Artikelen bij COM(2013)644 - Nota van wijzigingen Nr. 1 betreft de begroting 2014, sectie III- Commissie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52013DC0644

NOTA VAN WIJZIGINGEN Nr. 1 BIJ HET ONTWERP VAN DE ALGEMENE BEGROTING 2014 STAAT VAN UITGAVEN PER AFDELING Afdeling III – Commissie /* COM/2013/0644 final - 2013/ () */


NOTA VAN WIJZIGINGEN Nr. 1 BIJ HET ONTWERP VAN DE ALGEMENE BEGROTING 2014

STAAT VAN UITGAVEN PER AFDELING Afdeling III – Commissie

Gezien:

– het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

– Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, en met name artikel 39,

– het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2014, dat op 28 juni 2013 door de Commissie is ingediend,

dient de Europese Commissie, om de in de toelichting vermelde redenen, bij de begrotingsautoriteit nota van wijzigingen nr. 1 bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie 2014 in.

Inhoudsopgave

1      Inleiding.. 5

2      Vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor horizon 2020, Erasmus, Cosme en YEI 5

2.1       Resultaat van de MFK-onderhandelingen.. 5

2.2       Impact op rubriek 1a ¾ Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid.. 6

2.2.1       Vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor Horizon 2020, COSME en Erasmus. 6

2.2.2       Uitgestelde terbeschikkingstelling van het financieringsinstrument CEF-energie en ITER.. 6

2.2.3       Herziening van het profiel van programma's van rubriek 1a. 7

2.3       Gevolgen voor rubriek 1b - Economische, sociale en territoriale samenhang. 7

2.3.1       Aanvankelijke vervroegde en uitgestelde terbeschikkingstelling van middelen. 7

2.3.2       Uitgestelde terbeschikkingstelling van middelen in andere gevallen. 8

2.3.3       Gevolgen in detail 8

3      Aanvullende bijstand voor Cyprus.. 8

3.1       Reden voor het verzoek.. 8

3.2       Financiering door de inzet van het flexibiliteitsinstrument.. 10

4      Nieuwe generatie gezamenlijke technologie-initiatieven.. 10

4.1       Wetsvoorstellen.. 10

4.2       Gevolgen voor menselijke en financiële hulpbronnen.. 11

5      Opname van specifieke begrotingsonderdelen voor technische bijstand ten behoeve van het cohesiebeleid.. 12

5.1       Wetsvoorstellen.. 12

5.2       Impact op de begrotingsnomenclatuur. 12

6      Conclusie. 13

7      Overzichtstabel per rubriek van het financieel kader.. 14

STAAT VAN UITGAVEN PER AFDELING

De wijzigingen in de staat van ontvangsten en uitgaven per afdeling zijn beschikbaar via EUR-Lex: (http://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-nl.htm). Ter informatie is een Engelse versie van de wijzigingen in deze staat per afdeling als budgettaire bijlage bijgevoegd.

1            Inleiding

De nota van wijzigingen nr. 1 (NvW nr. 1) bij de ontwerpbegroting 2014 (OB 2014) heeft betrekking op:

¾ De vervroegde terbeschikkingstelling van vastleggingskredieten voor het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2010), onderwijs, opleiding, jongeren en sport (Erasmus), concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), naast de vervroegde terbeschikkingstelling van kredieten voor het Werkgelegenheidsinitiatief voor jongeren (YEI), die al waren opgenomen in de ontwerpbegroting 2014 als gevolg van de politieke overeenstemming die eind juni 2013 werd bereikt over het meerjarig financieel kader (MFK) 2014-2020.

¾ De aanvullende bijstand voor Cyprus in het kader van de structuurfondsen waarvoor een bedrag van 100 miljoen EUR is voorgesteld dat gefinancierd moet worden uit de marge van rubriek 1b (21,6 miljoen EUR) en de beschikbaarstelling van het flexibiliteitsinstrument (78,4 miljoen EUR).

¾ De gevolgen van de voorgestelde nieuwe generatie van gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) voor de menselijke en financiële hulpbronnen.

¾ De opname van nieuwe begrotingsonderdelen met een vermelding pro memorie (p.m.) zodat een deel van de nationale middelen voor technische bijstand van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI) op verzoek van lidstaten met tijdelijke begrotingsproblemen door de Commissie kan worden beheerd.

De netto begrotingsimpact van deze wijzigingen is een stijging van de vastleggingskredieten van 100 miljoen EUR ten opzichte van de ontwerpbegroting 2014. De nota van wijzigingen houdt geen wijzigingen in van betalingskredieten.

