Artikelen bij COM(2006)232 - Kader voor de bescherming van de bodem - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)232 - Kader voor de bescherming van de bodem. |
---|---|
document | COM(2006)232 |
datum | 22 september 2006 |
Inhoudsopgave
- Hoofdstuk I - Algemene bepalingen
- Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied
- Artikel 2 - Definities
- Artikel 3 - Beleidsintegratie
- Artikel 4 - Voorzorgsmaatregelen
- Artikel 5 - Bodemafdekking
- Hoofdstuk II - Risicopreventie, temperende maatregelen en herstel
- DEEL 1 - AANWIJZING VAN RISICOGEBIEDEN
- Artikel 6 - Aanwijzing van risicogebieden voor erosie, verlies van organische stof, verdichting, verzilting en aardverschuivingen
- Artikel 7 - Methodiek
- Artikel 8 - Maatregelenprogramma’s ter bestrijding van erosie, verlies aan organische stof, verdichting, verzilting en aardverschuivingen
- Hoofdstuk III - Bodemverontreiniging
- DEEL 1 - PREVENTIE EN INVENTARISATIE
- Artikel 9 - Preventie van bodemverontreiniging
- Artikel 10 - Inventaris van verontreinigde locaties
- Artikel 11 - Inventarisatieprocedure
- Artikel 12 - Bodemrapport
- DEEL 2 - SANERING
- Artikel 13 - Sanering
- Artikel 14 - Nationale saneringsstrategie
- Hoofdstuk IV - Bewustmaking, rapportage en uitwisseling van informatie
- Artikel 15 - Bewustmaking en participatie van het publiek
- Artikel 16 - Rapportage
- Artikel 17 - Uitwisseling van informatie
- Hoofdstuk V - Slotbepalingen
- Artikel 18 - Tenuitvoerlegging en aanpassing aan de technische vooruitgang
- Artikel 19 - Comité
- Artikel 20 - Verslag van de Commissie
- Artikel 21 - Toetsing
- Artikel 22 - Sancties
- Artikel 23 - Wijziging van Richtlijn 2004/35/EG
- Artikel 24 - Omzetting
- Artikel 25 - Inwerkingtreding
- Artikel 26 - Adressaten
Hoofdstuk I - Algemene bepalingen
Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied
(a) producent van biomassa, met name in de landbouw en de bosbouw;
(b) medium voor de opslag, filtering en omzetting van voedingsstoffen, chemische stoffen en water;
(c) reservoir van biodiversiteit, met name van habitats, soorten en genen;
(d) fysiek en cultureel milieu voor de mens en voor menselijke activiteiten;
(e) bron van grondstoffen;
(f) koolstofreservoir;
(g) archief van het geologisch en archeologisch erfgoed.
Te dien einde legt zij maatregelen vast ter preventie van processen van bodemaantasting - zowel die welke natuurlijke oorzaken hebben als die welke door een breed spectrum van menselijke activiteiten worden veroorzaakt - die het vermogen van een bodem om die functies te vervullen, ondermijnen. Deze maatregelen omvatten zowel het temperen van de effecten van die processen als het herstel en de sanering van aangetaste bodems tot een niveau van functionaliteit dat tenminste verenigbaar is met het huidige en het goedgekeurde toekomstige gebruik ervan.
2. Deze richtlijn is van toepassing op de bodem die de bovenste laag van de aardkorst vormt en die begrensd is door het aardoppervlak enerzijds en het vaste gesteente anderzijds, met uitzondering van het grondwater als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2060/EG van het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 2 - Definities
(1) ‘bodemafdekking’: de permanente bedekking van het bodemoppervlak met ondoordringbaar materiaal;
(2) ‘gevaarlijke stoffen’: stoffen of preparaten als omschreven in Richtlijn 67/548/EG van de Raad en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 3 - Beleidsintegratie
De lidstaten maken hun bevindingen terzake bekend.
Artikel 4 - Voorzorgsmaatregelen
Artikel 5 - Bodemafdekking
Hoofdstuk II - Risicopreventie, temperende maatregelen en herstel
DEEL 1 - AANWIJZING VAN RISICOGEBIEDEN
Artikel 6 - Aanwijzing van risicogebieden voor erosie, verlies van organische stof, verdichting, verzilting en aardverschuivingen
(a) erosie door water of wind;
(b) verlies van organische stof veroorzaakt door een gestage afname van de hoeveelheid organische stof in de bodem, onverteerde plantaardige en dierlijke resten, de producten van de gedeeltelijke afbraak daarvan en de biomassa in de bodem buiten beschouwing gelaten;
(c) verdichting door een toename van de volumieke massa en een afname van de porositeit van de bodem;
(e) verzilting door de accumulatie van oplosbare zouten in de bodem;
(f) aardverschuivingen veroorzaakt door de middelsnelle tot snelle neerwaartse verplaatsing van aarde- en steenmassa’s.
Met het oog op die aanwijzing maken de lidstaten met betrekking tot elk van deze processen van bodemaantasting tenminste gebruik van de in bijlage I genoemde elementen en houden zij rekening met de effecten van die processen op de intensivering van broeikasgasemissies en woestijnvorming.
