Artikelen bij COM(2008)112 - Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Reikwijdte van het verslag 3

2. De in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring 2006 door de Rekenkamer gedane vaststellingen op het gebied van het gedeeld beheer 3

3. Reacties van de lidstaten op de meest voorkomende fouten bij de structurele acties 6

4. Rekening houden met de standpunten van de lidstaten in het jaarverslag van de Rekenkamer 10

5. Follow-up van fouten door de lidstaten op het vlak van landbouwbeleid en structurele acties 11

6. Conclusie 12

1. Reikwijdte van het verslag

Elk jaar geeft de Europese Rekenkamer een betrouwbaarheidsverklaring af over de zekerheid die de rekeningen van de Europese Instellingen verschaffen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De betrouwbaarheidsverklaring is hoofdzakelijk gebaseerd op de resultaten van de eigen controles van de Europese Rekenkamer. Deze vinden grotendeels plaats in de lidstaten, die de facto meer dan drie vierde van het totale aantal overmakingen uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna 'EG-begroting' genoemd) uitvoeren.

Na de publicatie van het jaarverslag 2006 van de Europese Rekenkamer heeft de Commissie – zoals het Financieel Reglement wordt voorschrijft – de lidstaten onmiddellijk in kennis gesteld van een lijst van door de Rekenkamer met betrekking tot hun land gemaakte opmerkingen en ontdekte fouten. De lidstaten werden verzocht in een vragenlijst aan te geven hoe zij op de opmerkingen/vaststellingen van de Europese Rekenkamer hadden gereageerd. De lidstaten werden ook verzocht aan te geven wat volgens hen de belangrijkste oorzaken waren van de meest voorkomende fouten op het gebied van de structurele acties.

Dit verslag bevat een samenvatting van de antwoorden die door de lidstaten aan de Commissie zijn verstrekt. Het heeft alleen betrekking op de beleidsterreinen waar het beheer door de Commissie en de lidstaten wordt gedeeld, dus de inning van de ontvangsten en uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de structurele acties.

De Commissie moet dit samenvattend verslag uiterlijk op 28 februari 2008 bij de Raad, de Europese Rekenkamer en het Europees Parlement indienen. Binnen deze termijn is het voor de Commissie niet mogelijk om de inhoud van de antwoorden van de lidstaten te controleren. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat deze antwoorden louter de standpunten van de lidstaten weergeven.

Het verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de Commissie, waarin meer gedetailleerde gegevens over de antwoorden van de lidstaten worden verstrekt.

2. De in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring 2006 door de Rekenkamer gedane vaststellingen op het gebied van het gedeeld beheer

Op het vlak van het gedeeld beheer vervullen de lidstaten een essentiële rol in het dagelijks beheer en de controle en oefent de Commissie toezicht uit op de door de lidstaten verrichte werkzaamheden. Een degelijk beheer en goede controlestructuren in de lidstaten zijn dus voorafgaande voorwaarden voor het voorkomen van fouten bij betalingen en het innen van ontvangsten.

In het jaarverslag over 2006 heeft de Rekenkamer een beoordeling opgenomen van de toezicht- en controlesystemen en een raming van de vermoedelijke financiële gevolgen van de fouten binnen elke afdeling van de EG-begroting. Deze waren gebaseerd op de resultaten van de door de Rekenkamer in de lidstaten en bij de Commissie uitgevoerde systeemaudits en financiële audits, die tot stand zijn gekomen op basis van steekproeven van uitkeringen.

De Rekenkamer stelde vast dat in 2006 de toezicht- en controlesystemen toereikend waren voor de inkomsten en voor bijna 70% van de uitgaven in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid die onder de controle van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (hierna 'GBCS' genoemd) vielen; zie tabel 1 . Voor de resterende landbouwuitgaven werden de toezicht- en controlesystemen slechts als deels bevredigend beschouwd.

Inzake de structurele acties constateerde de Rekenkamer dat de controlesystemen in de lidstaten over het algemeen niet of niet al te doeltreffend waren. Voorts was de Rekenkamer van oordeel dat het door de Commissie uitgeoefende toezicht om het risico af te zwakken dat de controlesystemen in de lidstaten niet kunnen voorkomen dat te hoge of niet-subsidiabele uitgaven worden opgegeven, niet al te doeltreffend is.

