Artikelen bij COM(2020)813 - Werking van de regeling betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 18.12.2020

COM(2020) 813 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de werking van de regeling die is ingesteld bij Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen

{SWD(2020) 340 final}


Inleiding

1.Fiscale rechtvaardigheid is een kernelement van het onlangs aangenomen actieplan van de Commissie voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de invorderingsstrategie. 1  Iedereen wordt geacht zijn of haar rechtvaardige bijdrage te leveren aan de belastingen. Als belastingen niet worden betaald, zullen de belastingautoriteiten moeten overgaan tot invorderingsmaatregelen om deze alsnog te innen. De bevoegdheid van de belastingautoriteiten is echter beperkt tot het nationale grondgebied. Zij kunnen geen invorderingsmaatregelen nemen in andere landen, ook niet als de belastingschuldenaar naar een ander land is verhuisd of bezittingen in een ander land heeft. De EU heeft dan ook wetgeving aangenomen die de EU-lidstaten in staat stelt elkaar wederzijdse bijstand te verlenen voor de invordering van hun belastingen en voor andere EU-vorderingen zoals gedefinieerd in artikel 2 van de richtlijn.


Het volgende voorbeeld illustreert hoe deze invorderingsbijstand werkt: Een persoon betaalt zijn belastingen niet in lidstaat A. Hij verhuist naar lidstaat B maar heeft ook bezittingen in lidstaat C. In dat geval kunnen de belastingautoriteiten van lidstaat A de belastingautoriteiten van lidstaat B en lidstaat C vragen hen te helpen bij de invordering van de belastingen die verschuldigd zijn in lidstaat A.


Op deze manier draagt wederzijdse invorderingsbijstand bij aan het waarborgen van rechtvaardigheid en non-discriminatie op het gebied van belastingen: de bijstand zorgt er mede voor dat iedereen zijn belastingen betaalt en helpt belastingfraude en inkomstenverlies voor de lidstaten en de EU te voorkomen.


2.In dit verslag wordt de follow-up gepresenteerd van het verslag van de Commissie COM(2017) 778 2 van 18 december 2017 aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van de regeling die is ingesteld bij Richtlijn 2010/24/EU van de Raad 3 van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen. In artikel 27, lid 3, van deze richtlijn is bepaald dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad om de vijf jaar verslag uitbrengt over de werking van de bij deze richtlijn ingestelde regeling. Het onderhavige verslag is het tweede verslag overeenkomstig deze nieuwe richtlijn en heeft betrekking op de periode 2017-2019.


3.In lijn met de conclusies van het vorige verslag zijn de volgende maatregelen vastgesteld:

1. Verbetering van de vergaring van statistische gegevens over het gebruik van bijstand bij de invordering van belastingen, met het oog op een uitvoerigere evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van wederzijdse invorderingsbijstand, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak om bijkomende werkbelasting voor de nationale belastingautoriteiten te voorkomen of beperken. Bijzondere aandacht moet ook worden besteed aan de samenhang tussen de werklast van inkomende verzoeken om bijstand en de administratieve middelen die in de aangezochte staat worden ingezet;

2. Onderzoek naar problemen op het niveau van de afzonderlijke lidstaten die de goede werking van wederzijdse invorderingsbijstand belemmeren, in het licht van aanbevelingen of andere maatregelen om deze problemen aan te pakken;

3. Onderzoek naar de behoeften en manieren om de werking van het systeem voor invorderingsbijstand op EU-niveau te verbeteren;

4. Ontwikkeling van de kennis en het bewustzijn van de wetgeving inzake wederzijdse invorderingsbijstand, zowel bij de nationale belastingautoriteiten als bij de belastingbetalers;

5. Onderzoek naar mogelijkheden en manieren om invorderingsbijstand met derde landen te bevorderen en te vergemakkelijken, rekening houdend met de bevoegdheden en prioriteiten van de EU.


