Artikelen bij COM(1995)186 - Wijziging van Richtlijn 86/378/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemingsen sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Richtlijn 86/378/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2

1. Als ondernemings- of sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid worden aangemerkt regelingen die niet vallen onder Richtlijn 79/7/EEG en tot doel hebben aan de werknemers of zelfstandigen uit een onderneming, een groep ondernemingen, een tak van de economie of een één of meer bedrijfstakken omvattende sector, prestaties te verstrekken in aanvulling op de prestaties uit hoofde van de wettelijke regelingen op het gebied van de sociale zekerheid of in de plaats daarvan, ongeacht of aansluiting bij deze regelingen verplicht is of niet.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a) individuele overeenkomsten van zelfstandigen,

b) regelingen van zelfstandigen die slechts één lid tellen,

c) in het geval van werknemers, verzekeringsovereenkomsten waarbij de werkgever geen partij is,

d) de facultatieve bepalingen van de ondernemings- of sectoriële regelingen die de deelnemers individueel worden aangeboden teneinde hun

- hetzij aanvullende prestaties,

- hetzij de keuze van het tijdstip waarop de normale prestaties van zelfstandigen zullen ingaan of de keuze tussen verscheidene prestaties te waarborgen.".

2. Artikel 3 komt als volgt te luiden:

Artikel 3

Deze richtlijn is van toepassing op de beroepsbevolking - met inbegrip van zelfstandigen, van werknemers wier arbeid is onderbroken door ziekte, moederschap, ongeval of onvrijwillige werkloosheid, en van werkzoekenden, op gepensioneerde of invalide werknemers alsmede op de rechtverkrijgenden van deze werknemers.".

3. Artikel 6 komt als volgt te luiden:

"Artikel 6

1. Tot de bepalingen die in strijd zijn met het beginsel van gelijke behandeling, moeten die worden gerekend welke van het geslacht, hetzij direct, hetzij indirect, met name door verwijzing naar de echtelijke staat of de gezinssituatie, uitgaan om:

a) te bepalen welke personen aan een ondernemings- of sectoriële regeling mogen deelnemen;

b) te bepalen of verplicht dan wel vrijwillig aan een dergelijke regeling wordt deelgenomen;

c) uiteenlopende regels vast te stellen ten aanzien van de leeftijd voor toetreding tot de regeling of ten aanzien van de minimumduur van arbeid of aansluiting bij de regeling om in aanmerking te komen voor de prestaties;

d) behoudens voor zover bepaald onder h) en i), uiteenlopende regels vast te stellen ten aanzien van de terugbetaling van de premies of bijdragen wanneer de aangeslotene uit de regeling treedt zonder te voldoen aan de voorwaarden die hem een uitgesteld recht op de prestaties op lange termijn waarborgen;

e) uiteenlopende voorwaarden vast te stellen voor de toekenning van de prestaties of deze voor een van beide geslachten voor te behouden;

f) uiteenlopende pensioenleeftijden op te leggen;

g) het behoud of de verwerving van rechten te onderbreken gedurende de wettelijke of krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten voorgeschreven en door de werkgever uitbetaalde perioden van moederschapsverlof of van verlof om gezinsredenen;

h) uiteenlopende niveaus voor de prestaties vast te stellen, behoudens voor zover nodig om rekening te houden met actuariële berekeningsfactoren die voor de twee geslachten verschillen bij regelingen met vaststaande premies of bijdragen;

i) uiteenlopende niveaus vast te stellen voor de premies of bijdragen van werknemers;

uiteenlopende niveaus vast te stellen voor de premies of bijdragen van werkgevers behalve,

- bij regelingen met vaststaande premies of bijdragen indien wordt beoogd, de hoogte van de op deze premies of bijdragen gebaseerde prestaties gelijk te trekken of onderling aan te passen;

- bij door kapitalisatie gefinancierde regelingen met vaststaande einduitkeringen, wanneer de werkgeversbijdragen zijn bedoeld om de nodige financiële grondslag ter dekking van de kosten van deze vaststaande einduitkeringen aan te vullen;

j) verschillende normen of uitsluitend voor de personen van een bepaald geslacht geldende normen vast te stellen, behoudens voor zover bepaald onder h) en i), met betrekking tot de garantie of het behoud van het recht op uitgestelde prestaties wanneer de aangeslotene de regeling verlaat.

