Artikelen bij COM(2018)147 - Regels betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I - ONDERWERP, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1 - Onderwerp

Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld die het begrip vaste inrichting, zoals dit toepassing vindt voor de vennootschapsbelasting in elke lidstaat, uitbreiden tot een aanmerkelijke digitale aanwezigheid door middel waarvan een onderneming geheel of gedeeltelijk wordt gedreven. Bij deze richtlijn worden ook bepaalde beginselen voor de toerekening van winsten aan of in verband met een aanmerkelijke digitale aanwezigheid met het oog op de vennootschapsbelasting vastgesteld.

Artikel 2 - Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op entiteiten ongeacht of zij voor de vennootschapsbelasting inwoner zijn van een lidstaat of van een derde land.


Indien een entiteit evenwel voor de vennootschapsbelasting inwoner is van een derde land waarmee de lidstaat in kwestie een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft, vindt deze richtlijn alleen toepassing als dat verdrag bepalingen bevat die vergelijkbaar zijn met de artikelen 4 en 5 van deze richtlijn met betrekking tot het derde land en deze bepalingen van kracht zijn.

Artikel 3 - Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) vennootschapsbelasting: een van de in bijlage I genoemde vennootschapsbelastingen of een soortgelijke belasting die naderhand is ingevoerd;

2) digitale interface: software, met inbegrip van een website of een deel daarvan en applicaties, inclusief mobiele applicaties, toegankelijk voor gebruikers;

3) internetprotocoladres (IP-adres): een reeks cijfers toegekend aan met een netwerk verbonden toestel of apparaat om de communicatie via het internet te vergemakkelijken;

4) gebruiker: een natuurlijke persoon of vennootschap;

5) digitale diensten: diensten die via het internet of een elektronisch netwerk worden geleverd en waarvan de levering wegens de aard van de dienst grotendeels geautomatiseerd en met minimale menselijke interventie gebeurt, en onmogelijk is zonder de aanwezigheid van informatietechnologie, daaronder met name begrepen:

a) de levering van gedigitaliseerde producten in het algemeen, daaronder begrepen software en wijzigingen of bijwerkingen van software;

b) diensten die erin bestaan de aanwezigheid van een onderneming of persoon op een elektronisch netwerk, zoals een website of webpagina, te verzorgen of te ondersteunen;

c) automatisch door een computer over het internet of een elektronisch netwerk voortgebrachte diensten in antwoord op specifieke door de afnemer ingevoerde gegevens;

d) de toewijzing onder bezwarende titel van het recht om goederen of diensten te koop aan te bieden op een website die als onlinemarktplaats fungeert, waar de potentiële kopers via een geautomatiseerde procedure een bod uitbrengen en de partijen via een door de computer gegenereerd e-mailbericht op de hoogte worden gebracht van de totstandkoming van een verkoop;

e) internetdienstpakketten (ISP's) waarbij de telecommunicatiecomponent een ondergeschikt hulpelement is (dat wil zeggen pakketten waarin meer dan alleen internettoegang wordt verschaft en die andere elementen omvatten, zoals webpagina's met inhoud die toegang verschaffen tot nieuwsberichten, weerberichten of toeristische informatie, spellensites, site hosting, onlinediscussiefora enz.);

f) de in bijlage II genoemde diensten.

Digitale diensten omvatten niet de in bijlage III genoemde diensten of de verkoop van goederen of andere diensten die met behulp van het internet of een elektronisch netwerk wordt gefaciliteerd.


6) inkomsten: de opbrengsten van verkopen en overige transacties, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en andere belastingen en heffingen die ten behoeve van overheidslichamen worden geïnd, van geldelijke of van niet-geldelijke aard, daaronder begrepen opbrengsten van de vervreemding van activa en rechten, rente, dividenden en andere winstuitkeringen, liquidatieopbrengsten, royalty's, subsidies en toelagen, ontvangen giften, vergoedingen en onverplichte betalingen. Niet-geldelijke giften van een vennootschapsbelastingplichtige vallen ook onder inkomsten. Door een vennootschapsbelastingplichtige bijeengebracht eigen vermogen of aan hem terugbetaalde schuld vallen niet onder inkomsten;

7) entiteit: een rechtspersoon of juridische constructie die zijn (haar) onderneming drijft door middel van een vennootschap of een fiscaal transparante structuur;

8) belastingtijdvak: een vennootschapsbelastingjaar, kalenderjaar of andere passende periode voor vennootschapsbelastingdoeleinden;

9) verbonden onderneming: een entiteit die gelieerd is met de specifieke entiteit in kwestie op een of meer van de volgende wijzen:

a) een van hen neemt deel aan de leiding van de andere waarbij zij invloed van betekenis kan uitoefenen op die andere;

b) een van hen neemt deel aan de zeggenschap over de andere door middel van een deelneming in de andere, rechtstreeks of middellijk, van meer dan 20 % van de stemrechten;

c) een van hen neemt deel in het kapitaal van de andere door middel van een eigendomsrecht in de andere, rechtstreeks of middellijk, van meer dan 20 % van het kapitaal.

