Artikelen bij COM(2006)714 - EU-economie: evaluatie 2006 - Versterking van de eurozone: belangrijke beleidsprioriteiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52006DC0714

Mededeling van de Commissie - De EU-economie: evaluatie 2006 - Versterking van de eurozone: belangrijke beleidsprioriteiten {SEC(2006) 1490} /* COM/2006/0714 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 22.11.2006

COM(2006) 714 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

De EU-economie: evaluatie 2006 VERSTERKING VAN DE EUROZONE: BELANGRIJKE BELEIDSPRIORITEITEN

{SEC(2006) 1490}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

De EU-economie: evaluatie 2006

VERSTERKING VAN DE EUROZONE: BELANGRIJKE BELEIDSPRIORITEITEN

De afgelopen acht jaar na de totstandkoming van de eurozone heeft de euro zich op de binnenlandse en internationale markten ontwikkeld tot een sterke en stabiele valuta, en is de munt een van de pijlers van het internationale monetaire stelsel geworden. De euro is uitgegroeid tot een belangrijk instrument voor het verrichten van mondiale financiële transacties en heeft het aanzien van de internationale kapitaalmarkten veranderd. In de gehele monetaire unie heeft hij tot lage inflatieverwachtingen en economische stabiliteit geleid. Verder heeft hij de economieën van de lidstaten beschermd tegen de onrust op de valutamarkten waarmee zij in het verleden tijdens periodes van wereldwijde financiële spanningen soms werden geconfronteerd.

Dat wil echter niet zeggen dat de eurozone volledig efficiënt functioneert, of dat de beleidsagenda voltooid is. Zwak blijvende groeiprestaties en aanhoudende verschillen in groei en inflatie doen de vraag rijzen of de interne aanpassing in de eurozone wel soepel verloopt en of de leden in hun economische beleidsvorming wel ten volle met de consequenties van het leven in een monetaire unie rekening houden. Mochten dergelijke verschillen tot spanningen leiden, dan zou dit de cohesie in de eurozone kunnen verzwakken, de beleidscoördinatie kunnen bemoeilijken en de taak van het gemeenschappelijke monetaire beleid kunnen compliceren.

Deze uitdagingen moeten worden gezien tegen de achtergrond van een verhevigde internationale concurrentie, een vergrijzende bevolking en aanhoudende mondiale onevenwichtigheden. Teneinde de toekomst met vertrouwen tegemoet te kunnen zien en een duurzame groei te kunnen waarborgen, moeten beleidsmakers de juiste economische prikkels geven, het toezicht op de juiste manier uitoefenen en de eurozone volledig effectief besturen.

De uitdagingen in de eurozone moeten ook in een breder Europees perspectief worden geplaatst, zodat de voornaamste gemeenschappelijke belangen van alle lidstaten door gerichte beleidsinspanningen van de leden van de eurozone versterkt in plaats van afgezwakt worden. Synergieën kunnen en moeten worden nagestreefd, bijvoorbeeld tussen een soepele aanpassing aan de eurozone en de brede structurele prioriteiten van de Lissabon-, de internemarkt- en de handelsagenda. Beleidsopties moeten snel vastgesteld en nauwkeurig omschreven worden en tot concrete stappen leiden. Dit betekent dat moet worden voortgebouwd op de thema’s die in de "Jaarlijkse verklaring over de eurozone – 2006" zijn aangegeven en dat de analytische grondslagen ervan moeten worden versterkt.

De evaluatie 2006 van de EU economie, die samen met deze mededeling wordt gepubliceerd, heeft vooral betrekking op vragen die opgeworpen worden door recente aanpassingservaringen in de eurozone. Door het analyseren van deze ervaringen vestigt deze evaluatie de aandacht op mogelijke ondoelmatigheden in het functioneren van de monetaire unie, en dient zij als basis voor het nemen van stappen ter versterking van het aanpassingsvermogen en de veerkracht van de EMU in de periode die voor ons ligt.