2. Wanneer de toekenning van onder de onderhavige richtlijn vallende uitkeringen aan de beheersorganen van de regeling wordt overgelaten, moeten deze het beginsel van de gelijkheid van behandeling in acht nemen.".

4. Artikel 8 komt als volgt te luiden:

"Artikel 8

1. De Lid-Staten nemen de maatregelen die nodig zijn opdat de bepalingen van de ondernemings- of sectoriële regelingen van zelfstandigen die in strijd zijn met het beginsel van gelijke behandeling, uiterlijk met ingang van 1 januari 1993 zijn herzien.

2. Deze richtlijn belet niet dat de rechten en verplichtingen die verband houden met een periode van aansluiting bij een beroepsregeling van zelfstandigen die voorafging aan de herziening van deze regeling, blijven vallen onder de bepalingen van de regeling die van kracht waren tijdens de bedoelde periode.".

5. Artikel 9 komt als volgt te luiden:

"Artikel 9

In het geval van regelingen voor zelfstandigen mogen de Lid-Staten de verplichte tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling uitstellen met betrekking tot:

a) de vaststelling van de pensioengerechtigde leeftijd voor de toekenning van het ouderdoms- of rustpensioen en de eventuele gevolgen daarvan voor andere prestaties naar hun keuze:

- hetzij uiterlijk tot het tijdstip waarop die gelijke behandeling gerealiseerd is in de wettelijke regelingen,

- hetzij uiterlijk totdat deze gelijke behandeling bij richtlijn wordt voorgeschreven;

b) de pensioenen van nagelaten betrekkingen, totdat het beginsel van de gelijke behandeling bij richtlijn wordt voorgeschreven in de wettelijke socialezekerheidsregelingen op dit gebied;

c) de toepassing van artikel 6, lid 1, onder i), eerste alinea, om rekening te houden met de verschillende actuariële berekeningselementen, uiterlijk tot het verstrijken van een termijn van 13 jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van deze richtlijn.".

Artikel 2

1. Iedere maatregel ter omzetting van deze richtlijn moet met betrekking tot werknemers alle prestaties omvatten die voor tijdvakken van arbeid na 17 mei 1990 zijn toegekend, en heeft terugwerkende kracht tot die datum, behoudens de uitzondering ten gunste van werknemers of hun rechtverkrijgenden die voor die datum een rechtsvordering of een naar geldend nationaal recht daarmee gelijk te stellen vordering hebben ingesteld. In dit geval moeten de omzettingsmaatregelen terugwerkende kracht hebben tot 8 april 1976 (of voor de Lid-Staten die na die datum tot de Gemeenschap zijn toegetreden, tot de datum waarop artikel 119 op hun grondgebied van toepassing is geworden) en moeten zij alle prestaties omvatten die tijdens tijdvakken van arbeid na die datum zijn toegekend.

Voor de Lid-Staten die na 17 mei 1990 tot de Europese Unie zijn toegetreden, wordt deze laatste datum vervangen door 1 januari 1994.

2. Het eerste lid van het onderhavige artikel doet geen afbreuk aan de nationale wettelijke bepalingen betreffende de beroepstermijnen die kunnen worden ingeroepen tegen werknemers die hun recht op gelijke behandeling in het kader van een bedrijfspensioenregeling laten gelden, mits zij voor dit soort beroep niet minder gunstig zijn dan voor soortgelijke beroepen van interne aard en zij de uitoefening van het Gemeenschapsrecht in de praktijk niet onmogelijk maken.

Artikel 3

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 1996 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten verstrekken aan de Commissie, uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn, alle dienstige gegevens om haar in staat te stellen aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn voor te leggen.

Artikel 4

Deze Richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.


(1) Jurisprudentie 1990, blz. I-1889.

(2) Jurisprudentie 1993, blz. I-6591.

(3) Jurisprudentie 1994, blz. I-4541 en Jurisprudentie 1994, blz. I-4583.

(4) Jurisprudentie 1986, blz. 1607.

(5) Jurisprudentie 1993, blz. I-4879.

(6) Jurisprudentie 1993, blz. I-6953.

(7) Jurisprudentie 1994, blz. I-4389.

(1) Jurisprudentie 1994, blz. I-4435 en Jurisprudentie 1994, blz. I-4527.

(2) PB nr. C 142 van 31. 5. 1991, blz. 1.

(3) PB nr. L 225 van 12. 8. 1986, blz. 40.