Indien meer dan een entiteit deelneemt aan de leiding van, aan de zeggenschap in of in het kapitaal van dezelfde entiteit op een of meer van de onder a) tot en met c) genoemde wijzen, worden al die entiteiten ook als verbonden ondernemingen van elkaar aangemerkt.

Indien dezelfde entiteit deelneemt aan de leiding van, aan de zeggenschap in of in het kapitaal van meer dan een entiteit op een of meer van de onder a) tot en met c) genoemde wijzen, worden al die entiteiten ook als verbonden ondernemingen van elkaar aangemerkt.

Bij middellijke deelneming wordt vastgesteld of aan de eisen onder b) en c) is voldaan door vermenigvuldiging van de deelnemingspercentages doorheen de opeenvolgende niveaus. Een entiteit die meer dan 50 % van de stemrechten houdt, wordt geacht 100 % te houden.

HOOFDSTUK II - AANMERKELIJKE DIGITALE AANWEZIGHEID

Artikel 4 - Aanmerkelijke digitale aanwezigheid

1. Voor de toepassing van de vennootschapsbelasting wordt een vaste inrichting geacht te bestaan indien er sprake is van een aanmerkelijke digitale aanwezigheid door middel waarvan een onderneming geheel of gedeeltelijk wordt gedreven.

2. Lid 1 vormt een aanvulling op en doet geen afbreuk aan noch houdt een beperking in van enige andere toetsing uit hoofde van het Unie- of het nationale recht om het bestaan van een vaste inrichting in een lidstaat voor de toepassing van de vennootschapsbelasting vast te stellen, in het bijzonder met betrekking tot de levering van digitale diensten dan wel anderszins.

3. Er wordt geacht sprake te zijn van een 'aanmerkelijke digitale aanwezigheid' in een lidstaat in een belastingtijdvak indien de door middel daarvan gedreven onderneming geheel of gedeeltelijk bestaat in de levering van digitale diensten via een digitale interface en ten aanzien van de levering van deze diensten door de entiteit die die onderneming drijft, samen met alle dergelijke diensten via een digitale interface van elke met die entiteit verbonden onderneming, aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) het aandeel in de totale inkomsten die in dat belastingtijdvak zijn verworven uit de levering van deze digitale diensten aan gebruikers die zich in dat belastingtijdvak in die lidstaat bevinden, is hoger dan 7 000 000 EUR;

b) het aantal gebruikers van een of meer van deze digitale diensten die zich in dat belastingtijdvak in die lidstaat bevinden, is hoger dan 100 000;

c) het aantal zakelijke overeenkomsten voor de levering van een dergelijke digitale dienst dat wordt gesloten in dat belastingtijdvak door gebruikers die zich in die lidstaat bevinden, is hoger dan 3 000.

4. Wat het gebruik van digitale diensten betreft, wordt een gebruiker geacht zich in een belastingtijdvak in een lidstaat te bevinden indien hij in dat belastingtijdvak in die lidstaat een toestel of apparaat gebruikt om toegang te krijgen tot de digitale interface door middel waarvan de digitale diensten worden verleend.

5. Wat het sluiten van overeenkomsten voor de levering van digitale diensten betreft:

a) geldt een overeenkomst als een zakelijke overeenkomst indien de gebruiker de overeenkomst sluit in het kader van het drijven van een onderneming;

b) wordt een gebruiker geacht zich in een belastingtijdvak in een lidstaat te bevinden indien hij voor de vennootschapsbelasting in dat belastingtijdvak inwoner is van die lidstaat of indien hij voor de vennootschapsbelasting in dat belastingtijdvak inwoner is van een derde land maar een vaste inrichting heeft in die lidstaat.

6. De lidstaat waar een toestel of apparaat van een gebruiker wordt gebruikt, wordt bepaald aan de hand van het internetprotocoladres (IP-adres) van het toestel of apparaat of, indien nauwkeuriger, een andere methode van plaatsbepaling.

