Artikelen bij COM(2021)780 - Operationele politiële samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)780 - Operationele politiële samenwerking.
document COM(2021)780 EN
datum 8 december 2021


1. Definities

Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt verstaan onder:

(a)“grensoverschrijdende achtervolging”: een politieoperatie waarbij functionarissen van een bevoegde rechtshandhavingsinstantie van een lidstaat in die lidstaat een of meer personen die op heterdaad zijn betrapt bij het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit, achtervolgen, daarbij een grens met een andere lidstaat overschrijden en de achtervolging voortzetten op het grondgebied van die andere lidstaat;

(b)“grensoverschrijdende observatie”: een politieoperatie waarbij functionarissen van een bevoegde rechtshandhavingsinstantie van een lidstaat in het kader van een strafrechtelijk onderzoek in die lidstaat een of meer personen die ervan worden verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd of daaraan te hebben deelgenomen of die kunnen bijdragen tot de identificatie of opsporing van dergelijke verdachten, observeren en de observatie op het grondgebied van een andere lidstaat voortzetten nadat de geobserveerde persoon of personen de grens met die andere lidstaat heeft/hebben overschreden;

(c)“gezamenlijke operaties”: politieoperaties, met inbegrip van gezamenlijke patrouilles en andere gezamenlijke operaties op het gebied van openbare orde, openbare veiligheid en misdaadpreventie, die gezamenlijk worden uitgevoerd in grensgebieden binnen de EU of in andere gebieden binnen de Unie door functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties van twee of meer lidstaten en waarbij functionarissen van een bepaalde lidstaat optreden op het grondgebied van een andere lidstaat;

(d) “centraal contactpunt”: de nationale centrale autoriteit die met internationale politiesamenwerking is belast, als bedoeld in artikel 39, lid 3, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst;

(e)“centrum voor politiële en douanesamenwerking”: een gezamenlijke rechtshandhavingsstructuur die tot doel heeft informatie uit te wisselen en andere rechtshandhavingsactiviteiten in grensgebieden binnen de EU te ondersteunen, die door een lidstaat is opgezet op basis van bi- of multilaterale overeenkomsten met een of meer naburige lidstaten, en die zich in de onmiddellijke nabijheid van de grenzen tussen de betrokken lidstaten bevindt;

(f)“grensgebied binnen de EU”: het geografische gebied in de onmiddellijke nabijheid van de binnengrenzen tussen lidstaten.

2. Wegnemen van belemmeringen voor operationele samenwerking bij optreden van politiefunctionarissen in een andere lidstaat

2.1.Grensoverschrijdende achtervolging:

(a)De lidstaten zouden:

i. ervoor moeten zorgen dat de soorten strafbare feiten waarvoor grensoverschrijdende achtervolgingen op hun grondgebied zijn toegestaan, de in de bijlage bij deze aanbeveling genoemde strafbare feiten omvatten;

ii. moeten toestaan dat grensoverschrijdende achtervolgingen op hun grondgebied over land-, zee-, rivier-, meer- en luchtgrenzen heen worden uitgevoerd;

iii. moeten toestaan dat een grensoverschrijdende achtervolging op hun grondgebied wordt voortgezet zonder enige beperking in tijd of plaats, tot de aankomst van hun bevoegde rechtshandhavingsinstantie;

iv. statistieken moeten verzamelen over de grensoverschrijdende achtervolgingen die hun bevoegde rechtshandhavingsinstanties hebben uitgevoerd, en deze statistieken jaarlijks moeten meedelen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

(b)De lidstaten zouden functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die grensoverschrijdende achtervolgingen op hun grondgebied verrichten, moeten toestaan:

i. hun dienstwapen en munitie bij zich te hebben;

ii. hun dienstwapen te gebruiken in noodweer en, zo nodig, ter verdediging van anderen;

iii. een verdachte staande te houden, aan te houden of in voorlopige hechtenis te nemen, onder meer door middel van dwang en fysiek geweld, tot de aankomst van functionarissen van de bevoegde instanties van de lidstaat op het grondgebied waar de achtervolging heeft plaatsgevonden;

iv. gebruik te maken van de voorrechten in het verkeer die van toepassing zijn in de lidstaten waar de achtervolging heeft plaatsgevonden;

v. hun GPS-systemen te gebruiken om de voertuigen van die functionarissen te laten volgen door de bevoegde rechtshandhavingsinstantie van die andere lidstaat.