2            Vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor horizon 2020, Erasmus, Cosme en YEI

2.1         Resultaat van de MFK-onderhandelingen

Overeenkomstig de politieke overeenstemming die binnen het Europees Parlement werd bereikt over het 2014-2020 MFK, kan maximaal 2 543 miljoen EUR (in prijzen van 2011) in 2014 en 2015 vervroegd ter beschikking worden gesteld als onderdeel van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor specifieke beleidsdoelstellingen met betrekking tot jeugdwerkloosheid, onderzoek en Erasmus, met name voor leercontracten en kmo's. De overeenkomst bepaalt dat de vervroegd ter beschikking gestelde bedragen (die als volgt moeten worden gebruikt: 2143 miljoen EUR voor jeugdwerkgelegenheid, 200 miljoen EUR voor Horizon, 150 miljoen EUR voor Erasmus en 50 miljoen EUR voor COSME) volledig worden verrekend met de kredieten binnen en/of tussen rubrieken zodat de totale jaarlijkse maxima voor de periode 2014-2020 per rubriek of subrubriek ongewijzigd blijven.

Deze nota van wijzigingen nr. 1 bij de ontwerpbegroting voor 2014 houdt rekening met de politieke overeenstemming die over het nieuwe MFK werd bereikt door de financiële toewijzingen van de overeenkomstige programma's onder rubriek 1a (Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid) en rubriek 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang) dienovereenkomstig aan te passen. Voor de vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) die al was opgenomen in de OB voor 2014 worden geen wijzigingen voorgesteld. Vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor programma's van subrubriek 1a heeft echter gevolgen voor de middelen die vervroegd ter beschikking worden gesteld voor programma's van subrubriek 1b, zoals hieronder nader wordt omschreven.

2.2         Impact op rubriek 1a ¾ Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

2.2.1      Vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor Horizon 2020, COSME en Erasmus

De Commissie stelt voor 400 miljoen EUR (in prijzen van 2011) in 2014 en 2015 vervroegd ter beschikking te stellen in subrubriek 1a, als volgt opgesplitst: 200 miljoen EUR voor Horizon 2020, 150 miljoen EUR voor Erasmus en 50 miljoen EUR voor COSME. Het totale bedrag voor deze drie programma's voor de periode 2014-2020 blijft ongewijzigd. De middelen worden als volgt gesplitst per programma:

· Horizon 2020: in prijzen van 2011 gaat het om een vervroegde terbeschikkingstelling van 200 miljoen EUR in 2014 (212,2 miljoen EUR in huidige prijzen), gelijk verdeeld over de volgende twee begrotingsposten: "15 03 01 01 ¾ Marie Skłodowska-Curie acties — Nieuwe vaardigheden en innovatie genereren", en "08 02 01 01 ¾ Stimuleren van grensverleggend onderzoek in de Europese Onderzoeksraad (ERC)".

· COSME: De beschikbare middelen zullen in 2014 worden verhoogd met 30 miljoen EUR en in 2015 met 20 miljoen EUR (prijzen van 2011) (achtereenvolgens 31,7 miljoen EUR en 21,6 miljoen EUR in huidige prijzen). De Commissie stelt voor het grootste deel van de vervroegde terbeschikkingstelling (85%) te concentreren op financiële middelen voor kmo's "02 02 02 — Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) meer toegang geven tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld", en het resterende deel voor begrotingsartikel "02 02 01 — Ondernemerschap bevorderen en het concurrentievermogen en de toegang tot markten van ondernemingen in de Unie verbeteren".

· Erasmus: Voor dit programma wordt 130 miljoen EUR vervroegd ter beschikking gesteld voor 2014 en 20 miljoen EUR voor 2015. In huidige prijzen komt dit neer op achtereenvolgens 137,5 miljoen EUR en 21,6 miljoen EUR. De aanvullende bedragen zijn bestemd voor de versterking van het onderdeel 'leercontracten' "(15 02 01 ¾ Stimuleren van excellentie en samenwerken op het gebied van het Europese onderwijs, de opleiding en de jeugd, de relevantie daarvan voor de arbeidsmarkt en de deelname van jongeren in het Europese democratische leven)".

2.2.2      Uitgestelde terbeschikkingstelling van het financieringsinstrument CEF-energie en ITER

Tegelijk met de vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor Horizon 2020, COSME en Erasmus zoals hierboven beschreven worden kredieten die gepland zijn voor het onderdeel energie van de Connecting Europe Facility (CEF Energie) en de International Thermonuclear Experimental Reactor (ITER) uitgesteld, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de specifieke vooruitzichten voor de uitvoering van deze programma's in deze periode.

· ITER: de terbeschikkingstelling van een bedrag van 200 miljoen EUR (prijzen van 2011) zal worden uitgesteld van 2014 tot 2015 om rekening te houden met de herziene planning van de aankoop. Door nauw samen te werken met de contractanten kon de gemeenschappelijke onderneming voor fusie-energie ITER (F4E) resultaten boeken tegen lagere kosten dan gepland of konden producten worden geleverd van betere kwaliteit voor dezelfde prijs als producten met lagere specificaties. Dit betekende wel dat oorspronkelijke plannen en tekeningen moesten worden herzien hetgeen meer tijd in beslag nam dan aanvankelijk gepland.