2. De overeenkomstig lid 1 aangewezen risicogebieden worden bekendgemaakt en tenminste elke tien jaar herzien.
Artikel 7 - Methodiek
DEEL 2 VASTSTELLING VAN DOELSTELLINGEN EN MAATREGELENPROGRAMMA’S
Artikel 8 - Maatregelenprogramma’s ter bestrijding van erosie, verlies aan organische stof, verdichting, verzilting en aardverschuivingen
2. Bij het opstellen en herzien van hun maatregelenprogramma’s overeenkomstig lid 1 besteden de lidstaten passende aandacht aan de sociale en economische gevolgen van de overwogen maatregelen.
De lidstaten zien erop toe dat de maatregelen kosteneffectief en technisch haalbaar zijn en zij voeren een effectbeoordeling, inclusief een kosten-batenanalyse, uit alvorens zij het maatregelenprogramma invoeren.
In hun maatregelenprogramma’s geven de lidstaten aan hoe de maatregelen ten uitvoer zullen worden gelegd en hoe deze zullen bijdragen tot het realiseren van de vastgestelde milieustreefdoelen.
3. Wanneer een gebied een risico loopt ten gevolge van verscheidene tegelijk optredende processen van bodemaantasting, mogen de lidstaten een enkel programma aannemen waarin passende risicobeperkingsdoelstellingen worden vastgesteld voor alle geïdentificeerde risico’s, tezamen met passende maatregelen om die doelstellingen te bereiken.
4. Het maatregelenprogramma wordt binnen een termijn van zeven jaar na [uiterste omzettingstermijn] opgesteld en is uiterlijk acht jaar na die datum van toepassing.
Het maatregelenprogramma wordt bekendgemaakt en wordt tenminste om de vijf jaar herzien.
Hoofdstuk III - Bodemverontreiniging
DEEL 1 - PREVENTIE EN INVENTARISATIE
Artikel 9 - Preventie van bodemverontreiniging
Artikel 10 - Inventaris van verontreinigde locaties
Dat risico wordt beoordeeld rekening houdend met het huidige en het goedgekeurde toekomstige gebruik van de grond.
2. De lidstaten stellen een nationale inventaris van verontreinigde locaties op, hierna “de inventaris” genoemd. De inventaris wordt bekendgemaakt en tenminste om de vijf jaar herzien.
Artikel 11 - Inventarisatieprocedure
2. Uiterlijk vijf jaar na [uiterste omzettingstermijn] dienen de lidstaten tenminste de ligging te hebben bepaald van de locaties waar de in bijlage II genoemde potentieel bodemverontreinigende activiteiten plaatsvinden of in het verleden hebben plaatsgevonden.
Te dien einde worden de in punt 2 van bijlage II genoemde activiteiten in aanmerking genomen, waarbij geen rekening wordt gehouden met de in bijlage I van Richtlijn 96/61/EG van de Raad gespecificeerde drempelwaarden, met uitzondering van de activiteiten van micro-ondernemingen als omschreven in punt 3 van artikel 2 van de bijlage van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie en activiteiten met betrekking tot veeteelt.
Er vindt een periodieke herziening van de inventarisatie plaats.
3. Overeenkomstig het onderstaande tijdschema meten de bevoegde instanties het concentratieniveau van gevaarlijke stoffen op de overeenkomstig lid 2 geïnventariseerde locaties en wordt, waar dat niveau zodanig is dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat het een ernstig risico vormt voor de volksgezondheid en het milieu, ter plaatse een risicobeoordeling uitgevoerd met betrekking tot die locaties:
(a) binnen vijf jaar na [uiterste omzettingstermijn] voor tenminste 10 % van de locaties;
(b) binnen 15 jaar na [uiterste omzettingstermijn] voor tenminste 60 % van de locaties;
(c) binnen 25 jaar na [uiterste omzettingstermijn] voor de overige locaties.
Artikel 12 - Bodemrapport
2. Het bodemrapport wordt opgesteld door een daartoe bevoegde instantie of persoon die door de lidstaat wordt aangewezen. Het omvat tenminste de volgende bijzonderheden:
(a) historische achtergrondgegevens over de locatie, ontleend aan officiële documenten;
(b) een chemische analyse waarbij het concentratieniveau van gevaarlijke stoffen in de bodem is bepaald; deze betreft uitsluitend de stoffen waarvan de aanwezigheid verband houdt met de potentieel verontreinigende activiteit op de locatie;
(c) het concentratieniveau waarbij genoegzaam kan worden aangenomen dat de gevaarlijke stoffen in kwestie een ernstig risico vormen voor de volksgezondheid of het milieu.
3. De lidstaten stellen de vereiste methodiek vast voor het bepalen van de in lid 2, onder b), bedoelde concentratieniveaus.
4. De in het bodemrapport vervatte informatie wordt door de bevoegde instanties gebruikt bij de inventarisatie van de verontreinigde locaties overeenkomstig artikel 10, lid 1.
