Artikelen bij COM(2018)472 - Fonds voor interne veiligheid - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)472 - Fonds voor interne veiligheid. |
---|---|
document | COM(2018)472 |
datum | 7 juli 2021 |
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Voorwerp
1. Deze verordening stelt het Fonds voor interne veiligheid ("het fonds") vast.
2. In deze verordening worden de doelstellingen van het fonds, het budget voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(a)"blendingverrichting": een door de begroting van de Unie ondersteunde actie, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financiële instrumenten uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
(b) 'voorkoming van criminaliteit': alle maatregelen die ten doel hebben criminaliteit en gevoelens van onveiligheid onder de burgers terug te dringen of mede terug te dringen als bedoeld in artikel 2, lid 2, van Besluit 2009/902/JBZ van de Raad 29 ;
(c)"kritieke infrastructuur": voorzieningen, netwerken, systemen of delen daarvan die van essentieel belang zijn voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, en waarvan de verstoring, de beschadiging of vernietiging aanzienlijke gevolgen zou hebben in een lidstaat of in de Unie doordat die functies ontregeld zouden raken;
(d)"cybercriminaliteit": digitale criminaliteit, dit wil zeggen misdrijven die alleen kunnen worden gepleegd aan de hand van ICT-apparaten en -systemen (ICT=informatie- en communicatietechnologie), waarbij de apparaten en de systemen hetzij als instrument voor het plegen van het misdrijf hetzij als voornaamste doelwit van het misdrijf worden gebruikt, en gedigitaliseerde criminaliteit, dat wil zeggen traditionele misdrijven, zoals seksuele uitbuiting van kinderen, waarvan de schaal of het bereik kan worden vergroot door het gebruik van computers, computernetwerken of andere vormen van ICT;
(e)"Empact-acties": acties in het kader van het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact) 30 . Empact is een gestructureerd multidisciplinair samenwerkingsplatform van de betrokken lidstaten, instellingen en agentschappen van de Unie, alsmede derde landen, internationale organisaties en andere publieke en private partners, dat tot doel heeft prioritaire dreigingen op het gebied van georganiseerde en zware internationale criminaliteit in het kader van de EU-beleidscyclus aan te pakken;
(f)"EU-beleidscyclus": een inlichtingengestuurd en multidisciplinair initiatief dat de voornaamste dreigingen op het gebied van zware en georganiseerde criminaliteit waarmee de Unie wordt geconfronteerd, moet bestrijden door de samenwerking te bevorderen tussen de lidstaten, de instellingen van de Unie, de agentschappen en, in voorkomend geval, derde landen en organisaties;
(g)"uitwisseling van en toegang tot informatie": de veilige verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die relevant is voor de in artikel 87 VWEU vermelde autoriteiten en voor Europol en die betrekking heeft op het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten, met name grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit;
(h)"justitiële samenwerking": justitiële samenwerking in strafzaken;
(i)"LETS": het Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving (European Law Enforcement Training Scheme) dat rechtshandhavingsambtenaren in staat moet stellen zich de kennis en vaardigheden eigen te maken die zij nodig hebben om grensoverschrijdende criminaliteit doeltreffend te voorkomen en te bestrijden door efficiënte samenwerking, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 27 maart 2013 tot vaststelling van een Europees LETS 31 en zoals bedoeld in de Cepol-verordening 32 ;
(j)"georganiseerde criminaliteit": een strafbare gedraging die betrekking heeft op de deelname aan een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad 33 ;
(k) 'paraatheid': elke maatregel die ten doel heeft risico's in verband met mogelijke terroristische aanslagen of andere veiligheidsgerelateerde incidenten te voorkomen of te beperken;
(l) 'Schengenmechanisme voor evaluatie en toezicht': verificatie van de correcte toepassing van het Schengenacquis als neergelegd in Verordening (EU) nr. 1053/2013, onder meer op het gebied van politiële samenwerking;
(m)"corruptiebestrijding": omvat alle gebieden zoals omschreven in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie, met inbegrip van preventie, strafbaarstelling en rechtshandhaving, internationale samenwerking, terugvordering van activa, technische bijstand en uitwisseling van informatie;
(n)"terrorisme": elk van de opzettelijke gedragingen of misdrijven als omschreven in Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bestrijding van terrorisme 34 .
