Artikelen bij COM(2009)96 - Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2007

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Reikwijdte van het verslag 3

2 Samenvatting 3

3. De in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring 2007 gedane algemene vaststellingen en die op het gebied van het gedeeld beheer 5

4. Follow-up van fouten in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring 2007 7

5. Door de lidstaten ondernomen acties om de tekortkomingen op het gebied van het cohesiebeleid en landbouw/natuurlijke hulpbronnen te verhelpen 8

6. Lidstaten helpen het beheer van door de EU gefinancierde projecten te verbeteren 11

7. Conclusie 13

1. REIKWIJDTE VAN HET VERSLAG

De Europese Rekenkamer (de “Rekenkamer”), het externe auditorgaan van de Europese Unie, neemt in het jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring op over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Het hoofddoel van de betrouwbaarheidsverklaring bestaat erin vast te stellen of de ontvangsten en uitgaven van de EU correct zijn geboekt en of deze overeenkomstig alle contractuele en wettelijke verplichtingen zijn geïnd dan wel uitgegeven.

Zodra de Rekenkamer haar jaarverslag heeft toegezonden, doet de Commissie de betrokken lidstaten onmiddellijk de passages van het verslag toekomen betreffende het beheer van de middelen waarvoor zij op grond van de toepasselijke regelgeving een bevoegdheid uitoefenen, en de lidstaten zenden binnen zestig dagen hun antwoorden aan de Commissie. Op 11 november 2008 heeft de Commissie deze bevindingen doorgezonden en de lidstaten verzocht een driedelige vragenlijst in te vullen. De lidstaten hadden vóór de goedkeuring van het verslag van de Rekenkamer de op hun land betrekking hebbende bevindingen al ontvangen en met de Rekenkamer en de Commissie besproken. De samenvatting van de antwoorden van de lidstaten wordt, vergezeld van het werkdocument van de diensten van de Commissie, voor 28 februari 2009 in een verslag van de Commissie aan de Europese Rekenkamer, de Raad en het Europees Parlement neergelegd.

2 SAMENVATTING

Het jaarverslag van de Europese Rekenkamer over 2007 is om twee redenen belangrijk. Vooreerst heeft de Rekenkamer de structuur van het verslag veranderd, zodat deze nu nauw bij het nieuwe financiële kader aansluit. Ten tweede is dit de laatste betrouwbaarheidsverklaring in het kader van het mandaat van de huidige Commissie en het huidig Parlement.

De resultaten van de inspanningen van de Commissie om het controlekader verder te verbeteren, komen tot uiting in de bevindingen van de Rekenkamer. Voor het eerst heeft de Rekenkamer een verklaring zonder beperking (het “groen licht”) afgeleverd over de betrouwbaarheid van de rekeningen. De Rekenkamer heeft ook verklaringen zonder beperking gegeven over de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen in het kader van de ontvangsten, vastleggingen en betalingen voor economische en financiële zaken, en administratieve uitgaven. De Rekenkamer stelde vast dat op deze terreinen de toezicht- en controlesystemen in hun geheel doeltreffend functioneren. De uitgaven in gedeeld beheer daarentegen, worden overheerst door de afkeurende verklaringen van de Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen. Bovendien zouden de toezicht- en controlesystemen op deze terreinen slechts deels doeltreffend zijn. De Rekenkamer concludeerde dat de onderliggende verrichtingen van de uitgaven voor het beleidsterrein landbouw en natuurlijke hulpbronnen in zijn geheel gekenmerkt werden door een materieel foutenniveau, maar voor het ELGF, goed voor 85% van de landbouwuitgaven, ligt het foutenpercentage net onder de materialiteitsdrempel. Het cohesiebeleid werd door de Rekenkamer aangewezen als het beleidsterrein dat het meest door fouten werd gekenmerkt: 11% van het totaalbedrag had niet vergoed mogen worden. De grootste gebreken werden vastgesteld bij de dagelijkse controles door de beheers- en betalingsautoriteiten en bij de werkzaamheden van auditorganen. Het moet worden opgemerkt dat de overgrote meerderheid van de door de Europese Rekenkamer gecontroleerde verrichtingen betrekking hebben op de programmeringsperiode 2000-2006.