· CEF-Energie: De totale kredieten voor het CEF-energieprogramma zullen in 2014 worden verlaagd met 160 miljoen EUR en in 2015 met 240 miljoen EUR (in prijzen van 2011) ter compensatie van de vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor programma's in rubriek 1a. Het totale bedrag voor het programma blijft over de looptijd van zeven jaar ongewijzigd. Het tijdschema van CEF-energie in de indicatieve financiële programmering 2015-2020 wordt dienovereenkomstig aangepast, rekening houdend met de verwachte vraag naar financiering voor infrastructuurprojecten. Dit zorgt met name voor een meer lineaire stijging van de financiële steun in verband met de geleidelijke afwikkeling van het CEF-programma, waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de tweejaarlijkse cyclus voor de hernieuwing van de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang.

Met deze aanpassing van de verdeling over de vier operationele begrotingsonderdelen wil men de ontwerpbegroting en de indicatieve financiële programmering meer afstemmen op de meest recente resultaten van de onderhandelingen over het CEF-wetsbesluit, dat wil zeggen de invoering van een maximum van ten hoogste 10% voor de financiële middelen die beschikbaar zijn voor financiële instrumenten.

2.2.3      Herziening van het profiel van programma's van rubriek 1a

De wijzigingen in de OB voor 2014 en de hiermee samenhangende wijzigingen in de indicatieve financiële programmering van de programma's in rubriek 1a, die voortvloeien uit de reeds beschreven vervroegde en uitgestelde terbeschikkingstelling van middelen (miljoen EUR, in prijzen van 2011) zijn:

Programma || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

ITER || - 200,0 || + 200,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0

Horizon 2020 || + 200,0 || 0,0 || - 25,0 || - 25,0 || - 50,0 || - 50,0 || - 50,0 || 0,0

Erasmus || + 130,0 || + 20,0 || - 63,8 || - 67,5 || - 12,5 || - 6,2 || 0,0 || 0,0

COSME: || + 30,0 || + 20,0 || - 6,2 || - 12,5 || - 12,5 || - 18,8 || 0,0 || 0,0

CEF-Energie: || - 160,0 || - 240,0 || + 95,0 || + 105,0 || + 75,0 || + 75,0 || + 50,0 || 0,0

Onderstaande tabel laat de bedragen in lopende prijzen zien voor 2014:

Programma || 2014

ITER || -212,2

Horizon 2020 || +212,2

Erasmus || +137,5

COSME: || +31,7

CEF-Energie: || -169,2

Totaal || 0,0

2.3         Gevolgen voor rubriek 1b - Economische, sociale en territoriale samenhang

2.3.1      Aanvankelijke vervroegde en uitgestelde terbeschikkingstelling van middelen

In haar ontwerpbegroting voor 2014 heeft de Commissie voorgesteld 1 271,4 miljoen EUR (in prijzen van 2011) vervroegd ter beschikking te stellen voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) om de strijd tegen jeugdwerkloosheid te versterken. In de ontwerpbegroting werd deze vervroegde terbeschikkingstelling gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging van de bijdrage van het Cohesiefonds aan de Connecting Europe Facility (CEF – transport: minus 471,2 miljoen EUR in 2014); Europese Territoriale Samenwerking (ETS: minus 640,2 miljoen EUR in 2014); en het maximum van rubriek 1a (minus 160 miljoen EUR in 2014). Bij deze vervroegde terbeschikkingstelling van middelen bleef het totale bedrag voor deze periode voor alle rubrieken en programma's in kwestie ongewijzigd maar werden de jaarlijkse maxima aangepast.

De uiteindelijke politieke overeenkomst over het MFK betekent dat vervroegde terbeschikkingstelling van middelen voor een aantal programma's wordt aanvaard zonder dat de jaarlijkse maxima worden gewijzigd. In deze nota van wijzigingen wordt derhalve voorgesteld de uitgaven van rubriek 1b in de OB voor 2014 met 160 miljoen EUR (in prijzen van 2011) te verlagen om deze aan te passen aan het voor 2014 overeengekomen maximum.

2.3.2      Uitgestelde terbeschikkingstelling van middelen in andere gevallen

Om onder het aanvankelijke maximum van rubriek 1b te blijven stelt de Commissie voor de terbeschikkingstelling van nog eens 160 miljoen EUR (in prijzen van 2011) van de middelen voor Europese Territoriale Samenwerking uit te stellen. Het herziene profiel voor ETS zou gezien de vertragingen bij het wetgevingsproces ook meer zijn afgestemd op het geplande tijdstip van goedkeuring van de programma's: uit ervaringen met eerdere programmeringsperioden is gebleken dat deze programma's meestal als laatste werden goedgekeurd omdat het hier gaat om relatief complexe en grensoverschrijdende programma's.

Onderstaande tabel laat het nieuwe uitgavenprofiel zien (miljoen EUR in prijzen van 2011) in rubriek 1b over de periode. De enige verandering ten opzichte van de ontwerpbegroting heeft betrekking op de ETS; alle overige uitgaven blijven ongewijzigd.