Gemengde ervaringen in de eerste jaren van de eurozone

De voorbereiding van de monetaire unie in Europa werd overheerst door discussies over de voordelen en kosten van de euro, en over de voorwaarden om het succes ervan te garanderen. Al in de aanloop naar de invoering van de eenheidsmunt in 1999 was de belangrijkste vraag hoe de deelnemende landen zich zouden aanpassen aan schokken en verschillen in concurrentievermogen in een context van lage arbeidsmobiliteit, onvolledige integratie van producten- en dienstenmarkten en het behoud van nationale budgettaire autonomie. Gedurende deze periode werd door velen voorspeld dat de Europese monetaire unie niet zou werken en dat haar een kort leven beschoren zou zijn.

Deze pessimistische voorspellingen worden echter niet door de ervaring ondersteund. De euro wist zich al snel te vestigen als een sterke, stabiele valuta. De economieën van de eurozone hebben in het algemeen verrassend goed gereageerd op gemeenschappelijke schokken, zoals de meer dan verdubbeling van de olieprijzen en de effecten van internationale financiële turbulentie. Ook de inflatie bleef opvallend laag en stabiel naar historische normen, zoals blijkt uit de zeer lage invloed van de stijging van de energieprijzen op inflatie en lonen. Dit heeft op zijn beurt de leden van de eurozone in staat gesteld om te profiteren van de meest gunstige financieringscondities ooit, in een context van een steeds verdergaande economische integratie als gevolg van de elkaar versterkende effecten van de EMU en de interne markt.

Ondanks deze successen hebben de individuele economieën in de eurozone zich niet altijd zo soepel of snel aangepast aan de landspecifieke ontwikkelingen als wenselijk zou zijn. In een monetaire unie is het vanzelfsprekend dat aanpassingen plaatsvinden via verschillen in nationale inflatie- en groeipercentages. Langdurige inflatieverschillen en ernstige tekorten op de lopende rekening in de eerste jaren van de euro zijn in sommige gevallen het resultaat geweest van een vrij trage aanpassing. Dit laatste verklaart ook bepaalde variaties in groeipercentages, die groter waren dan op basis van de potentiële groei mocht worden verwacht. Indien de aanpassing doeltreffender zou zijn verlopen, zouden economieën die een terugval vertoonden nadat zij aan concurrentievermogen hadden ingeboet, sneller zijn teruggekeerd naar hun groeitrends voor de middellange termijn. Ook zouden periodes van hoge nationale inflatie (ten opzichte van het gemiddelde van de eurozone) niet zo lang hebben geduurd. Meer in het algemeen geldt dat de eurozone nog niet in staat is gebleken om over een lange periode een sterke groei en veel werkgelegenheid te realiseren.

Het kan verleidelijk zijn om dergelijke aanpassingsproblemen volledig te wijten aan het feit dat sommige leden van de eurozone zijn achtergebleven bij het nemen van stappen ter versterking van het budgettaire beleid en structurele hervormingen. Hoewel dit zeker een grote rol heeft gespeeld, werden beleidsmakers en economische subjecten ook geconfronteerd met de nieuwe ervaring van aanpassing aan een monetaire unie, wat uitdagingen met zich meebracht die niet volledig waren voorzien. Zo speelden financiële marktontwikkelingen een grotere rol dan verwacht bij het in de hand werken van onevenwichtigheden en het beïnvloeden van consumptie- en beleggingspatronen. Bovendien werkten economische ontwikkelingen vaak zodanig op elkaar en op beleidsinitiatieven in dat de gevolgen ervan elkaar onderling versterkten.

De hierna beschreven factoren kunnen de aanhoudende verschillen qua groei, inflatie en tekorten op de lopende rekening binnen de eurozone nader verklaren.