2.2.Grensoverschrijdende observatie

(a)De lidstaten zouden:

i. ervoor moeten zorgen dat de soorten strafbare feiten waarvoor grensoverschrijdende observatie op hun grondgebied is toegestaan, de in de bijlage bij deze aanbeveling genoemde strafbare feiten omvatten;

ii. het uitvoeren van grensoverschrijdende observatie op hun grondgebied moeten toestaan met betrekking tot personen die ervan worden verdacht een of meer van die strafbare feiten te hebben gepleegd of daaraan te hebben deelgenomen, maar ook tot personen die kunnen bijdragen tot de identificatie of opsporing van dergelijke verdachten;

iii. moeten toestaan dat grensoverschrijdende observatie op hun grondgebied over land-, zee-, rivier-, meer- en luchtgrenzen heen wordt uitgevoerd;

iv. het bundelen van materieel, onder meer door uitlening voor korte of lange duur op basis van in onderlinge overeenstemming vastgestelde procedures, mogelijk moeten maken en faciliteren met het oog op het efficiënter uitvoeren van grensoverschrijdende observaties;

v. hun centrale contactpunt moeten aanwijzen als hun centrale autoriteit voor de coördinatie van inkomende en uitgaande grensoverschrijdende observaties, en het onder meer in staat moeten stellen 24 uur per dag en zeven dagen per week verzoeken om toestemming te verwerken en in te dienen;

vi. statistieken moeten verzamelen over de grensoverschrijdende observaties die hun bevoegde rechtshandhavingsinstanties hebben uitgevoerd, en deze statistieken jaarlijks moeten meedelen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

(b)De lidstaten zouden functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die grensoverschrijdende observaties op hun grondgebied verrichten, moeten toestaan:

i. hun dienstwapen en munitie bij zich te hebben;

ii. hun dienstwapen te gebruiken in noodweer en, zo nodig, ter verdediging van anderen;

iii. gebruik te maken van de technische middelen die nodig zijn om de grensoverschrijdende observatie uit te voeren, met inbegrip van GPS-trackers, drones, audio- en videoapparatuur.

2.3.Gezamenlijke operaties

(a)De lidstaten zouden functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstantie van een andere lidstaat die betrokken is bij gezamenlijke operaties op hun grondgebied, moeten toestaan:

i. identiteitscontroles uit te voeren en eenieder te onderscheppen die een identiteitscontrole tracht te ontlopen;

ii. hun uniform te dragen en hun dienstwapen en munitie bij zich te hebben;

iii. hun dienstwapen te gebruiken in noodweer en, zo nodig, ter verdediging van anderen;

iv. gebruik te maken van hun radioapparatuur in grensgebieden binnen de EU.

(b)De lidstaten zouden:

i. moeten voorzien in taalopleidingen en opleidingen voor functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties die waarschijnlijk bij gezamenlijke operaties betrokken zullen zijn, namelijk inzake operationele procedures, bepalingen van administratief en strafrecht en strafrechtelijke procedures van andere lidstaten die in grensgebieden binnen de EU worden gevolgd, onder meer inzake het bestrijden van mensenhandel en migrantensmokkel en het voorkomen en opsporen van illegaal verblijf en grensoverschrijdende criminaliteit in verband met irreguliere migratie, en andere zware en georganiseerde criminele activiteiten van grensoverschrijdende aard;

ii. statistieken moeten verzamelen over de grensoverschrijdende gezamenlijke patrouilles en operaties die hun bevoegde rechtshandhavingsinstanties hebben uitgevoerd en deze statistieken jaarlijks moeten meedelen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

3. Grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking ter bestrijding van migrantensmokkel en grensoverschrijdende criminaliteit in verband met irreguliere migratie

(a)De lidstaten zouden gezamenlijke operaties in grensgebieden binnen de EU moeten gebruiken om:

i. migrantensmokkel te bestrijden;

ii. illegaal verblijf van migranten en grensoverschrijdende criminaliteit in verband met irreguliere migratie te voorkomen en op te sporen.