De Commissie bezorgde daags na het verschijnen van het jaarverslag in november 2008 elke lidstaat de details van de fouten die uit de in elk land uitgevoerde audits van de Europese Rekenkamer naar voren kwamen. De meeste lidstaten zonden hun antwoorden binnen een aanvaardbare termijn en voldoende gedetailleerd aan de Commissie toe.

De Rekenkamer merkt fouten aan als “kwantificeerbaar” of “niet-kwantificeerbaar”. De lidstaten zijn in geval van gedeeld beheer verantwoordelijk voor meer dan 90% van het totaal aantal kwantificeerbare fouten. In hun antwoorden betreffende de genomen acties in het kader van de bevindingen inzake kwantificeerbare fouten, gaven 15 van de 17 betrokken lidstaten informatie over de genomen acties en het waarschijnlijke resultaat ervan. De Commissie zal deze acties opvolgen in het kader van de follow-up van de door de Rekenkamer vastgestelde fouten.

De lidstaten werd ook verzocht zes specifieke vragen over landbouw en cohesiebeleid te beantwoorden. De Rekenkamer sprak wat landbouw betreft haar bezorgdheid uit over de betrouwbaarheid van de krachtens de bedrijfstoeslagregeling (BTR) gedane betalingen. Bijna alle lidstaten hebben deze vraag beantwoord en hebben aangegeven dat er een aantal verbeteringen waren aangebracht. De vragen over het cohesiebeleid betroffen de omvang van het personeelsbestand en de opleidingsvoorzieningen voor het personeel van de beheers- en betalingsautoriteiten. Verschillende lidstaten antwoordden dat er in de laatste 12 maanden nieuwe personeelsleden waren aangeworven bij de beheers- en betalingsautoriteiten. Meer dan 70% van de lidstaten antwoordde dat het personeel van de beheers- en betalingsautoriteiten in de laatste 12 maanden opleiding had gekregen in financieel beheer en controle.

De lidstaten werd ook verzocht twee algemene vragen te beantwoorden. De eerste vraag betrof de tripartiete besprekingen over de individuele foutenbevindingen die in mei/juni 2008 tussen de Commissie, bepaalde lidstaten en de Europese Rekenkamer hebben plaatsgevonden. Zes lidstaten antwoordden dat zij aan deze tripartiete besprekingen hadden deelgenomen en toonden zich tevreden over dit initiatief.

Met de tweede vraag werd nagegaan hoe de Commissie haar toezichthoudende rol in geval van gedeeld beheer zou kunnen verbeteren. De voornaamste verbeteringen die werden genoemd, betroffen vereenvoudiging van de regelgeving, verbeteringen op het vlak van controle, en advies omtrent openbare aanbestedingen.

3. DE IN HET KADER VAN DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING 2007 GEDANE ALGEMENE VASTSTELLINGEN EN DIE OP HET GEBIED VAN HET GEDEELD BEHEER

De resultaten van de inspanningen van de Commissie om het controlekader verder te verbeteren, komen tot uiting in de bevindingen van de Rekenkamer. Alhoewel sommige lidstaten deze tendens hebben vastgesteld, benadrukten andere dat de Commissie voor het veertiende jaar op rij geen positieve betrouwbaarheidsverklaring heeft gekregen. Daarom werd voorgesteld de huidige benadering van de betrouwbaarheidsverklaring te herzien; de aanbeveling van de Rekenkamer om een aanvaardbaar foutenrisico te bepalen, waarbij naar een evenwicht tussen de kosten en baten van controles wordt gestreefd, werd positief onthaald.