4.Met betrekking tot de eerste drie actiepunten is een verdere analyse uitgevoerd door de Fiscalis-projectgroep 110, waaraan 13 lidstaten 4 hebben deelgenomen. Er werd ook input verzameld van de andere lidstaten, met name met betrekking tot de knelpunten op nationaal niveau.


5.In dit verslag worden de vervolgacties gepresenteerd en is een aantal aanbevelingen voor verdere verbeteringen opgenomen.


1. Eerste actiepunt: verbetering en automatisering van de vergaring van statistische gegevens


6.De ingevorderde bedragen die door de aanvragende lidstaten en de aangezochte lidstaten zijn opgegeven, vertonen enkele verschillen in de periode 2017-2019.

Tabel 1: overzicht van de ingevorderde bedragen (periode 2017-2019):

Ingevorderd op verzoek van andere lidstaten, vóór aftrek van de eigen kosten (door de aangezochte lidstaten gemeld)Ingevorderd via een verzoek aan andere lidstaten (door de verzoekende lidstaten gemeld)
in EURin EUR
2017103 536 690159 544 517
201886 099 511127 517 949
201993 304 732106 391 930


Uit bovenstaande gegevens blijkt dat gedurende de periode van drie jaar tussen 283 miljoen en 393 miljoen EUR werd ingevorderd.


De bedragen in de linker- en rechterkolom van bovenstaande tabel hoeven niet exact overeen te komen. De bedragen in de linkerkolom verwijzen naar de ingevorderde bedragen vóór aftrek van de door de aangezochte lidstaat gemaakte kosten (wat normaal gesproken zou leiden tot een hoger bedrag in de linkerkolom), en sommige schulden kunnen rechtstreeks aan de verzoekende lidstaat worden betaald (wat leidt tot een hoger bedrag in de rechterkolom). De verschillen tussen de kolommen zijn echter aanzienlijk, vooral in 2017, hoewel de verschillen tussen de gerapporteerde bedragen jaar na jaar kleiner worden. Ongeacht deze verbetering roept dit vragen op over de nauwkeurigheid van deze statistieken.


Er zijn ook verschillen in het aantal door de lidstaten gerapporteerde verzoeken om bijstand (zie voor meer informatie over het aantal verzoeken om bijstand punt 1.1. van het bij dit verslag gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie).


7.De overgang naar een geautomatiseerde verzameling van statistische gegevens zal helpen de betrouwbaarheid te verbeteren van de door de lidstaten gerapporteerde statistische gegevens. Deze overgang zal ook de administratieve lasten voor de lidstaten verminderen.


8.Bovendien zal een geautomatiseerde verzameling van statistieken de lidstaten in staat stellen relevantere informatie te verzamelen over hun daadwerkelijke prestaties op het gebied van bijstand bij de invordering van belastingen.

De deskundigengroep invordering heeft reeds de mogelijkheid voor de lidstaten besproken om de verzameling van statistische gegevens — op geautomatiseerde wijze — uit te breiden tot de volgende elementen:

-het soort antwoorden op verzoeken om invordering, met een indicatie van het nut van het verzoek en de kansen op invordering;

-het aantal situaties waarin verzoeken worden herzien door de verzoekende lidstaat, na correcties, geschillen, (gedeeltelijke) betalingen, enz.;

-de tijdigheid van bevestigingen van de ontvangst van verzoeken om bijstand en de tijdigheid van de eerste antwoorden op verzoeken om bijstand;

-het aantal verzoeken tot invordering met betrekking tot btw-teruggave dat door de aangezochte staat moet worden gedaan (waarbij de actie die van die staat wordt gevraagd, is beperkt tot het in beslag nemen van het betreffende btw-teruggavebedrag).

De Commissie verwacht dat deze aanvullende informatie de evaluatie van het werk zal helpen verbeteren en beter blijk zal geven van de inspanningen van de aangezochte en kandidaat-lidstaten.

9.Voor de geautomatiseerde verzameling van bovenstaande statistische gegevens zijn verdere ontwikkelingen op IT-gebied nodig. Deze zouden normaal gesproken in 2021 gereed zijn, zodat de verzameling van deze statistieken door de lidstaten volledig geautomatiseerd zou kunnen plaatsvinden met betrekking tot de verzoeken en antwoorden die vanaf 2022 worden verzonden.