Artikel 3
Doelstellingen van het fonds
1. De beleidsdoelstelling van het fonds bestaat erin bij te dragen aan een hoog niveau van veiligheid in de Unie, met name door terrorisme en radicalisering, zware georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit aan te pakken en door slachtoffers van misdrijven te helpen en te beschermen.
2. In het kader van de beleidsdoelstelling van lid 1 draagt het fonds bij tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen:
(a)toename van de uitwisseling van informatie tussen en binnen de rechtshandhavingsautoriteiten en andere bevoegde instanties en relevante organen van de Unie, alsook met derde landen en internationale organisaties;
(b)intensivering van de grensoverschrijdende gezamenlijke operaties tussen en binnen de rechtshandhavingsautoriteiten en andere bevoegde instanties van de Unie, met betrekking tot zware en georganiseerde criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie, en
(c)ondersteuning van inspanningen om de capaciteiten op het gebied van de bestrijding en de voorkoming van criminaliteit, met inbegrip van terrorisme, te versterken, met name door middel van nauwere samenwerking tussen overheidsinstanties, het maatschappelijk middenveld en particuliere partners uit de verschillende lidstaten.
3. In het kader van de in lid 2 bedoelde specifieke doelstellingen wordt het fonds uitgevoerd aan de hand van de in bijlage II genoemde uitvoeringsmaatregelen.
4. De gefinancierde acties worden uitgevoerd met respect voor de grondrechten en de menselijke waardigheid. In het bijzonder voldoen de acties aan de bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Unierecht inzake gegevensbescherming en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Met name besteden de lidstaten bij de uitvoering van acties waar mogelijk bijzondere aandacht aan het bijstaan en beschermen van kwetsbare personen, in het bijzonder kinderen en niet-begeleide minderjarigen.
Artikel 4
Reikwijdte van de steunverlening
1. In het kader van de doelstellingen van artikel 3 en overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen van bijlage II steunt het fonds met name de acties van bijlage III.
2. Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, kan het fonds, indien nodig, acties ondersteunen overeenkomstig de in bijlage III bedoelde prioriteiten van de Unie met betrekking tot en in derde landen, conform artikel 5.
3. De volgende acties zijn niet subsidiabel:
(a)acties die beperkt zijn tot de handhaving van de openbare orde op nationaal niveau;
(b)acties die betrekking hebben op de aankoop of het onderhoud van standaard apparatuur, standaard vervoermiddelen of standaard voorzieningen van de rechtshandhavingsautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 87 VWEU;
(c)acties met militaire of defensiedoeleinden;
(d)apparatuur die onder meer voor douanecontrole is bedoeld;
(e)dwanguitrusting, met inbegrip van wapens, munitie, explosieven en oproerwapenstokken, behalve voor opleiding;
(f)beloningen en flash money 35 voor informanten buiten het kader van een Empact-actie.
Wanneer zich een noodsituatie voordoet, kunnen de in dit lid bedoelde niet-subsidiabele acties als subsidiabel worden aangemerkt.
Artikel 5
Subsidiabele entiteiten
1. De volgende entiteiten kunnen subsidiabel zijn:
(a)juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen:
(i)een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;
(ii)een in het werkprogramma opgenomen derde land, onder de daarin vermelde voorwaarden;
(b)elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie.
2. Natuurlijke personen kunnen niet subsidiabel zijn.
3. Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land, zijn bij wijze van uitzondering subsidiabel voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.
