Artikelen bij COM(1994)309 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Inhoudsopgave

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2847/93 wordt als volgt gewijzigd:

1. In titel I wordt het volgende artikel 3 bis toegevoegd:

"Artikel 3bis

1. Als de Raad in het kader van voorwaarden voor de toegang tot vangstgebieden en visbestanden die hij overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 voor de activiteit van communautaire vissersvaartuigen in bepaalde visserijtakken vaststelt, besluit om voor de betrokken vaartuigen een regeling inzake melding van de scheepsbewegingen en/of de vangsten van toepassing te verklaren, geldt het volgende:

- alle kapiteins van de vaartuigen die de visserij mogen uitoefenen, doen de controle-instanties van de Lid-Staat waarvan hun vaartuig de vlag voert, hierna 'vlaggestaat` genoemd, een melding toekomen telkens wanneer zij het vangstgebied van de betrokken visserijtak binnenvaren of dit gebied verlaten;

- alle kapiteins van de vaartuigen die de visserij mogen uitoefenen, delen, gespecificeerd per soort, de gevangen hoeveelheden mee die aan boord zijn, alsmede, eveneens gespecificeerd per soort, de hoeveelheden die op andere vaartuigen zijn overgeladen;

- de vlaggestaat neemt de nodige maatregelen voor registratie van de gegevens die door deze vaartuigen worden doorgezonden, wanneer zij in de betrokken vangstgebieden vissen.

Wanneer deze vaartuigen vissen in vangstgebieden in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een andere Lid-Staat vallen, zorgt de vlaggestaat ervoor dat de gegevens onmiddellijk worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat.

2. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 36.".

2. De volgende titel II bis wordt toegevoegd:

"TITEL II bis

Controle op de visserij-inspanning

Artikel 19bis

Om te waarborgen dat de overeenkomstig de artikelen 4 en 8 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 vastgestelde communautaire maatregelen betreffende de voorwaarden voor de toegang tot de wateren en tot de visbestanden worden nageleefd, dienen de vissersvaartuigen die de in die maatregelen bedoelde activiteiten uitoefenen zich te houden aan de in deze titel vastgestelde bepalingen.

Artikel 19ter

Voor een vaartuig dat beschikt over vangstgebieddagen op grond van een of meer maatregelen voor visserijbeperking, dient door de kapitein van dit vaartuig als vangstgebieddag in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. . . ./94 [toegangsregeling] te worden beschouwd:

- de dag waarop het vaartuig het betrokken vangstgebied binnenvaart, ongeacht het tijdstip waarop dit gebeurt;

- de dag waarop het vaartuig het betrokken gebied uitvaart, ongeacht het tijdstip waarop dit gebeurt;

- elke periode van 24 uur, in wereldtijd, die het vaartuig in het vangstgebied doorbrengt.

Voor passief vistuig dient de kapitein als vangstgebieddag te beschouwen:

- de dag waarop het vaartuig dat het passieve vistuig gebruikt het betrokken vangstgebied binnenvaart, ongeacht het tijdstip waarop dit gebeurt;

- de dag waarop het passieve vistuig buiten het vangstgebied wordt gebracht, ongeacht het tijdstip waarop dit gebeurt;

- elke periode van 24 uur, in wereldtijd, die het passieve vistuig in het vangstgebied is.

Artikel 19 - quater

1. De kapitein van het vissersvaartuig vermeldt en totaliseert in het logboek per visserijtak de vangstgebieddagen vanaf het binnenvaren van het vangstgebied tot het buitenvaren van dat gebied.

2. Voor vissersvaartuigen die vrijgesteld zijn van de verplichting om een logboek bij te houden, worden door de vlaggestaat steekproefcontroles uitgevoerd voor schatting van het totale aantal vangstgebieddagen.

3. De kapiteins moeten het origineel of de originelen van het logboek binnen 48 uur na afloop van de aanvoer aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggestaat doen toekomen.

4. Als de aanvoer naar verwachting meer dan 15 dagen zal plaatsvinden na het binnenvaren van het vangstgebied waarvoor beperkingen van de visserij-inspanning gelden, worden de in lid 3 bedoelde gegevens uiterlijk 15 dagen nadat het vaartuig het betrokken vangstgebied voor het eerst is binnengevaren aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggestaat meegedeeld en vervolgens om de twee weken.

5. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 36.

Artikel 19 - quinquies

1. De kapiteins van de vissersvaartuigen die in het bezit moeten zijn van speciale visdocumenten melden de bevoegde autoriteiten van de vlaggestaat 15 dagen tevoren de datum waarop naar verwachting hun aantal vangstgebieddagen voor een bepaalde visserijtak opgebruikt zal zijn.

2. De kapiteins melden hun bevoegde autoriteiten één dag van tevoren de datum waarop hun aantal vangstgebieddagen voor de betrokken visserijtak volgevist zal zijn.