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

Aanvankelijk YEI || 428,6 || 428,6 || 428,6 || 428,6 || 428,6 || 428,6 || 428,6 || 3 000,0

vervroegde terbeschikkingstelling || +1 271,4 || + 871,4 || - 428,6 || - 428,6 || - 428,6 || - 428,6 || - 428,6 || 0,0

Herzien YEI || 1 700 ||  1 300 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 3 000,0

Aanvankelijk CEF-CF || 1 397,5 || 1 401,8 || 1 403,8 || 1 414,8 || 1 440,9 || 1 451,3 || 1 489,9 || 10 000,0

uitgestelde terbeschikkingstelling || - 471,2 || - 277,5 || + 748,7 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0 || 0,0

Herzien CEF-CF || 926,3 || 1 124,3 || 2 152,5 || 1 414,8 || 1 440,9 || 1 451,3 || 1 489,9 || 10 000,0

Aanvankelijke ETS || 1 278,3 || 1 278,3 || 1 278,3 || 1 278,3 || 1 278,3 || 1 278,3 || 1 278,3 || 8 948,3

uitgestelde terbeschikkingstelling || - 800,2 || - 593,9 || -320,1 || + 428,6 || + 428,6 || + 428,6 || + 428,6 || 0,0

Herzien ETS || 478,1 || 684,4 || 958,2 || 1 706,9 || 1 706,9 || 1 706,9 || 1 706,9 || 8 948,3

2.3.3      Gevolgen in detail

Vergeleken met de ontwerpbegroting voor 2014 betekent het aangepaste profiel een verlaging van de voorgestelde vastleggingskredieten voor begrotingsartikel "13 03 64 ¾ Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds (EFRO) ¾ Europese Territoriale Samenwerking" van 169,2 miljoen EUR (in huidige prijzen). Wijziging van de betalingskredieten is niet nodig omdat de Commissie voor de prefinanciering van de ETS al was uitgegaan van lagere kredieten vergeleken met andere programma's in het kader van de structuurfondsen.

3            Aanvullende bijstand voor Cyprus

3.1         Reden voor het verzoek

Tijdens de bijeenkomst van 27‑28 juni 2013 heeft de Europese Raad vastgesteld dat aanvullende bijstand moet worden verleend aan Cyprus. Hoewel in de toewijzingen van de structuurfondsen al rekening was gehouden met de bijzondere impact van de economische crisis op het welvaartsniveau van een aantal lidstaten binnen de eurozone, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van februari 2013, was destijds nog geen programma voor macro-economische bijstand aan Cyprus afgesproken. Gezien deze nieuwe ontwikkeling heeft de Europese Raad van juni het Europese Parlement en de Raad verzocht na te gaan welke mogelijkheden het MFK biedt, met inbegrip van het Flexibiliteitsinstrument, om een oplossing aan te reiken voor de bijzonder netelige positie van Cyprus.

De Commissie stelt voor om Cyprus in 2014 en 2015 gespreid over twee gelijke tranches extra middelen te verlenen uit hoofde van de structuurfondsen waarmee een totaal bedrag is gemoeid van 200 miljoen EUR in huidige prijzen. Dit extra bedrag zou bovenop de aanvankelijke toewijzing komen voor Cyprus uit hoofde van de structuurfondsprogramma's die worden gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESO), op dezelfde wijze als alle andere extra middelen die afgelopen februari aan de lidstaten werden toegewezen.

Als gevolg van de economische crisis en de negatieve gevolgen hiervan voor de financiële sector heeft de Cyprische economie te kampen met een ernstig gebrek aan liquiditeit. Het is echter cruciaal om bij tal van projecten die nu worden voorbereid niet het momentum te verliezen. Deze projecten zijn er hoofdzakelijk op gericht energie-efficiëntie te bevorderen en hernieuwbare energiebronnen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) te steunen die momenteel geen toegang hebben tot reguliere financiering van de banksector. Met behulp van aanvullende financiële bijstand van de EU uit hoofde van de EFRO-fondsen kunnen deze projecten nu wel worden gefinancierd en uitgevoerd. Deze aanvullende EFRO-middelen zullen derhalve bijdragen aan de heractivering van de economie en het scheppen van nieuwe banen of de instandhouding van banen die anders verloren zouden gaan.

De voortdurende daling van de arbeidsparticipatie en de toenemende werkloosheid onder jongeren in het bijzonder, worden verscherpt door de fiscale, financiële en economische crisis. Dit vergt meer steun om de inzetbaarheidkansen voor werklozen, met name jonge werklozen te verbeteren en nieuwe banen te creëren voor deze groep. Met extra EFS- middelen kunnen maatregelen in het kader van het initiatief 'Europese Jeugdgarantie' worden gefinancierd, maar ook meer in het algemeen de werkingssfeer en de doelmatigheid van actieve arbeidsmarktmaatregelen worden versterkt. Bovendien komt aanvullende ESF-financiering de tenuitvoerlegging ten goede van hervormingen in de Cyprische overheidsadministratie, het stelsel voor de gezondheidszorg en sociale bijstand, waartoe het land zich heeft verbonden in het in april 2013 ondertekende Memorandum van overeenstemming/programma voor economische aanpassing.

