Artikelen bij COM(2024)322 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)322 - .
document COM(2024)322
datum 29 juli 2024

CONCLUSIE

Sinds de vaststelling van het meerjarig beheersplan voor de demersale visserij in het westelijke deel van de Middellandse Zee (het “plan”)1 is er een volwaardig EU-kader ontwikkeld dat controlemechanismen op het niveau van de vaartuigen en de lidstaten omvat. Tijdens de overgangsperiode van vijf jaar2 is de visserijdruk afgenomen en zijn er positieve effecten geweest in de meeste visserijtakken. In 2020 had slechts 5 % van de demersale bestanden (1 op 20) een visserijsterfte die dicht bij de maximale duurzame opbrengst (Fmsy) lag. Momenteel heeft 28 % van de analytisch beoordeelde bestanden een visserijsterfte op het niveau van de Fmsy en herstelt 57 % zich snel in de richting van de Fmsy. De verbeteringen werden bereikt door de belanghebbenden actief te betrekken bij het regionalisatieproces om de biomassa van de bestanden, de economische basis van de vissers, te vergroten. Bepaalde bestanden, zoals Europese heek en één bestand van langoustines, worden echter nog steeds ernstig overbevist, tegen een achtergrond van jarenlange overbevissing en ecologische veranderingen.

De geraadpleegde belanghebbenden en lidstaten waren vol lof over de toegenomen communicatie tussen belanghebbenden en met wetenschappers sinds het plan is vastgesteld. Zij verschilden echter van mening over het plan. De lidstaten juichten toe dat het plan heeft geleid tot een nieuwe cultuur voor de visserij in de Middellandse Zee. Zij schaarden zich achter het gecoördineerde beheerskader om te komen tot een betere harmonisatie en een gelijk speelveld. De adviesraad voor de Middellandse Zee vindt echter de tijd nog niet rijp om de resultaten van het plan te evalueren. De visserijsector verzoekt om sociaaleconomische redenen om bevriezing van de inspanningsregeling voor de trawlvisserij en om uitstel tot 2030 van de in artikel 4, lid 1, van het plan genoemde termijn voor het behalen van de Fmsy-doelstelling. Niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) riepen er daarentegen toe op om de uitvoering van het plan door te zetten en maatregelen te nemen om de selectiviteit van het vistuig, de controle en het toezicht te verbeteren.

De Commissie is van mening dat het plan een gunstig kader is gebleken voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid3 en om uiterlijk op 1 januari 2025 de Fmsy te bereiken. Tijdens een overgangsperiode van vijf jaar heeft het plan gezorgd voor een betere controles van de visserij, bijvoorbeeld door het bijhouden van jaarlijkse lijsten van gemachtigde vaartuigen en door het vaststellen van instandhoudingsmaatregelen zoals efficiënte gesloten gebieden. Het plan voorziet ook in een reeks flexibiliteitsmaatregelen om de sector te helpen bij de overgang naar duurzamere praktijken, zoals de verplaatsing van activiteiten en alternatieve gesloten gebieden. Als dit plan na 2025 verder wordt uitgevoerd, kan worden voortgebouwd op de geslaagde aanpassing van de belanghebbenden aan het EU-kader en de EU-regels, die een gelijk speelveld creëren en zorgen voor transparantie.

Dankzij het plan is het voortaan eenvoudiger om overeenstemming te bereiken over de vangstmogelijkheden, doordat het een duidelijke doelstelling voor uiterlijk 1 januari 2025 bevat die de Commissie moet volgen in haar voorstel en die de Raad moet volgen in zijn besluitvorming. Het plan zorgde voor een afname van de trawlinspanning tussen 2020 en 2024 van 40 %. In 2022 is in het kader van het plan het besluit over de vangstmogelijkheden ontwikkeld en uitgebreid met aanvullende maatregelen in de vorm van een maximumbedrag dat mocht worden toegewezen aan beugvissers om de sterfte in het paaibestand van heek te beperken en vangstbeperkingen voor twee garnalensoorten om hun herstel te versnellen. Daarnaast is er sinds 2022 een uniek mechanisme ingevoerd voor extra flexibiliteit, waarbij trawlers worden beloond met extra visdagen als ze efficiënte gesloten gebieden vaststellen om jonge vis te beschermen of selectiever vistuig gebruiken. Het plan bevat ook maatregelen om het vissen tijdens het paaiseizoen te beperken met tijdelijke gesloten gebieden.

