Artikelen bij COM(1994)62 - Algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de EG op het gebied van de transeuropese netwerken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1 - Definitie en werkingssfeer

In deze verordening worden de voorwaarden, modaliteiten en procedures beschreven voor de verlening van communautaire bijstand aan projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van transeuropese netwerken voor vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur krachtens artikel 129 C van het Verdrag, onverminderd de specifieke bepalingen van Besluit . . . van de Raad (1).

Artikel 2 - In aanmerking komende acties

1. De bijstand van de Gemeenschap welke overeenkomstig deze verordening wordt vastgesteld, betreft de door de Lid-Staten gefinancierde projecten van gemeenschappelijk belang welke in het kader van de in artikel 129 C van het Verdrag bedoelde richtsnoeren als zodanig zijn aangegeven.

2. Eveneens in aanmerking komen projecten welke worden gefinancierd door lichamen waarvan de activiteit binnen een zodanig wettelijk of bestuursrechtelijk kader plaatsvindt dat die lichamen met overheidslichamen kunnen worden gelijkgesteld.

3. Totdat de in artikel 129 C bedoelde, door de Commissie voorgestelde richtsnoeren door de Raad zijn vastgesteld, kunnen andere infrastructuurprojecten die bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van artikel 129 B van het Verdrag in aanmerking worden genomen.

4. In deze verordening omvat het begrip 'project' de technisch en financieel losstaande projectstadia die een geheel vormen dat bestemd is om een economische en technische functie te vervullen.

Artikel 3 - Vormen van bijstand

De bijstand van de Gemeenschap kan met name een of meer van de volgende vormen hebben:

a) cofinanciering van uitvoerbaarheidsstudies met inbegrip van voorbereidende studies, evaluaties en andere technische ondersteuningsmaatregelen;

b) bijdrage in de premies voor garanties voor leningen;

c) rentesubsidies;

d) in uitzonderingsgevallen waarin de hierboven bedoelde vormen van financiële bijstand niet op hun plaats zijn, kan cofinanciering van investeringsprojecten worden overwogen.

Artikel 4 - Begrotingsmiddelen

Overeenkomstig artikel 203 van het Verdrag beslist de begrotingsautoriteit, volgens het bepaalde in de vigerende financiële vooruitzichten, als onderdeel van de begrotingsprocedure, welke kredieten voor elk begrotingsjaar en voor elk in artikel 1 genoemd gebied beschikbaar moeten worden gesteld.

Artikel 5 - Financiële bijdrage

1. De steun van de Gemeenschap ten behoeve van uitvoerbaarheidsstudies wordt over het algemeen afhankelijk gesteld van een wezenlijke bijdrage van de overheden.

Voorbereidende studies en technische ondersteuningsmaatregelen in verband met een bepaald project, die op initiatief van de Commissie worden ondernomen, kunnen, zo nodig, voor 100 % van de totale kosten worden gefinancierd.

2. Het maximale bedrag van de rentesubsidies mag in nettosubsidie-equivalent niet meer dan 10 % van de totale investeringskosten bedragen. Deze subsidies worden met name gegeven aan projecten waarvoor communautaire leningen zijn verstrekt.

3. De communautaire financiële bijstand kan het totaal of een deel van de premies voor garanties voor leningen welke door het Europees Investeringsfonds of in voorkomend geval door andere soortgelijke financiële instellingen zijn verleend, dekken.

4. Als in uitzonderingsgevallen de bijstand de vorm van een directe subsidie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), heeft, stelt de Commissie voor deze subsidie een niveau vast dat toereikend is om de nodige financiële middelen te mobiliseren.

Artikel 6 - Algemene criteria voor de selectie van de projecten

1. De projecten moeten van een toereikende omvang zijn om op de totstandbrenging en ontwikkeling van transeuropese netwerken een belangrijke uitwerking te hebben.

Bij de toekenning van de communautaire bijstand aan de projecten wordt de prioriteit bepaald door de mate waarin zij bijdragen:

a) aan de totstandbrenging van transeuropese netwerken;

b) aan de harmonisatie van technische normen;

c) aan de onderlinge koppeling en interoperabiliteit van de nationale netwerken;

d) aan de verbetering van de toegang tot de netwerken;

e) aan de integratie van de verschillende netwerken;

f) aan de betrouwbaarheid en veiligheid van de netwerken.

