Artikelen bij COM(2018)6 - Tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 19.1.2018

COM(2018) 6 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof

{SWD(2018) 4 final}


Inhoud

1. Inleiding

1.1.Rechtskader

1.2.Algemene beginselen voor toezicht en controle op overbrenging

2. Tenuitvoerlegging van de algemene bepalingen

2.1.Omzetting van de richtlijn

2.2.Uniform document voor toezicht en controle op overbrenging

2.3.Bevoegde autoriteiten

3. Opmerkingen en tendensen betreffende de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval

3.1.Totaal overbrengingen

3.2. Invoer in, uitvoer uit en doorvoer door de Gemeenschap

3.3.Follow-up van het eerste verslag van de Commissie

4. Conclusies


1. Inleiding

Bij Richtlijn 2006/117/Euratom 1 (hierna “de richtlijn” genoemd) wordt een communautair systeem vastgesteld voor toezicht en controle op grensoverschrijdende overbrengingen van radioactief afval en verbruikte splijtstof teneinde een adequate bescherming van de bevolking te waarborgen. De richtlijn zorgt ervoor dat de betrokken lidstaten in kennis worden gesteld van de overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof naar of via hun grondgebied en dat zij verplicht zijn toestemming te verlenen of redenen te geven voor weigering van toestemming voor zulke overbrengingen. De richtlijn vormt een aanvulling op Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad 2 waarin het beleid en de verantwoordelijkheden op het gebied van het langetermijnbeheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof zijn vastgesteld.

Dit is het tweede verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad, waarin een overzicht wordt gegeven van de verschillende overbrengingen en de daarmee verband houdende aspecten. In dit verslag wordt informatie verschaft die een aanvulling vormt op het verslag van de Commissie over de uitvoering van Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad 3 .

Alle lidstaten van de EU produceren radioactief afval dat ontstaat door verschillende faciliteiten (bv. kerncentrales, onderzoeksreactoren) en activiteiten, zoals toepassingen met radio-isotopen in de geneeskunde, de industrie, de landbouw, onderzoek en onderwijs. Radioactief afval wordt gedefinieerd als radioactieve stoffen in gasvormige, vloeibare of vaste vorm, waarvoor geen verder gebruik is voorzien door het land van herkomst of van bestemming of door een natuurlijke of rechtspersoon wiens beslissing door deze landen wordt aanvaard, en die door een regelgevende instantie als radioactief afval worden gecontroleerd overeenkomstig het wet- en regelgevingskader van de landen van herkomst en bestemming.

Daarnaast ontstaat door de exploitatie van kerncentrales en onderzoeksreactoren verbruikte splijtstof. Verbruikte splijtstof wordt gedefinieerd als splijtstof die in een reactorkern is bestraald en daaruit permanent is verwijderd. Verbruikte splijtstof kan worden beschouwd als bruikbare grondstof die kan worden opgewerkt, of, wanneer er verder geen gebruik gepland is, voor eindberging worden bestemd en als radioactief afval worden behandeld.

Wanneer verbruikte splijtstof en radioactief afval ontstaan, worden deze opgeslagen alvorens (opnieuw) te worden verwerkt en of te worden geborgen. Het vervoer van de plaatsen waar verbruikte splijtstof en radioactief afval zijn ontstaan of waar zij worden beheerd, vindt met name plaats over de weg, per spoor of over zee, en in een beperkt aantal gevallen door de lucht.

De in-, uit- en doorvoer van radioactief afval en verbruikte splijtstof door een lidstaat of lidstaten zijn in de EU gangbare praktijk. Verplaatsing van dergelijk materiaal, ook bekend als overbrenging, vindt in de meeste lidstaten plaats, ongeacht de omvang van hun nucleaire programma’s.

Op dit moment hebben 16 lidstaten 4 kerncentrales op hun grondgebied, en bevinden zich in 14 lidstaten werkende kernreactoren. Bovendien hebben 20 lidstaten 5 binnen de EU onderzoeksreactoren geëxploiteerd of exploiteren die nog. Sommige lidstaten brengen verbruikte splijtstof over naar andere landen in de EU of naar derde landen, met het oog op opwerking. De meeste lidstaten met onderzoeksreactoren zijn van plan nog vóór 2020 verbruikte splijtstof naar de leverancier terug te sturen (de VS of de Russische Federatie), hoewel voor een aantal opleidings- en onderzoeksreactoren het traject voor het beheer op lange termijn van verbruikte splijtstof (bijvoorbeeld berging) nog moet worden vastgesteld. Radioactief afval is in vele gevallen ook binnen de EU en naar derde landen overgebracht om dat afval door verwerking vóór opslag en/of berging tot een minimum te beperken (bv. door middel van smelten, verbranding).

Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad zijn de lidstaten sinds 25 december 2011 verplicht om de drie jaar aan de Commissie verslag uit te brengen over de uitvoering van de richtlijn. De termijn voor de indiening van het tweede verslag was derhalve 25 december 2014.

6 7 8 Vrijwel alle lidstaten hebben hun tweede nationale verslag over de overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof op hun grondgebied voor de periode 2012-2014 ingediend; Kroatië diende voor het eerst een verslag in. Tijdens deze tweede verslagleggingsronde viel op dat er belangrijke vertragingen optraden: slechts drie lidstaten dienden hun verslagen op tijd in (de andere deden dat met vertraging, in meer of mindere mate).

9 10 De Commissie heeft het onderhavige verslag, dat aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité is gericht, overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de richtlijn opgesteld op basis van de nationale verslagen en na een gedachtewisseling met en goedkeuring door het Raadgevend Comité. Het is gebaseerd op alle mededelingen van de lidstaten en is het vervolg op het eerste verslag van de Commissie voor de periode 2008-2011, dat in 2013 uitkwam.

De verslaglegging is bedoeld om een overzicht te krijgen van de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval in de Gemeenschap, van de recente trends en uitdagingen op het gebied van de invoer, de uitvoer en de doorvoer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, van de gerapporteerde weigeringen en mislukte overbrengingen, alsmede van de voorgestelde maatregelen.

Nadere informatie over de uitvoering van de richtlijn in elke lidstaat is te vinden in het werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2018) 4. In de conclusie van dit verslag wordt nader ingegaan op onderwerpen die verdere aandacht vergen.

1.1.Rechtskader 

Een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, met inbegrip van de veilige overbrenging van deze materialen binnen en buiten het grondgebied van de lidstaten, is een wettelijke verplichting. Deze verplichting is gebaseerd op het internationaal recht en het EU-recht.

Op internationaal niveau is de belangrijkste referentie op dit gebied het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (hierna “het Gezamenlijk Verdrag” genoemd) 11 . Het Gezamenlijk Verdrag legt de verdragsluitende partijen onder meer verplichtingen op in verband met de veiligheid van grensoverschrijdende verplaatsingen (in-, uit- en doorvoer) van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Op grond van artikel 27 van dat verdrag moet elke overeenkomstsluitende partij die betrokken is bij grensoverschrijdende overbrengingen, passende maatregelen nemen om zeker te stellen dat die overbrenging geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van dat verdrag en van relevante bindende internationale instrumenten. Sinds het eerste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/117/Euratom, is Malta toegetreden tot het Gezamenlijk Verdrag, waardoor nu alle 28 EU-lidstaten partij zijn bij dat verdrag 12 . Hieruit blijkt dat de lidstaten streven naar een hoog niveau van veiligheid van verbruikte splijtstof en radioactief afval – van productie tot berging.