De feitelijke verdeling van deze aanvullende kredieten tussen het ESF (30,7 miljoen voor begrotingsartikel 04 02 62) en het EFRO (69,3 miljoen voor begrotingsartikel 13 03 62) in 2014 zal afhangen van de uiteindelijke door de Cyprische autoriteiten gevraagde verdeling in de programma's, op dezelfde wijze als voor alle programma's in het kader van de structuurfondsen binnen de bij de verordening vastgestelde grenzen. De Commissie heeft dan ook een soortgelijke aanpak gevolgd als bij haar ontwerpbegroting, ervan uitgaande dat het ESF-aandeel wordt vastgesteld op het minimumniveau zoals vastgesteld in de laatste onderhandelingsfase over de verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) onverminderd de uiteindelijke overeenkomst. Voor Cyprus zou dit neerkomen op een minimumaandeel van het ESF van 30,7%. Na definitieve overeenstemming over de programma's, zal de Commissie indien nodig overdrachten uitvoeren om de verdeling aan te passen.

3.2         Financiering door de inzet van het flexibiliteitsinstrument

Om Cyprus extra hulp te verlenen, wil de Commissie bovenop de ontwerpbegroting voor 2014 de vastleggingskredieten verhogen met 100 miljoen EUR (in huidige prijzen). Omdat hiermee de marge van het uitgavenplafond van rubriek1b wordt overschreden, stelt zij tegelijkhertijd voor een bedrag van in totaal 78,4 miljoen EUR in rubriek 1b beschikbaar te stellen uit hoofde van het flexibiliteitsinstrument voor 2014, nadat eerst de resterende marge die beschikbaar was (21,6 miljoen EUR) onder het maximum is gebruikt. Omdat in 2014 geen terugbetalingen zijn voorzien is een opwaartse herziening van de betalingskredieten niet nodig.

4            Nieuwe generatie gezamenlijke technologie-initiatieven

4.1         Wetsvoorstellen

Meer onderzoek en innovatie zijn van cruciaal belang om duurzame economische groei en banen te creëren en om het internationale concurrentievermogen van Europa te versterken. Een belangrijk onderdeel van het EU-programma voor onderzoek en innovatie, Horizon 2020 is het voorstel de krachten te bundelen met zowel de privésector als de lidstaten om resultaten te kunnen boeken die een land of bedrijf alleen waarschijnlijk minder makkelijk zouden kunnen verwezenlijken. Hiertoe heeft de Commissie in juli 2013 een reeks wetsvoorstellen goedgekeurd om publiek-private partnerschappen op te richten en in het kader van Horizon 2020 publiek-private partnerschappen met lidstaten.

Voortbouwend op de ervaringen die zijn opgedaan met de gezamenlijke technologie-initiatieven tijdens het lopende zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7) en de vastberaden inzet van de partners uit de industrie kunnen gezamenlijke technologie-initiatieven in het kader van Horizon 2010 profiteren van een rechtskader dat meer is afgestemd op een grote betrokkenheid van de industrie en van belangrijke vereenvoudigingen door volledig gebruik te maken van de nieuwe bepalingen van het Financieel Reglement, dat specifieke bepalingen omvat inzake publiek-private partnerschappen, bijv. expliciete erkenning van gezamenlijke technologie-initiatieven als publiek-private partnerschapsorganen die hun eigen 'beperkte' versie van het Financieel Reglement kunnen vaststellen afgestemd op hun specifieke behoeften.

Met in het achterhoofd deze algemene doelstelling om gestructureerde partnerschappen op te richten tussen overheids- en privésector om gezamenlijk ambitieuze plannen op het gebied van onderzoek en innovatie te ontwikkelen, te financieren en uit te voeren, heeft de Commissie voorgesteld aan het begin van Horizon 2020 vijf gezamenlijke technologie-initiatieven vast te stellen, elk met duidelijk omschreven doelstellingen om op de volgende gebieden een doorbraak te maken:

· het Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI): verbetering van de gezondheid en het welzijn van Europese burgers door nieuwe en meer doeltreffende diagnoses en behandelingen te bieden zoals nieuwe antimicrobiële behandelingen;

· Biogebaseerde industrieën (BBI): ontwikkeling van nieuwe en competitieve biogebaseerde waardeketens die de noodzaak van fossiele brandstoffen vervangen en een belangrijke impact hebben op plattelandsontwikkeling;

· Brandstofcellen en Waterstof (FCH2): ontwikkeling van commercieel levensvatbare, schone oplossingen die gebruik maken van waterstof als energiedrager en van brandstofcellen als energieomzetters;

· Clean Sky (Clean Sky 2): drastische vermindering van de milieugevolgen van volgende generatie vliegtuigen drastisch;

· Elektronische componenten en systemen voor Europees leiderschap (ECSEL): handhaving van de plaats van Europa in de voorhoede van elektronische componenten en systemen te handhaven en snellere benutting van resultaten.