Ontwikkelingen tijdens de aanloop naar de monetaire unie kunnen vergezeld gaan van aanhoudende onevenwichtigheden en schommelingen in reële effectieve wisselkoersen gedurende de eerste jaren van de economische en monetaire unie. In sommige lidstaten omvatten deze onder meer een sterke daling van de rentevoeten tijdens de aanloop naar de invoering van de euro en een versoepeling van de kredietbeperkingen voor huishoudens na een verbeterde toegankelijkheid tot krediet in de meer geïntegreerde financiële markt. Verder had de Duitse eenwording grote gevolgen voor het relatieve concurrentievermogen binnen de eurozone. Daarnaast waren er ook landspecifieke ontwikkelingen wat betreft de productiviteit in de sectoren van verhandelbare en niet-verhandelbare goederen, naast effecten van migratie en toerisme.

Een belangrijke factor in individuele economieën in de eurozone was de wijze waarop economische ontwikkelingen in bepaalde gevallen met elkaar in wisselwerking stonden waardoor tekorten op de lopende rekening groter werden en langer bleven bestaan. Een goed voorbeeld hiervan was de sterke en aanhoudende verschuiving van middelen naar de sector van de niet-verhandelbare goederen, zoals vastgoedbeleggingen, onder impuls van het gecombineerde effect van dalende risicopremies, minder strenge kredietbeperkingen, migratie, toerisme en demografische aspecten.

In sommige gevallen stond nationaal beleid in wisselwerking met marktgedrag op een manier die een soepele aanpassing belemmerde. In Nederland ontstonden aan het begin van dit decennium bijvoorbeeld procyclische effecten op de arbeidsmarkt en de financiële markt en - achteraf gezien - in het begrotingsbeleid. Deze factoren droegen bij tot een 'boom/bust' cyclus, een verrassende gebeurtenis voor een land dat al zo’n dertig jaar van een feitelijke monetaire unie deel had uitgemaakt. Een meer algemene ervaring in de eurozone waren de problemen bij het beoordelen van de achterliggende begrotingssaldi tijdens landspecifieke aanpassingscycli en dit benadrukte nog eens de gevaren van het ontwikkelen van begrotingsbeleid in 'goede tijden'.

Prijzen en lonen pasten zich in sommige gevallen te langzaam aan veranderingen in nationale conjunctuuromstandigheden aan, vooral in tijden van afnemende activiteit. Dit gebrek aan flexibiliteit deed zich voor ondanks een algemene achtergrond van uitgesproken loonmatiging, die bijdroeg aan een daling van de structurele werkloosheid. Een medebepalende factor was de geringe productiviteitsgroei, waardoor de last van de reële kostenverlaging zwaar op de lonen drukte.

Er is ruimte voor aanzienlijke overloopeffecten tussen de economieën van de eurozone. Een analyse van de aanpassingservaringen toont bijvoorbeeld aan dat een hausse op de huizenmarkt in bepaalde economieën zowel de vraag naar verhandelbare goederen beïnvloedt als het niveau van de rentetarieven voor andere leden van de eurozone. Aangezien de budgettaire en loonontwikkelingen tijdens de aanpassing in wisselwerking staan, zullen zij via zowel vraag- als concurrentiekanalen andere economieën in de monetaire unie beïnvloeden.

Ook overloopeffecten van de mondiale economie kunnen van invloed zijn op leden van de eurozone op manieren die tot aanpassingsproblemen binnen de monetaire unie leiden. Vanwege de diversiteit in hun geografische en sectorale specialisatie worden lidstaten verschillend beïnvloed door ontwikkelingen in de wereldhandel, in internationale prijs- en exportmarkten en in de waarde van de euro met betrekking tot de valuta’s van hun belangrijkste handelspartners. Deze kwesties krijgen speciale relevantie gezien de aanzienlijke tekorten die op mondiaal niveau ontstaan.