4. Juridische entiteiten die deelnemen aan consortia van ten minste twee onafhankelijke entiteiten en die zijn gevestigd in verschillende lidstaten of met die lidstaten verbonden landen of gebieden overzee of in derde landen, zijn subsidiabel.
HOOFDSTUK II
FINANCIEEL EN UITVOERINGSKADER
AFDELING 1
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 6
Algemene beginselen
1. De krachtens deze verordening verleende steun complementeert nationaal, regionaal en lokaal optreden en is erop gericht waarde toe te voegen uit het oogpunt van de doelstellingen van deze verordening.
2. De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de steun die krachtens deze verordening en door de lidstaten wordt verleend, consistent is met de betreffende activiteiten, beleidsmaatregelen en prioriteiten van de Unie en complementair is aan andere instrumenten van de Unie.
3. Het fonds wordt uitgevoerd in gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), b) en c), van het Financieel Reglement.
Artikel 7
Budget
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het fonds voor de periode 2021-2027 bedragen 2 500 000 000 EUR in lopende prijzen.
2. De financiële middelen worden als volgt gebruikt:
(a)1 500 000 000 EUR wordt toegewezen aan in gedeeld beheer uitgevoerde programma's;
(b)1 000 000 000 EUR wordt toegewezen aan de thematische faciliteit.
3. Tot 0,84 % van de financiële middelen wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie voor de uitvoering van het fonds.
Artikel 8
Algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de thematische faciliteit
1. De financiële middelen bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b), worden flexibel toegewezen via de thematische faciliteit in het kader van gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig werkprogramma's. De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor de onderdelen ervan:
(a)specifieke acties;
(a)acties van de Unie, en
(b)noodhulp.
De financiële middelen voor de thematische faciliteit worden ook gebruikt voor ondersteuning van technische bijstand op initiatief van de Commissie.
2. De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor prioriteiten met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie of om te voorzien in dringende behoeften, conform de overeengekomen prioriteiten van de Unie zoals uiteengezet in bijlage II.
3. Wanneer financiering uit de thematische faculteit in direct of indirect beheer aan de lidstaten wordt toegekend, wordt gewaarborgd dat de geselecteerde projecten niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van projecten in gevaar brengt.
4. Wanneer financiering uit de thematische faculteit in gedeeld beheer wordt uitgevoerd, beoordeelt de Commissie voor de toepassing van artikel 18 en artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. X [GB-verordening] of de geplande acties niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van de projecten in gevaar brengt.
5. De Commissie stelt het totaalbedrag vast dat voor de thematische faciliteit beschikbaar is in het kader van de jaarlijkse begrotingskredieten van de Unie. De Commissie stelt voor de thematische faciliteit financieringsbesluiten vast als bedoeld in artikel van het Financieel Reglement, waarin de doelstellingen en de te ondersteunen acties worden vermeld, alsmede de bedragen voor elk van de onderdelen daarvan, als bedoeld in lid 1. In de financieringsbesluiten wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.
6. Na de vaststelling van het financieringsbesluit als bedoeld in lid 3 kan de Commissie de in gedeeld beheer uitgevoerde programma’s dienovereenkomstig aanpassen.
7. De financieringsbesluiten zijn jaarlijks of meerjarig en kunnen betrekking hebben op één of meer onderdelen van de thematische faciliteit.
AFDELING 2
Ondersteuning en uitvoering in gedeeld beheer
Artikel 9
Toepassingsgebied
1. Deze afdeling betreft het in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde deel van de financiële middelen en de aanvullende middelen die overeenkomstig het in artikel 8 bedoelde besluit van de Commissie inzake de thematische faciliteit in gedeeld beheer moeten worden uitgevoerd.
2. De steun in het kader van deze afdeling wordt uitgevoerd in gedeeld beheer, overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement en Verordening (EU) X [GB-verordening].