Vier van deze voorstellen vertegenwoordigen de volgende fase voor GTI's die zijn opgericht in het kader van het KP7 (met inbegrip van het GTI elektronische componenten en systemen (ECSEL) waarin de bestaande GTI's ARTEMIS en ENIAC worden samengevoegd). De GTI Biogebaseerde Industrieën (BBI) is een nieuw initiatief. Voorgesteld wordt de GTI's te laten lopen tot 2024. De voorstellen hebben gevolgen voor de vastleggingskredieten tot 2020.

Naast de GTI's heeft de Commissie voorgesteld de gemeenschappelijke onderneming SESAR (Single European Sky Air Traffic Management Research) te verlengen in het kader van Horizon 2020. De gemeenschappelijke onderneming SESAR coördineert het SESAR project, de technische pijler van het initiatief 'Gemeenschappelijk Europees luchtruim' voor de modernisering van het luchtverkeersbeheer. Omdat de SESAR-activiteiten specifiek op beleid waren gericht, werd dit project niet opgezet als een GTI. De voorgestelde verlenging zal ervoor zorgen dat de coördinatie van onderzoek en innovatie op het gebied van luchtverkeersbeheer onder Horizon 2020 wordt voortgezet in volle overeenstemming met de beleidsdoelstellingen van Single European Sky (SES). Het is de bedoeling dat SESAR, net als GTI's, tot 2024 blijft lopen, terwijl het voorstel alleen gevolgen heeft voor de vastleggingskredieten tot 2020.

4.2         Gevolgen voor menselijke en financiële hulpbronnen

Voorgesteld wordt de operationele en ondersteunende uitgaven voor elk van de GTI's en SESAR in 2014 (zowel vastleggings- als betalingskredieten) te financieren door herschikking van de voornaamste operationele begrotingsonderdelen van de desbetreffende Horizon 2020‑programma's, die dezelfde beleidsdoelstellingen nastreven. Met de herschikking van vastleggings- en betalingskredieten binnen Horizon 2020 die vijf GTI's en SESAR mogelijk moet maken zijn in totaal 609,2 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 76,9 miljoen EUR aan betalingskredieten gemoeid.

De hierboven vermelde financiële kredieten voor de GTI's en SESAR bestaan hoofdzakelijk uit beleidskredieten om beleidsdoelstellingen te verwezenlijken en dragen bij aan de exploitatiekosten die samen met de industrie en andere partners in de gemeenschappelijke onderneming op 50/50-basis worden gefinancierd. De totale beleidsuitaven die door de GTI's en SESAR moeten worden beheerd zullen in de nieuwe MFK-periode aanzienlijk worden verhoogd. Met het oog op deze belangrijke verhoging wordt voorgesteld het totaal aantal werknemers van de vijf GTI's en SESAR tezamen in 2014 uit te breiden met 37 voltijdequivalenten (VTE) ten opzichte van het totale aantal personeelsleden dat was opgenomen in de ontwerpbegroting voor 2014, waarin rekening was gehouden met de geleidelijke afbouw van de huidige generatie GTI's. Deze netto personeelstoename houdt voornamelijk verband met aanwervingen voor de volledig nieuwe GTI biogebaseerde industrieën(+ 16 VTE in 2014), die deels worden gecompenseerd door een vermindering van het aantal personeelsleden als gevolg van de voorgestelde samenvoeging van ARTEMIS en ENIAC tot ECSEL (- 3 VTE in 2014).

De voorgestelde personeelstoename van 37 VTE kan als volgt worden opgesplitst: + 26 tijdelijke functionarissen (25 AD en 1 AST) en + 11 arbeidscontractanten. Voor de berekening van de desbetreffende bezoldiging van de extra personeelsleden is uitgegaan van een termijn van acht maanden, om rekening te houden met de geraamde tijd die voor de aanwerving moet worden uitgetrokken. Voor de berekening van de bezoldiging van personeelsleden voor BBI is uitzonderlijk uitgegaan van een termijn van zes maanden omdat het hier gaat om een volledig nieuw orgaan.

De administratieve uitgaven die verband houden met extra personeelsleden in de GTI's met het oog op het beheer van een deel van de exploitatiekredieten in het kader van Horizon 2020 zullen volledig gecompenseerd worden door een dienovereenkomstige verlaging van de kredieten voor administratieve ondersteuning in het kader van Horizon 2020 in de Commissie, zodat de totale administratieve uitgaven voor Horizon 2020 ongewijzigd blijven. De totale EU-bijdrage voor de exploitatiekosten van elk van de GTI's die 3,5 miljoen EUR bedraagt, komt van de bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven voor administratieve ondersteuning in het kader van Horizon 2020‑programma's.