Tabel 1. Beoordelingen van de Rekenkamer over werkterreinen met hoofdzakelijk gedeeld beheer, 2005 en 2006

Toezicht- en controlesystemen | Werkterreinen met hoofdzakelijk gedeeld beheer | Foutenbereik |

2005 | 2006 | 2005 | 2006 |

Bevredigend | Bevredigend | Eigen middelen | Lager dan 2 % | Lager dan 2 % |

Gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarvan: | Niet bekendgemaakt door de Rekenkamer | Tussen 2 en 5 % |

Bevredigend | Bevredigend | GBCS | Lager dan 2 % | Lager dan 2 % |

Deels bevredigend | Deels bevredigend | Niet-GBCS | Hoger dan 5 % | Hoger dan 5 % |

Onbevredigend | Onbevredigend | Structurele acties | Hoger dan 5 % | Hoger dan 5 % |

Bron : Uiteenzetting over de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer door de heer Bonnici, lid van de Rekenkamer, aan de Commissie begrotingscontrole (COCOBU) in het Europees Parlement op 20 december 2006. Tabel 1.2 in het jaarverslag van de Rekenkamer 2006.

Met betrekking tot de eigen middelen waren de door de Rekenkamer vastgestelde materiële fouten (dus fouten met financiële gevolgen) zo gering en zo beperkt dat het algemene foutenpercentage op dit gebied volgens ramingen onder de door de Rekenkamer vastgestelde materialiteitsdrempel van 2% lag.

In 2006 waren de materiële fouten enigszins verschillend in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en in de structurele acties; zie tabel 2 .

Tabel 2. Typische materiële fouten met betrekking tot het landbouwbeleid en de structurele acties

Gemeenschappelijk landbouwbeleid | Structurele acties |

GBCS | De Rekenkamer stelde vast dat de oppervlakte van een veld kleiner was dan hetgeen door de landbouwer was aangegeven. | De Rekenkamer verzocht om de inzage in documenten die de uitgaven konden staven die door de projectbeheerder in rekening werden gebracht. De projectbeheerder kon de desbetreffende documenten evenwel niet tijdig overleggen. De Rekenkamer stelde vast dat de projectbeheerder uitgaven in rekening had gebracht die niet voor vergoeding in aanmerking kwamen (voorbeeld bij de onjuiste berekening van salariskosten of bij kosten die buiten de gestelde termijn waren gemaakt) De Rekenkamer stelde vast dat de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten niet waren nageleefd (bijvoorbeeld de verplichte aanbesteding had niet plaatsgevonden). De Rekenkamer stelde vast dat het project inkomsten had gegenereerd waarmee bij de berekening van het cofinancieringspercentage geen rekening was gehouden. De Rekenkamer stelde vast dat uitgaven in rekening werden gebracht die hoger waren dan de daadwerkelijk gemaakte kosten (omdat de projectbeheerder bijvoorbeeld begrote uitgaven en niet de daadwerkelijk gemaakte uitgaven in rekening had gebracht). |

Niet-GBCS | De Rekenkamer stelde vast dat de landbouwer een of meerdere voorschriften in het kader van de agromilieuregeling niet volledig had nageleefd. |

Voor landbouw raamde de Rekenkamer dat marktmaatregelen en rechtstreekse steun ten belope van 85% van de uitgaven van het EOGFL-Garantie (inclusief GBCS) onder de drempel van 2% lagen. Op het gebied van betalingen in het kader van regelingen voor plattelandsontwikkeling heeft de Rekenkamer erop gewezen dat agromilieumaatregelen te lijden hebben van een hoog foutenniveau, aangezien landbouwers niet voldoen aan de (dikwijls ingewikkelde) subsidiabiliteitsvoorwaarden. Niettemin werd het algemene foutenpercentage voor landbouwsteun iets hoger dan 2% geraamd.

Fouten bij structurele acties hebben doorgaans aanzienlijk grotere financiële gevolgen dan fouten bij het landbouwbeleid. De Rekenkamer heeft verklaard dat zij redelijk zeker was dat in het begrotingsjaar 2006 ten minste 12% van het totale vergoedingsbedrag voor structuurbeleidsprojecten niet had mogen worden uitbetaald. De vaststellingen van de Rekenkamer waren gebaseerd op de audit van een steekproef van 177 projecten waarvoor de Commissie in 2006 tussentijdse betalingen had gedaan.

