Elke in de EU gevestigde exporteur moet een kennisgeving van uitvoer bij zijn ANI indienen indien hij voornemens is in deel 1 van bijlage I bij de PIC-verordening opgenomen chemische stoffen uit te voeren. Wanneer de ANI de kennisgeving heeft gecontroleerd en geaccepteerd, wordt deze doorgestuurd naar het ECHA, dat ook controleert of de kennisgeving aan de eisen voldoet en deze doorstuurt naar de ANI van het invoerende land. Indien er geen ontvangstbevestiging wordt ontvangen, verzendt het ECHA de kennisgeving opnieuw. De gehele procedure vindt plaats via ePIC en exporteurs moeten het door het systeem verstrekte kennisgevingsmodel gebruiken. Voor bepaalde uitvoer die is vrijgesteld van de PIC-verordening of van de verplichting tot kennisgeving van uitvoer, moeten exporteurs bij hun ANI een speciaal RIN aanvragen en dit bij hun douaneaangifte gebruiken om de inklaring te vergemakkelijken.
Het aantal kennisgevingen van uitvoer en speciale RIN-verzoeken stijgt sinds 2014 voortdurend (figuur 1). Het ECHA meldde een toename van het aantal kennisgevingen van uitvoer van 8 455 in 2017 tot 10 009 in 2019 7 . Volgens het ECHA weerspiegelt deze toename een betere naleving en de toevoeging van nieuwe stoffen aan bijlage I.
Figuur 1: Totaal aantal door de ANI’s geaccepteerde en aan het ECHA doorgestuurde kennisgevingen van uitvoer en door de ANI’s geaccepteerde speciale RIN-verzoeken per jaar sinds 2014 8
Net als in de vorige verslagperiode verschilde het aantal verwerkte kennisgevingen van uitvoer en speciale RIN-verzoeken aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat (figuur 2). De meeste kennisgevingen van uitvoer werden genoteerd in Duitsland (8 645 kennisgevingen) en Frankrijk (6 855), gevolgd door Italië (2 453), Spanje (2 383) en het VK (2 207). Twintig lidstaten verwerkten in deze verslagperiode meer kennisgevingen van uitvoer dan in de vorige en in negen lidstaten is dit aantal tussen de twee verslagperioden meer dan verdubbeld. De situatie met betrekking tot speciale RIN-verzoeken is vergelijkbaar. Elf lidstaten ontvingen er geen, terwijl in Duitsland, België en Frankrijk de meeste werden geaccepteerd. Dertien lidstaten verwerkten in deze verslagperiode meer speciale RIN-verzoeken dan in de vorige. Vier lidstaten verwerkten geen enkele kennisgeving van uitvoer (Cyprus, Griekenland, Luxemburg en Malta).
Figuur 2: Totaal aantal in de verslagperiode door de ANI’s geaccepteerde kennisgevingen van uitvoer en speciale RIN-verzoeken
4.3.Het onjuist invullen van het formulier voor kennisgeving van uitvoer leidt nog steeds tot een hoog aantal herindieningsverzoeken
De lidstaten en het ECHA hebben in de verslagperiode exporteurs om de herindiening van respectievelijk 5 889 en 2 758 kennisgevingen van uitvoer verzocht. De belangrijkste problemen betroffen het onduidelijk of onjuist invullen van punt 6.2 van de kennisgeving van uitvoer over verboden en toegestane toepassingen, en van punt 3.3 over het voorgenomen gebruik. Een andere reden voor een verzoek om herindiening was het verstrekken van onjuiste of onvoldoende contactgegevens van de importeur. Ook noemen de ANI’s en het ECHA het verstrekken van het VIB in een onjuiste taal.
4.4.De verslaglegging krachtens artikel 10 verliep over het algemeen efficiënt, hoewel de kwaliteit van de verslaglegging van de ANI’s nog voor verbetering vatbaar is
Op grond van artikel 10 zijn exporteurs en importeurs verplicht om de ANI gedurende het eerste kwartaal van elk jaar in kennis te stellen van de hoeveelheid chemische stoffen uit bijlage I bij de PIC-verordening die zij het voorgaande jaar hebben uitgevoerd naar of ingevoerd uit derde landen. Exporteurs moeten de ANI bovendien de naam en het adres van elke importeur verstrekken. De ANI’s moeten deze informatie op hun beurt jaarlijks aan het ECHA verstrekken, dat de gegevens vervolgens op EU-niveau samenvoegt en openbaar maakt via zijn databank 9 .
