Artikelen bij COM(2016)667 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake bijzondere voorwaarden voor de visserij op diepzeebestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 21.10.2016

COM(2016) 667 final

2012/0179(COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met betrekking tot de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de visserij op diepzeebestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, tot vaststelling van bepalingen voor de visserij in de internationale wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2347/2002


2012/0179 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

over het

standpunt van de Raad met betrekking tot de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de visserij op diepzeebestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, tot vaststelling van bepalingen voor de visserij in de internationale wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2347/2002

1. Achtergrond

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad
(document COM(2012) 371 final – 2012/0179 COD):
19 juli 2012
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité:13 februari 2013
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing:10 december 2013
Indiening van het gewijzigd voorstel:24 oktober 2016
Vaststelling van het standpunt van de Raad:18 oktober 2016

2. Doel van het voorstel van de Commissie

De diepzeevisserij in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan wordt ten dele gedomineerd door de traditionele kustvloten (Portugal) en grote nomadische trawlers (Frankrijk en Spanje). Samen zijn zij goed voor ongeveer 1 % van de aanlandingen uit het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. De economie van een aantal vissersgemeenschappen hangt tot op zekere hoogte af van de diepzeevisserij. De visserij vindt plaats in de wateren van de Unie en in internationale wateren die onder overeenkomsten in het kader van de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) vallen.

Diepzeebestanden zijn bestanden die worden bevist in wateren buiten de voornaamste visgronden op het continentaal plat. Zij komen voor op de continentale hellingen of in de nabijheid van onderzeese bergen. Pas sinds 2003 geldt voor de diepzeevisserij een gedetailleerd beheer van de vangstmogelijkheden (totaal toegestane vangst, maximaal toelaatbare visserijinspanning). Daarvóór ontwikkelde de visserij zich grotendeels ongereguleerd en vertoonde zij deels typische symptomen van het probleem van de 'race naar vis', die tot uitputting van de bestanden leidde.

Bij Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad 1 werden bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en voorschriften voor de visserij daarop vastgesteld. Mettertijd bleken deze maatregelen evenwel niet streng genoeg en volstonden ze niet langer om een duurzaam beheer van de bestanden te waarborgen. Daarnaast werd met deze maatregelen niet ingespeeld op de kwestie van het voorkomen van significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen.

In 2007 en 2010 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Resoluties 61/105 en 64/72 goedgekeurd, waarin de staten en de regionale organisaties voor visserijbeheer ertoe werden opgeroepen te garanderen dat kwetsbare mariene diepzee-ecosystemen worden beschermd tegen de effecten van bodemvistuig en dat de diepzeevisbestanden duurzaam worden geëxploiteerd.

De maatregelen van de NEAFC op het gebied van diepzeevisserij die zijn goedgekeurd en omgezet in recht van de Unie, omvatten het verbod op het gebruik van kieuwnetten, de sluiting van gebieden om bentische habitats te beschermen die de voornaamste bronnen van biodiversiteit zijn (kwetsbare mariene ecosystemen), het binden aan een maximum van de totale jaarlijks gebruikte visserijinspanning en het inventariseren van de bestaande visserijactiviteit met het doel aan nieuwe visserijtakken de voorwaarde van een voorafgaande milieueffectbeoordeling te verbinden.

De algemene doelstelling van het voorstel is zo veel mogelijk te zorgen voor duurzame exploitatie van diepzeebestanden, de milieueffecten van deze visserij te verminderen en de informatiebasis voor wetenschappelijke beoordeling te verbeteren. Zolang de gegevens en de methode niet het vereiste niveau hebben bereikt op grond waarvan het beheer op basis van de maximale duurzame opbrengst mogelijk wordt, moet de visserij worden beheerd volgens de voorzorgsbenadering.

Om de vernietigende effecten op het mariene ecosysteem te beperken, was in het voorstel bepaald dat het gebruik van bodemtrawls in deze tak van visserij moest worden uitgefaseerd, aangezien dat vistuig zeer schadelijk is voor kwetsbare mariene ecosystemen en grote hoeveelheden ongewenste bijvangst van diepzeesoorten met zich meebrengt. Het bij wijze van overgangsmaatregel ingestelde verbod op het gebruik van geankerde kieuwnetten op diepten van meer dan 600 m en op diepten tussen 200-600 m moet vergezeld gaan van een verbod op het gericht vissen op diepzeesoorten.

Aangezien het voorstel gericht was op de uitfasering van bodemvistuig, bevatte het geen specifieke maatregelen ter voorkoming van significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen (KME's) of tot sluiting van gebieden waar dergelijke ecosystemen aanwezig zijn.

In het voorstel werd ook overwogen van de gelegenheid gebruik te maken om het beheerssysteem voor deze bestanden, waarvoor momenteel twee instrumenten worden gebruikt – namelijk vangstbeperkingen en capaciteits-/inspanningsbeperking –, te vereenvoudigen.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat het rechtskader is veranderd sinds de indiening van het voorstel van de Commissie: het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is hervormd en de nieuwe basisverordening 2 is op 1 januari 2014 in werking getreden.

3. Opmerkingen over het standpunt van de Raad

3.1.    Algemene opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt van de Raad weerspiegelt het politieke akkoord dat het Europees Parlement en de Raad op 30 juni 2016 hebben bereikt. De Commissie steunt dit akkoord.