Zowel de Commissie als de Rekenkamer hebben opgemerkt dat de structurele acties een sector van de EG-begroting zijn waar vaak fouten blijven voorkomen met grotere financiële gevolgen dan in andere sectoren van de communautaire begroting. Dezelfde soort fouten doet zich jaarlijks opnieuw voor – zij het in verschillende mate, hetgeen erop wijst dat de controlesystemen niet naar behoren functioneren.

De lidstaten moeten op vier niveaus controles instellen en de Commissie moet erop toezien dat de controlesystemen deugdelijk zijn en doeltreffend functioneren; zie tabel 3 . De Commissie voert uitgebreide auditactiviteiten uit in de lidstaten en wanneer zij vaststelt dat hun controlesystemen tekortkomingen vertonen die tot gevolg hebben dat fouten onopgemerkt blijven, vraagt zij hen corrigerende maatregelen te nemen en kan zij ook de tussentijdse betalingen opschorten of financiële correcties opleggen.

Tabel 3. Controlestructuren bij structurele acties

Lidstaat | Beheersautoriteit | Dagelijkse controles van de projectverrichtingen (inclusief de zogeheten controles ex artikel 4) |

Betalingsautoriteit | Certificeren van de projectuitgaven |

Auditorgaan | Systeemaudits en controles achteraf van steekproeven van projectverrichtingen |

Afsluitingsorgaan | Validering van de definitieve projectuitgavendeclaratie |

Commissie | Toezicht door middel van audits, actieplannen, opschorting van betalingen en financiële correcties |

In het jaarverslag over 2006 heeft de Rekenkamer haar beoordeling gegeven van 19 controlesystemen in negen lidstaten. Voor elk controlesysteem heeft de Rekenkamer nagegaan of elk niveau in de controlestructuur bevredigend, deels bevredigend of onbevredigend was, zie tabel 4 .

Tabel 4. Beoordeling door de Rekenkamer van 19 controlesystemen in de lidstaten, jaarverslag 2006

Onbevredigend | Deels bevredigend | Bevredigend | Totaal |

Beheersautoriteiten Betalingsautoriteiten Auditorganen Afsluitingsorganen | 11 10 4 0 | 7 6 7 8 | 1 3 8 11 | 19 19 19 19 |

De Rekenkamer stelde vast dat de belangrijkste problemen zich voordeden op de eerste controleniveaus in de lidstaten (iets meer dan de helft van de beheersautoriteiten en de betalingsautoriteiten werden als onbevredigend beschouwd), terwijl het afsluitende controleniveau relatief behoorlijk functioneerde (geen enkel afsluitingsorgaan werd als onbevredigend beschouwd).

3. Reacties van de lidstaten op de meest voorkomende fouten bij de structurele acties

In het licht van de vaststellingen van de Rekenkamer werden de lidstaten door de Commissie verzocht meer gegevens te verstrekken over de oorzaken van de meest voorkomende fouten bij de structurele acties en gedetailleerd uiteen te zetten welke maatregelen zij hadden getroffen om dergelijke fouten te voorkomen. Bijna alle lidstaten hebben geantwoord.

De belangrijke oorzaken waarop door de lidstaten het vaakst de nadruk is gelegd, hebben betrekking op:

- Regelgeving: de voorwaarden voor de communautaire cofinanciering zijn vastgelegd in de basiswetgeving over de structurele acties. De wetgeving wordt voorgesteld door de Commissie en goedgekeurd door de Raad, in sommige gevallen nadat de instemming van het Europees Parlement werd verkregen. De communautaire wetgeving wordt door de lidstaten vaak als te complex bestempeld. In andere gevallen hebben verschillen tussen nationale en communautaire wetgeving geleid tot verwarring (bijvoorbeeld verschillen tussen nationale en communautaire regels over de bewaringstermijn van documenten). Voorts hebben enkele lidstaten ook erop gewezen dat zij in sommige gevallen de communautaire wetgeving anders interpreteerden dan de Rekenkamer.