Uit de door het ECHA en de ANI’s verstrekte informatie blijkt dat de verslaglegging krachtens artikel 10 efficiënt is verlopen. Minder lidstaten dan in de vorige verslagperiode (zeven) gaven aan te zijn geconfronteerd met vertragingen bij de indiening door exporteurs van informatie over de hoeveelheid uitgevoerde chemische stoffen, maar dat deze vertragingen geen invloed hadden op de verslaglegging door de ANI’s. Volgens het ECHA is de verslaglegging door de ANI’s verbeterd, aangezien minder ANI’s gegevens hebben ingediend die buiten het toepassingsgebied vallen. Sommige door de ANI’s ingediende gegevens bevatten echter fouten als gevolg van de verslaglegging door de industrie. De ANI’s moesten deze gegevens corrigeren en opnieuw aggregeren, en de verslagen opnieuw indienen. Dit leidde tot ondoelmatigheden bij het opstellen van het algemene verslag. Daarom raadt het ECHA de ANI’s aan om geaggregeerde gegevens beter te verifiëren alvorens deze in te dienen.
4.5.Voor vier stoffen uit bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam is een EU-invoerbesluit vastgesteld
De partijen worden op grond van artikel 10 van het verdrag verzocht voor elke nieuwe chemische stof uit bijlage III een invoerbesluit vast te stellen en dit bij het secretariaat in te dienen. Krachtens artikel 13 van de PIC-verordening wordt het EU-invoerbesluit vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling van de Commissie, die door de diensten van de Commissie wordt opgesteld en voor advies aan het Reach-comité wordt voorgelegd, overeenkomstig de raadplegingsprocedure. Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie in 2018 één uitvoeringsbesluit vastgesteld dat voorzag in een nieuw invoerbesluit voor vier stoffen en strekte tot wijziging van één invoerbesluit (tabel 2).
Tabel 2: Tijdens de verslagperiode vastgestelde EU-invoerbesluiten
Uitvoeringshandeling | Chemische stoffen | Aard/status van het besluit | Invoerbesluit | Redenen van het besluit | |
Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 10 oktober 2018 | Carbofuran | 1563-66-2 | Nieuw besluit | Definitief | Geen toestemming voor invoer |
Trichloorfon | 52-68-6 | Nieuw besluit | Definitief | Geen toestemming voor invoer | |
Gechloreerde paraffines met een korte keten | 85535-84-8 | Nieuw besluit | Definitief | Toestemming voor invoer uitsluitend onder bepaalde voorwaarden | |
Tributyltinverbindingen | 56-35-9; 1983-10-4; 2155-70-6; 4342-36-3; 1461-22-9; 24124-25-2; 85409-17-2 | Nieuw besluit | Definitief | Toestemming voor invoer uitsluitend onder bepaalde voorwaarden | |
Ethyleenoxide | 75-21-8 | Wijziging | Definitief | Toestemming voor invoer uitsluitend onder bepaalde voorwaarden |
4.6.De geringe respons van niet-EU-landen op verzoeken om uitdrukkelijke toestemming blijft een probleem, maar veel kwesties worden doeltreffend opgelost door de goede coördinatie tussen het ECHA en de ANI’s
Op grond van artikel 14 moet het invoerende land toestemming geven voordat chemische stoffen die in deel 2 of 3 van bijlage I zijn opgenomen, mogen worden uitgevoerd. De ANI van de exporteur kan echter per geval en in overleg met de Commissie beslissen ontheffing van de eis tot uitdrukkelijke toestemming te verlenen als een voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stof wordt uitgevoerd naar een OESO-land (artikel 14, lid 6) of wanneer niet binnen 60 dagen een antwoord van het invoerende land is ontvangen en aan bepaalde voorwaarden is voldaan (artikel 14, lid 7).