Op het niveau van de EU is Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad inzake de basisnormen voor bescherming in 2013 herzien na het eerste verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/117/Euratom, waarbij de algemene doelstelling is gehandhaafd om de bescherming tegen de gevaren van blootstelling aan ioniserende straling, ook tijdens het vervoer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, te verbeteren. Bij de nieuwe Richtlijn 2013/59/Euratom 13 (de herziening van Richtlijn 96/29/Euratom) worden in één stuk wetgeving de bepalingen van vijf EU-richtlijnen, waaronder Richtlijn 2003/122/Euratom, wat betreft hoogactieve ingekapselde bronnen, ingetrokken en geconsolideerd 14 . De nieuwe richtlijn moet uiterlijk op 6 februari 2018 door de lidstaten zijn omgezet; in de richtlijn worden ook geharmoniseerde vrijgavecriteria en algemene niveaus voor de vrijstelling van materiaal van officiële controle vastgesteld. Met betrekking tot de in de natuur voorkomende radioactieve materialen (naturally occurring radioactive materials - NORM), is de werkingssfeer van Richtlijn 2013/59/Euratom uitgebreid tot menselijke handelingen waarbij natuurlijke stralingsbronnen aanwezig zijn, met inbegrip van de verwerking van materiaal met van nature voorkomende radionucliden. Op grond van de richtlijn moet bescherming tegen natuurlijke stralingsbronnen volledig in de algemene voorschriften worden opgenomen in plaats van afzonderlijk in een specifieke titel te worden behandeld. In het bijzonder moeten de industrietakken die materialen verwerken waarin zich natuurlijke radionucliden bevinden, binnen hetzelfde regelgevingskader als andere handelingen worden beheerd 15 . Daarvoor is vereist (artikel 23) dat de lidstaten vaststellen bij welke categorieën of soorten handelingen materiaal met van nature voorkomende radionucliden wordt gebruikt waardoor de werknemers of de bevolking worden blootgesteld in een mate die vanuit het oogpunt van de stralingsbescherming niet kan worden verwaarloosd. Een lijst van industriële sectoren die in aanraking komen met materiaal met van nature voorkomende radionucliden die in aanmerking moeten worden genomen bij het selectieproces, behalve de uraniumwinning en -verwerking, is in bijlage VI bij Richtlijn 2013/59/Euratom opgenomen. Wanneer een lidstaat afval van materiaal met van nature voorkomende radionucliden als radioactief afval aanmerkt, moet de overbrenging worden gerapporteerd op grond van artikel 20 van Richtlijn 2006/117/Euratom.

In het kader van dit alomvattende nucleaire en stralingsveiligheidskader wordt in Richtlijn 2006/117/Euratom specifiek ingegaan op wettelijke vergunningen en procedurele aspecten van grensoverschrijdende overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof uit civiele faciliteiten en activiteiten. De richtlijn is van toepassing wanneer:

·het land van oorsprong, het land van bestemming of het land dan wel de landen van doorvoer van de verbruikte splijtstof of het radioactieve afval een lidstaat van de EU is of zijn; 

·de hoeveelheden en de concentratie van de verbruikte splijtstof of het radioactieve afval voor vervoer (zending) de waarden overschrijden die zijn vastgesteld in artikel 3, lid 2, onder a) en b), van Richtlijn 96/29/Euratom 16 , vervangen door Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad.

1.2.Algemene beginselen voor toezicht en controle op overbrenging 

In overeenstemming met Richtlijn 2011/70/Euratom blijft elke lidstaat volledig verantwoordelijk voor de vaststelling van zijn eigen beleid voor het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval onder zijn jurisdictie, wat onder meer de uitvoer van verbruikte splijtstof en radioactief afval of de invoer van dergelijke materialen (bv. voor (her)verwerking) op zijn grondgebied kan omvatten.

17 In artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2006/117/Euratom is bepaald dat de lidstaten een uniform document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof moeten gebruiken. Wanneer deze materialen zijn bestemd om naar derde landen te worden verscheept, zijn de lidstaten ook verplicht de criteria voor overbrenging toe te passen als bedoeld in artikel 16, lid 2, van de richtlijn en de aanbeveling van de Commissie.

Wanneer een overbrenging niet kan worden uitgevoerd of als niet is voldaan aan de voorwaarden voor overbrenging overeenkomstig de richtlijn, zien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst erop toe dat het radioactieve afval of de verbruikte splijtstof in kwestie door de houder ervan wordt teruggenomen, tenzij een andere veilige regeling kan worden getroffen. Deze bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging voor zover nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt. In zo’n geval is de houder 18 aansprakelijk voor alle kosten wanneer de overbrenging niet kan of mag worden uitgevoerd (artikel 12 van de richtlijn).

De eventuele weigering van een vergunning voor de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval i) moet worden gerechtvaardigd aan de hand van de in de richtlijn vastgestelde criteria, ii) mag niet willekeurig zijn, en iii) moet gebaseerd zijn op relevant nationaal, internationaal of Gemeenschapsrecht. Besluiten van de lidstaten inzake uitvoer of weigering moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Gezamenlijk Verdrag en artikel 16 van de richtlijn op grond waarvan de uitvoer van radioactief afval of verbruikte splijtstof is verboden indien de bestemming zich ten zuiden van 60° zuiderbreedte bevindt, een land in Afrika, het Caribisch gebied of de Stille Oceaan is, of indien het een derde land betreft dat niet over de middelen beschikt om radioactief afval of verbruikte splijtstof veilig te beheren.