2. Bij de selectie van de projecten wordt tevens rekening gehouden met:

a) de mate waarin zij bijdragen:

- aan de goede werking van de interne markt,

- aan de economische en sociale samenhang van de Gemeenschap, met name in verband met de noodzaak om de insulaire, niet aan zee grenzende en perifere regio's met de centrale regio's van de Gemeenschap te verbinden;

b) hun belang voor de ontwikkeling van het handelsverkeer op Europese schaal;

c) hun bijdrage aan de versterking van het concurrentievermogen van de Europese economie;

d) hun bijdrage aan het zoeken naar oplossingen die vanuit het oogpunt van milieubescherming het meest in aanmerking komen;

e) hun verenigbaarheid met de ruimtelijke ordening van het grondgebied van de Gemeenschap.

3. Bovendien moet ook rekening worden gehouden met:

a) hun potentiële economische levensvatbaarheid: mate van financiële en sociaal-economische rentabiliteit, met inbegrip van de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen voor de werkgelegenheid;

b) hun maturiteit;

c) de gedegenheid van de financiële constructie;

d) de noodzaak van communautaire financiële bijstand;

e) het bevorderen van de deelname van de particuliere sector in het kader van een partnerschap tussen de openbare en particuliere sector.

Artikel 7 - Selectiecriteria die speciaal voor vervoer gelden

Onverminderd de toepassing van de in artikel 6 genoemde algemene criteria wordt bij de toekenning van communautaire financiële bijstand in de vervoerssector de prioriteit van de projecten bepaald door de mate waarin zij bijdragen:

a) aan de totstandbrenging van netwerken in een multimodaal en transnationaal perspectief, met name:

- totstandbrenging van sleutelverbindingen,

- opheffing van fysieke en technische grenzen,

- koppeling tussen verschillende vormen van vervoer,

- verbinding van insulaire en perifere regio's,

- verbetering van de toegang tot de netwerken;

b) aan een harmonieuze ontwikkeling van het verkeer op Europees niveau, welke met het milieu verenigbaar is, met name:

- grensoverschrijdend en lange-afstandsverkeer, vanwege het huidige en potentiële belang daarvan, binnen de Gemeenschap en met naburige derde landen,

- een goede doorstroming van het transitoverkeer binnen en naar de Gemeenschap.

Artikel 8 - Selectiecriteria die speciaal voor telecommunicatie gelden

Onverminderd de toepassing van de in artikel 6 genoemde algemene criteria wordt bij de toekenning van communautaire financiële bijstand in de telecommunicatiesector de prioriteit van de projecten bepaald door de mate waarin zij bijdragen:

a) aan de totstandbrenging van netwerken in een transeuropees perspectief, met name:

- grensoverschrijdende koppeling op het niveau van de fysieke netwerken,

- interoperabiliteit op het niveau van de diensten;

b) aan het initiëren en verruimen van nieuwe markten waardoor de exploitanten van netwerken en de leveranciers en gebruikers van diensten kunnen profiteren van de voordelen van schaalvergroting, verruiming van het toepassingsgebied en vervolgens integratie van apparatuur en multimediadiensten.

Artikel 9 - Selectiecriteria die speciaal voor energie gelden

Onverminderd de toepassing van de in artikel 6 genoemde algemene criteria wordt bij de toekenning van communautaire financiële bijstand in de energiesector de prioriteit van de projecten bepaald door de mate waarin zij bijdragen:

a) aan de aansluiting van geïsoleerde elektriciteitsnetten en de onderlinge koppeling van de elektriciteitsnetten van de Lid-Staten;

b) aan de verbetering van de betrouwbaarheid en veiligheid van de elektriciteitsnetten of aan de elektriciteitsvoorziening;

c) aan de invoering van aardgas in regio's waar deze vorm van energie nog niet wordt toegepast en aan de aansluiting van geïsoleerde of gescheiden aardgasnetwerken;

d) aan de uitbreiding van de capaciteit voor het vervoer via aanvoerleidingen voor gas, voor de ontvangst en de opslag van aardgas.

Artikel 10 - Verenigbaarheid

De krachtens deze verordening te financieren projecten dienen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van de Verdragen, de uit hoofde daarvan aangenomen besluiten en het beleid van de Gemeenschap op de verschillende terreinen, met inbegrip van het beleid inzake milieubescherming, vervoer, mededinging en de gunning van overheidsopdrachten.