2. Tweede actiepunt: verbetering van de wetgeving en praktijk op nationaal niveau


10.Er zijn verschillende situaties waarin de invordering en de afhandeling van verzoeken om invorderingsbijstand op nationaal niveau moeten worden verbeterd:


1a.    Uit gevallen waarbij een reactie achterwege blijft, blijkt een duidelijk gebrek aan medewerking. Dit zijn onder meer gevallen waarin de aangezochte autoriteiten de ontvangst van het verzoek om bijstand niet bevestigen of geen verdere antwoorden op het verzoek verstrekken.

Deze situaties tasten het wederzijds vertrouwen aan dat van fundamenteel belang is voor bijstand bij de invordering van belastingen.


1b.    Andere situaties van gebrek aan medewerking door ontoereikende of onduidelijke informatie en door communicatieproblemen. Dit zijn onder meer situaties waarin de verzoekende autoriteiten geen duidelijke informatie over hun verzoek verstrekken (bv. geen of ontoereikende rechtvaardiging voor een verzoek om een oude schuldvordering in te vorderen; gebrek aan uitleg over de informatie waarop het verzoek is gebaseerd, terwijl die informatie nuttig zou zijn voor de uitvoering van het verzoek) of wanneer de aangezochte autoriteiten geen duidelijke informatie verstrekken over de in de aangezochte lidstaat genomen maatregelen en/of over de problemen die de uitvoering van het verzoek om bijstand verhinderen of belemmeren.

Deze situaties zijn van invloed op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de bijstand bij de invordering van belastingen. Onduidelijke verzoeken en antwoorden zorgen voor onnodige extra administratieve lasten voor de betrokken autoriteiten. De onzekerheid belemmert ook de beslissingen van de verzoekende lidstaat om verdere maatregelen te nemen (bv. maatregelen om insolventieprocedures in te leiden of maatregelen om de verjaringstermijn te onderbreken of op te schorten).


2a.    Onjuiste uitvoering van de invorderingsrichtlijn: situaties waarin Richtlijn 2010/24 niet correct wordt omgezet in de wetgeving en/of administratieve praktijk van de aangezochte lidstaat of situaties die verband houden met een verkeerde interpretatie van de richtlijn (zie de punten 2.2.1. tot en met 2.2.4. van het bij dit verslag gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie).

Deze situaties vormen een ernstige belemmering voor de goede werking van het systeem voor invorderingsbijstand en creëren onnodige verwarring die soms leidt tot verdere misinterpretaties en wederzijdse misverstanden.


2b.    Ontoereikende nationale wetgeving of praktijk: situaties waarin het wettelijk kader of de praktijk in de aangezochte lidstaat niet geschikt is om invorderingsbijstand te verlenen aan andere lidstaten (zie punt 2.2.5. van het bij dit verslag gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie).

Als de nationale wetgeving of praktijk niet voldoende ontwikkeld en aangepast is aan de behoeften van internationale invorderingsbijstand, kan de invorderingsbijstand niet doeltreffend werken. Dergelijke situaties kunnen direct of indirect discriminerend zijn en negatieve gevolgen hebben voor de inning van belastingen en de werking van de interne markt.


11.In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de lidstaten voldoende personele middelen en IT-infrastructuur moeten inzetten om de inkomende verzoeken om invorderingsbijstand te behandelen, en dat de nationale regels en administratieve praktijk moeten worden ontwikkeld met het oog op een actieve en doeltreffende invorderingsbijstand.


12.De Commissie is voornemens de gemelde problemen nauwlettend te volgen. Alle betrokken lidstaten is verzocht opmerkingen te maken en, waar nodig, hun vervolgacties te presenteren. De evaluatie van deze kwesties door de Commissie wordt momenteel uitgevoerd, wat in sommige gevallen kan inhouden dat er inbreukprocedures worden gestart in situaties waarin de invorderingsrichtlijn onjuist wordt toegepast.