De verklaring van de Rekenkamer over de onderliggende verrichtingen leek sterk op die van 2006. Hoewel de geschatte foutenpercentages op twee beleidsterreinen die voordien onder intern beleid en externe acties vielen, zijn gedaald, heeft dit het globale beeld niet gewijzigd. De Rekenkamer leverde desondanks een verklaring zonder beperking (het “groen licht”) af over de betrouwbaarheid van de rekeningen. De Rekenkamer heeft verder verklaringen zonder beperking gegeven over de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen op bepaalde terreinen, met name de ontvangsten, vastleggingen en betalingen voor economische en financiële zaken, en administratieve en andere uitgaven. De toezicht- en controlesystemen op die terreinen functioneren in hun geheel doeltreffend en de geselecteerde verrichtingen zijn vrij van materiële fouten verklaard.

Het globale beeld in geval van gedeeld beheer wordt overheerst door de afkeurende verklaringen van de Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat deze terreinen in meerdere of mindere mate nog steeds worden gekenmerkt door een materieel foutenniveau.

Tabel 1.1 hieronder vat de bevindingen per hoofdstuk van de betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen samen.

Tabel 1.1 – Samenvatting van de bevindingen van de betrouwbaarheidsverklaring 2007 over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, zoals geïnterpreteerd door de Commissie |

Geschat foutenpercentage |

Ontvangsten | Lager dan 2% |

Landbouw en natuurlijke hulpbronnen – ELGF* | Lager dan 2 % |

Landbouw en natuurlijke hulpbronnen – niet ELGF* | Hoger dan 5% |

Cohesie | Hoger dan 5 % |

Onderzoek, energie en vervoer | Tussen 2 en 5% |

Externe acties | Tussen 2 en 5% |

Onderwijs en burgerschap | Tussen 2 en 5% |

Economische en financiële zaken | Lager dan 2 % |

Administratie | Lager dan 2 % |

EOF | Tussen 2 en 5% |

*Dit is een opsplitsing van hoofdstuk 5 van het jaarverslag van de Rekenkamer.

De foutenpercentages die de Rekenkamer hoger heeft geschat, situeren zich op de terreinen cohesie en plattelandsontwikkeling. De Rekenkamer stelde vast dat de onderliggende verrichtingen van de uitgaven voor het beleidsterrein landbouw en natuurlijke hulpbronnen als geheel, de grootste uitgavenpost, een materieel foutenpercentage vertoonden. De Rekenkamer stelde tevens vast dat de toezicht- en controlesystemen slechts deels doeltreffend waren. Terwijl de uitgaven in het kader van het ELGF, goed voor ongeveer 85% van alle landbouwuitgaven, gekenmerkt werden door een foutenpercentage van net iets minder dan 2%, nam plattelandsontwikkeling een groot deel van het globale foutenpercentage voor zijn rekening. Bovendien stelde de Rekenkamer zoals in 2006 vast dat het geïntegreerde beheers- en controlesysteem (GBCS) het risico van onregelmatige uitgaven doeltreffend beperkt, mits het correct wordt toegepast en er nauwkeurige en betrouwbare gegevens in het systeem worden ingevoerd. De Rekenkamer beval derhalve aan verbeteringen aan te brengen bij de vaststelling, de registratie en het beheer van de rechten.

Het cohesiebeleid werd door de Rekenkamer aangewezen als het meest door fouten gekenmerkte terrein. De Rekenkamer schatte dat ten minste 11% van het totale bedrag dat aan projecten van het cohesiebeleid werd uitgekeerd, niet uitgekeerd had mogen worden. De Rekenkamer beoordeelde in 2007 de toezicht- en controlesystemen (van de Commissie en de lidstaten) in het kader van het cohesiebeleid voor het eerst slechts als deels doeltreffend. De door de Europese Rekenkamer gecontroleerde verrichtingen in het kader van het cohesiebeleid betroffen stuk voor stuk de programmeringsperiode 2000-2006. In 2007 legde de Rekenkamer nogmaals de vinger op de belangrijkste gebreken van de controles op het eerste niveau en deze binnen auditorganen. Deze kunnen als volgt worden samengevat:

Beheersautoriteiten – oefenden onvoldoende dagelijkse controles uit op de realiteit van de uitgaven, stelden niet vast welke uitgavendeclaraties niet onderbouwd waren met geschikte bewijsstukken, en identificeerden geen gebreken in de aanbestedingsprocedures;

Betalingsautoriteiten – constateerden niet wanneer de beheersautoriteiten geen adequate dagelijkse verificaties hadden verricht;

Auditorganen – voerden geen toereikende verificaties uit om zekerheid te verkrijgen over het doeltreffend functioneren van de controlesystemen.