DEEL 2 - SANERING
Artikel 13 - Sanering
2. De sanering omvat behandelingen van de bodem die gericht zijn op de verwijdering, beheersing, inperking of vermindering van verontreinigende stoffen, zodat de verontreinigde locatie, rekening houdend met het huidige en het goedgekeurde toekomstige gebruik ervan, niet langer enig beduidend risico voor de volksgezondheid of het milieu veroorzaakt.
3. De lidstaten ontwikkelen passende mechanismen ter financiering van de sanering van de verontreinigde locaties waarvoor, zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat de vervuiler betaalt, de persoon die voor de verontreiniging verantwoordelijk is hetzij niet kan worden geïdentificeerd, hetzij krachtens de communautaire of nationale wetgeving niet aansprakelijk kan worden gesteld, hetzij niet tot het dragen van de kosten kan worden verplicht.
Artikel 14 - Nationale saneringsstrategie
Indien gebruik wordt gemaakt van isolatie of natuurlijke afbraak van de verontreiniging, dient het verloop van het risico voor de volksgezondheid of het milieu te worden bewaakt.
2. De nationale saneringsstrategie dient uiterlijk acht jaar na [uiterste omzettingstermijn] van toepassing te zijn en bekend te zijn gemaakt. Zij wordt tenminste elke vijf jaar herzien.
Hoofdstuk IV - Bewustmaking, rapportage en uitwisseling van informatie
Artikel 15 - Bewustmaking en participatie van het publiek
2. Het bepaalde in artikel 2, leden 1, 2, 3 en 5, van Richtlijn 2003/35/EG is van toepassing op de opstelling, wijziging en toetsing van de in artikel 8 bedoelde maatregelenprogramma’s met betrekking tot risicogebieden en de in artikel 14 bedoelde nationale saneringsstrategieën.
Artikel 16 - Rapportage
(a) een samenvatting van de uit hoofde van artikel 5 genomen initiatieven;
(b) de overeenkomstig artikel 6, lid 1, aangewezen risicogebieden;
(c) de overeenkomstig artikel 7 ter omschrijving van het risico gebruikte methodiek;
(d) de krachtens artikel 8 vastgestelde maatregelenprogramma’s alsmede een evaluatie van de doeltreffendheid van de maatregelen ter beperking van het risico en het optreden van processen van bodemaantasting;
(e) het resultaat van de inventarisatie overeenkomstig artikel 11, leden 2 en 3, en de overeenkomstig artikel 10, lid 2, opgestelde inventaris van verontreinigde locaties;
(f) de krachtens artikel 14 vastgestelde nationale saneringsstrategie;
(g) een samenvatting van de overeenkomstig artikel 15 genomen bewustmakingsinitiatieven.
2. De in lid 1, onder b), bedoelde informatie dient vergezeld te gaan van metadata en beschikbaar te worden gesteld in de vorm van geannoteerde, aan geografische coördinaten gerelateerde digitale gegevens in een format dat door een geografisch informatiesysteem (GIS) kan worden gelezen.
Artikel 17 - Uitwisseling van informatie
Hoofdstuk V - Slotbepalingen
Artikel 18 - Tenuitvoerlegging en aanpassing aan de technische vooruitgang
2. Wanneer op basis van de in artikel 17 bedoelde uitwisseling van informatie de noodzaak wordt vastgesteld om de risicobeoordelingsmethodieken met betrekking tot bodemverontreiniging te harmoniseren, stelt de Commissie volgens de in artikel 19, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing gemeenschappelijke criteria voor de risicobeoordeling van bodemverontreiniging vast.
3. Binnen vier jaar na [datum van inwerkingtreding] stelt de Commissie volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure de noodzakelijke bepalingen vast betreffende de kwaliteit van gegevens en metadata, het gebruik van historische gegevens, de methoden, de toegankelijkheid en de formats voor gegevensuitwisseling met het oog op de uitvoering van artikel 16.
Artikel 19 - Comité
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 20 - Verslag van de Commissie
De Commissie publiceert vervolgens elke vijf jaar een voortgangsverslag.
Zij dient deze verslagen in bij het Europees Parlement en de Raad.
2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten een beoordeling van de voortgang bij de uitvoering van deze richtlijn op basis van de door de Commissie overeenkomstig artikel 16 uitgevoerde beoordelingen.
Artikel 21 - Toetsing
Artikel 22 - Sancties
Artikel 23 - Wijziging van Richtlijn 2004/35/EG
“3. De bevoegde instantie eist dat de herstelmaatregelen door de exploitant worden genomen. Rekening houdend met artikel 13, lid 1, van Richtlijn xx/xx/xx kunnen, indien de exploitant de verplichtingen van lid 1 of lid 2, onder b), c) of d), niet nakomt, of niet kan worden geïdentificeerd, of niet verplicht is de kosten uit hoofde van deze richtlijn te dragen, deze maatregelen door de bevoegde instantie zelf worden genomen.”
Artikel 24 - Omzetting
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.