- Personeel: volgens verscheidene lidstaten was een gebrek aan deskundigheid van het personeel in de uitvoerende organisaties een van de belangrijkste oorzaken van de fouten. Slordigheid of fouten uit onachtzaamheid van het personeel werden ook vermeld.

- Documentatie: volgens verscheidene lidstaten waren een ontoereikende registratie, onsamenhangende registratie of verlies van documenten (in sommige gevallen als gevolg van de reorganisatie of het verdwijnen van een eenheid die met het beheer van het project is belast) de belangrijkste oorzaken.

De Commissie heeft de lidstaten gevraagd of zij maatregelen hadden genomen om te voorkomen dat de meest voorkomende fouten zich opnieuw zouden voordoen. Alle lidstaten die op dit onderdeel van de vragenlijst hebben geantwoord, hebben medegedeeld dat zij bepaalde maatregelen hadden getroffen. De meest voorkomende maatregelen hadden betrekking op:

- Informatie: talrijke lidstaten hebben geantwoord dat zij bepaalde maatregelen hadden getroffen om ervoor te zorgen dat het personeel dat belast is met het dagelijkse beheer van de projecten, beter op de hoogte is van de geldende regels en procedures.

- Controles: sommige lidstaten hadden hun controleprocedures gewijzigd of hadden ernaar gestreefd de werking van de procedures te verbeteren, bijvoorbeeld door de invoering van nieuwe controlelijsten die in het kader van controles moeten worden gebruikt.

- Regelgeving: sommige lidstaten hebben nieuwe nationale regelgeving aangenomen om de procedures te verduidelijken of te vereenvoudigen.

De lidstaten konden niet meedelen welke concrete resultaten de getroffen maatregelen hadden opgeleverd, maar zij verwachten over het algemeen dat er zich in de toekomst minder (en kleinere) fouten zullen voordoen.

De Commissie heeft de lidstaten verzocht aan te geven welke volgens hen de belangrijkste oorzaken waren van de fouten die betrekking hebben op overheidsopdrachten, ontvangsten en ontbrekende documenten.

Wat betreft fouten inzake de regelgeving voor overheidsopdrachten, lijken de lidstaten het erover eens te zijn dat een 'gebrekkige kennis van de regelgeving' en een 'dubbelzinnige uitlegging van de regelgeving' de twee meest voorkomende oorzaken waren.

Wat betreft de fouten op het gebied van de ontvangsten, waren een 'gebrekkige kennis bij de uitvoeringsorganen' en 'dubbelzinnigheid van de geldende regels' volgens de lidstaten de twee meest voorkomende oorzaken. Verder verwezen zij ook naar een 'onderschatting van de ontvangsten door de begunstigden'.

Wat betreft de fouten op het vlak van ontbrekende documenten, lijkt er onder de lidstaten minder eensgezindheid te bestaan over de meest voorkomende oorzaken. De twee meest voorkomende antwoorden waren 'de documenten waren nog beschikbaar, maar voor de gecontroleerde was het niet duidelijk welke documenten door de Rekenkamer werden opgevraagd' en 'De gecontroleerde kon wegens een ontoereikende organisatie van de archieven de documenten niet terugvinden. De documenten werden later teruggevonden'. Andere antwoorden waren 'De gecontroleerde heeft voor de bewaring van de documenten per vergissing alleen rekening gehouden met de nationale en niet met de communautaire regels' en 'De gecontroleerde kon wegens een ontoereikende organisatie van de archieven de documenten niet terugvinden. De documenten zijn nog steeds zoek.'

Spanje en het Verenigd Koninkrijk

De reacties van Spanje en het Verenigd Koninkrijk zijn met name van belang, aangezien ongeveer de helft van het totale aantal kwantificeerbare fouten die door Rekenkamer voor 2006 met betrekking tot de structurele acties werden vastgesteld, voor rekening van deze beide lidstaten waren.