De Rekenkamer wees erop dat ingewikkelde of onduidelijke rechtsvoorschriften een aanzienlijke invloed hebben op de wettigheid en regelmatigheid van verrichtingen op het gebied van plattelandsontwikkeling en cohesie.

Uitgaven op het gebied van onderwijs en burgerschap vallen deels onder gedeeld beheer. De Rekenkamer concludeerde dat de onderliggende betalingen op deze beleidsterreinen een materieel foutenpercentage vertoonden. De toezicht- en controlesystemen werden ook slechts deels doeltreffend bevonden.

4. FOLLOW-UP VAN FOUTEN IN HET KADER VAN DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING 2007

De Commissie bezorgde bij haar brief elke lidstaat de details van de fouten die uit de in elke lidstaat uitgevoerde audits van de Europese Rekenkamer naar voren kwamen. De lidstaat werd dan verzocht gedetailleerde informatie te verstrekken over de acties die werden ondernomen om de fouten recht te zetten, tezamen met het bijhorende tijdsschema, een beschrijving van de inhoud en het verwachte resultaat. De meeste lidstaten hebben de gevraagde informatie binnen een redelijke termijn bezorgd. Bovendien was de kwaliteit van de antwoorden in het algemeen goed en bezorgden bepaalde landen zeer gedetailleerde informatie over de acties die naar aanleiding van auditbevindingen werden ondernomen. De Commissie zal de genomen acties opvolgen in het kader van haar gebruikelijke follow-up-activiteiten naar aanleiding van verslagen van de Rekenkamer.

Kwalificatie en aanpak van fouten

Volgens de Europese Rekenkamer kunnen fouten betrekking hebben op een “betalingsvoorwaarde” of op een “ander nakomingsaspect”. De Rekenkamer merkt fouten thans aan als “kwantificeerbaar” of “niet-kwantificeerbaar”. Enkel kwantificeerbare fouten worden in rekening gebracht bij het bepalen van de financiële impact van fouten op het hele bereik van de audit en het globale bekend te maken foutenpercentage.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor ruim 90% van het totaal aantal kwantificeerbare fouten in geval van gedeeld beheer (100% wat het cohesiebeleid betreft). Alle lidstaten bezorgden minstens een gedeeltelijk antwoord met betrekking tot alle kwantificeerbare fouten met een foutenpercentage van 100%. Voor elk van de gevallen gaven ze aan of de fout was aanvaard of afgewezen en welke acties waren ondernomen. Een aantal lidstaten (Tsjechië, Duitsland, Ierland, Spanje, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk) hebben de meeste door de Rekenkamer aangeduide fouten aanvaard. In hun antwoorden betreffende de genomen acties in het kader van de bevindingen inzake kwantificeerbare fouten, verstrekten 15 van de 17 betrokken lidstaten informatie over de genomen acties en het waarschijnlijke resultaat ervan. Sommige lidstaten benadrukten het feit dat terugvorderingen hetzij waren ingeleid, hetzij reeds hadden plaatsgevonden, met vermelding van de teruggevorderde bedragen. In het geval van één lidstaat, Griekenland, werd de Gemeenschapsbijdrage voor elke aanvaarde fout volledig geannuleerd.