Naast de driejaarlijkse verslaglegging aan de Commissie (in de zin van artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2006/117/Euratom), moeten de lidstaten:

·de Commissie en het Raadgevend Comité elk jaar in kennis stellen van eventuele ongeoorloofde overbrengingen naar een derde land, als gevolg van niet-naleving van de eisen inzake de technische of administratieve capaciteit en de regelgevingsstructuur voor het veilige beheer van verbruikte splijtstof en/of radioactief afval (artikel 16, lid 1, van de richtlijn);

·de Commissie de contactgegevens van de bevoegde autoriteit(en) meedelen, alsmede alle nodige informatie voor snelle communicatie (artikel 18 van de richtlijn).

2. Tenuitvoerlegging van de algemene bepalingen 

2.1.Omzetting van de richtlijn

Kroatië is in de verslagperiode 2012-2014 tot de EU toegetreden (op 1 juli 2013), en heeft de richtlijn inmiddels omgezet.

De omzetting van de richtlijn wordt derhalve in alle 28 lidstaten als voltooid beschouwd.

2.2.Uniform document voor toezicht en controle op overbrenging

19 Het uniforme document (opgesteld bij een beschikking van de Commissie in 2008, zoals gewijzigd in 2011) bevat de formulieren voor:

·de aanvraag voor een vergunning voor de overbrenging van verbruikte splijtstof of radioactief afval;

·de bevestiging van ontvangst van de aanvraag – verzoek om ontbrekende informatie voor het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval;

·de weigering van of de toestemming voor de overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof door de betrokken bevoegde autoriteiten;

·de beschrijving van de zending radioactief afval en lijst van colli;

·de bevestiging van ontvangst van het radioactieve afval en de verbruikte splijtstof;

·de vergunning voor de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval.

Sommige lidstaten hadden suggesties voor de verdere verbetering van het uniform document. Er werd bijvoorbeeld gesuggereerd de toelichting te verduidelijken en een specifiek onderdeel toe te voegen aan het uniform document waarmee kan worden verwezen naar een eerdere vergunning/toestemming voor overbrenging, wanneer de aanvraag verband houdt met de repatriëring van residuen afkomstig van die vorige overbrenging. Dit zou de controle vergemakkelijken en een controlespoor opleveren tussen de uitgaande overbrengingen voor verwerking of opwerking en de overbrengingen van de daaruit voortvloeiende afvalstoffen en bijproducten. Bovendien werd nadrukkelijk gewezen op de behoefte aan meer samenhang in de informatie van punt 1 “Aanvraag voor vergunning voor de overbrenging van verbruikte splijtstof”, die geen betrekking heeft op de mate van radioactiviteit van verbruikte splijtstof en van informatie in hoofdstuk B-5 “Beschrijving van de zending van verbruikte splijtstof en lijst van colli” (waarin om deze informatie wordt gevraagd) van het uniforme document.

De Commissie zal gevolg geven aan deze voorstellen.

2.3.Bevoegde autoriteiten

20 Met ingang van juli 2017 hebben alle lidstaten geactualiseerde gegevens verstrekt over hun bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 5, punt 13, van de richtlijn, die zijn opgenomen in het werkdocument van de Commissie, SWD(2018) 4).

21 De bijgewerkte lijst van bevoegde autoriteiten in de lidstaten is beschikbaar op de website van de Commissie, in overeenstemming met het voorschrift van artikel 19 van Richtlijn 2006/117/Euratom en met de aanbeveling voor een veilig en doeltreffend systeem voor de toezending van documenten en informatie met betrekking tot de bepalingen van de richtlijn: .

3. Opmerkingen en tendensen betreffende de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval

Over de periode 2012-2014 hebben de meeste lidstaten de overbrengingen van verbruikte splijtstof en radioactief afval op hun grondgebied gemeld met een niet-bindend model met informatie over i) de tenuitvoerlegging van de richtlijn, en ii) de invoer, uitvoer en doorvoer van verbruikte splijtstof en radioactief afval.