3. Derde actiepunt: verbetering van de werking van invorderingsbijstand op EU-niveau


13.In het Commissieverslag COM(2017) 778 werd geconcludeerd dat verbetering van de verschillende juridische en technische aspecten van de werking van het EU-systeem voor bijstand bij de invordering van belastingen kan worden overwogen (zie punt 4.3. van dat verslag).


14.In het kader van de evaluatie die in 2017 plaatsvond, hebben de lidstaten enkele ideeën naar voren gebracht om het EU-kader te verbeteren 5 . De Fiscalis-projectgroep 110 heeft een aantal suggesties nader geanalyseerd om de doelmatigheid van de regelingen voor invorderingsbijstand te verbeteren. Onderstaand overzicht geeft de belangrijkste elementen weer.


15.Een belangrijk punt van zorg betreft de uitwisseling van inlichtingen. Dit kan onder meer worden verbeterd door:

– meer flexibiliteit toe te staan wat betreft het gebruik van het aanvraagformulier voor de uitwisseling van inlichtingen;

– de uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek en snelle toegang tot informatie uit te breiden.


16.In het verleden werd alleen invorderingsbijstand verleend voor belastingen die in beide betrokken lidstaten bestonden. Deze spiegelbenadering werd in 2010 losgelaten toen van Richtlijn 2010/24 het toepassingsgebied werd uitgebreid tot vorderingen met betrekking tot “alle vormen van belastingen en rechten”. De spiegelbenadering — die vereist dat de belastingen van de verzoekende lidstaat en de aangezochte lidstaat overeenkomen — werd echter gehandhaafd voor de volgende elementen:

– bij de uitvoering van een verzoek om invordering of conservatoire maatregelen moet de aangezochte lidstaat gebruikmaken van zijn eigen bevoegdheden en procedures die van toepassing zijn op dezelfde of, bij gebreke daarvan, een vergelijkbare belasting of vergelijkbaar recht (met inkomstenbelastingen als uitwijkmogelijkheid) (artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2010/24);

– bij het verzenden van verzoeken om bijstand moeten de lidstaten rekening houden met de interne bevoegdheidsverdeling van de aangezochte lidstaten voor de invordering van de specifieke categorieën belastingen waarvoor invorderingsbijstand wordt gevraagd. Daarom werd een systeem van 13 mailboxen opgezet, waarvan het gebruik per lidstaat kan verschillen, afhankelijk van de interne bevoegdheidsverdeling van de lidstaten voor de specifieke categorieën belastingen;

– wanneer schorsing, onderbreking of verlenging van verjaringstermijnen wordt toegepast, aangezien artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2010/24 rekening houdt met de vraag of de wetgeving in beide lidstaten in een overeenkomstig effect voorziet.


17.Vereenvoudiging van bovenstaande regels moet worden overwogen, ten minste op facultatieve basis. Dit zou een eventuele (facultatieve) uitbreiding van de werkingssfeer tot andere openbare schuldvorderingen waarvoor op dit moment geen kader inzake invorderingsbijstand bestaat, vergemakkelijken. Verschillende lidstaten hebben inderdaad herhaaldelijk gepleit voor een verdere uitbreiding van de werkingssfeer van de invorderingsbijstand tot andere openbare schuldvorderingen waarvoor momenteel geen andere rechtsgrondslag bestaat.


18.Er moet ook aandacht worden besteed aan de manieren om om te gaan met de digitalisering van transacties en activa, die bijdragen aan de bestaande problemen met de invordering, zoals:

– problemen met betrekking tot de inbeslagneming van elektronische bankrekeningen en cryptovaluta;

– moeilijkheden om belastingen in te vorderen die zijn verschuldigd door belastingplichtigen die zijn gevestigd in andere landen dan de landen waar zij actief zijn (met name in het geval van elektronische handel). In dit verband zou bij de totstandkoming van nieuwe belastingwetgeving meer aandacht moeten worden besteed aan de aspecten van invordering(sbijstand).