5. DOOR DE LIDSTATEN ONDERNOMEN ACTIES OM DE TEKORTKOMINGEN OP HET GEBIED VAN HET COHESIEBELEID EN LANDBOUW/NATUURLIJKE HULPBRONNEN TE VERHELPEN

De naar de lidstaten gezonden vragenlijst bevatte in het hoofdstuk landbouw en natuurlijke hulpbronnen een vraag over verbeteringen aan de BTR. De Rekenkamer had in haar verslag van 2007 haar bezorgdheid geuit over de betrouwbaarheid van krachtens de BTR gedane betalingen. Volgens de Rekenkamer waren de meest dringend aan te pakken zaken de vaststelling van de rechten, informatie over percelen en de verduidelijking en vereenvoudiging van de aan de maatregelen ten grondslag liggende regels, met name het gebruik van de nationale reserve. Bijna alle lidstaten hebben deze vraag beantwoord en zij gaven aan dat er een aantal verbeteringen waren aangebracht. Verschillende nieuwe lidstaten antwoordden dat ze de BTR momenteel niet toepasten. Die welke een dergelijk systeem wel gebruikten, gaven te kennen dat het kort tevoren was gecontroleerd en goedgekeurd door de bevoegde nationale autoriteit. Er was rekening gehouden met alle door de Rekenkamer vermelde punten. Een aantal van de lidstaten die het systeem reeds toepasten, vermeldden dat voortdurend verbeteringen werden aangebracht, met name op het vlak van de orthofotografie en de vaststelling van de rechten. In verschillende gevallen werden de databanken bovendien geactualiseerd en geherstructureerd.

De vier vragen in verband met het cohesiebeleid betroffen de omvang van het personeelsbestand en de opleidingsvoorzieningen voor het personeel van de beheers- en betalingsautoriteiten. De meeste lidstaten beantwoordden de vraag naar het aantal nieuwe personeelsleden dat gedurende de laatste 12 maanden bij de beheers- en betalingsautoriteiten was aangeworven. Nieuwe personeelsleden werden aangeworven in het kader van herstructurering, en in bepaalde gevallen voor de afsluiting van de programmeringsperiode 2000-2006 en de uitvoering van de programma's van de nieuwe periode 2007-2013. Vooral het personeelsbestand van de nieuwe lidstaten steeg globaal genomen sterk, in het geval van Bulgarije met 88%.

Meer dan 70% van de lidstaten antwoordde dat het personeel van de beheers- en betalingsautoriteiten in de laatste 12 maanden inderdaad opleiding had gekregen in financieel beheer en controle. De meeste landen verstrekten statistische gegevens over de opleiding van het personeel en verschillende landen benadrukten dat permanente opleidingen in financieel beheer en controle en in programma- en contractbeheer, in de vorm van seminars, informatiesessies en conferenties standaardonderdelen waren van hun opleidingsprogramma’s. Introductiecursussen (die in één geval tot drie dagen duren) en starterspakketten maakten integraal deel uit van de opleidingspakketten van de meeste lidstaten. Bovendien waren in 80% van de lidstaten starterspakketten beschikbaar voor nieuwe personeelsleden. Deze pakketten bevatten verschillende basisdocumenten zoals controlelijsten, richtsnoeren en procedurehandleidingen. Verschillende lidstaten verklaarden dat beheers- en betalingsautoriteiten websites hadden en dat het gebruik van een intranet voor de verspreiding van informatie een standaardpraktijk was. In een aantal gevallen was geen documentatie over openbare aanbestedingen voorhanden en Litouwen stelde dat er meer ondersteuning van de Commissie nodig was op dit gebied. Moeilijkheden met openbare aanbestedingen en de hieruit voortvloeiende problemen met aanbestedingsprocedures leiden tot een van de meest voorkomende door de Europese Rekenkamer vastgestelde fouten.

Vraag 6 betrof de vaststelling van de Rekenkamer over de auditorganen. Met deze vraag werd beoogd te achterhalen waarom de auditorganen er niet in slagen voldoende controles uit te voeren. Bijna alle lidstaten hebben de term “auditorgaan” geïnterpreteerd als de nationale, de hoogste auditinstantie, en verklaarden dat deze instelling onafhankelijk was en dat de door deze instelling verrichte werkzaamheden van zeer hoge kwaliteit waren. De Rekenkamer doelde echter op de andere auditentiteiten die auditactiviteiten uitoefenen in het kader van projectbeheer en controle zoals aangegeven in punt 6.29 van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer. De antwoorden van de lidstaten zijn derhalve niet bruikbaar.