Het antwoord van Spanje leek alleen betrekking te hebben op pijnpunten in verband met het Europees Sociaal Fonds (ESF), hoewel de meeste fouten die de Rekenkamer in Spanje voor 2006 vaststelde, betrekking hadden op het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO). Volgens Spanje werden de meest voorkomende fouten hoofdzakelijk veroorzaakt door 'moeilijkheden bij het begrijpen van de vereisten die in de communautaire wetgeving waren vastgesteld, in het bijzonder wegens de verschillen tussen de vereisten in de communautaire en nationale wetgeving' . In 2008 zou Spanje op de website van UAFSE (de Spaanse bestuurseenheid die verantwoordelijk is voor het ESF) een samenvatting publiceren van de gestelde vragen en verstrekte antwoorden. Spanje was ook van plan een handleiding op te stellen voor de begunstigen van ESF-middelen, die tot doel had de twijfels weg te nemen die aanleiding hadden gegeven tot het merendeel van de gemaakte fouten. Verwacht werd dat de in 2008 te nemen maatregelen zouden zorgen voor een daling van het foutenpercentage, aangezien de meeste fouten werden gemaakt als gevolg van een gebrekkige kennis of verkeerde interpretatie van de communautaire wetgeving.

Het Verenigd Koninkrijk vestigde de aandacht op de volgende punten als belangrijkste oorzaken van de fouten: 1) het ontbreken van een toereikend controlespoor, 2) gebrek aan kennis van de verordeningen en nationale regels, 3) complexe regelgeving. Het Verenigd Koninkrijk voerde aan dat de beheersautoriteiten in de loop van 2007 verscheidene maatregelen hadden genomen, onder meer de aanscherping van de door de beheersautoriteit uitgevoerde controles ex artikel 4. Projectbeheerders hadden instructies gekregen over de noodzaak van de bewaring van documenten en het soort documenten dat vereist was voor controledoeleinden. Verwacht werd dat het foutenpercentage in eerste instantie zou stijgen, aangezien er meer knelpunten zouden worden opgespoord, en vervolgens zou afnemen omdat deze knelpunten zouden worden aangepakt. Naar verwachting zou de beëindiging van het afsluitingsproces een daling te zien geven van de foutenpercentages die door middel van controles achteraf (controles ex artikel 10) worden vastgesteld.

4. Rekening houden met de standpunten van de lidstaten in het jaarverslag van de Rekenkamer

Door het uitvoeren van controles bij de Commissie en in de lidstaten verzamelt de Rekenkamer bewijsmateriaal waarop haar jaarverslag is gebaseerd. De Rekenkamer controleert een steekproef van verrichtingen en gaat na of de toezicht- en controlesystemen zijn opgericht en naar behoren functioneren. De Rekenkamer houdt ook rekening met de jaarlijkse activiteitenverslagen en de verklaringen van de directeuren-generaal van de Commissie (en de synthese daarvan) en met het werk van andere controleurs.

De Rekenkamer is verplicht haar jaarverslag, met inbegrip van de betrouwbaarheidsverklaring voor het jaar N, uiterlijk op 15 november van het jaar N+1 in te dienen. Dit is een zeer krappe termijn wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat de Rekenkamer controlebezoeken moet uitvoeren bij de Commissie en in de lidstaten, de tijdens de controlebezoeken gedane vaststellingen moet onderzoeken, een schrijven (de zogeheten 'verklaring inzake de voorlopige bevindingen') moet richten aan het bevoegde lid van de Commissie/de hoogste nationale controle-instantie, vervolgens moet wachten op het antwoord van het lid van de Commissie/de lidstaat (normale antwoordtermijn is twee maanden), het antwoord moet onderzoeken en nadien soms een tweede schrijven moet richten aan het bevoegde lid van de Commissie/de hoogste nationale controle-instantie met het definitieve standpunt van de Rekenkamer over de vaststellingen. In elke fase kan er tijd nodig zijn voor het vertalen van documenten.

De Rekenkamer heeft haar ontwerp voor het jaarverslag over 2006 einde mei/begin juni 2007 beëindigd; zie tabel 5 . Dit was het begin van een contradictoire procedure tussen de Rekenkamer en de diensten van de Commissie.

Tabel 5. Verklaringen inzake voorlopige bevindingen (VVB), antwoorden en onderzoeken met betrekking tot het gedeeld beheer, jaarverslag over 2006

2006 | 2007 |

Noot: in deze tabel zijn de brieven opgenomen die naar en door de lidstaten werden gestuurd met betrekking tot de controles op het vlak van de eigen middelen, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de structurele acties en inzake het jaarverslag over 2006. Een lichte kleurschakering geeft aan dat 1 tot 3 brieven werden verstuurd. Een halfdonkere kleurenschakering geeft aan dat 4 tot 6 brieven werden verstuurd. Een donkere kleurenschakering geeft aan dat meer dan 6 brieven werden verstuurd.