In het algemeen geldt dat verschillen zijn geconstateerd tussen de vorm van de verslaglegging, de mate van gedetailleerdheid en de kwaliteit van de informatie van de lidstaten in hun verslagen aan de Commissie. Bijvoorbeeld:

·de gebruikte terminologie in de verslagen van lidstaten in verband met de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval was niet altijd in overeenstemming met die van de richtlijn en van Beschikking 2008/312/Euratom (bv. invoer in, uitvoer uit en doorvoer door de Gemeenschap, alsmede vergunning en toestemming);

·ook bevatte de informatie in de verslagen van de lidstaten niet altijd nadere gegevens over de overbrengingen of werd daarin niet altijd een onderscheid gemaakt tussen de overbrenging van verbruikte splijtstof en van radioactief afval;

·de verslagen van twee lidstaten, die 48 % van het totaal aan vergunningen voor overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval voor hun rekening nemen, werden tot op zekere hoogte slechts gepresenteerd in de vorm van een samenvatting, zonder voldoende informatie over de overbrengingen, zoals door het verslagleggingsmodel vereist;

·de nationale verslagen van sommige lidstaten bevatten inconsistenties met betrekking tot de vergunningen voor overbrenging.

In het kader van dit tweede verslag heeft de Commissie geen kennis genomen van terugzending naar aanleiding van niet-vergunde overbrenging van niet-aangegeven radioactief afval (artikel 4); niet-uitgevoerde overbrenging (artikel 12), of verboden uitvoer die zou vallen onder de bepalingen van artikel 16, lid 1, onder c, van de richtlijn. Er was slechts sprake van twee weigeringen van vergunningen die verband hielden met verontreinigd metaalschroot en, in één geval, onvolledige informatie voor overbrenging. Alle gevallen van weigering zijn door de betrokken lidstaten opgelost.

Nadere gegevens over de overbrengingen van de lidstaten zijn te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2018) 4. 

3.1.Totaal overbrengingen

In Richtlijn 2006/117/Euratom is het kader vastgesteld voor de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof tussen lidstaten die alleen mag plaatsvinden met de voorafgaande geïnformeerde toestemming van de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten (met inbegrip van de lidstaten van doorvoer).

Twintig lidstaten hebben laten weten dat in de periode 2012-2014 vergunde overbrengingen hebben plaatsgevonden in de zin van de richtlijn. De lidstaten hebben meegedeeld dat er 400 goedkeuringen 22 zijn afgegeven, waaronder 192 vergunningen van de lidstaat van herkomst, en 208 toestemmingen 23 voor de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Vijf 24 van de 20 rapporterende lidstaten zijn goed voor 74 % van alle 192 gerapporteerde vergunningen voor de periode 2012-2014.

Verder is 81 % (157) van alle vergunningen afgegeven voor de overbrenging van radioactief afval, 17 % (32) voor die van verbruikte splijtstof en 2 % voor die van andere materialen dan radioactief afval en verbruikte splijtstof. In de vorige verslagperiode had 74 % van de vergunningen betrekking op de overbrenging van radioactief afval en betrof de overige 26 % de overbrenging van verbruikte splijtstof.

De Commissie merkt op dat het totale aantal vergunningen is toegenomen (15 %) in vergelijking met de vorige verslagperiode (2008-2011), toen 14 lidstaten in het kader van de richtlijn 161 vergunningen afgaven.

3.2.     Invoer in, uitvoer uit en doorvoer door de Gemeenschap

In de verslagperiode 2012-2014 vond het merendeel van de overbrengingen van radioactief afval en verbruikte splijtstof plaats tussen lidstaten en slechts ongeveer 17 % van alle grensoverschrijdende overbrengingen betrof invoer in en uitvoer uit de Gemeenschap.

Met name rapporteerden elf lidstaten 25 de afgifte van 30 vergunningen voor de uitvoer van radioactieve afvalstoffen en/of bestraalde splijtstof naar derde landen – Rusland (47 %), de VS (30 %), Zwitserland en Japan (elk 10 %) en Noorwegen (3 %).

Twintig van de 30 vergunningen voor uitvoer uit de Gemeenschap (d.w.z. 67 %) hadden betrekking op de overbrenging van verbruikte splijtstof. Op één na al deze gevallen van uitvoer van verbruikte splijtstof betroffen volgens de verslagen opwerking, terwijl over één geval van uitvoer van verbruikte splijtstof werd gerapporteerd dat het onderzoeksactiviteiten betrof.