Ten slotte waren de ervaringen met nominale en reële convergentie zeer uiteenlopend, deels als gevolg van de nationale beleidsbenadering. Tijdens de periode van nominale convergentie wendden bepaalde economieën, zoals de Spaanse, de bezuinigingen aan voor het doen van rentebetalingen om zo tot permanente budgettaire verbeteringen te komen, terwijl andere (zoals Italië) deze kans niet volledig benutten. Daarnaast leidden beleids- en marktfactoren tijdens de periode van reële convergentie tot verschillende uitkomsten. In Portugal droeg het expansieve begrotingsbeleid tijdens een krachtige hausse bij tot conjuncturele spanningen; tijdens de daaropvolgende baisse beperkte het de budgettaire flexibiliteit en de veerkracht van de economie. Tegelijkertijd verschoven de middelen sterk naar de sector van de niet-verhandelbare goederen, terwijl de productiviteitsprestaties slecht waren. Het gevolg was dat er geen voldoende basis was gelegd voor een volgehouden inhaalbeweging. Dit stond in schril contrast tot de gunstige ervaringen van Ierland in een vergelijkbaar stadium van reële convergentie.

Er moeten stappen worden ondernomen om het soepel functioneren van de eurozone te waarborgen

Uit de bovenstaande analyse kan een aantal mogelijke beleidslessen worden getrokken. Dergelijke lessen kunnen bijdragen tot het steeds soepeler functioneren van de monetaire unie in de toekomst. Enerzijds moet het nationale begrotingsbeleid zorgvuldig worden beheerd, zodat negatieve overloopeffecten tot een minimum worden beperkt. Structureel beleid is ook een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang, gezien de hoge mate van onderlinge afhankelijkheid wanneer economieën van de eurozone reageren op schokken of ernaar streven hun groeipotentieel te vergroten. Bovendien moeten de uitdagingen waarmee de leden worden geconfronteerd, in een internationaal perspectief worden gezien.

Hieronder worden vijf specifieke beleidsoverwegingen geschetst, gevolgd door suggesties voor verdere wegen voor vooruitgang die globaal passen binnen de prioriteiten van de Commissie voor de periode die voor ons ligt.

Het budgettaire beleid moet nog voorzichtiger worden gevoerd . Dit vereist een zorgvuldige analyse van de begrotingssituaties, waardoor de meting van de achterliggende saldi wordt verbeterd. Daartoe moet met een breder scala aan indicatoren rekening worden gehouden en moet sterker de nadruk worden gelegd op de samenstelling van de groei en de reële wisselkoersaanpassingen binnen de eurozone. Hierdoor zou het mogelijk moeten worden economisch 'goede tijden' volledig te benutten om een verbetering van de begrotingssituaties zeker te stellen. Deze aanbevelingen sluiten nauw aan bij het herziene stabiliteits- en groeipact, dat een sterker kader biedt voor het voeren van het nationale beleid over de gehele cyclus en rekening houdt met kwesties met betrekking tot duurzaamheid op de lange termijn.

De markt voor goederen en diensten moet flexibeler worden en de begrotingen moeten actieve aanpassing sterker ondersteunen. De ervaring met aanpassing aan schokken in de eerste jaren van de eurozone vraagt om een grotere neerwaartse prijsflexibiliteit. Rigide prijzen gaan vergezeld van een toenemende weerstand tegen het aanpassen van nominale lonen, aangezien dit tot grotere reële loondalingen zou leiden. Op die manier zijn de aanpassingskosten hoger in termen van productie en werkgelegenheid. Ook inertie bij de reallocatie van middelen over bedrijven en sectoren kan de aanpassing pijnlijker maken. Vandaar dat het waarborgen van open en concurrerende product- en dienstenmarkten niet alleen het groeipotentieel op de middellange termijn bevordert, maar ook een onmisbaar onderdeel vormt van elke strategie om de welzijnskosten van cyclische aanpassingsprocessen te verminderen. Vanuit dit perspectief moeten het belasting- en uitgavenbeleid op Europees, nationaal en lokaal niveau wellicht ook worden herzien. De financiële marktintegratie moet worden versneld . In de hele EU is belangrijke vooruitgang geboekt, maar er moet nog meer gedaan worden om het potentieel van de financiële markten in de eurozone te benutten en de financiële voordelen ervan te maximaliseren. Grotere financiële integratie kan de inwerking van economische schokken op inkomens en op nationale kredietmarkten verminderen. In dit opzicht zouden ook de volledige omzetting en handhaving van het Actieplan voor financiële diensten en voortdurende inspanningen om de financiële marktintegratie te bevorderen, aanzienlijke resultaten moeten opleveren.