Tijdens de contradictoire procedure vindt er – in het licht van nieuwe beschikbare gegevens, met inbegrip van antwoorden van de lidstaten - overleg plaats tussen de Rekenkamer en de diensten van de Commissie over de vaststellingen van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie De meeste bijeenkomsten vonden plaats in juli 2007 en enkele bijeenkomsten in de eerste helft van september 2007. Op 27 september 2007 heeft de Rekenkamer haar betrouwbaarheidsverklaring over 2006 goedgekeurd.

Jammer genoeg was bijna een derde van de antwoorden van de lidstaten op de verklaringen inzake de voorlopige bevindingen nog niet afgehandeld. In deze gevallen beschikte de Commissie vaak niet over de gegevens om te bepalen of de bevindingen van de Rekenkamer nog steeds geldig waren. Dit werd ook vastgesteld door Frankrijk, met de algemene opmerking dat de audit die door [de Rekenkamer] als basis wordt gebruikt bij het opstellen van haar jaarverslag over 2006, zich nog steeds in de contradictoire fase bevindt en dat [de Rekenkamer] nog steeds haar definitieve conclusies moet opstellen.

5. Follow-up van fouten door de lidstaten op het vlak van landbouwbeleid en structurele acties

De Commissie verzocht elke lidstaat voor elke fout die volgens de Rekenkamer aan de lidstaat was te wijten, te vermelden welke maatregel de lidstaat had getroffen om de fout recht te zetten, alsook de termijn, inhoud en verwachte resultaten van de maatregel. Indien de lidstaten nog geen maatregelen hadden genomen en evenmin voornemens waren dit te doen, werden zij verzocht de reden hiervoor op te geven.

De lidstaten verstrekten een antwoord voor ongeveer 60% van de in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring vastgestelde fouten inzake landbouwbeleid en voor ongeveer drie vierde van de fouten met betrekking tot de structurele acties. Iets meer dan de helft van de fouten waarvoor geen antwoord werd ontvangen, had betrekking op Spanje en ongeveer een vierde op Italië en Portugal, waarbij de resterende fouten onder de vijf andere lidstaten waren verdeeld. Er werden herinneringsbrieven naar deze lidstaten gestuurd. Het is dus mogelijk dat er nog antwoorden worden verstrekt.

In sommige gevallen hebben de lidstaten aangevoerd dat zij geen maatregelen hebben genomen met betrekking tot de door de Rekenkamer vastgestelde fout, omdat zij de fout betwisten. Het percentage betwistingen verschilde enigszins tussen de verschillende categorieën fouten. De meeste betwistingen (5 op 10) hadden betrekking op de materiële fouten voor structurele acties, waarbij met name het Verenigd Koninkrijk niet akkoord ging met de bevindingen van de Rekenkamer. Voor het landbouwbeleid waren er veel minder betwistingen over materiële fouten (2 op 10)

Voor formele fouten was er een groot gebrek aan overeenstemming (4 op 10 fouten werden betwist) in verband met het landbouwbeleid, in het bijzonder als gevolg van zaken die op Griekenland betrekking hebben. Voor structurele acties lag het aantal betwistingen enigszins lager (minder dan 3 op 10 fouten) en waren de betwistingen meer evenredig gespreid over verscheidene lidstaten.

Wanneer lidstaten met de door de Rekenkamer vastgestelde fout hadden ingestemd, konden zij bijna altijd aangeven welke maatregel reeds was genomen of binnenkort zou worden genomen. Voor formele fouten werden talrijke uiteenlopende maatregelen getroffen. Op het vlak van het landbouwbeleid werden onder meer de volgende typische maatregelen genomen: uitvoering van te late betalingen, verbetering van de registratie van verscheidene gegevens en uitvoeren van controles bij zaken waar de Rekenkamer had vastgesteld dat de controleprocedures niet volledig in acht waren genomen.