19.De Commissie is voornemens verdere besprekingen met de lidstaten te voeren om een diepgaande analyse uit te voeren van de mogelijkheden en behoeften om het kader voor invorderingsbijstand te versterken en te vergemakkelijken.


20.Bij alle toekomstige ontwikkelingen moet echter ten volle rekening worden gehouden met de noodzaak om de rechten van belastingplichtigen te beschermen. Het groeiend aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU bevestigt dat invorderingsbijstand op grond van Richtlijn 2010/24 — net als invorderingsbijstand op grond van een andere overeenkomst — de rechten van de belastingplichtigen moet eerbiedigen, met name hun recht op verdediging.


4. Vierde actiepunt: ontwikkeling van de kennis en het bewustzijn van de regels voor wederzijdse invorderingsbijstand


21.Een van de conclusies van het evaluatieverslag van de Commissie COM(2017) 778 had betrekking op de noodzaak om de kennis en het bewustzijn van de wetgeving inzake wederzijdse invorderingsbijstand te ontwikkelen 6 . Het blijkt dat problemen bij wederzijdse invorderingsbijstand vaak het gevolg zijn van een gebrek aan kennis van de regels van Richtlijn 2010/24. Bovendien is bewustmaking niet alleen nodig op het niveau van de nationale belastingautoriteiten, maar ook op het niveau van de belastingbetalers.


22.Op EU-niveau zijn al enkele opleidingsevenementen georganiseerd 7 . De Commissie is van plan om in het kader van het Fiscalis-programma frequentere en systematischere opleidingen te organiseren om bij te dragen tot een gemeenschappelijk begrip en bewustzijn van de mogelijkheden voor invorderingsbijstand binnen de EU.


Bij deze opleidingsactiviteiten moet ook aandacht worden besteed aan de toenemende impact van de ontwikkeling van de jurisprudentie op het gebied van de invordering van belastingen en invorderingsbijstand.


23.Bovendien wordt van elke lidstaat verwacht dat hij informatie over zijn nationale wetgeving en praktijk met andere lidstaten deelt. Deze informatie is van belang voor belastingautoriteiten van andere lidstaten die de mogelijkheden voor invorderingsbijstand in andere landen willen nagaan. Sommige landelijke informatie is reeds beschikbaar in de gemeenschappelijke databank CIRCABC. De Commissie zal een gecoördineerde actie opzetten en de lidstaten uitnodigen om deze nationale informatie bij te werken en uit te breiden.


24.De lidstaten zullen ook worden uitgenodigd om belastingbetalers bewust te maken van de mogelijkheden en gevolgen van grensoverschrijdende bijstand bij de invordering van belastingen.


5. Vijfde actiepunt: mogelijkheden en manieren onderzoeken om invorderingsbijstand met derde landen te bevorderen en te vergemakkelijken


25.In 2018 ondertekende de Europese Unie haar eerste bilaterale overeenkomst over administratieve samenwerking, bestrijding van belastingfraude en invordering van schuldvorderingen op btw-gebied met een derde land: het Koninkrijk Noorwegen 8 .


De overeenkomst tussen de EU en Noorwegen staat de lidstaten en Noorwegen toe de elektronische formulieren ook te gebruiken voor invorderingsbijstand met betrekking tot andere belastingen dan btw 9 . Verschillende lidstaten hebben belangstelling getoond om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Dit zou nuttig zijn met het oog op de geautomatiseerde vertaling van de standaardformulieren 10 waarmee de betrokken personen in de officiële taal van de aangezochte staat kunnen worden geïnformeerd 11 . Noorwegen gaf aan dat de evaluatie van het uitgebreide gebruik van de elektronische formulieren eind 2020 zal plaatsvinden.


26.In zijn conclusies van 5 december 2019 12 erkende de Raad van de Europese Unie dat de overeenkomst tussen de EU en Noorwegen een belangrijke stap betekende wat betreft de uitwisseling van belastinggegevens met derde landen. De Raad benadrukte het belang van een dergelijke samenwerking tussen de Europese lidstaten en derde landen bij de bestrijding van belastingfraude en verzocht de Commissie de mogelijkheden te onderzoeken voor nieuwe overeenkomsten inzake regelingen over wederzijdse bijstand op het gebied van btw en invordering met andere derde landen.