In 19 lidstaten werd uitvoer verwerkt waarbij de procedure voor uitdrukkelijke toestemming krachtens artikel 14 werd uitgevoerd. In totaal verwerkten de ANI’s tussen 2017 en 2019 5 058 verzoeken om uitdrukkelijke toestemming, tegenover 3 362 in de vorige verslagperiode. In 15 lidstaten (van de 19) was het aantal verzoeken hoger dan in de vorige verslagperiode.
Net als voorheen gaven de ANI’s aan dat de grootste uitdaging bestond in een te late reactie van invoerende landen op verzoeken om toestemming (d.w.z. na de wachttijd van 60 dagen) of het uitblijven van een reactie. Het responspercentage bleef vrij laag in deze verslagperiode. Bij 54 % van de 5 058 verzoeken om uitdrukkelijke toestemming werd na het eerste verzoek of de eerste of tweede herinnering een reactie ontvangen, wat ongeveer hetzelfde responspercentage is als in het verleden. De ANI’s gaven ook aan dat de reacties niet altijd duidelijk waren of moeilijk te interpreteren waren en dat bepaalde landen bijzonder moeilijk te bereiken waren.
Het ECHA oordeelde dat dit proces soepel verloopt en dat de samenwerking met de ANI’s doeltreffend is. Ondanks het lage responspercentage is het ECHA van mening dat het proces heeft bijgedragen tot geharmoniseerde gegevens en de vermindering van het aantal administratieve fouten tijdens de procedure.
Een gering aantal lidstaten moest beslissen om al dan niet een ontheffing van de eis tot uitdrukkelijke toestemming te verlenen (acht voor uitvoer naar een OESO-land en 13 vanwege het uitblijven van een antwoord van de bevoegde instantie van het invoerende land) en uit informatie van de ANI’s blijkt dat er weinig problemen waren met de uitvoering. In 15 lidstaten deden zich gevallen voor waarbij werd toegestaan de uitvoer in afwachting van een reactie op een nieuw verzoek om uitdrukkelijke toestemming voort te zetten (artikel 14, lid 8). Volgens het ECHA bleef artikel 14, lid 8, moeilijk uitvoerbaar. Het aantal probleemgevallen (d.w.z. waarbij het ECHA en de ANI’s het niet eens zijn over de interpretatie) is echter aanzienlijk afgenomen nadat deze kwestie tijdens een ANI-vergadering werd besproken en de betreffende ePIC-functionaliteit dienovereenkomstig werd verbeterd.
4.7.Enkele lidstaten maakten melding van niet-naleving van de voorschriften inzake bij uitgevoerde chemische stoffen te voegen informatie
Volgens artikel 17 moeten uitgevoerde chemische stoffen overeenkomstig de respectieve bepalingen van de Unie worden verpakt en geëtiketteerd, tenzij het invoerende land anders voorschrijft. Samen met de chemische stof moet aan elke importeur een VIB overeenkomstig bijlage II bij de Reach-verordening worden toegezonden. Slechts zes lidstaten meldden nalevingsproblemen wat betreft de informatie bij uitgevoerde chemische stoffen; deze hielden verband met verpakkingsvoorschriften uit hoofde van de CLP-verordening en het VIB.
4.8.Alle lidstaten beschikken over controle- en handhavingssystemen, maar een derde van de lidstaten heeft geen handhavingsstrategie
Volgens artikel 18 van de PIC-verordening moeten de lidstaten autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in- en uitvoer van de in bijlage I opgenomen chemische stoffen. Alle lidstaten hebben deze autoriteiten aangewezen. De douane is in alle lidstaten betrokken bij de uitvoering van de PIC-verordening, behalve in Malta (en het Verenigd Koninkrijk voor de verslagperiode vóór 1 januari 2020). In zes landen is de douane de enige nationale handhavingsinstantie.
Vijftien lidstaten (tegenover 18 in de vorige verslagperiode) gaven aan dat de nationale handhavingsinstanties over voldoende middelen beschikken om aan hun verplichtingen uit hoofde van de PIC-verordening te voldoen. In de lidstaten die wezen op problemen op het gebied van beschikbare middelen binnen de nationale handhavingsinstanties was meestal sprake van een tekort aan personele middelen. Zeventien lidstaten gaven aan over een strategie voor de handhaving van de PIC-verordening te beschikken en in 16 lidstaten is regelmatige opleiding van inspecteurs ingevoerd.