Details van de voor de GTI's geplande menselijke en financiële hulpbronnen, met inbegrip van de voorgestelde herschikking zijn te vinden in de begrotingsbijlage

5            Opname van specifieke begrotingsonderdelen voor technische bijstand ten behoeve van het cohesiebeleid

5.1         Wetsvoorstellen

Overeenkomstig de voorgestelde bepalingen van artikel 51, lid 1, onder k), van de ontwerp-verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen met betrekking tot de Europese Structuurfondsen en de Europese structuur- en investeringsfondsen, kan technische bijstand op initiatief van de Commissie maatregelen bestrijken die structurele en administratieve hervormingen moeten identificeren en naar prioriteit moeten ordenen in antwoord op economische en sociale uitdagingen in de lidstaten die te maken hebben met tijdelijke begrotingsproblemen zoals gedefinieerd in artikel 22, lid 1 van deze ontwerp-verordening.

Op verzoek van een betrokken lidstaat en in overleg met de Commissie kunnen deze maatregelen worden versterkt door een deel van de nationale technische bijstand over te dragen naar de technische bijstand op initiatief van de Commissie. Het is hierbij de bedoeling dat de Commissie al dan niet direct het beheer op zich neemt van de uitvoering van bovenvermelde maatregelen met betrekking tot de lidstaat in kwestie.

In het kader van de interinstitutionele onderhandelingen over de ontwerpverordening houdende gemeenschappelijke bepalingen, presenteerde de Commissie in de wetgevingstrialoog van 10 september 2013 suggesties om een lidstaat de mogelijkheid te bieden een dergelijk verzoek in te dienen op grond van een nieuwe bepaling die moet worden toegevoegd aan de ontwerp-verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (artikel 22 bis). Het desbetreffende bedrag zou weliswaar worden beheerd als operationele technische bijstand op initiatief van de Commissie maar blijft onder de plafonds vallen van de toewijzing voor nationale technische bijstand en niet onder de maxima die zijn vastgesteld voor technische bijstand op initiatief van de Commissie.

5.2         Impact op de begrotingsnomenclatuur

Overeenkomstig de suggesties die worden overwogen op het vlak van de wetgeving, wordt voorgesteld om naast de bestaande begrotingsonderdelen binnen hetzelfde artikel specifieke begrotingsonderdelen te creëren voor de technisch bijstand op initiatief van de Commissie.

Omdat het aanvullende element deel uitmaakt van de bepalingen die voor alle vijf ESI-fondsen gemeenschappelijk zijn, wordt voorgesteld vijf begrotingsonderdelen te creëren met de vermelding 'p.m' vergezeld van bijbehorende begrotingsopmerkingen. Eventuele investeringsbehoeften kunnen op verzoek van de lidstaten in kwestie alleen in een later stadium worden onderzocht. Dit zou geen verdere vastleggingen of betalingen voor de EU-begroting met zich brengen.

De Commissie stelt derhalve voor de volgende vijf begrotingsposten te creëren (de desbetreffende gevolgen voor de bestaande nomenclatuur zijn cursief vermeld):

¾ || Post 04 02 63 02 ¾ Europees Sociaal Fonds (ESF) ¾ Operationele technische bijstand op verzoek van een lidstaat beheerd door de Commissie (artikel 04 02 63 wordt post 04 02 63 01 in het kader van artikel 04 02 63)

¾ || Post 05 04 60 03 ¾ Operationele technische bijstand op verzoek van een lidstaat beheerd door de Commissie (in het kader van artikel 05 04 60 ¾ Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling)

¾ || Post 11 06 63 02 — het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) — Operationele technische bijstand op verzoek van een lidstaat beheerd door de Commissie (artikel 11 06 63 wordt post 11 06 63 01 in het kader van artikel 11 06 63)

¾ || Post 13 03 65 02 — Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) — Operationele technische bijstand op verzoek van een lidstaat beheerd door de Commissie (artikel 13 03 65 wordt post 13 03 65 01 in het kader van artikel 13 03 65)

¾ || Post 13 04 61 02 — Cohesiefonds (CF) — Operationele technische bijstand op verzoek van een lidstaat beheerd door de Commissie (artikel13 04 61 wordt post 13 04 61 01 in het kader van artikel 13 04 61)

6            Conclusie

Met deze nota van wijzigingen wordt de ontwerpbegroting voor 2014 aangepast aan de resultaten van de MFK-onderhandelingen. Bovendien wordt rekening gehouden met de voorstellen van de Commissie voor de nieuwe generatie gezamenlijke technologie-initiatieven en de specifieke technische bijstand voor het cohesiefonds. Op basis van deze nota van wijzigingen moet de goedkeuring van de ontwerpbegroting 2014 dan ook soepel kunnen verlopen en is het nu wachten op de voorstellen van de Commissie in verband met het delegeren van uitgavenprogramma's naar uitvoerende agentschappen en de periodieke aanpassing van de landbouwmarkten en de visserij in het najaar die de Commissie tijdig vóór de aanvang van het overleg zal indienen.