7. Het aandeel in de totale inkomsten als bedoeld in lid 3, onder a), wordt bepaald in verhouding tot het aantal keren dat toestellen of apparaten in dat belastingtijdvak door gebruikers die zich om het even waar ter wereld bevinden, worden gebruikt om toegang te krijgen tot de digitale interface door middel waarvan de digitale diensten worden geleverd.

Artikel 5 - Winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met de aanmerkelijke digitale aanwezigheid

1. De winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met een aanmerkelijke digitale aanwezigheid in een lidstaat, zijn belastbaar in het kader van de vennootschapsbelasting van die lidstaat alleen.

2. De winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met de aanmerkelijke digitale aanwezigheid, zijn die welke de digitale aanwezigheid zou hebben behaald indien deze een afzonderlijke en onafhankelijke onderneming was geweest die dezelfde of soortgelijke activiteiten had verricht onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden, met name in haar handelingen met andere onderdelen van de onderneming, rekening houdend met de uitgeoefende functies, gebruikte activa en gedragen risico's, via een digitale interface.

3. Voor de toepassing van lid 2 geschiedt de vaststelling van winsten die toerekenbaar zijn aan of verband houden met de aanmerkelijke digitale aanwezigheid, op basis van een functionele analyse. Teneinde de functies van de aanmerkelijke digitale aanwezigheid te bepalen en de economische eigendom van activa en risico's aan haar toe te rekenen, moet rekening worden gehouden met de economisch wezenlijke activiteiten die door een dergelijke aanwezigheid via een digitale interface worden verricht. Te dien einde worden activiteiten die worden verricht door de onderneming via een digitale interface in verband met data of gebruikers, aangemerkt als economisch wezenlijke activiteiten van de aanmerkelijke digitale aanwezigheid, die risico's en de economische eigendom van activa aan een dergelijke aanwezigheid toedelen.

4. Bij de vaststelling van de toerekenbare winsten overeenkomstig lid 2 moet op passende wijze rekening worden gehouden met de economisch wezenlijke activiteiten van de aanmerkelijke digitale aanwezigheid die relevant zijn voor de ontwikkeling, de uitbreiding, het onderhoud, de bescherming en de exploitatie van de immateriële activa van de onderneming.

5. Tot de economisch wezenlijke activiteiten die door de aanmerkelijke digitale aanwezigheid via een digitale interface worden verricht, behoren onder andere de volgende activiteiten:

a) het verzamelen, de opslag, de verwerking, de analyse, het inzetten en de verkoop van data op gebruikersniveau;

b) het verzamelen, de opslag, de verwerking en het vertonen van door gebruikers gegenereerde content;

c) de verkoop van onlineadvertentieruimte;

d) het op een digitale marktplaats beschikbaar stellen van content van derden;

e) de levering van niet onder a) tot en met d) genoemde digitale diensten.

6. Bij de vaststelling van de toerekenbare winsten overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 gebruiken belastingplichtigen de profit-splitmethode tenzij de belastingplichtige aantoont dat gezien de resultaten van de functionele analyse een alternatieve methode op basis van internationaal aanvaarde beginselen beter geschikt is. Mogelijke splitsingsfactoren zijn onder andere de kosten voor onderzoek, ontwikkeling en marketing, en het aantal gebruikers en de verzamelde data per lidstaat.

HOOFDSTUK III - SLOTBEPALINGEN

Artikel 6 - Evaluatie

1. De Commissie dient vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn de tenuitvoerlegging ervan te evalueren en verslag uit te brengen bij de Raad.

2. De lidstaten verstrekken de Commissie alle informatie die noodzakelijk is voor de evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

Artikel 7 - Comité inzake de belastingheffing van de digitale economie

1. Er wordt een raadgevend comité inzake de belastingheffing van de digitale economie, het 'DigiTax-comité' genoemd, opgericht.

2. Het DigitTax-comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie. Het comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door de Commissie.

3. Het DigiTax-comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

4. Het DigiTax-comité onderzoekt vragen in verband met de toepassing van deze richtlijn, die aan de orde worden gesteld door de voorzitter van het comité, hetzij op diens eigen initiatief hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van een lidstaat, en stelt de Commissie in kennis van zijn conclusies.

Artikel 8 - Beperking ten aanzien van de van gebruikers verzamelde data

De data die met het oog op de toepassing van deze richtlijn van gebruikers kunnen worden verzameld, zijn beperkt tot data die uitsluitsel geven over de lidstaat waar de gebruiker zich bevindt zonder dat zijn identiteit kan worden bepaald.

Artikel 9 - Omzetting

1. De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2019 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2020 met betrekking tot belastingtijdvakken die op of na die datum beginnen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 10 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.