Bij de loonvorming moeten de consequenties van de monetaire unie worden geïnternaliseerd . Gezien het feit dat de verantwoordelijkheid voor een aangepaste loonvorming in toenemende mate binnen het domein van de sociale partners valt, is het belangrijk te waarborgen dat de actoren in het loononderhandelingsproces over de benodigde informatie beschikken met betrekking tot de uitdagingen en consequenties die aan verschillende gedragslijnen verbonden zijn. Primair zou dit een betere beoordeling mogelijk moeten maken van de vraag of huidige en voorziene loon- en prijsontwikkelingen gunstig zijn in termen van aanpassingsbehoeften. Dit zou ook kunnen bijdragen aan het voorkomen van het significant doorschieten van reële effectieve wisselkoersen binnen de eurozone.

Er moet met de mondiale dimensie rekening worden gehouden. Er moet op een meer systematische manier rekening worden gehouden met de internationale dimensie. De gedifferentieerde consequenties van mondiale ontwikkelingen voor de verschillende landen - alsook de invloed van de euro en de eurozone op andere spelers in de wereldeconomie via financiële, handels- en beleidskanalen – moet worden verwerkt in de beoordeling van de beleidsstrategieën op het niveau van de eurozone en de lidstaten. Verder kunnen de Handelsagenda van de EU en de verdieping van de interne markt het concurrentievermogen van de economie van de eurozone op de mondiale markten helpen versterken.

De weg naar een sterkere eurozone

De monetaire unie heeft grote voordelen opgeleverd voor haar leden, maar ze moet nog verder worden verdiept en voltooid, een prioriteit die steeds dwingender wordt in de internationale omgeving van tegenwoordig. De recente verschillen vormden tot op zekere hoogte een weerspiegeling van de oorspronkelijke ontwikkelingen waardoor de lidstaten bij de aanloop naar de vorming van de eurozone in 1999 werden beïnvloed. Naar verwachting zal de toekomst echter nieuwe uitdagingen brengen in de vorm van belangrijke veranderingen in mondiale markten, in termen van concurrentiedruk, krimpende exportmarkten of veranderingen in financiële markten. In sommige gevallen zouden individuele leden van de eurozone te maken kunnen krijgen met toegenomen aanpassingsproblemen.

Het is van cruciaal belang te waarborgen dat de economie van de eurozone als geheel soepel en veerkrachtig op toekomstige schokken reageert. Ze moet immers in staat zijn een sterke en duurzame groei te vertonen in een internationale omgeving waarin sommige drijvende krachten van de mondiale activiteit eventueel verzwakken. Dit kan bijdragen tot het openhouden van internationale markten en tot een sterke groei, en aldus het welzijn van de Europese burgers wezenlijk vergroten. Naarmate het einde van het eerste decennium van de euro nadert, moeten het beleid en de instellingen in de eurozone goed toegerust zijn voor deze uitdaging.