Vraag 7, ten slotte, betrof de algemene daling van de in elk land vastgestelde fouten in het laatste jaar. De meeste lidstaten konden deze vergelijking niet maken omdat de Europese Rekenkamer niet in twee opeenvolgende jaren in hetzelfde land audits heeft uitgevoerd. Vier landen, namelijk Hongarije, het VK (Schotland), Polen en Spanje, verklaarden echter dat er in vergelijking met vorige auditjaren globaal minder fouten waren opgetreden.

In tabel 1.2 hieronder wordt het totaal aantal antwoorden op de vragenlijst samengevat, met nadere gegevens over uitbreidingen van het personeelsbestand, personeelsopleidingen en in de lidstaten beschikbare starterspakketten.

Tabel 1.2

Vraag | Totaal aantal verstrekte antwoorden | Totaal aantal ontbrekende antwoorden |

1) Landbouw | 24 | 3 |

2) Personeelstoename bij de beheers- en betalingsautoriteiten | 25 | 2 |

% personeelstoename (indien cijfers zijn verstrekt) |

5-24% | 4 |

25-49% | 8 |

50-100% | 5 |

3) Opleiding van beheersautoriteiten | 24 | 3 |

% van het personeel opgeleid (indien cijfers zijn verstrekt) |

5-24% | 3 |

25-49% | 5 |

50-100% | 5 |

4) Opleiding van betalingsautoriteiten | 24 | 3 |

% van het personeel opgeleid (indien cijfers zijn verstrekt) |

5-24% | 1 |

25-49% | 2 |

50-100% | 9 |

5) Inhoud van het starterspakket | 22 | 5 |

ja | nee | geen antwoord |

Controlelijsten | 20 | 2 | 5 |

Richtsnoeren inzake controlestrategieën | 17 | 5 | 5 |

Richtsnoeren voor het rapporteren van controlebevindingen en foutenpercentages | 20 | 2 | 5 |

Samenvatting van de subsidiabiliteitsregels voor het controleren van declaraties | 19 | 3 | 5 |

Regels inzake overheidsopdrachten | 19 | 3 | 5 |

Regels inzake saldobetalingen en te verrichten controles | 20 | 2 | 5 |

Onregelmatigheden en consequenties | 19 | 3 | 5 |

evt. andere procedurehandleidingen | 19 | 3 | 5 |

6) Auditorganen | 23 | 4 |

7) Foutenvermindering | 23 | 4 |

8) Tripartiete besprekingen | 24 | 3 |

6. LIDSTATEN HELPEN HET BEHEER VAN DOOR DE EU GEFINANCIERDE PROJECTEN TE VERBETEREN

Om te weten hoe de Commissie kan bijdragen aan een verdere verbetering van de wijze waarop de lidstaten door de EU gefinancierde projecten beheren, werden twee algemene vragen in de vragenlijst opgenomen.

De eerste vraag betrof de tripartiete besprekingen die voorafgaand aan de tegensprekelijke vergaderingen in juli 2008 tussen de Europese Rekenkamer, bepaalde lidstaten en de Commissie hebben plaatsgevonden. De vergaderingen werden gehouden om de door de Rekenkamer vastgestelde fouten in gecontroleerde programma’s en projecten te bespreken. De bedoeling was, na te gaan hoe nuttig de betrokken lidstaten deze besprekingen vonden. De tweede vraag luidde hoe de Commissie haar toezichthoudende rol bij gedeeld beheer kan verbeteren.

Tripartiete besprekingen

Zes lidstaten antwoordden aan de tripartiete besprekingen te hebben deelgenomen. Uit de antwoorden bleek dat, hoewel de resultaten van de vergaderingen niet altijd volledig gunstig waren voor de betrokken lidstaat, men globaal gezien toch tevreden was over dit initiatief, dat door Ierland, Griekenland, Slovakije en Tsjechië als zeer nuttig werd beschouwd. Ierland in het bijzonder, verklaarde dat ' deze procedure en ervaring uiterst nuttig waren voor zowel de beheersautoriteit als de lidstaat' , en gaf hiervoor de volgende redenen op:

Inzicht in de processen en procedures van de Europese Rekenkamer.