In de vorige verslagperiode (2008-2011) werden 29 vergunningen voor uitvoer verleend door negen lidstaten en hield 59 % van de vergunningen voor uitvoer uit de Gemeenschap verband met de uitvoer van verbruikte splijtstof, waaruit blijkt dat het aantal lidstaten dat verbruikte splijtstof en/of radioactief afval uitvoert, toeneemt. Hoewel er sprake is van een lichte stijging van het aantal uitvoervergunningen voor verbruikte splijtstof en radioactief afval samen, neemt de Commissie sinds 2011 een algemene daling van het aantal vergunningen voor de uitvoer van verbruikte splijtstof waar.

Vijf lidstaten rapporteerden gevallen van uitvoer van radioactief afval naar derde landen voor terugzending en behandeling, goed voor in totaal negen vergunningen voor uitvoer uit de Gemeenschap.

Voor deze periode hebben drie lidstaten (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden) invoer van radioactief afval/verbruikte splijtstof gemeld, maar werd geen doorvoer van verbruikte splijtstof en/of radioactief afval door de Gemeenschap gemeld.

3.3.    Follow-up van het eerste verslag van de Commissie

Naar aanleiding van de eerste verslaglegging door de lidstaten over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/117/Euratom, zijn twee kwesties aan het licht gekomen die bijzondere aandacht behoeven, zoals beschreven in het verslag van de Commissie COM(2013) 240 final: 

·Destijds is opgemerkt dat er geen harmonisering van de vrijgaveniveaus voor radioactief afval in de EU bestaat, hetgeen ertoe zou kunnen leiden dat materiaal dat radioactieve stoffen bevat in de ene lidstaat wordt vrijgegeven, terwijl dat in een andere lidstaat nog wel als radioactief afval wordt beschouwd.

Verwacht wordt dat met de omzetting, uiterlijk in februari 2018, van Richtlijn 2013/59/Euratom inzake basisnormen voor bescherming door de lidstaten, de algemene vrijgavecriteria en de reeks geharmoniseerde algemene vrijgavewaarden in de lidstaten nauwer op elkaar zullen aansluiten. Het is echter belangrijk op te merken dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om specifieke vrijgaveniveaus vast te stellen in overeenstemming met de in die richtlijn vastgestelde vrijgavecriteria.

·Grensoverschrijdende overbrenging van afval dat van nature voorkomende radionucliden bevat, dat niet afkomstig is van toegestane “handelingen”, zoals gedefinieerd in Richtlijn 96/29/Euratom, zijn uitgesloten van de werkingssfeer van zowel Richtlijn 2006/117/Euratom 26 als Richtlijn 2006/21/EG betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën 27 .

De werkingssfeer van Richtlijn 2013/59/Euratom is uitgebreid tot alle menselijke handelingen waarbij natuurlijke stralingsbronnen aanwezig zijn, met inbegrip van de verwerking van materiaal met van nature voorkomende radionucliden. Vanuit juridisch oogpunt valt alle regelgevend toezicht behoevend afval dat van nature voorkomende radionucliden bevat en dat als radioactief afval wordt aangemerkt 28 , onder de werkingssfeer van Richtlijn 2006/117/Euratom.

Om te zorgen voor een soepele uitvoering van zowel Richtlijn 2006/117/Euratom als Richtlijn 2013/59/Euratom, en om de bovengenoemde kwesties aan te pakken, is de Commissie in 2016 een studie begonnen 29 . Het doel van die studie is de huidige praktijken van de lidstaten betreffende de toepassing van de vrijgaveniveaus met betrekking tot overbrenging van radioactief afval dat in de natuur voorkomend radioactief materiaal bevat te evalueren, zodat een beter inzicht kan ontstaan in de praktijken, de uitdagingen, de goede voorbeelden van overbrenging van dergelijke materialen in het nieuwe wettelijke kader van de EU, alsook de behoefte aan EU-wetgeving en/of initiatieven op dit gebied, in de lidstaten.