Bespoedigen van structurele hervormingen en stimuleren van integratie

Het bespoedigen van structurele hervormingen heeft de hoogste prioriteit. Samen met de nieuwe governance van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid biedt het huidige economische herstel een unieke kans om de noodzakelijke structurele hervormingen krachtig na te streven. Deze kunnen het groeipotentieel op de middellange termijn verbeteren en de doeltreffendheid waarmee aangesloten economieën op schokken reageren, bevorderen. Marktmechanismen zullen beter reageren en een hogere productiviteitstoename kan de aanpassing vereenvoudigen. Hierbij zijn de doelstellingen van het verhogen van de onderzoek- en ontwikkelingsuitgaven tot 3% van het BBP en het bevorderen van innovatie uiterst belangrijk. Structurele hervormingen zullen ook helpen om beter om te gaan met de langetermijnuitdagingen van een vergrijzende bevolking en mondiale economische verandering. Derhalve is de groei- en werkgelegenheidsagenda, met inbegrip van het internemarkt- en handelsbeleid, in de eurozone van speciaal belang. Een vollediger en minder ongelijkmatige integratie van markten zou een significante welvaartsverbetering en een soepeler aanpassingsproces kunnen opleveren. Een van de prioriteiten bestaat erin het potentieel van de financiële markten om risico’s te spreiden en de inkomens te egaliseren, nog beter te benutten. Leden van de eurozone moeten die structurele maatregelen vaststellen - inclusief die welke de mobiliteit van arbeid bevorderen, welke momenteel nog zeer laag is - die het meest relevant zijn voor het bevorderen van zowel de groei als het aanpassingsvermogen, en die uiteindelijk gunstige effecten voor de gehele eurozone zullen hebben. Hierboven is reeds ingegaan op de daarmee samenhangende prioriteit voor de actoren in het loonvormingsproces om ten volle met de context van de eurozone rekening te houden, waardoor aanpassingen in het concurrentievermogen soepel kunnen verlopen.

Verder versterken van begrotingssituaties en verbeteren van de kwaliteit van de nationale begrotingen

Ook het begrotingsbeleid kan sterker bijdragen tot een doeltreffende aanpassing en een duurzame groei. De in de beginjaren van de euro opgedane ervaring wijst erop dat beleidsmakers beter gebruik moeten maken van 'goede tijden' en de aanpassing op de middellange termijn moeten waarborgen in overeenstemming met het herziene stabiliteits- en groeipact. Volgens het herziene pact dient het budgettaire beleid zich steeds sterker toe te spitsen op de kwaliteit van de overheidsfinanciën, en met name de structuur van het belasting- en uitgavenbeleid. De lidstaten hebben afgesproken om van de volgende reeks nationale en regionale programma's, met ondersteuning van het Structuurfonds en het Cohesiefonds, gebruik te maken om de Lissabon-strategie uit te voeren en zo de kwaliteit van de overheidsuitgaven te bevorderen.

Versterken van de coördinatie binnen en buiten de eurozone

Bovengenoemde uitdagingen moeten worden gezien in termen van nationale beleidsprioriteiten. Op een dieper niveau vormen ze echter ook een uitdaging voor het beheer van de eurozone. De euro heeft tot een veel grotere onderlinge afhankelijkheid geleid, onder andere door de snelheid en de omvang van de financiële stromen. De EU-instellingen en de Eurogroep hebben een duidelijke rol te vervullen bij het coördineren van de vooruitgang in de diverse landen, op de diverse beleidsterreinen en in de diverse sectoren. In dit opzicht zijn de coördinatie-instrumenten op nationaal en Europees niveau nog belangrijker geworden voor het bevorderen van het doeltreffend functioneren van de eurozone. De budgettaire coördinatie in het kader van het herziene stabiliteits- en groeipact dient te worden bevorderd, en de eurozonedimensie van de groei- en werkgelegenheidsstrategie moet voldoende nadruk krijgen. De geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid, die in juli 2005 door de Raad werden aangenomen, weerspiegelen deze duidelijke oriëntatie in de richting van een betere coördinatie tussen het macro-economische en structurele beleid, in het bijzonder door middel van het op de eurozone toegespitste richtsnoer. Een duidelijker externe vertegenwoordiging, die leidt tot het spreken met één stem, kan een belangrijke bijdrage leveren aan het begunstigen van de belangen van de EU en de eurozone.