Integratie van de controles van de Europese Rekenkamer in de controleactiviteiten van de lidstaat zelf.

Rechtstreekse communicatie heeft geleid tot eensgezindheid over veel meer punten dan bij schriftelijke communicatie het geval was geweest.

De redenen voor de punten die in het verslag werden behouden, werden uitvoerig toegelicht door de Europese Rekenkamer, en begrepen en bijgetreden door de lidstaat.

Alle resterende problemen konden zo worden opgelost en het eindrapport kon tijdig en op efficiënte wijze worden ingediend.

Toezichthoudende rol van de Commissie verbeteren

De lidstaten gaven in het algemeen aan tevreden te zijn met de manier waarop de Commissie haar toezichthoudende taak heeft uitgevoerd, en twee landen vermeldden de vertrouwenscontracten die met de Commissie waren ondertekend in het kader van het EFRO en het Cohesiefonds. De lidstaten reageerden bovendien positief op het feit dat de Commissie haar rol had versterkt door richtsnoeren uit te vaardigen in de programmeringsperiode 2007-2013. Net iets meer dan de helft van de lidstaten en met name de nieuwe lidstaten opperden echter dat de Commissie haar rol kon verbeteren, onder meer op de volgende gebieden:

- Regelgeving: het ter beschikking stellen van richtsnoeren, beproefde methoden en opleiding van beheers- en betalingsautoriteiten; vereenvoudiging van regelgeving ter bevordering van efficiëntere projectuitvoering;

- Toezicht: verbeteringen in de toezichthoudende rol van de Commissie, meer informatie over de gehanteerde methodologie bij de door de Commissie uitgevoerde inspecties;

- Openbare aanbestedingen: meer toezicht op het vlak van openbare aanbestedingen en opleiding in Gemeenschapsrecht; richtsnoeren voor openbare aanbestedingen.

7. CONCLUSIE

- De Commissie is over het algemeen tevreden met de kwaliteit van de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst, en met het feit dat de korte termijn in bijna alle gevallen werd gerespecteerd. Verder bezorgden sommige lidstaten uitvoerige documentatie betreffende de toegepaste corrigerende maatregelen.

- De lidstaten maakten opmerkingen over de verbeteringen in de betrouwbaarheidsverklaring 2007, die voor het eerst een verklaring zonder beperking bevatte over de betrouwbaarheid van de rekeningen. Op het vlak van gedeeld beheer spannen de lidstaten zich verder in om hun systemen te verbeteren en fouten te verminderen. De antwoorden op de vragenlijst wijzen op een in het algemeen positieve houding, getuige de toenemende personeelsbezettingen en opleidingen voor personeel van beheers- en betalingsautoriteiten. De door de Rekenkamer vastgestelde fouten werden vaak door de lidstaten aanvaard en in een groot aantal gevallen werden reeds acties ondernomen. Deze zullen worden opgevolgd door de Commissie.

- De lidstaten merkten in het algemeen op dat zij tevreden waren met de manier waarop de Commissie haar toezichthoudende rol heeft uitgeoefend. Zij benadrukten de nood aan vereenvoudiging van de regelgeving. Verder wordt de Commissie verzocht meer richtsnoeren uit te vaardigen en de ondersteuning te versterken en verder te ontwikkelen. De lidstaten vragen ten slotte van de Commissie en de Europese Rekenkamer verduidelijking over beproefde methoden.


Europese Rekenkamer – Jaarverslag EU-begroting 2007 – Informatienota, blz. 7.

Artikel 143, lid 6, van het Financieel Reglement.

Jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen, PB C 286 van 10.11.2008, blz. 29.

Jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen, PB C 286 van 10.11.2008, blz. 150.

Jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2007, vergezeld van de antwoorden van de instellingen, PB C 286 van 10.11.2008, blz. 28.

Zie voetnoot 4.