Artikel 11 - Indiening van aanvragen voor bijstand

De aanvragen voor bijstand worden via de betrokken Lid-Staat of door de rechtstreeks betrokken instantie met instemming van de Lid-Staat bij de Commissie ingediend.

Artikel 12 - Gegevens voor de beoordeling en identificatie van de aanvragen

1. Behalve de in artikel 6 vermelde gegevens en de, naar gelang van de omstandigheden, in de artikelen 7, 8 en 9 vermelde gegevens, dient elke aanvraag voor bijstand de volgende gegevens te bevatten die de Commissie in staat stellen de aanvragen voor bijstand te beoordelen:

a) de voor uitvoering verantwoordelijke instantie;

b) de vorm van de beoogde bijstand en een beschrijving van het betrokken project;

c) indien de aanvraag een uitvoerbaarheidsstudie betreft: het onderwerp, de doelstelling, de methodes en de beoogde technieken;

d) indien de aanvraag een project betreft:

- de resultaten van de kosten-baten-analyses, met inbegrip van de resultaten van de analyses van de financiële rentabiliteit,

- in voorkomend geval de plaats van de projecten langs de verkeersassen,

- een beknopte beschrijving van de milieu-effecten op basis van milieu-effectbeoordelingen die zijn uitgevoerd overeenkomstig Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (2);

e) een financieringsplan met bedragen uitgedrukt in ecu, waarin alle elementen van de financiële constructie worden vermeld, met inbegrip van de geplande of reeds toegekende communautaire bijstand;

f) een voorlopig tijdschema van de werkzaamheden.

2. De aanvragers verschaffen de Commissie alle bijkomende gegevens die deze nuttig acht.

3. Om de uitvoering van de projecten te vergemakkelijken, kan de Commissie alle bij de uitvoering van de ingediende projecten betrokken actoren en economische subjecten uit de openbare en particuliere sector bijeenroepen.

4. De Commissie kan alle technische adviezen inwinnen die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen, met inbegrip van het advies van de EIB.

Artikel 13 - Goedkeuring van de aanvragen voor bijstand

De Commissie neemt volgens de procedure van artikel 19, lid 2, een besluit over de toekenning van bijstand uit hoofde van deze verordening op grond van de beoordeling van de aanvragen in het licht van de selectiecriteria. Zij deelt haar besluit rechtstreeks aan de begunstigden en aan de betrokken Lid-Staten mede.

Artikel 14 - Financiële bepalingen

1. In aanmerking komen uitgaven in verband met de uitvoering van de projecten welke door de begunstigden of door met de uitvoering belaste derden zijn gedaan.

2. Uitgaven welke zijn gedaan vóór de datum waarop de Commissie de bijstandsaanvraag heeft ontvangen, worden niet in aanmerking genomen.

3. Betalingsverplichtingen en betalingen worden uitgedrukt en voldaan in ecu.

4. In het algemeen vinden de betalingen plaats in de vorm van voorschotten en een eindbetaling. Het eerste voorschot wordt uitbetaald zodra de aanvraag voor bijstand is goedgekeurd. De verdere betalingen worden gedaan op basis van verzoeken om betaling, waarbij rekening wordt gehouden met de voortgang bij de uitvoering van het project.

5. De Commissie stelt de eindbetaling vast na de aanvaarding van een door de begunstigde ingediend verslag over de activiteiten in verband met het project of de studie, waarin een staat van alle effectieve uitgaven is opgenomen.

6. De Commissie bepaalt de modaliteiten en het tijdschema voor de betalingen van rentesubsidies en subsidies voor de premies voor garanties voor leningen.

Artikel 15 - Financiële controle

1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om de gefinancierde acties te verifiëren, onregelmatigheden te voorkomen, vervolging in te stellen en door eventuele onregelmatigheden verloren gegane middelen terug te vorderen. Zij stellen de Commissie in kennis van de in dit verband genomen maatregelen.

2. Onverminderd de controles van de Lid-Staten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en onverminderd het bepaalde in artikel 88 A van het Verdrag en de controles op grond van artikel 209, onder c), van het Verdrag, mogen ambtenaren of andere personeelsleden van de Commissie de gefinancierde projecten ter plaatse, met name steekproefgewijs, controleren.