Artikel 10
Begrotingsmiddelen
1. De in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde middelen worden indicatief als volgt toegewezen aan de door de lidstaten in gedeeld beheer uitgevoerde nationale programma's (hierna "de programma's" genoemd):
(a)1 250 000 000 EUR aan de lidstaten overeenkomstig de criteria in bijlage I;
(b)250 000 000 EUR aan de lidstaten voor de aanpassing van de toewijzingen voor de programma's als bedoeld in artikel 13, lid 1.
2. Indien het in lid 1, onder b), bedoelde bedrag niet wordt toegewezen, kan het resterende bedrag worden toegevoegd aan het in artikel 7, lid 2, onder b), bedoelde bedrag.
Artikel 11
Medefinancieringspercentages
1. De bijdrage uit de Uniebegroting bedraagt ten hoogste 75 % van de totale subsidiabele uitgaven van een project.
2. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor in het kader van specifieke acties uitgevoerde projecten.
3. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor in bijlage IV vermelde acties.
4. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor operationele steun.
5. De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor noodhulp.
6. In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programma worden het medefinancieringspercentage en het maximumbedrag van de steun uit dit fonds bepaald voor de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde actietypes.
7. Voor elke specifieke doelstelling wordt in het besluit van de Commissie vastgesteld of het medefinancieringspercentage voor de specifieke doelstelling van toepassing is op:
(a)het totaal van de particuliere bijdrage en de overheidsbijdrage, of
(b)de overheidsbijdrage alleen.
Artikel 12 - Programma's
1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de door zijn programma's bestreken prioriteiten consistent zijn met en afgestemd zijn op de prioriteiten en uitdagingen van de Unie op het gebied van veiligheid, en dat zij stroken met het relevante acquis en de overeengekomen prioriteiten van de Unie. Bij het vaststellen van deze programmaprioriteiten zorgen de lidstaten ervoor dat de in bijlage II vastgestelde uitvoeringsmaatregelen voldoende in de programma's aan bod komen.2. De Commissie zorgt ervoor dat het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van de programma's worden betrokken binnen het kader van hun bevoegdheidsgebieden. Wanneer de lidstaten acties in het kader van de EU-beleidscyclus, Empact-acties of door de Taskforce voor gezamenlijke actie op het gebied van cybercriminaliteit (J-CAT) gecoördineerde acties opnemen in hun programma's, plegen zij met name overleg met Europol over het ontwerp van deze acties. Alvorens opleiding in hun programma's op te nemen, plegen de lidstaten overleg met Cepol om overlappingen te vermijden.
3. De Commissie kan het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) in voorkomend geval betrekken bij toezicht- en evaluatietaken als bedoeld in afdeling 5, met name om ervoor te zorgen dat de met steun uit het fonds uitgevoerde acties in overeenstemming zijn met het relevante acquis van de Unie en de overeengekomen prioriteiten van de Unie.
4. Ten hoogste 15 % van de toewijzing voor een programma van een lidstaat mag worden gebruikt voor de aankoop van apparatuur, vervoermiddelen of de bouw van voorzieningen die relevant zijn voor de veiligheid. Dit maximum mag slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen worden overschreden.
5. De lidstaten geven in hun programma's voorrang aan het aanpakken van:
(a)de prioriteiten van de Unie en het acquis van de Unie op het gebied van veiligheid, met name inzake informatie-uitwisseling en interoperabiliteit van IT-systemen;
(b)aanbevelingen met financiële gevolgen die zijn gedaan in het kader van Verordening (EU) nr. 1053/2013 betreffende het Schengenmechanisme voor evaluatie en toezicht op het gebied van de politiële samenwerking;
(c)landspecifieke tekortkomingen met financiële gevolgen die zijn vastgesteld in het kader van beoordelingen van de behoeften, zoals de aanbevelingen in het kader het Europees Semester die betrekking hebben op corruptie.
6. Zo nodig wordt het programma aangepast om rekening te houden met de in lid 5 bedoelde aanbevelingen. Afhankelijk van de impact van de aanpassing kan het herziene programma door de Commissie worden goedgekeurd.