Bevorderen van de uitbreiding van de eurozone

Het beter functioneren van de eurozone zal ten goede komen aan zijn leden en aan de gehele EU-economie. In het geval van de lidstaten die nog niet tot de monetaire unie zijn toegetreden, heeft de euro verder een belangrijk potentieel om als beleidsanker te fungeren. Tegelijkertijd is het belangrijk dat beleidsmakers de lessen betreffende de overgang naar de euro, die voortkomen uit de ervaring van huidige leden van de eurozone, volledig in aanmerking nemen. Op deze manier kunnen landen die zich op toetreding tot de euro voorbereiden, volledig profiteren van het leven met de eenheidsmunt. Op deze basis kan de invoering van de euro handel en groei stimuleren en ook bijdragen aan het beschermen van deze economieën tegen onrust op de internationale markten – een voordeel dat niet altijd gewaardeerd wordt in periodes waarin de mondiale liquiditeit groot is en de risicopremies beperkt zijn.

Dichter bij de burgers komen

Een deskundige aansturing van de economische en monetaire unie door beleidsmakers is echter niet voldoende, indien de boodschap de burger niet bereikt. Burgers hebben in wezen op allerlei manieren baat gehad bij de monetaire unie, doordat ze profiteren van stabiele prijzen, van goedkoper en gemakkelijker verkrijgbaar krediet, van steeds diepere economische integratie en van bescherming tegen de effecten van onrust op internationale markten. Hoewel uit opiniepeilingen blijkt dat burgers zich bewust zijn van de praktische waarde van de euro, zijn de bredere macro-economische voordelen hen minder duidelijk. Veel mensen vinden dat de leden hun beleid nauwer zouden moeten coördineren. Er is dus ruimte om de burgers duidelijk te maken dat lidmaatschap van de monetaire unie, een weg is die naar een sterke en duurzame stijging van de levensstandaard en naar economische en financiële stabiliteit leidt.

* * *

Terugblikkend op de beginjaren van de monetaire unie is het duidelijk dat met succes een gezond macro-economisch kader is ingevoerd. Nu is het zaak te onderzoeken hoe goed het beleid is geïmplementeerd, hoe sterk structurele hervormingen het aanpassingsproces ondersteunen en hoe beslissend het bestuur van de eurozone kan worden geconsolideerd. Deze mededeling legt de nadruk op prioriteiten die het soepel functioneren van een steeds groter wordende eurozone moeten waarborgen en de bijdragen ervan aan de wereldeconomie moeten bevorderen. Om dit te bereiken is een verdergaande beleidscoördinatie nodig en een beter bestuur, in het bijzonder door middel van de groei- en werkgelegenheidsstrategie en in de context van de Eurogroep. Het smeden van de noodzakelijke politieke consensus zal een grote uitdaging zijn. Toch is dit van wezenlijk belang, willen de Europese burgers ten volle kunnen profiteren van de economische en monetaire unie, en willen we langs een weg van duurzame groei de 10e verjaardag van de euro tegemoet kunnen gaan.

'Jaarlijkse verklaring over de eurozone' , mededeling van de Commissie, COM(2006) 392 van 12.7.2006.

"The EU Economy 2006 Review – Adjustment Dynamics in the euro area: experiences and challenges" , European Economy, Directoraat-generaal Economische en financiële zaken, http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/european_economy/2006/the_eu_economy_review2006_en.htm.

In het verslag over het Europese concurrentievermogen 2006 wordt aangegeven op welke gebieden extra inspanningen noodzakelijk kunnen blijken. Zie in dit verband de mededeling van de Commissie met als titel 'Economische hervormingen en concurrentievermogen: de belangrijkste boodschappen uit het verslag over het Europese concurrentievermogen 2006', COM(2006) 697 van 14.11.2006.