3. Als uitvloeisel van de melding vervallen de speciale visdocumenten voor de vaartuigen en voor de betrokken visserijtak met ingang van de dag volgend op de volvisdatum.

Artikel 19 - sexies

1. De Lid-Staten zorgen ervoor dat alle vangstgebieddagen van de vaartuigen die hun vlag voeren, geregistreerd worden aan de hand van de gegevens in het logboek en de gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 19 quater, lid 2.

2. Alle vangstgebieddagen van de vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren, worden in mindering gebracht op het totale aantal vangstgebieddagen van de betrokken Lid-Staat overeenkomend met het aantal standaardvaartuigdagen, hierna 'SVD` genoemd, zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. . . ./94, dat aan deze Lid-Staat voor de betrokken visserijtak is toegekend in bijlage I bij genoemde verordening.

3. Iedere Lid-Staat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat

- de vaartuigen die in het bezit moeten zijn van speciale visdocumenten zich houden aan de voor de betrokken visserijtak toegestane vangstgebieddagen,

- dat groepen vaartuigen die vrijgesteld zijn van de verplichting om een speciaal visdocument te hebben, zich houden aan het totale aantal vangstgebieddagen.

4. Aan de hand van de in lid 1 bedoelde registratie van de vangstgebieddagen en van de beschikbare gegevens berekent iedere Lid-Staat het aantal 'SVD` dat per visserijtak is volgevist door de vaartuigen die zijn vlag voeren.

5. Iedere Lid-Staat boekt het aantal 'SVD` dat door de vaartuigen die zijn vlag voeren, is volgevist, af op de per visserijtak toegestane visserij-inspanning.

Artikel 19 - septies

Iedere Lid-Staat meldt de Commissie per computer vóór de 15de van elke maand het totale aantal 'SVD` per visserijtak dat de vaartuigen die zijn vlag voeren in de voorgaande maand hebben volgevist.".

3. In titel III wordt het volgende artikel 20 bis toegevoegd:

"Artikel 20bis

1. Als het gebruik van bepaalde soorten vistuig voorwaarde is voor de toegang tot een bepaalde visserijtak, mogen communautaire vissersvaartuigen met een of meer speciale visdocumenten voor het betrokken gebied die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94(*) slechts vistuig aan boord hebben en gebruiken waarvoor toestemming is gegeven in hun speciale visdocument(en).

2. Als de vlaggestaat, overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. . . ./94 [toegangsregeling], bepaalde vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, maar die vrijgesteld zijn van de verplichting om een speciaal visdocument te hebben, toestaat visserijactiviteit uit te oefenen, geeft hij nauwkeurig aan welke soorten vistuig de betrokken vaartuigen in de betrokken visserijtakken mogen gebruiken.

3. Alleen de in lid 1 bedoelde communautaire vissersvaartuigen die tijdens een zelfde visreis ook vissen in andere vangstgebieden dan het in lid 1 bedoelde vangstgebied, mogen het bij de visserijactiviteit in de betrokken vangstgebieden behorende vistuig aan boord hebben, op voorwaarde dat het vistuig dat niet in het speciale visdocument is toegestaan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 20, lid 1, zo is geborgen dat het niet direct kan worden gebruikt.

4. Al het passieve vistuig dat op grond van een speciaal visdocument mag worden gebruikt, moet worden uitgezet met een boei of een soortgelijk voorwerp dat voorzien is van een drijvende gele radarreflector waarop duurzaam en duidelijk identificatieletter(s) en -nummer(s) zijn vermeld van het vaartuig waaraan dat vistuig toebehoort.

(*) PB nr. L 171 van 6. 7. 1994, blz. 7.".

4. In titel IV wordt het volgende artikel 21 bis ingevoegd:

"Artikel 21bis

1. Iedere Lid-Staat stelt de datum vast waarop, ten gevolge van het totale aantal 'SVD` dat de vaartuigen die zijn vlag voeren hebben volgevist voor een visserijtak waarvoor een beperking van de visserij-inspanning geldt, de betrokken toegestane visserij-inspanning van die Lid-Staat wordt geacht volledig te zijn opgebruikt. Hij vaardigt voor de betrokken vaartuigen met ingang van die datum een voorlopig verbod uit op de visserij in het kader van deze visserijtak. Deze maatregel wordt onverwijld meegedeeld aan de Commissie, die de overige Lid-Staten hiervan in kennis stelt.

2. Na ontvangst van een mededeling uit hoofde van lid 1 of op eigen initiatief stelt de Commissie op grond van de beschikbare gegevens de datum vast waarop de totale toegestane visserij-inspanning van de betrokken Lid-Staat voor een bepaalde visserijtak wordt geacht volledig te zijn opgebruikt.

Met ingang van die datum mag geen enkel vissersvaartuig dat de vlag van de betrokken Lid-Staat voert, vissen in het kader van de betrokken visserijtak.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.


(1) PB nr. L 171 van 6. 7. 1994, blz. 7.

(2) PB nr. L 261 van 20. 10. 1993, blz. 1.