Artikelen bij COM(2000)16 - Verzoek van de Duitse regering om een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van Richtlijn 92/81/EEG; daarbij wordt uitgegaan van artikel 8, lid 4, van die richtlijn, met betrekking tot een verlaagd accijnstarief voor motorbrandstoffen met een zwavelgehalte van minder dan 10 deeltjes per miljoen (ppm)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52000DC0016

Mededeling van de Commissie aan de Raad - Verzoek van de Duitse regering om een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad; daarbij wordt uitgegaan van artikel 8, lid 4, van die richtlijn, met betrekking tot een verlaagd accijnstarief voor motorbrandstoffen met een zwavelgehalte van minder dan 10 deeltjes per miljoen (ppm) /* COM/2000/0016 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Verzoek van de Duitse regering om een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad; daarbij wordt uitgegaan van artikel 8, lid 4, van die richtlijn, met betrekking tot een verlaagd accijnstarief voor motorbrandstoffen met een zwavelgehalte van minder dan 10 deeltjes per miljoen (ppm)


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Verzoek van de Duitse regering om een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad; daarbij wordt uitgegaan van artikel 8, lid 4, van die richtlijn, met betrekking tot een verlaagd accijnstarief voor motorbrandstoffen met een zwavelgehalte van minder dan 10 deeltjes per miljoen (ppm)

1. Inleiding

Overeenkomstig Richtlijn 92/81/EEG van de Raad zijn de lidstaten verplicht het geharmoniseerd systeem toe te passen voor de structuur van accijnsrecht op minerale oliën. Op grond van artikel 8, lid 4, van die richtlijn kan de Raad lidstaten toestemming verlenen om verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren uit specifieke beleidsoverwegingen.

In een brief van het Bureau van de Duitse Permanente Vertegenwoordiging van 24 september 1999 werd de Commissie in kennis gesteld van een maatregel die erop gericht is verschillende accijnstarieven in te voeren voor motorbrandstoffen met een zwavelgehalte onder specifieke maxima.

In een brief van het Secretariaat-Generaal van de Commissie van 25 november 1999 werden alle lidstaten overeenkomstig artikel 8, lid 4, van bovengenoemde richtlijn op de hoogte gebracht van de voorgenomen maatregel. Op grond van hetzelfde artikel kan de Commissie of een lidstaat de Raad verzoeken deze zaak te onderzoeken.

2. Maatregel

De Duitse autoriteiten hebben de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen om met ingang van 1 januari 2000 een nieuwe wet in te voeren inzake voortzetting van de wet op de milieubelasting die gedifferentieerde accijnstarieven inhoudt op minerale oliën voor brandstoffen afhankelijk van hun zwavelgehalte. De ontwerp-wet omvat voorschriften inzake de gedifferentieerde accijnstarieven afhankelijk van het zwavelgehalte van de brandstof.

De nieuwe wet voorziet in de tenuitvoerlegging in twee stadia van verschillende rechten op benzine en diesel afhankelijk van hun zwavelgehalte. Het voorstel behelst een verhoging van 3 pfennig per liter op brandstof met een zwavelgehalte van meer dan 50 ppm (deeltjes per miljoen) met ingang van 1 november 2001 tot 31 december 2002. Verder zou deze hogere heffing met ingang van 1 januari 2003 van toepassing zijn op brandstof met een zwavelgehalte van meer dan 10 ppm.

De Duitse autoriteiten hebben verklaard dat men met deze maatregel de invoering van zwavelarme brandstof wil bespoedigen. Omdat voertuigen kunnen rijden op zwavelarme en zwavelvrije brandstof zonder dat zij moeten worden omgebouwd, zal het gebruik van dergelijke brandstoffen de toxische uitstoot van alle voertuigen aanzienlijk omlaag brengen. Zwavelarme en met name zwavelvrije brandstoffen bieden tevens de mogelijkheid om gebruik te maken van nieuwe motortypes en technologie om uitlaasgassen schoon te maken. De combinatie van zwavelarme brandstof en deze nieuwe technologie zal leiden tot een belangrijke daling van het volume van de uitgestoten deeltjes, stikstofoxide en koolwaterstoffen, ondanks prognoses van verkeersintensivering. Indien dit gevolgd wordt door de invoering van zwavelvrije brandstoffen kan de uitstoot nog verder omlaag worden gebracht. Beoogd wordt het gebruik van zwavelvrije brandstof aan te moedigen om de mogelijkheid de uitstoot van CO2 te verlagen optimaal te benutten.

Duitsland verzoekt derhalve op grond van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 toestemming om :

· van 1 november 2001 tot 31 december 2002 op brandstof met een zwavelgehalte van ten hoogste 50 ppm een accijns op minerale oliën van 3 pfennig per liter minder te mogen toepassen dan de accijns op brandstof met een hoger zwavelgehalte;

· met ingang van 1 januari 2003 op brandstof met een zwavelgehalte van ten hoogste 10 ppm een accijns op minerale oliën van 3 pfennig per liter minder te mogen toepassen dan de accijns op brandstof met een hoger zwavelgehalte.

3. Standpunt van de Commissie

De Commissie merkt op dat het een tweeledig verzoek betreft. Met betrekking tot het eerste element betreffende brandstof met een zwavelgehalte van ten hoogste 50 ppm voor de periode 1 november 2001 tot en met 31 december 2002, ziet de Commissie geen problemen omdat bij Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof in de Gemeenschap een norm van 50 ppm reeds werd overeengekomen en vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2005 moet de norm van 50 ppm in de Gemeenschap worden toegepast. De door de Duitse autoriteiten voorgestelde belastingfaciliteit zal het gebruik van deze brandstof derhalve vóór de uiteindelijke datum van tenuitvoerlegging in de richtlijn aanmoedigen. De Commissie heeft dan ook een ontwerp-voorstel voor de beschikking van de Raad voorbereid en ingediend om toestemming te verlenen voor dit deel van het verzoek.

Wat het tweede element van het verzoek betreft is de Commissie van oordeel dat meer tijd nodig is om bepaalde aspecten van het verzoek om een gedifferentieerd accijnstarief te mogen toepassen op brandstof met een zwavelgehalte van ten hoogste 10 ppm aan een nader onderzoek te onderwerpen. Er zal met name meer onderzoek moeten worden gedaan naar technologische vraagstukken en de milieuvoordelen alsmede een diepgaand onderzoek naar de wijze waarop kwesties in verband met brandstofnormen van invloed kunnen zijn op de mededinging en de handel op de interne markt.

De Commissie benadrukt dat deze mededeling niet inhoudt dat het tweede element van het verzoek om een afwijking in beginsel werd afgewezen. De mededeling beoogt alleen duidelijk te maken dat meer tijd nodig is om deze kwestie te onderzoeken en erop te wijzen dat de in artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG voor de afhandeling van verzoeken om afwijking vermelde termijn alleen in acht kan worden genomen indien een dergelijke mededeling aan de Raad wordt voorgelegd.

De Commissie verzekert de Duitse autoriteiten en de Raad dat zij deze zaak dringend in overweging zal nemen en zo spoedig mogelijk een ontwerp-voorstel voor een beschikking van de Raad of een verdere mededeling aan de Raad zal voorleggen.

Gezien deze fundamentele bezwaren verzoekt de Commissie de Raad deze kwestie overeenkomstig de derde zin van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG nader te onderzoeken.