Artikelen bij COM(2000)550 - Informatie aan bedrijven en overheidsdiensten in de lidstaten in geval van "gegronde twijfel" over de oorsprong van de goederen bij gebruik van preferentiële tariefregelingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52000DC0550

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende informatie aan bedrijven en overheidsdiensten in de lidstaten in geval van 'gegronde twijfel' over de oorsprong van de goederen bij gebruik van preferentiële tariefregelingen /* COM/2000/0550 def. */

Publicatieblad Nr. C 348 van 05/12/2000 blz. 0004 - 0005


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT betreffende informatie aan bedrijven en overheidsdiensten in de lidstaten in geval van 'gegronde twijfel' over de oorsprong van de goederen bij gebruik van preferentiële tariefregelingen

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

betreffende informatie aan bedrijven en overheidsdiensten in de lidstaten in geval van 'gegronde twijfel' over de oorsprong van de goederen bij gebruik van preferentiële tariefregelingen

1. Inleiding

In haar mededeling over het beheer van de preferentiële douanetariefregelingen (COM 402(97) van 23 juli 1997) heeft de Commissie een actieprogramma beschreven dat onder meer nieuwe voorwaarden inhoudt voor de toepassing van deze regelingen.

Een van de voorgestelde maatregelen is een meer systematisch gebruik van een systeem om de importeurs snel te waarschuwen wanneer gegronde twijfel is gerezen over de oorsprong van goederen die voor een preferentieel tarief in aanmerking komen (punt 9.3.2, tweede alinea van voornoemde mededeling). De Commissie is voornemens alle bij haar aangemelde gevallen waarin 'gegronde twijfel' bestaat over de oorsprong van goederen aan de bedrijven door te geven.

De bedrijven en douanediensten van de lidstaten kunnen uit deze gegevens de nodige conclusies trekken, zodat zowel de bedrijven als de Gemeenschap hun financiële belangen kunnen beschermen.

Bij het bekendmaken van de informatie zal rekening worden gehouden met het feit dat deze geen belemmering mag vormen van eventuele nationale of communautaire onderzoeken naar het gebruik van preferentiële regelingen.

Wanneer over een bepaald product uit een bepaald land niet de informatie wordt verspreid dat hierover 'gegronde twijfel' bestaat, betekent dit evenwel niet automatisch dat er zich ten aanzien van dit product of land geen onregelmatigheden voordoen. Deze informatie doet met name geen afbreuk aan de mogelijkheid om specifieke maatregelen te nemen, bijvoorbeeld in de vorm van zekerheidstelling bij invoer. De bedrijven moeten dus in elk geval waakzaam blijven bij de toepassing van deze regelingen en met name ten aanzien van de certificaten van preferentiële oorsprong.


2. Gevallen die bij de Commissie moeten worden aangemeld

De voornaamste gevallen waarin 'gegronde twijfel' kan ontstaan over de oorsprong van de goederen zijn de volgende (de lijst is niet volledig) :

De aantekeningen bij Protocol 4 bij de Europa-Overeenkomsten (PB EG C 90/6 van 31.3.1999, blz. 11) die naar 'gegronde twijfel' verwijzen hebben uitsluitend betrekking op individuele gevallen waarin, voornamelijk om formele redenen, twijfel kan ontstaan over de oorsprong van de goederen. Wanneer de Commissie maatregelen neemt tot schorsing van een preferentiële tariefregeling op grond van de bepalingen die in sommige autonome preferentiële tariefregelingen zijn opgenomen (systeem van algemene preferenties, regeling voor producten uit Albanië, regeling voor producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië, Verordening (EG) nr. 2820/98 van 21.12.1998, Verordening (EG) nr. 1763/1999 van 29.7.1999, Verordening (EG) nr. 6/2000 van 17.12.1999) heeft dit betrekking op gevallen die verder gaan dan 'gegronde twijfel', omdat de importeurs dan worden ingelicht over gevallen waarin bewijzen zijn geleverd over de valsheid van de verklaringen van de oorsprong.

-gebrek aan elementaire administratieve medewerking (geen mededeling van naam en adres van de douane- of overheidsinstanties die belast zijn met de afgifte en controle van certificaten van oorsprong; geen toezending van afdrukken van stempels waarmee de certificaten worden gewaarmerkt);

-geen of gebrekkige administratieve samenwerking bij de controle op de certificaten van oorsprong;

-algemene economische informatie die twijfel doet ontstaan aan het vermogen van bepaalde landen en goederen om aan de oorsprongsregels te voldoen (voorbeeld: afwezigheid van weverijen in een land dat veel kledingstukken uitvoert, of van een visserijvloot in een land dat veel visserijproducten uitvoert, tenzij cumulatie van de oorsprong mogelijk is);

-ontoereikende administratieve structuren voor het beheer van de preferentiële regelingen in het begunstigde land;

-systematische invoer van goederen via meerdere tussenpersonen in andere landen dan het begunstigde land;

-onverklaarbaar snel stijgende invoer van gevoelige goederen waaraan meerdere frauderisico's zijn verbonden (bijv.: schoeisel uit een regio waarin sommige landen door antidumpingrechten zijn getroffen en buurlanden niet, waarvan sommige een geliberaliseerde handel kennen en andere niet en waarvan sommige voor preferenties in aanmerking komen en andere niet);

-vaststelling van fraudegevallen, met name ten gevolge van onderzoeken in derde landen die voor tariefpreferenties in aanmerking komen.

3. Vorm en inhoud van deze informatie

De Commissie zal in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (C-reeks) berichten voor importeurs doen verschijnen wanneer er 'gegronde twijfel' bestaat over de gehele of een gedeelte van de invoer van producten uit landen die voor een preferenties in aanmerking komen.

Deze berichten zullen volgens de daarvoor geldende procedures ook aan de bevoegde diensten van de lidstaten en aan de bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen worden toegezonden.

4. Gevolg van de publicatie van deze berichten

4.1. Wanneer een bericht voor importeurs wordt gepubliceerd wordt elk document ten bewijze van de oorsprong van de betrokken goederen voor controle achteraf naar de met de afgifte van oorsprongsbewijzen belaste instantie in het begunstigde land gezonden, onder opgave van de redenen van het verzoek om controle. In afwachting van de uitslag van de controle nemen de douaneautoriteiten van elke lidstaat de door hen noodzakelijk geachte maatregelen om de betaling van de toepasselijke rechten zeker te stellen. Deze conservatoire maatregelen worden genomen overeenkomstig de procedures waarin de betrokken overeenkomst of autonome preferentiële regeling voorziet.

4.2. De resultaten van de controle achteraf worden op communautair niveau door de betrokken instantie onderzocht (groepen van de Raad, Comité Douanewetboek of een ander comité).

Al naar gelang de resultaten van dit onderzoek, oordeelt de Commissie:

-dat de situatie van 'gegronde twijfel' niet meer bestaat: zij doet in het Publicatieblad van de Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (C-reeks) een bericht verschijnen voor de importeurs dat er geen 'gegronde twijfel' meer is (met dit bericht wordt het eerdere bericht ingetrokken);

-dat de situatie van 'gegronde twijfel' nog steeds bestaat: zij legt de kwestie voor aan het Comité Douanesamenwerking dat bij de betrokken overeenkomst is opgericht of aan een ander comité dat zich met dergelijke kwesties bezighoudt; in geval van een autonome preferentieregeling stelt zij de Raad voor dat de betrokken preferenties geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.