4.9.In de verslagperiode zijn weinig inbreuken vastgesteld
Het aantal lidstaten dat officiële controleactiviteiten meldde, is vergelijkbaar met de vorige verslagperiode en nog steeds vrij laag gezien het feit dat 24 lidstaten melding maakten van handelsactiviteiten. Er kan niet worden vastgesteld of dit het gevolg is van een tekort op het gebied van gegevensverzameling of een gebrek aan handhavingsactiviteiten, tenzij de lidstaten dit in hun verslag hebben aangegeven. Tien lidstaten meldden douanecontroles op uitvoer in verband met de PIC-verordening, tegenover 13 in de vorige verslagperiode. Elf lidstaten meldden controles door inspecteurs. Met betrekking tot invoer meldden vier lidstaten douanecontroles en tien lidstaten controles door inspecteurs.
In totaal werden er tijdens de verslagperiode 9 132 controles op uitvoer verricht, tegenover 6 474 controles in de periode 2014-2016 (tabel 3). Er werden 1 463 controles op invoer verricht, tegenover 1 941 in de periode 2014-2016; dit is hoofdzakelijk het gevolg van een afname van het aantal douanecontroles op invoer. Net als in het verleden zijn de meeste controles douanecontroles. Het aantal verrichte controles varieerde sterk tussen de lidstaten, wat mogelijk verband houdt met het aantal uitvoer- en invoertransacties van onder de PIC-verordening vallende chemische stoffen in het land, de inspectiestrategie of het soort controles (bv. reactieve controles tegenover regelmatig toezicht).
Met betrekking tot het soort handhavingsactiviteiten dat wordt uitgevoerd, worden er in ongeveer twee derde van de lidstaten (19) controles van documenten verricht, terwijl minder dan de helft van de lidstaten aangaf proactieve inspecties of controles ter plaatse te verrichten (figuur 3).
Tabel 3: Totaal aantal officiële controles op uitvoer en invoer in verband met de PIC-verordening of waarbij de PIC-verordening werd gehandhaafd tijdens de verslagperiode
Controles door de douane | Controles door inspecteurs | Controles door andere entiteiten | |
Officiële controles op uitvoer | 8 599 | 526 | 7 |
Officiële controles op invoer | 237 | 1 193 | 33 |
Figuur 3: In de lidstaten uitgevoerde handhavingsactiviteiten
Het aantal geconstateerde inbreuken (138) is vrij laag vergeleken met het aantal verrichte controles. Vijf lidstaten meldden inbreuken die tijdens douanecontroles werden ontdekt en zes lidstaten meldden inbreuken die tijdens controles door inspecteurs werden ontdekt. De belangrijkste categorie van inbreuken die door de douane werden vastgesteld, betrof het ontbreken van het RIN (13 inbreuken) en vak 44 van het enig document dat niet goed was ingevuld (12 inbreuken). Er werden in drie lidstaten bij 29 inbreuken sancties opgelegd.
4.10.Tijdens de verslagperiode heeft het Forum het eerste proefproject inzake de handhaving van de PIC-verordening uitgevoerd
Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie (het Forum) is een netwerk van autoriteiten die belast zijn met de handhaving van de Reach-, de CLP-, de PIC- en de POP-verordening. In de periode 2017-2018 heeft het Forum een proefproject inzake de controle van de naleving van de PIC-verordening uitgevoerd dat gericht was op kennisgevingen van uitvoer (de artikelen 8, 14 en 15) en bij uitgevoerde chemische stoffen te voegen informatie (artikel 17). Hieraan hebben 13 lidstaten deelgenomen. De lidstaten hebben 296 inspecties uitgevoerd, die bestonden uit inspecties ter plaatse en desktopinspecties 10 . In 2019 heeft het Forum een handhavingswegwijzer voor de controle van PIC-verplichtingen opgesteld, met daarin een beschrijving van goede praktijken bij de handhaving van de artikelen 8, 14, 15 en 17 van de PIC-verordening, zoals deze tijdens het proefproject zijn ontwikkeld.
De lidstaten zijn over het algemeen tevreden met de door het Forum verrichte activiteiten. Een aantal ANI’s onderstreepten de voordelen van het proefproject en stelden voor om in de toekomst nieuwe proefprojecten uit te voeren.