4. Conclusies

Het huidige juridische kader van de EU, bestaande uit Richtlijn 2006/117/Euratom, de nieuwe Richtlijn 2013/59/Euratom en Richtlijn 2011/70/Euratom, voorziet in een brede juridische basis waarmee wordt gezorgd voor de bescherming van de gezondheid van werknemers en de bevolking tegen de gevaren van ioniserende straling, ook tijdens de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval.

De lidstaten hebben overbrengingen gemeld binnen hun nationale kaders voor toezicht en controle op de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval. In deze kaders is bepaald dat grensoverschrijdende overbrengingen van radioactief afval en verbruikte splijtstof alleen mogen plaatsvinden met de voorafgaande geïnformeerde toestemming van de bevoegde autoriteiten in alle betrokken lidstaten, en dat het uniform document voor invoer in, uitvoer uit en doorvoer via de Gemeenschap moet worden gebruikt.

Voor de huidige verslagperiode hebben de lidstaten geen niet-uitgevoerde overbrengingen gemeld met betrekking tot grensoverschrijdende transportbewegingen met radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstof. Er zijn twee weigeringen gemeld in verband met materiaal dat niet was aangegeven als radioactief afval, en met ontoereikende informatie, maar dit werd door de betrokken lidstaten opgelost.

De nationale verslagen van de meeste lidstaten voor deze periode zijn met vertraging ingediend en vertonen variatie in de mate van gedetailleerdheid van de informatie, alsmede in hun aanpak van de verslaglegging over de overbrenging van verbruikte splijtstof en radioactief afval.

De Commissie zal de bevindingen van dit verslag terdege in overweging nemen en zal een aanvang maken met beraadslagingen of neemt de nodige maatregelen om:

·het uniforme document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof als bedoeld in Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad te verbeteren in het licht van de feedback van de lidstaten en de aanbevelingen van het raadgevend comité;

·steun te verlenen aan de lidstaten om de verslaglegging over de overbrenging van radioactief afval en verbruikte splijtstof van de lidstaten (artikel 20 van de richtlijn) te harmoniseren, waardoor uiteindelijk ook de mate van consistentie en gedetailleerdheid van de toekomstige verslaglegging door de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité wordt verbeterd.

Bovendien zal de Commissie passende maatregelen nemen op basis van de bevindingen van de lopende studie over de evaluatie van de huidige situatie met betrekking tot het vervoer van radioactief materiaal in de lidstaten van de EU. De studie gaat onder meer over de overbrenging van afval dat in de natuur voorkomende radionucliden bevat, en over de toepassing van vrijgaveniveaus, met het doel specifieke maatregelen vast te stellen die nodig zijn om het vervoer op EU- en nationaal niveau te verbeteren en de transparantie en het vertrouwen van het publiek te vergroten.

De Commissie zal nauwlettend toezien op de uitvoering van de richtlijn en de vastgestelde maatregelen om te zorgen voor tijdige verslaglegging met het oog op de komende verslagleggingsperiode 2015-2017 (verslagen van de lidstaten moeten uiterlijk op 25 december 2017 worden ingediend), in nauwe samenwerking met de lidstaten van de EU.


(1)

     Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof, PB L 337 van 5.12.2006, blz. 21.

(2) Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, PB L 199 van 2.8.2011, blz. 48.
(3) Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de voortgang van de uitvoering van Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad en een inventaris van op het grondgebied van de Gemeenschap aanwezig radioactief afval en verbruikte splijtstof en de vooruitzichten voor de toekomst, COM(2017) 236 final van 15.5.2017.
(4) België, Bulgarije, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Nederland, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden (Italië en Litouwen hebben hun kernreactoren voor elektriciteitsopwekking gesloten).
(5) België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
(6) Kroatië is op 1 juli 2013 lid geworden van de EU.
(7) Denemarken, Litouwen en Roemenië.
(8) Met minder dan zes maanden vertraging: Bulgarije, Estland, Finland, Griekenland, Letland, Luxemburg, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden; met een vertraging van 6-12 maanden: België, Cyprus, Kroatië, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Malta, Nederland, Oostenrijk en Spanje; meer dan 1 jaar: Italië.
(9) Op grond van artikel 21 van de richtlijn werd in 2007 het Raadgevend Comité opgericht.
(10)

     Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité inzake de tenuitvoerlegging door de lidstaten van Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof, COM(2013) 240 final van 25.4.2013, en SWD(2013) 150 final.