Overeenkomsten over administratieve samenwerking met derde landen, met name ter bestrijding van belastingfraude in verband met elektronische handel, maken deel uit van de initiatieven die worden geschetst in het onlangs aangenomen actieplan van de Commissie voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de invorderingsstrategie 13 .


27.In het terugtrekkingsakkoord zijn bepalingen opgenomen over invorderingsbijstand, waarbij het mogelijk blijft om het huidige kader voor lopende invorderingsbijstand met het Verenigd Koninkrijk te gebruiken 14 .


De Raad van de Europese Unie heeft de Europese Commissie ook gemachtigd om onderhandelingen te openen over een nieuw partnerschap met het Verenigd Koninkrijk 15 . Het beoogde partnerschap omvat onder meer administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand op het gebied van douane en belasting over de toegevoegde waarde (btw), onder meer voor de uitwisseling van informatie ter bestrijding van douane- en btw-fraude, en voor wederzijdse bijstand bij de invordering van schuldvorderingen in verband met belastingen en heffingen, zoals vermeld in de onderhandelingsrichtsnoeren 16 .


28.Sinds 2019 zijn er elektronische aanvraagformulieren voor invorderingsbijstand (in Java-formaat 17 ) beschikbaar voor gebruik met derde landen. Toen deze formulieren aanvankelijk werden ontwikkeld, werden ze inderdaad zo ontworpen dat ze met andere derde landen konden worden gebruikt.


Een samenwerking met derde landen kan ook worden overwogen voor de herziening van de huidige EU-aanvraagformulieren voor bijstand bij de invordering van belastingen.


29.Ten slotte heeft de EU-deskundigengroep invordering voorgesteld om een EU-modelmemorandum van overeenstemming te ontwikkelen voor bilaterale overeenkomsten met derde landen. Dit model, dat gebaseerd is op het delen van beste praktijken, zou door de lidstaten kunnen worden gebruikt om hun invorderingsbijstand met derde landen te organiseren en zo de uitvoering van dergelijke overeenkomsten te vereenvoudigen.


6. Algemene conclusies en aanbevelingen


30.De geautomatiseerde verzameling van statistische gegevens zal ertoe bijdragen de nauwkeurigheid van deze statistieken te verbeteren en de administratieve lasten voor de lidstaten te verminderen.


De lidstaten worden verzocht doeltreffend gebruik te maken van de geautomatiseerde verzameling van statistische gegevens en de aanvullend verzamelde gegevens op te nemen in hun jaarverslagen aan de Commissie.


31.Hoewel de ingevorderde bedragen aanzienlijk zijn, blijkt uit de gemelde problemen dat er zorgen/twijfels bestaan over de bereidheid of capaciteit van sommige lidstaten om invorderingsbijstand te verlenen. De lidstaten zijn wettelijk verplicht om andere lidstaten bij te staan bij de invordering van belastingvorderingen, dus moeten op nationaal niveau passende maatregelen worden genomen om aan deze vereiste te voldoen.


32.Elk verzoek om bijstand moet een passende follow-up krijgen en de verwerkingstijd moet aanzienlijk worden verkort. De lidstaten moeten voldoende personele middelen, IT-infrastructuur en IT-instrumenten inzetten voor bijstand bij het invorderen van belastingen, zodat zij aan hun bijstandsverplichtingen kunnen voldoen en het steeds grotere aantal verzoeken om bijstand kunnen behandelen. Nationale regels en administratieve praktijken moeten zo worden ontwikkeld dat belastingautoriteiten die zich bezighouden met de invordering van belastingen, dergelijke bijstand kunnen verlenen.


De lidstaten worden verzocht een interne controle te organiseren om ervoor te zorgen dat verzoeken om bijstand doeltreffend worden uitgevoerd en dat de aangezochte autoriteiten de verzoekende autoriteiten duidelijke en tijdige informatie verstrekken over de uitvoering van verzoeken om bijstand.