4.11.Verschillende ANI’s en het ECHA hebben deelgenomen aan activiteiten inzake technische bijstand
Volgens artikel 21 moeten de Commissie, de ANI’s en het ECHA samenwerken om de verlening van technische bijstand te bevorderen, met name om ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie te helpen bij het uitvoeren van het verdrag en het ontwikkelen van de infrastructuur, de capaciteiten en de deskundigheid die nodig zijn voor een goed beheer van chemische stoffen gedurende de gehele levenscyclus.
Vijf lidstaten namen deel aan samenwerkingsactiviteiten en vier aan projecten of internationale activiteiten met betrekking tot capaciteitsopbouw op het gebied van het beheer van chemische stoffen. De activiteiten van de ANI’s bestonden in het verstrekken van technische informatie via workshops, opleidingen, bezoeken van delegaties van deskundigen uit derde landen enz., samenwerkingsprojecten en het verlenen van steun voor het oprichten of in stand houden van ANI’s. Het ECHA nam deel aan verschillende opleidingsevenementen die werden georganiseerd door het Verdrag van Rotterdam, de Commissie of ANI’s. Het ECHA verleende ook steun aan (mogelijke) kandidaat-lidstaten om hun capaciteit op het gebied van het beheer van chemische stoffen te vergroten via het EU-instrument voor pretoetredingssteun.
4.12.ePIC-gebruikers vonden het IT-instrument in het algemeen gebruiksvriendelijk en toereikend ter ondersteuning van hun werk
Zoals voorgeschreven door de PIC-verordening heeft het ECHA het IT-instrument (ePIC) ontwikkeld, en onderhoudt het dit, om de uitvoering van de PIC-verordening te ondersteunen. Gedurende de verslagperiode is het ePIC-systeem uitgebreid met enkele nieuwe functies, teneinde de werking en de bruikbaarheid van het instrument te verbeteren. Het instrument wordt gebruikt door alle relevante instanties, waaronder handhavingsinstanties en douanediensten, en door exporteurs en importeurs. Het aantal gebruikers uit de industrie, ANI’s en nationale handhavingsinstanties is sinds de vorige verslagperiode gestegen.
Over het algemeen ervaren de ANI’s ePIC als gebruiksvriendelijk en ondervinden zij geen grote problemen bij het gebruik ervan. Het oordeel van de ANI’s over ePIC is sinds de vorige verslagperiode verbeterd en meer ANI’s hebben er ervaring mee. De feedback aan het ECHA en de ANI’s van gebruikers uit de industrie was doorgaans ook positief, evenals de feedback van douanediensten en handhavingsinstanties.
4.13.Informatie en gegevens over de uitvoering van de PIC-verordening zijn openbaar beschikbaar
Overeenkomstig de PIC-verordening moet het ECHA de volgende gegevens openbaar maken:
·de lijst van de chemische stoffen die zijn opgenomen in bijlage I (artikel 7);
·de bijgewerkte lijst van de aan kennisgeving van uitvoer onderworpen chemische stoffen en de invoerende partijen en andere landen voor elk kalenderjaar (artikel 8);
·verslagen over de daadwerkelijke uitgevoerde en ingevoerde hoeveelheden chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen (artikel 10);
·invoerbesluiten (artikel 13);
·niet-vertrouwelijke gegevens over uitdrukkelijke toestemmingen ontvangen van niet-EU-landen (artikel 14).
Deze informatie is beschikbaar op de webpagina van het ECHA over de PIC-verordening en op de webpagina over aan PIC onderworpen chemische stoffen , die voorziet in een doorzoekbare databank met aan PIC onderworpen chemische stoffen, niet-vertrouwelijke gegevens over EU-kennisgevingen van uitvoer, kennisgevingen van uitvoer en uitdrukkelijke toestemmingen ontvangen van niet-EU-landen, en de contactgegevens van de ANI’s. Verslagen over de daadwerkelijke hoeveelheden PIC-stoffen die zijn uitgevoerd en ingevoerd (uit hoofde van artikel 10) zijn te vinden op de pagina “ Jaarlijkse verslaglegging over uitvoer en invoer van PIC-stoffen ”. In de verslagperiode heeft het ECHA in 2017 het eerste verslag over de werking van de PIC-verordening (uit hoofde van artikel 22) en in 2018 het tweede verslag over informatie-uitwisseling (uit hoofde van artikel 20) gepubliceerd.