(11) Het Gezamenlijk Verdrag is op 18 juni 2001 in werking getreden. Het is van toepassing op het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval afkomstig van niet-militaire kernreactoren en toepassingen en op het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval in het kader van militaire of defensieprogramma’s, indien dergelijke materialen permanent binnen de werkingssfeer van uitsluitend civiele programma’s worden gebracht en in het kader hiervan worden beheerd, of wanneer zij door de verdragsluitende partij zijn aangemerkt als verbruikte splijtstof of radioactief afval met het oog op de toepassing van dat verdrag. Het Gezamenlijk Verdrag is ook van toepassing op geplande en gecontroleerde lozing in het milieu van vloeibare of gasvormige radioactieve materialen vanuit gereguleerde nucleaire installaties.
(12) Sinds 26 september 2016 zijn er 73 partijen bij het Gezamenlijk Verdrag (http://www.iaea.org/Publications/Documents/Conventions/jointconv_status.pdf).
(13) Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom, PB L 13 van 17.1.2014, blz. 1.
(14)

     Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen, PB L 346 van 31.12.2003, blz. 57.

(15) De definitie van een “praktijk” is overeenkomstig artikel 4, punt 65, als volgt: “een menselijke handeling die de blootstelling van personen aan van een stralingsbron afkomstige straling kan doen toenemen en die wordt beheerd als een geplande blootstellingssituatie”.
(16)

     Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren, PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

(17)

     Aanbeveling van de Commissie van 4 december 2008 betreffende criteria voor de uitvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof naar derde landen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 7570) (2008/956/Euratom).

(18)

     “Houder": iedere natuurlijke of rechtspersoon die vóór de overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof krachtens het toepasselijke nationale recht verantwoordelijk is voor dergelijk materiaal en de uitvoering van deze overbrenging naar een ontvanger plant.

(19)

     Beschikking van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van het in Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad bedoelde uniforme document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof (kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 793 definitief), (2008/312/Euratom), PB L 107 van 17.4.2008, blz. 32.

(20) In artikel 5, punt 13, van Richtlijn 2006/117/Euratom worden de 'bevoegde autoriteiten' gedefinieerd als “alle autoriteiten die krachtens de respectieve wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van het land van herkomst, doorvoer of bestemming gemachtigd zijn uitvoering te geven aan het toezichts- en controlesysteem voor overbrengingen van radioactief afval of verbruikte splijtstof”.
(21)

     Aanbeveling van de Commissie van 7 juli 2009 voor een veilig en doelmatig systeem voor het doorsturen van documenten en informatie met betrekking tot het bepaalde in Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad, PB L 177 van 8.7.2009, blz. 5.

(22) Hoewel de richtlijn geen definitie geeft van het begrip “goedkeuring” en duidelijk alleen spreekt van “vergunning” door de lidstaat van herkomst en van “toestemming” en “weigering” door de lidstaten van doorvoer en bestemming, maken de nationale verslagen van de lidstaten niet altijd een onderscheid tussen vergunningen en toestemmingen. Om die reden wordt in dit verslag van de Commissie het woord “goedkeuring” gebruikt om zowel “vergunningen” als “toestemmingen” te dekken.
(23)

     Overeenkomstig artikel 9 stellen de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten uiterlijk twee maanden na de datum van de ontvangstbevestiging de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis van hetzij hun toestemming, hetzij van de voorwaarden die zij noodzakelijk achten om toestemming te verlenen, hetzij van hun weigering om toestemming te verlenen.

(24) België, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
(25) Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
(26) Zie artikel 1, lid 5, van Richtlijn 2006/117/Euratom.
(27)

     Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG, PB L 102 van 11.4.2006, blz. 15.

(28)

     “Radioactief afval” wordt als volgt gedefinieerd: radioactieve stoffen in gasvormige, vloeibare of vaste vorm, waarvoor geen verder gebruik is voorzien door het land van herkomst of van bestemming of door een natuurlijke of rechtspersoon wiens beslissing door deze landen wordt aanvaard, en die door een regelgevende instantie als radioactief afval worden gecontroleerd overeenkomstig het wet- en regelgevingskader van de landen van herkomst en bestemming (artikel 5, punt 1, van Richtlijn 2006/117/Euratom).

(29) Evaluatie van de huidige situatie met betrekking tot het vervoer van radioactief materiaal in de lidstaten van de EU.