(b)De lidstaten zouden moeten zorgen voor coördinatie op nationaal niveau tussen de bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij gezamenlijke operaties en de autoriteiten die betrokken zijn bij de verdere zorg voor wegens illegaal verblijf aangehouden onderdanen van derde landen, met name door gebruik te maken van mechanismen als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Richtlijn 2008/115/EG.

4. Grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking om mensenhandel tegen te gaan en slachtoffers te identificeren en te beschermen

(a)De lidstaten zouden gezamenlijke grensoverschrijdende operaties in grensgebieden binnen de EU moeten gebruiken om:

i. mensenhandel te bestrijden;

ii. slachtoffers van mensenhandel te identificeren en hun veiligheid en ondersteuning te bieden.

5. Gezamenlijke politie- en douanebureaus

(a)De lidstaten zouden de huidige taken van hun bestaande centra voor politiële en douanesamenwerking moeten uitbreiden door:

i. gezamenlijke operaties in grensgebieden binnen de EU uit te voeren, te ondersteunen en te coördineren;

ii. gezamenlijke analyses op te stellen van grensoverschrijdende strafbare feiten die specifiek zijn voor hun grensgebied binnen de EU en deze analyses via het nationale centrale contactpunt te delen met alle andere lidstaten en bevoegde agentschappen en organen van de Unie, zoals Europol en, in voorkomend geval, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

iii. onderzoeken naar grensoverschrijdende criminaliteit in hun grensgebieden binnen de EU te ondersteunen.

(b)Gezien deze uitbreiding van de taken van hun bestaande centra voor politiële en douanesamenwerking zouden de lidstaten deze centra moeten omdopen tot gezamenlijke politie- en douanebureaus.

6. Een coördinatieplatform voor gezamenlijke operaties

(a)De lidstaten zouden samen met de Commissie en Europol:

i. gezamenlijk één coördinatieplatform moeten opzetten waar de lidstaten informatie kunnen uitwisselen over hun behoeften en prioritaire gebieden voor gezamenlijke operaties:

– op locaties die van bijzonder belang zijn voor het voorkomen en bestrijden van criminaliteit, zoals belangrijke criminele knooppunten of toeristische gebieden die door toeristen uit andere lidstaten worden bezocht;

– tijdens massabijeenkomsten en belangrijke evenementen die waarschijnlijk bezoekers uit andere lidstaten aantrekken, zoals grote sportevenementen of internationale topontmoetingen;

– in het geval van rampen en zware ongevallen, in overleg met het Uniemechanisme voor civiele bescherming, en met name het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties 68 ;

–in het geval van andere grensoverschrijdende activiteiten op het gebied van zware en georganiseerde criminaliteit.

ii. gezamenlijk, op basis van door de bevoegde agentschappen van de Unie en de lidstaten verstrekte informatie, en met de inbreng van hun gezamenlijke politie- en douanebureaus, één periodiek verslag moeten opstellen waarin de risico’s en de behoeften voor gezamenlijke operaties worden geanalyseerd en dat de lidstaten kunnen benutten om hun gezamenlijke operaties gerichter te organiseren.

(b)De lidstaten zouden:

i. het coördinatieplatform informatie moeten verstrekken over alle ernstige bedreigingen voor de openbare orde en veiligheid waarvan zij op de hoogte zijn, toekomstige massabijeenkomsten en grootschalige evenementen die waarschijnlijk veel bezoekers uit andere lidstaten aantrekken, en de mobiliteitspatronen van hun burgers, met name tijdens toeristische perioden;

ii. het centrale contactpunt moeten aanwijzen als nationaal contactpunt voor de coördinatie van dergelijke gezamenlijke operaties.