5.Conclusies
De PIC-verordening geeft in de Unie uitvoering aan het Verdrag van Rotterdam en heeft dezelfde doelstellingen. De PIC-verordening gaat echter verder dan de eisen van het verdrag om een hoger niveau van bescherming te bieden aan met name ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie.
Uit dit verslag blijkt dat de procedures van de PIC-verordening goed werkten en dat de uitvoering ervan goed verliep, met name door de doeltreffende coördinatie en samenwerking tussen de ANI’s, het ECHA en de Commissie, zowel bij de activiteiten binnen de EU als bij internationale activiteiten, hetgeen de basis vormde voor het bereiken van de doelstellingen ervan.
De procedure voor kennisgeving van uitvoer voorzag de invoerende landen van belangrijke informatie over veel chemische stoffen en de uitvoer ervan. De 10 000 kennisgevingen van uitvoer in 2019 en de aanhoudende stijging van dit aantal laten duidelijk zien hoe omvangrijk de informatie-uitwisseling is en hoezeer die omvang nog verder kan toenemen. De toenemende werklast kan alleen worden opgevangen met passende personele middelen: naast het feit dat de verwerkingscapaciteit en mate van ondersteuning op hetzelfde peil moeten blijven, moet ook het naar behoren functioneren van “ePIC”, de door het ECHA ontwikkelde en onderhouden IT-applicatie, worden gewaarborgd.
De toepassing van de procedure voor uitdrukkelijke toestemming als standaardprocedure voor de uitvoer van bepaalde chemische stoffen, die verder gaat dan het verdrag, heeft geleid tot het hoge aantal van 5 058 verzoeken om uitdrukkelijke toestemming die in de verslagperiode naar invoerende landen zijn verzonden. Deze verzoeken vormden voor veel invoerende landen een uitdaging, wat blijkt uit het feit dat op 46 % van de verzoeken niet werd gereageerd.
De exporteurs van chemische stoffen die onder de PIC-verordening vallen, waren doorgaans op de hoogte van hun verplichtingen en waren in staat deze na te komen. Indien nodig zorgden de ANI’s en het ECHA voor de noodzakelijke bijstand, wat heeft bijgedragen tot het lage aantal inbreuken. In deze verslagperiode werden 9 132 controles op uitvoer en 1 463 controles op invoer gemeld en werden er 138 inbreuken geconstateerd, waarvan er 29 tot een sanctie leidden.
Over het algemeen voldeden de lidstaten aan hun verplichtingen. Dat neemt niet weg dat de hoge werklast aan het einde van elk jaar — ten gevolge van het hoge aantal kennisgevingen van uitvoer — voor sommige lidstaten een uitdaging vormde en soms problemen met de naleving van termijnen tot gevolg had. De bijdrage van het ECHA aan de uitvoering was volledig in overeenstemming met de PIC-verordening en vormde de basis van de doeltreffende werking van de procedures. De Commissie heeft aan haar verplichtingen uit hoofde van de verordening voldaan. In de verslagperiode werden drie gedelegeerde verordeningen van de Commissie tot wijziging van bijlage I en één uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van EU-invoerbesluiten vastgesteld. Bovendien coördineerde de Commissie de bijdrage van de Unie aan de internationale activiteiten en vertegenwoordigde zij de Unie in het verdrag.
(1) Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).
(2) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(3) ECHA (2020) Report on the operation of the Prior Informed Consent (PIC) Regulation. ECHA-20-R-10-EN.
(4) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
(6) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(7) De voor het ECHA verstrekte cijfers omvatten eerste indieningen, herindieningen en afwijzingen.
(8) De aantallen voor 2014 hebben betrekking op de periode 1 maart-31 december (aangezien de PIC-verordening sinds 1 maart 2014 van toepassing is).
(9) ECHA, Jaarlijkse verslaglegging over uitvoer en invoer van PIC-stoffen: https://echa.europa.eu/nl/regulations/prior-informed-consent/annual-reporting-on-pic-exports-and-imports
(10) ECHA (2018) Final report of the Forum pilot project on the control of PIC.