Wat betreft de structurele acties, had deze waaier van maatregelen ook betrekking op het verrichten van betalingen die te laat waren, het garanderen dat EU-financiering werd bekendgemaakt zoals vereist of het wijzigen van de procedures in verband met het plaatsen van opdrachten en tijdsregistratie.

Wat betreft materiële fouten op het gebied van het landbouwbeleid, hebben de lidstaten in het algemeen aangevoerd dat betalingen reeds zijn teruggevorderd of momenteel worden teruggevorderd. In sommige gevallen is het desbetreffende landbouwbedrijf geselecteerd voor aanvullende controles ter plaatse.

Wat de structurele acties betreft, hebben de lidstaten aangevoerd dat zij niet-subsidiabele uitgaven uit de betalingsaanvraag hebben geschrapt of een terugvordering hebben ingeleid in ongeveer de helft van de zaken. Andere maatregelen hadden betrekking op een verbetering van de controlesporen en van de informatieverstrekking over de regelgeving aan de begunstigden, alsook op het opnieuw uitvoeren van controles.

6. Conclusie

Bijna alle lidstaten hebben geantwoord op de vragenlijst van de Commissie met betrekking tot het jaarverslag 2006 van de Rekenkamer, hoewel sommige lidstaten slechts gedeeltelijk hebben geantwoord. Er zijn herinneringsbrieven naar sommige lidstaten gestuurd. Het is dus mogelijk dat er nog aanvullende antwoorden worden verstrekt.

Op basis van de antwoorden kunnen volgende vaststellingen worden gedaan:

- Wat betreft de structurele acties, zijn de lidstaten van oordeel dat de communautaire wetgeving complex is en dat het personeel dat belast is met het dagelijkse beheer van de projecten onvoldoende op de hoogte is van de regelgeving. De organisatie van de archieven is ontoereikend of documenten worden niet lang genoeg bewaard. Deze problemen hebben tot gevolg dat dezelfde soort fouten zich herhaaldelijk voordoet. Lidstaten moeten deze knelpunten op een doelmatige en doeltreffende wijze aanpakken – reeds in de loop van het wetgevingsproces – om een daling van de foutenmarge bij structurele acties tot stand te kunnen brengen.

- De Rekenkamer werkt met zeer krappe termijnen, waardoor het voor de lidstaten moeilijk wordt om vóór de vaststelling van de betrouwbaarheidsverklaring door de Rekenkamer hun opmerkingen mee te delen over een aanzienlijk aantal fouten die door de Rekenkamer zijn vastgesteld. De Rekenkamer heeft reeds inspanningen geleverd om de lidstaten sneller in kennis te stellen van de vastgestelde fouten. Momenteel stelt de Rekenkamer de lidstaten in kennis van haar bevindingen door middel van een schrijven naar de desbetreffende hoogste nationale controle-instantie, die vervolgens de gegevens bij de gecontroleerde inzamelt. De lidstaten zouden sneller kunnen antwoorden indien de Rekenkamer dit schrijven ook rechtstreeks stuurde naar de/het gecontroleerde autoriteit/orgaan en meer gebruik maakte van elektronische communicatie. Elke bevinding wordt door de Rekenkamer reeds voorgesteld in een gestandaardiseerd formaat (een foutmeldingsformulier in het kader van de betrouwbaarheidsverklaring). Indien de lidstaten van mening zijn dat dit hen zou kunnen helpen om de juiste gegevens sneller aan de Rekenkamer (en de Commissie) te verstrekken, zou ook kunnen worden overwogen om bij de verdere ontwikkeling van dit formulier ook te voorzien in een door de gecontroleerde in te vullen gestandaardiseerde antwoordsectie.

- De Commissie dient haar eigen follow-up van de vaststellingen van de Rekenkamer in de lidstaten te verbeteren om ervoor te zorgen dat de lidstaten tijdig antwoorden van goede kwaliteit verstrekken. Derhalve is de Commissie voornemens haar toezicht op de antwoorden van de lidstaten op de vaststellingen van de Rekenkamer aan te scherpen, bijvoorbeeld door aan de lidstaten regelmatig overzichten te verstrekken van de bevindingen waarvoor de inbreng van de lidstaten van belang zal zijn voor de Commissie tijdens de contradictoire procedure. De Commissie zal ook het overleg met de lidstaten en de Rekenkamer voortzetten over de oorzaken van de meest voorkomende fouten en de praktische maatregelen die moeten worden genomen om deze fouten te vermijden.