7. Zorgen voor effectieve toegang tot informatie en communicatie

(a)De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de functionarissen van hun bevoegde rechtshandhavingsinstantie die betrokken zijn bij de grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking waarop deze aanbeveling betrekking heeft en die actief zijn op het grondgebied van een andere lidstaat:

i. op afstand en beveiligd toegang hebben tot hun eigen nationale databanken en tot Unie- en internationale databanken via het Europees zoekportaal, zoals toegestaan krachtens hun nationale wetgeving, zodat zij in het kader van die operaties hun politietaken, zoals het uitvoeren van identiteitscontroles, op het grondgebied van een andere lidstaat kunnen uitvoeren;

ii. beveiligde realtimecommunicatiemiddelen kunnen gebruiken die ook op het grondgebied van een andere lidstaat functioneren, zodat zij rechtstreeks kunnen communiceren met de bevoegde rechtshandhavingsinstantie van hun lidstaat en met de functionarissen van de bevoegde rechtshandhavingsinstanties van de andere betrokken lidstaat of lidstaten.

(b)De lidstaten zouden gebruik moeten maken van de door het innovatielaboratorium van Europol aan te reiken technische oplossingen om te zorgen voor beveiligde directe realtimecommunicatie over de grenzen heen.

8. Gezamenlijke opleiding en bij- en nascholing in verband met grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking

(a)De lidstaten zouden:

i. samen met de aangrenzende lidstaten gezamenlijke basisopleidingen en uitwisselingsprogramma’s voor hun politiefunctionarissen in opleiding moeten opzetten op het gebied van grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking;

ii. de curricula van hun nationale politieacademies op alle opleidingsniveaus moeten aanpassen en op elkaar moeten afstemmen, zodat daarin ook geaccrediteerde Europese opleidingen voor grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking kunnen worden opgenomen;

iii. loopbaantrajecten moeten ontwerpen en invoeren voor functionarissen in opleiding en functionarissen die een gezamenlijke basisopleiding, uitwisselingsprogramma’s of specifieke opleidingen voor grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking hebben voltooid;

iv. gezamenlijke bij- en nascholingscursussen en -initiatieven moeten opzetten waarbij eerstelijnspolitiefunctionarissen en rechercheurs vaardigheden en kennis op het gebied van grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking ontwikkelen, met name inzake relevante wetgeving, inzetregels, instrumenten, technieken, mechanismen, procedures en beste praktijken;

v. de taalcursussen voor hun politiefunctionarissen moeten intensiveren om hen in staat te stellen effectief deel te nemen aan grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking;

vi. hun opleidingsportefeuille moeten afstemmen op de prioriteiten in verband met grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking die zijn vastgesteld in de beoordelingen van de strategische opleidingsbehoeften van de EU (EU Strategic Training Needs Assessments, EU-STNA’s);

vii. Cepol over hun behoeften aan opleiding in verband met grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking moeten informeren en relevante activiteiten van Cepol moeten ondersteunen;

viii. moeten nadenken over de mogelijkheid om grootschalige en langlopende pan-Europese gezamenlijke opleidings- en uitwisselingsprogramma’s voor politiefunctionarissen in opleiding en politiefunctionarissen op te zetten op het gebied van grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking.

9. Slotbepalingen

(a)De lidstaten zouden de kwesties die onder deze aanbeveling vallen, en met name kwesties in verband met de uitvoering ervan, moeten bespreken en verder uitwerken.

(b)De lidstaten zouden ten volle moeten gebruikmaken van de financiële steun die via het Fonds voor interne veiligheid – Politie beschikbaar wordt gesteld om de grensoverschrijdende operationele samenwerking te verbeteren en te intensiveren.

(c)Binnen zes maanden na de datum van vaststelling van deze aanbeveling zouden de lidstaten de nodige maatregelen ter uitvoering van de aanbeveling moeten nemen, onder meer door hun nationale regels en bi- en multilaterale overeenkomsten met andere lidstaten waar nodig en conform het recht van de Unie te wijzigen.

(d)Eén jaar na de datum van vaststelling van deze aanbeveling zou de Commissie moeten beoordelen welk gevolg de lidstaten aan deze aanbeveling hebben gegeven en daarover verslag moeten uitbrengen.