7. De lidstaten streven met name de uitvoering van de in bijlage IV vermelde acties na. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IV.
8. Wanneer een lidstaat besluit met steun van het fonds projecten uit te voeren met of in een derde land, raadpleegt de betrokken lidstaat de Commissie vóór het begin van het project.
9. Programmering als bedoeld in artikel 17, lid 5, van Verordening (EU) X [GB-verordening] wordt gebaseerd op de in de tabel 1 van bijlage VI vermelde interventietypes.
Artikel 13
Tussentijdse evaluatie
1. In 2024 wijst de Commissie het aanvullende bedrag bedoeld in artikel 10, lid 1, onder b), toe aan de programma's van de betrokken lidstaten overeenkomstig de criteria bedoeld in bijlage I, punt 2. De financiering geldt voor de periode vanaf het kalenderjaar 2025.
2. Indien ten minste 10 % van de initiële toewijzing van een programma als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a), niet wordt gedekt door tussentijdse betaalaanvragen die zijn ingediend overeenkomstig artikel 85 van Verordening (EU) [GB-verordening], komt de betrokken lidstaat niet in aanmerking voor de in lid 1 bedoelde aanvullende toewijzing voor zijn programma.
3. Bij de toewijzing van de middelen uit de thematische faciliteit wordt vanaf 2025 in voorkomend geval rekening gehouden met de vooruitgang bij het bereiken van de mijlpalen van het prestatiekader bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) X [GB-verordening], en met de bij de uitvoering vastgestelde tekortkomingen.
Artikel 14
Specifieke acties
1. Specifieke acties zijn transnationale of nationale projecten die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze verordening en waarvoor één, meerdere of alle lidstaten een aanvullende toewijzing voor hun programma's kunnen ontvangen.
2. Naast hun overeenkomstig artikel 10, lid 1, berekende toewijzing kunnen de lidstaten financiering voor specifieke acties ontvangen, mits dit bedrag daarvoor in het programma wordt aangewezen en wordt gebruikt om bij te dragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, onder meer voor het aanpakken van nieuwe dreigingen.
3. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.
Artikel 15
Operationele steun
1. Operationele steun is een onderdeel van een toewijzing van een lidstaat dat kan worden gebruikt ter ondersteuning van overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een openbare dienstverlening ten bate van de Unie zijn.
2. Een lidstaat kan tot 10 % van het in het kader van het fonds aan zijn nationale programma toegewezen bedrag gebruiken voor de financiering van operationele steun aan de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een openbare dienstverlening ten bate van de Unie zijn.
3. De lidstaten die gebruikmaken van operationele steun, dienen het acquis van de Unie inzake veiligheid na te leven.
4. De lidstaten motiveren in het programma en in de jaarlijkse prestatieverslagen bedoeld in artikel 26 het gebruik van operationele steun voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Vóór de goedkeuring van het programma beoordeelt de Commissie de uitgangssituatie in de lidstaten die kenbaar hebben gemaakt dat zij van plan zijn operationele steun aan te vragen, rekening houdend met de door die lidstaten verstrekte informatie en de aanbevelingen in het kader van kwaliteitscontrole- en evaluatiemechanismen, zoals onder meer het Schengenevaluatiemechanisme.
5. Operationele steun wordt geconcentreerd op specifieke taken en diensten als opgenomen in bijlage VII.
6. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van specifieke taken en diensten in bijlage VII.
Afdeling 3
Ondersteuning en uitvoering in direct en indirect beheer
Artikel 16
Toepassingsgebied
De Commissie voert de steun in het kader van deze afdeling ofwel op directe wijze uit, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement, ofwel op indirecte wijze, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.
Artikel 17
Acties van de Unie
1. Acties van de Unie zijn transnationale projecten of projecten die van bijzonder belang zijn voor de Unie, overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening.