De belastingautoriteiten worden verzocht situaties van niet-naleving van de regels voor invorderingsbijstand te melden aan het passende niveau binnen de lidstaten, en de lidstaten worden verzocht deze problemen (in een eerder stadium) aan andere lidstaten en aan de Commissie voor te leggen, zodat aanhoudende problemen in de betrekkingen met andere lidstaten proactiever en doeltreffender kunnen worden aangepakt.


33.Het EU-kader voor bijstand bij de invordering van belastingen staat voor verschillende uitdagingen: de hulpmiddelen en instrumenten om invorderingsbijstand aan te vragen en toe te kennen, moeten worden aangepast aan de toenemende behoefte aan invorderingsbijstand, de nieuwe economische en technologische ontwikkelingen, en de juridische ontwikkelingen, met name wat betreft de eerbiediging van de rechten van belastingschuldenaren.


34.De noodzaak tot vergroting van de kennis en het bewustzijn van het EU-kader voor bijstandsverlening inzake de invordering van belastingen is een belangrijke kwestie. Er zijn maatregelen genomen om deze kennis en bewustwording te vergroten, maar er is verdere actie nodig.


35.De lidstaten worden verzocht met de Commissie samen te werken om deze acties op een proactieve manier en vanuit een positieve Europese geest uit te voeren.


(1)

     Actie 14 van dit actieplan, https://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/2020_tax_package_tax_action_plan_en.pdf

(2)

     Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van de regeling die is ingesteld bij Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen.

(3)

     Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen, PB L 84 van 31.3.2010.

(4)

     De lidstaten die zijn vertegenwoordigd in de Fiscalis-projectgroep 110: Bulgarije, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Litouwen, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland.

(5)

     Zie werkdocument SWD(2017) 461 van de diensten van de Commissie van 18 december 2017 bij het Commissieverslag COM(2017) 778, nr. 6.3.2.

(6)

     Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van de regeling die is ingesteld bij Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen.

(7)

     Fiscalis-workshops over het gebruik van de elektronische formulieren voor invordering in het kader van de centrale toepassing (12-13 april 2018 en 19-20 april 2018) en een trainingsworkshop voor Noorse belastingautoriteiten die zich bezighouden met de invordering van belastingen, na de goedkeuring van de overeenkomst tussen de EU en Noorwegen over administratieve samenwerking en bijstand bij het invorderen van belastingen op het gebied van btw (25-27 september 2018).

(8)

     PB L 195/1 van 1 augustus 2018. De overeenkomst is op 1 september 2018 in werking getreden.

(9)

     Artikel 40, lid 4, van de overeenkomst.

(10)

     Met name het uniforme aanmeldingsformulier en de uniforme executoriale titel.

(11)

     De verplichting om de betrokken persoon in een bepaalde taal te informeren, werd bevestigd door de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU (zaak C-233/08, Kyrian, en zaak C-34/17, Donnellan).

(12)

     Punt 15 van de conclusies van de Raad 14682/19 van 5 december 2019 over speciaal verslag nr. 12/2019 van de Europese Rekenkamer “Elektronische handel: voor veel uitdagingen op het gebied van de inning van btw en douanerechten moet nog een oplossing worden gevonden”.

(13)

     Actie 14 van dit actieplan,  https://ec.europa.eu/taxation_customs/sites/taxation/files/2020_tax_package_tax_action_plan_en.pdf

(14)

     Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, PB C 384I van 12.11.2019, blz. 1.

(15)

      https://www.consilium.europa.eu/media/42737/st05870-en20.pdf  

(16)

      https://www.consilium.europa.eu/media/42736/st05870-ad01re03-en20.pdf  

(17)

     Met betrekking tot de centrale elektronische aanvraagformulieren (eFCA) werd opgemerkt dat hiervoor een IT-verbinding en ondersteuning van de Commissie nodig zouden zijn alsook een financiële bijdrage van de deelnemende landen, waarvoor een internationale overeenkomst is vereist (zoals het geval is met Noorwegen).