- Wanneer de lidstaten instemmen met de door de Rekenkamer vastgestelde fouten, lijken zij passende maatregelen te nemen – vaak door de desbetreffende middelen terug te vorderen of niet-subsidiabele uitgaven in te trekken wanneer fouten financiële gevolgen hebben.

- De lidstaten stemmen niet altijd in met de door de Rekenkamer vastgestelde fouten. Dit is met name een probleem voor fouten met financiële gevolgen bij structurele acties. Momenteel overleggen de Commissie en de Rekenkamer over de wijze waarop betwistingen over de interpretatie van de regelgeving in de toekomst beperkt kunnen worden.

De Commissie is blij met de talrijke en snelle antwoorden van de lidstaten. Zij vormen een belangrijke bijdrage voor de follow-up van de Commissie van de vaststellingen van de Rekenkamer. Wanneer de lidstaten akkoord gaan met de bevindingen van de Rekenkamer, lijkt de follow-up op een passende wijze te worden uitgevoerd, met inbegrip van de invordering van middelen. Het voorkomen van fouten moet evenwel worden verbeterd door ervoor te zorgen dat het personeel dat belast is met het dagelijkse beheer, op de hoogte is van de te volgen regelgeving en procedures en over toereikende middelen beschikt.

Artikel 248 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2006, vergezeld van de antwoorden van de instellingen, PB C 273 van 15.11.2007.

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25.6.2002 gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad van 13.12.2006.

Zie artikel 143, lid 6, van het Financieel Reglement.

SEC(2008) 269

Zie het oordeel van de Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen in de betrouwbaarheidsverklaring, hoofdstuk 1 van het jaarverslag over 2006.

Zie punt 5.72 van het jaarverslag over 2006.

Zie punt 6.39 van het jaarverslag over 2006.

Bij structurele acties worden door elke lidstaat operationele programma's opgesteld voor de financiering van bepaalde soorten projecten. In de loop van de programmeringsperiode selecteren de nationale autoriteiten de projecten die voor financiering in aanmerking aankomen en de projectbeheerders brengen bij hen de uitgaven voor vergoeding in rekening. Op hun beurt doen de nationale autoriteiten verscheidene malen per jaar bij de Commissie opgave van hun uitgaven en ontvangen zij tussentijdse betalingen als vergoeding voor de communautaire bijdrage aan de uitgaven. Op het einde van de programmeringsperiode dienen de nationale autoriteiten bij de Commissie een definitieve uitgavendeclaratie in samen met een afsluitingsverklaring van een onafhankelijke controle-instantie en ontvangen zij het saldo van de verschuldigde communautaire financiering. Controles in verscheidene fasen van het programma hebben tot doel fouten te voorkomen of te corrigeren. Fouten worden gecorrigeerd door betaalde bedragen van de begunstigde terug te vorderen, andere uitkeringen te verminderen of niet-subsidiabele uitgaven te vervangen door andere subsidiabele uitgaven.

Behalve EOGFL-Oriëntatie.

Zie punt 6.1 van het jaarverslag over 2006. Het ging om de volgende negen lidstaten: Duitsland, Polen, Spanje, Frankrijk, Slovenië, het Verenigd Koninkrijk (Schotland), Italië, Griekenland, Oostenrijk/Hongarije.

Voor een overzicht van de basiswetgeving met betrekking tot structurele acties, zie de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/reglem_en.htm

In beide lidstaten had de Commissie systeemgebreken vastgesteld in haar eigen controlewerkzaamheden. Corrigerende maatregelen en procedures om de betalingen op te schorten werden in gang gezet.

Het Verenigd Koninkrijk merkte op dat de bewaring van documenten ook moeilijk kan zijn voor kleine organisaties uit de tertiaire sector, waar door de 'zware' regels een bewaringstermijn van meer dan 13 jaar kan gelden.

Zie punten 1.38 en 1.39 van het jaarverslag over 2006.

In het licht van de in Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap omschreven bevoegdheidsafbakening vindt er geen soortgelijke contradictoire procedure plaats tussen de lidstaten en de Rekenkamer.