3. Indien het bedrag van de toegekende financiële bijstand door de stand van de uitvoering van een actie noch gedeeltelijk, noch geheel lijkt te worden gerechtvaardigd, gaat de Commissie over tot een passend onderzoek van het geval, waarbij zij met name aan de Lid-Staat of andere betrokken instanties vraagt om haar binnen een bepaalde termijn hun opmerkingen mee te delen.

4. Na het in lid 3 bedoelde onderzoek kan de Commissie de bijstand voor de betrokken actie verminderen, opschorten of intrekken indien het onderzoek een onregelmatigheid bevestigt of indien blijkt dat aan een van de in het besluit tot bijstandsverlening vermelde voorwaarden niet is voldaan, met name dat er sprake is van een belangrijke wijziging die strijdig is met de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van de actie en waarvoor niet om haar goedkeuring is verzocht.

Artikel 16 - Coördinatie

1. De Commissie draagt zorg voor de coördinatie en de samenhang van de in het kader van deze verordening uitgevoerde projecten met de maatregelen die met middelen uit de begroting van de Gemeenschap of met bijdragen uit de Europese Investeringsbank of van de andere communautaire financieringsinstrumenten worden uitgevoerd.

2. De Commissie en de Lid-Staten zien erop toe dat de combinatie van subsidies (met inbegrip van rentesubsidies) en leningen (met inbegrip van garanties voor leningen) uit communautaire middelen zo doelmatig mogelijk is, ten einde de financiële levensvatbaarheid van de projecten te verzekeren.

Artikel 17 - Toezicht en evaluatie

1. Om toe te zien op de doeltreffendheid van de communautaire bijstand onderwerpen de Commissie en de betrokken Lid-Staten, in voorkomend geval in samenwerking met de Europese Investeringsbank, de voortgang van de projecten aan een systematische evaluatie. Hiertoe stellen de Lid-Staten de Commissie jaarlijks in kennis van de voortgang van de goedgekeurde projecten.

2. Vóór eind 1997 toetst de Commissie de dank zij de communautaire bijstand bereikte resultaten op de verschillende toepassingsgebieden aan de oorspronkelijke doelstellingen.

Hiertoe worden passende indicatoren vastgesteld die het mogelijk maken om de mate waarin de doelstellingen zijn bereikt ten opzichte van de uitgangssituatie te meten.

Artikel 18 - Informatie en bekendmaking

1. De Commissie legt om de twee jaar een verslag over de activiteiten in het kader van deze verordening voor onderzoek voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de regio's.

2. De begunstigden zien erop toe dat aan de bijstandsverlening in het kader van deze verordening passende bekendheid wordt gegeven ten einde de publieke opinie bewust te maken van de rol die de Gemeenschap bij de uitvoering van de projecten vervult. Zij plegen met de Commissie overleg over de hiertoe te nemen initiatieven.

Artikel 19 - Comités

1. Bij de uitvoering van deze verordening wordt de Commissie naar gelang van de sector bijgestaan door:

- het Comité voor de vervoersinfrastructuur dat is opgericht bij Beschikking 78/174/EEG van de Raad (3);

- het Comité inzake energie dat is opgericht bij beschikking van de Raad van . . . (4);

- het Comité inzake telecommunicatie dat is opgericht bij beschikking van de Raad van . . . (5).

De besluiten in het kader van deze verordening worden genomen volgens de procedure van lid 2 van dit artikel.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van het te nemen besluit. Het Comité brengt advies uit over dit onderwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht.

In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 20 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking [op de dag volgende] op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.


(1) Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende een geheel van richtsnoeren voor de transeuropese telematicanetwerken tussen overheidsdiensten (IDA), COM(93) 69 def. (PB nr. C 105 van 16. 4. 1993, blz. 10).

(2) PB nr. L 175 van 5. 7. 1985, blz. 40.

(3) PB nr. L 54 van 25. 2. 1978, blz. 16.

(4) Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake richtsnoeren voor transeuropese netwerken in de energiesector en een beschikking inzake een geheel van maatregelen, COM(93) 685 van 19. 1. 1994.

(5) Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende een reeks richtsnoeren voor de ontwikkeling van ISDN als transeuropees netwerk, COM(93) 347 def. (PB nr. C 259 van 23. 9. 1993, blz. 4).