2. Op initiatief van de Commissie kan het fonds worden gebruikt voor het financieren van acties van de Unie in verband met de doelstellingen van deze verordening als bedoeld in artikel 3 en overeenkomstig bijlage III.
3. In het kader van acties van de Unie kan financiering worden verstrekt in alle vormen die zijn vastgesteld in het Financieel Reglement, zoals met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financiële instrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
4. In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement.
5. Het evaluatiecomité dat de voorstellen beoordeelt, kan uit externe deskundigen bestaan.
6. Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen het risico in verband met de terugvordering van door ontvangers verschuldigde middelen dekken, en deze bijdragen worden beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen in [artikel X] van Verordening (EU) X [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.
Artikel 18
Blendingverrichtingen
Blendingverrichtingen waartoe in het kader van dit fonds wordt besloten, worden uitgevoerd in overeenstemming met de InvestEU-verordening 36 en titel X van het Financieel Reglement.
Artikel 19
Technische bijstand op initiatief van de Commissie
Het fonds kan maatregelen op het gebied van technische bijstand ondersteunen die op initiatief van of namens de Commissie worden uitgevoerd. Dergelijke maatregelen kunnen voor 100 % worden gefinancierd.
Artikel 20
Audits
Audits inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van Verordening (EU) [Financieel Reglement].
Artikel 21
Informatie, communicatie en publiciteit
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het fonds alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij met de doelstellingen van deze verordening verband houden.
Afdeling 4
Ondersteuning en uitvoering in gedeeld, direct en indirect beheer
Artikel 22
Noodhulp
1. De financiële bijstand uit het fonds is bestemd voor dringende en specifieke behoeften die zich voordoen in een noodsituatie als gevolg van een veiligheidsgerelateerd incident dat of een nieuwe dreiging die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt en een aanzienlijk negatief effect heeft of kan hebben op de veiligheid van personen in een of meer lidstaten.
2. Noodhulp kan bestaan uit direct aan de gedecentraliseerde agentschappen verleende subsidies.
3. Noodhulp kan aan programma's van lidstaten worden toegewezen, bovenop hun overeenkomstig artikel 10, lid 1, berekende toewijzing, mits het bedrag daarvoor in het programma wordt aangewezen. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.
4. In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement.
Artikel 23 - Cumulatieve, aanvullende en gecombineerde financiering
1. Aan een actie waaraan in het kader van het fonds een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit andere programma's van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De voor elk bijdragend programma van de Unie geldende regels zijn van toepassing op de respectieve bijdrage aan deze actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie, en de steun uit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.2. Acties waaraan een Excellentiekeur is toegekend of die voldoen aan elk van de volgende cumulatieve, vergelijkbare voorwaarden:
(a)zij zijn beoordeeld in verband met een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het fonds;
(b)zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen;
(c)zij kunnen wegens budgettaire beperkingen niet worden gefinancierd in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen,
komen in aanmerking voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel , lid 5, van Verordening (EU) X [GB-verordening] en artikel van Verordening (EU) X [financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat dergelijke acties in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het desbetreffende programma. De regels van het fonds waaruit steun wordt verleend, zijn van toepassing.
Afdeling 5
Toezicht, verslaglegging en evaluatie
Inhoudsopgave
Onderafdeling 1 - Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 24
Toezicht en verslaglegging
1. Overeenkomstig haar verplichtingen inzake verslaglegging op grond van artikel [43, lid 3, onder h), punten i) en iii),] van het Financieel Reglement verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad informatie over de prestaties overeenkomstig bijlage V.
2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage V te wijzigen om de nodige aanpassingen aan te brengen in de informatie over de prestaties die aan het Europees Parlement en de Raad dient te worden verstrekt.
3. De indicatoren voor de verslaglegging over de vorderingen van het fonds bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van artikel 3 zijn opgenomen in bijlage VIII. Voor de outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul. De mijlpalen voor 2024 en de streefdoelen voor 2029 zijn cumulatief.
4. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, in voorkomend geval, de lidstaten.
5. Teneinde te waarborgen dat effectief wordt beoordeeld in hoeverre het fonds zijn doelstellingen verwezenlijkt, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VIII te herzien en de indicatoren aan te vullen indien dit noodzakelijk is, alsmede om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie, onder meer met betrekking tot het verstrekken van projectinformatie door de lidstaten.
Artikel 25
Evaluatie
1. De Commissie onderwerpt deze verordening en de in het kader van dit fonds uitgevoerde acties aan een tussentijdse en een retrospectieve evaluatie.
2. De tussentijdse en de retrospectieve evaluatie worden tijdig uitgevoerd zodat ze in het besluitvormingsproces kunnen worden meegenomen overeenkomstig het tijdschema zoals vastgesteld in artikel 40 van Verordening (EU) X [GB-verordening].
Onderafdeling 2 - Bepalingen inzake gedeeld beheer
Artikel 26
Jaarlijkse prestatieverslagen
1. De lidstaat dient uiterlijk op 15 februari 2023 en vervolgens uiterlijk op dezelfde dag van elk volgend jaar tot en met 2031 een jaarlijks prestatieverslag als bedoeld in artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) X [GB-verordening] bij de Commissie in. Het in 2023 ingediende verslag heeft betrekking op de uitvoering van het programma tot en met 30 juni 2022.
2. Het jaarlijks prestatieverslag bevat met name informatie over:
(a)de vorderingen bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen, rekening houdend met de meest recente gegevens, zoals vereist op grond van artikel 37 van Verordening (EU) X [GB-verordening];
(b)kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma en de acties die zijn ondernomen om deze op te lossen;
(c)de complementariteit tussen de in het kader van het fonds ondersteunde acties en de door andere fondsen van de Unie verleende ondersteuning, met name die in of in verband met derde landen;
(d)de bijdrage van het programma aan de tenuitvoerlegging van het acquis en de actieplannen van de Unie ter zake;
(e)de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid;
(f)de vervulling van de randvoorwaarden en de toepassing daarvan tijdens de gehele programmeringsperiode.
3. De Commissie kan opmerkingen maken over het jaarlijks prestatieverslag binnen twee maanden na ontvangst daarvan. Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, wordt het verslag geacht te zijn aanvaard.
4. Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te waarborgen, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij het model voor het jaarlijks prestatieverslag wordt bepaald. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
Artikel 27
Toezicht en verslaglegging
1. Toezicht en verslaglegging overeenkomstig titel IV van Verordening (EU) X [GB-verordening] worden gebaseerd op de in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage VI vermelde interventietypes. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VI.
2. De indicatoren worden gebruikt overeenkomstig artikel 12, lid 1, artikel 17 en artikel 37 van Verordening (EU) X [GB-verordening].
HOOFSTUK III
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 28
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De bevoegdheid om de in de artikelen 12, 15, 24 en 27 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot en met 31 december 2028.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 12, 15, 24 en 27 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 zijn neergelegd.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig de artikelen 12, 15, 24 en 27 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 29
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een coördinatiecomité voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing,
3. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan. Dit geldt niet voor de uitvoeringshandeling bedoeld in artikel 26, lid 4.
Artikel 30
Overgangsbepalingen
1. Verordening (EU) nr. 513/2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.
2. Onverminderd lid 1 doet deze verordening geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties in het kader van het politie-instrument van het Fonds voor interne veiligheid, dat op die acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.
3. De financiële middelen voor het fonds kunnen ook kosten dekken voor technische en administratieve bijstand die nodig is om de overgang naar het instrument te waarborgen voor de maatregelen die zijn vastgesteld krachtens zijn voorganger, het politie-instrument van het Fonds voor interne veiligheid, als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 513/2014.
Artikel 31
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.