7            Overzichtstabel per rubriek van het financieel kader

Rubriek || 2014 Ontwerpbegroting (OB) || Nota van wijzigingen (AL) nr. 1 || 2014 OB + AL 1

VK || BK || VK || BK || VK || BK

1. || Slimme inclusieve groei || 63 824 732 827 || 62 788 667 818 || 100 000 000 || || 63 924 732 827 || 62 788 667 818

maximum || 63 973 000 000 || || || || 63 973 000 000 ||

marge || 148 267 173 || || || || 126 647 173 ||

1a || Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid || 16 264 152 827 || 11 694 938 804 || 169 200 000 || || 16 433 352 827 || 11 694 938 804

maximum (1) || 16 390 000 000 || || || || 16 560 000 000 ||

marge || 125 847 173 || || || || 126 647 173 ||

1b || Economische, sociale en territoriale samenhang || 47 560 580 000 || 51 093 729 014 || -69 200 000 || || 47 491 380 000 || 51 093 729 014

maximum (1) || 47 583 000 000 || || || || 47 413 000 000 ||

marge || 22 420 000 || || || || 21 620 000 ||

Flexibiliteitsinstrument || || || || || 78 380 000 ||

marge || 22 420 000 || || || || 0 ||

2. || Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen || 59 247 714 684 || 56 532 492 046 || || || 59 247 714 684 || 56 532 492 046

maximum || 59 303 000 000 || || || || 59 303 000 000 ||

marge || 55 285 316 || || || || 55 285 316 ||

waarvan het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) — marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen || 43 778 100 000 || 43 776 956 403 || || || 43 778 100 000 || 43 776 956 403

submaximum || 44 130 000 000 || || || || 44 130 000 000 ||

Netto overdracht tussen ELGF en het ELFPO || 351 900 000 || || || || 351 900 000 ||

marge || 0 || || || || 0 ||

3. || Veiligheid en burgerschap || 2 139 460 732 || 1 668 006 729 || || || 2 139 460 732 || 1 668 006 729

maximum || 2 179 000 000 || || || || 2 179 000 000 ||

marge || 39 539 268 || || || || 39 539 268 ||

4. || Europa in de wereld || 8 175 802 134 || 6 251 299 380 || || || 8 175 802 134 || 6 251 299 380

maximum || 8 335 000 000 || || || || 8 335 000 000 ||

marge || 159 197 866 || || || || 159 197 866 ||

5. || Administratie || 8 595 115 307 || 8 596 738 107 || || || 8 595 115 307 || 8 596 738 107

maximum || 8 721 000 000 || || || || 8 721 000 000 ||

marge || 125 884 693 || || || || 125 884 693 ||

waarvan administratieve uitgaven van de instellingen || 6 936 293 672 || 6 937 916 472 || || || 6 936 293 672 || 6 937 916 472

submaximum || 7 056 000 000 || || || || 7 056 000 000 ||

marge || 119 706 328 || || || || 119 706 328 ||

6. || Compensaties || 28 600 000 || 28 600 000 || || || 28 600 000 || 28 600 000

maximum || 29 000 000 || || || || 29 000 000 ||

marge || 400 000 || || || || 400 000 ||

Totaal || 142 011 425 684 || 135 865 804 080 || 1000 000 000 || || 142 111 425 684 || 135 865 804 080

maximum || 142 540 000 000 || 135 866 000 000 || || || 142 540 000 000 || 135 866 000 000

Flexibiliteitsinstrument || || || || || 78 380 000 ||

marge || 528 574 316 || 195 920 || || || 506 954 316 || 195 920

|| Buiten het meerjarig financieel kader (MFK) || 456 181 000 || 200 000 000 || || || 456 181 000 || 200 000 000

TOTAAL-GENERAAL || 142 467 606 684 || 136 065 804 080 || 100 000 000 || || 142 567 606 684 || 136 065 804 080

(1) De in de kolom voor de ontwerpbegroting vermelde maxima weerspiegelen de stand van zaken bij de MFK-onderhandelingen bij de goedkeuring van de ontwerpbegroting, terwijl de maxima in de kolom voor de nota van wijzigingen rekening houden met de politieke overeenkomst die uiteindelijk eind juni 2013 werd bereikt.

               PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

               COM(2013) 450.

              De bedragen zijn afgerond tot op één decimaal en zijn onverminderd artikel 9 van het ontwerp van de MFK-verordening.

              Inclusief de bijdrage van 0,35% voor technische bijstand aan het initiatief van de Commissie die in mindering moet worden gebracht op het bedrag dat voor dit artikel moet worden uitgetrokken.

              Inclusief de bijdrage van 0,35% voor technische bijstand aan het initiatief van de Commissie die in mindering moet worden gebracht op het bedrag dat voor dit artikel moet worden uitgetrokken.

              Punt 18 van de Conclusies van de Europese Raad van juni 2013.

              COM(2013) 495, COM(2013) 496, COM(2013) 501, COM(2013) 505 en COM(2013) 506, 10.7.2013.

              COM(2013) 503 van 10.7.2013.