3.2.    Amendementen van het Europees Parlement in eerste lezing

Tijdens de onderhandelingen heeft het EP zijn standpunt herzien naar aanleiding van wijzigingen in het rechtskader en de vaststelling van het nieuwe GVB. Daarom werd het standpunt dat het EP op 10 december 2013 in eerste lezing had ingenomen, als minder relevant voor de onderhandelingen beschouwd.

3.3.    Door de Raad ingevoerde bepalingen en desbetreffend standpunt van de Commissie

Het Europees Parlement en de Raad stonden ongunstig tegenover de voorgestelde uitfasering van bodemvistuig bij de gerichte visserij op diepzeesoorten. Ze bereikten evenwel overeenstemming over maatregelen ter vervanging van de uitfasering en over andere maatregelen om KME's te beschermen. Derhalve werd de tekst in ruime mate aangepast zodat de volgende maatregelen in de politieke overeenkomst zouden worden opgenomen:

• Er worden twee soorten vismachtigingen ingevoerd: machtigingen voor gerichte visserij voor vaartuigen die bij om het even welke visreis meer dan 8 % diepzeesoorten en ten minste 10 ton in het betrokken kalenderjaar aanlanden; en machtigingen voor bijvangst voor vaartuigen die diepzeesoorten als bijvangst vangen. Voor vaartuigen met diepzeesoorten als bijvangst geldt een flexibiliteit van 15 % boven 10 ton;

• Er wordt een bovengrens voor de visserijcapaciteit vastgesteld op basis van de capaciteit van vaartuigen die in de periode 2009-2011 meer dan 10 ton diepzeesoorten hebben aangeland;

• De gerichte diepzeevisserij wordt beperkt tot het gebied waar in de periode 2009-2011 (d.w.z. vóór het voorstel van de Commissie werd ingediend) gericht op diepzeesoorten werd gevist (het 'voetafdrukgebied');

• Experimentele visserij buiten het voetafdrukgebied wordt aan een effectbeoordeling onderworpen. De Commissie zal de voorwaarden voor dergelijke visserij vaststellen door middel van uitvoeringshandelingen. De duur van de experimentele visserij zal worden beperkt tot maximaal één jaar, met mogelijkheid tot eenmalige verlenging;

• Vaartuigen zullen verplicht zijn contact met kwetsbare mariene ecosystemen op een diepte van meer dan 400 m te rapporteren en zich te verplaatsen naar een ander gebied dat minstens vijf zeemijl is verwijderd van het gebied waar het contact plaatsvond;

• Diepzeevisserij met bodemtrawls op een diepte van meer dan 800 m onder het wateroppervlak wordt verboden;

• Op basis van de effectbeoordeling en de gerapporteerde contacten zullen gebieden met KME's worden gesloten voor diepzeevisserij met bodemvistuig. Daartoe zal de Commissie op basis van wetenschappelijk advies uitvoeringshandelingen vaststellen;

• Er zullen strengere controlebepalingen worden vastgesteld, zoals beperking op overlading, realtime verslaglegging over de benutting van de quota, betere follow-up van onjuist gerapporteerde vangsten, specifieke controle- en inspectieprogramma's, een hogere vermenigvuldigingsfactor voor overbevissing, de mogelijkheid voor de Commissie om noodmaatregelen vast te stellen enz.;

• Hoeveelheden diepzeesoorten van meer dan 100 kg zullen in aangewezen havens moeten worden aangeland en geplande aanlandingen zullen minstens vier uur vooraf (en voor schepen van maximaal 12 m minstens één uur vooraf) moeten worden meegedeeld;

• Vismachtigingen zullen voor minstens twee maanden worden ingetrokken in geval van niet-naleving van de voorwaarden in de machtiging betreffende het gebruik van soorten vistuig, toegestane visgebieden of vangstbeperkingen of wanneer geen waarnemer aan boord is genomen;

• Er worden specifiekere bepalingen inzake gegevensverzameling vastgesteld en minstens 20 % van de vaartuigen die gericht op diepzeesoorten vissen met bodemtrawls en geankerde kieuwnetten en 10 % van de overige vaartuigen zullen door waarnemers moeten worden bestreken. Die percentages kunnen op basis van wetenschappelijk advies via de medebeslissingsprocedure worden aangepast;

• De bovengenoemde maatregelen hebben betrekking op de EU-wateren en op bepaalde CECAF-gebieden waar EU-vaartuigen vissen. In NEAFC-gebied blijven de huidige bepalingen inzake visdocumenten, aangewezen havens en gegevensverzameling van toepassing. De verhoging van de dekking door waarnemers tot 20 % zal eveneens gelden voor het NEAFC-gebied;

• Het effect van de maatregelen zal vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening worden geëvalueerd om te bepalen in welke mate de doelstellingen zijn verwezenlijkt.

De compromistekst wijkt aanzienlijk af van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van 2012, maar is in overeenstemming met de nieuwe regels die zijn vastgesteld in de nieuwe basisverordening, voorziet in voldoende maatregelen ter vervanging van de uitfasering van bodemvistuig, garandeert voorwaarden ter voorkoming van significante negatieve effecten op kwetsbare mariene ecosystemen en bevat betere voorwaarden ter verbetering van de gegevensverzameling. De Commissie kan alle wijzigingen aanvaarden.

4. Conclusie

De juridische diensten en juristen-vertalers van het Europees Parlement en de Raad hebben de opdracht gekregen alle ter zake relevante aanpassingen in de tekst aan te brengen. Het resulterende document weerspiegelt dus het politieke akkoord dat de medewetgevers op 30 juni 2016 hebben bereikt.

(1) Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6).
(2) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).