Met deze combinatie van maatregelen is het dankzij het plan mogelijk om alle demersale visserijtakken open te houden, zij het op beperktere schaal, en tegelijkertijd het herstel van de bestanden te bevorderen. De meeste demersale bestanden zijn nu aan het herstellen. Nadat de Raad lagere vangstmogelijkheden had vastgesteld en de lidstaten grote gesloten gebieden hadden vastgesteld, zijn sommige bestanden, zoals zeebarbeel in de Golfe du Lion, volledig hersteld en liggen zij wat betreft visserijsterfte en biomassa inmiddels op duurzame niveaus.

Positief aan het plan is dat het de overgang naar gezonde visbestanden mogelijk heeft gemaakt door middel van aanvullende maatregelen en stimuleringsmaatregelen om het herstel van de bestanden en de overgang van de sector naar duurzaamheid te versnellen. Naarmate het einde van de overgangsperiode van het plan nadert en de sector zich herstelt van de grote uitdagingen van de COVID-19-crisis en de brandstofcrisis, werpt het beheersplan zijn vruchten af. De meeste bestanden worden dicht bij de Fmsy bevist of herstellen zich snel. In lidstaten die het evenwicht tussen capaciteit en vangstmogelijkheden hebben verbeterd, zijn de vlootsegmenten winstgevender geworden.

De uiteenlopende trends wat betreft demersale bestanden en de winstgevendheid van deze visserijtakken zijn echter ook het gevolg van vertragingen en beperkte eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten, zoals de toename van de vangst van jonge vis, structurele overcapaciteit, toenemend gebruik van dubbele trawlers4 en, in sommige lidstaten, een tekortschietende controle en handhaving. De Commissie is van mening dat het gebrek aan evenwicht tussen de vangstmogelijkheden en de vlootcapaciteit de gunstige effecten van het plan heeft ondergraven en het herstel van de bestanden heeft vertraagd, met ernstige gevolgen voor de broodwinning van de vissers. Niettemin onderkent de Commissie de voortdurende inspanningen van de visserijsector en de belanghebbenden om de druk op de visbestanden te verminderen op basis van wetenschappelijk advies. De Commissie heeft de lidstaten er dikwijls toe aangemoedigd om kwaliteitsgegevens te verzamelen en ervoor te zorgen dat wetenschappers uit de drie betrokken lidstaten (Spanje, Frankrijk en Italië) worden betrokken bij het leveren van wetenschappelijke inbreng voor het plan.

Het plan voorziet in specifieke steun uit EU-middelen5 die niet volledig zijn benut om de overgang van de sector naar duurzamere praktijken te ondersteunen. De sociaaleconomische ontwikkeling van de vloten in het kader van het plan is sinds 2020 beperkt vanwege de COVID-19-pandemie en de stijgende brandstofprijzen. De waarde van de aanlandingen van sommige soorten is echter gestegen en belanghebbenden melden een hogere winstgevendheid sinds 2022. Naar verwachting zullen de milieusituatie, waaronder de gevolgen van de klimaatverandering, de uitgeputte heekbestanden en de algemene economische situatie echter een grotere nadelige invloed hebben gehad op de winstgevendheid van de vloot dan de maatregelen in het plan. In dit verband is de doelstelling van het plan om te zorgen voor duurzame visserij, hogere visdichtheid en grotere vis de beste manier om de prestaties van de vloten te verbeteren en zo de economie van de sector te versterken.

De veranderingen in het westelijke deel van de Middellandse Zee en de demersale bestanden die zich daarin bevinden, zijn het resultaat van langetermijntrends waarvan het tijd zal kosten om die volledig om te buigen6. Al vele jaren wordt de visserij in de Middellandse Zee geconfronteerd met een onevenwicht tussen vangstmogelijkheden en vangstcapaciteit. Dit heeft ertoe geleid dat bepaalde bestanden, zoals heek en blauwrode diepzeegarnaal, sterk worden overbevist en een lage biomassa hebben. Hoewel het plan sinds de invoering ervan de visserijdruk heeft verlaagd en de belanghebbenden een grotere voorspelbaarheid heeft gegeven, zou de rol van andere milieufactoren, zoals de opwarming van het water, de komende jaren belangijker kunnen worden. Voor heekbestanden kijken wetenschappers naar de invloed van hittegolven in de oceaan, veranderingen in de toevoer van voedingsstoffen en stratificatie in de bovenste oceaanlagen met hogere oppervlaktetemperaturen en zoutgehalten op de voortplanting van soorten.

De Commissie is van mening dat het aan het plan te danken is dat de Raad de lastige maar duurzame besluiten voor de bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee heeft kunnen nemen. Dankzij het plan worden alle visserijtakken inmiddels beheerd in overeenstemming met de Fmsy, herstellen ze zich snel om de Fmsy te bereiken of kunnen er vanaf 2025 maatregelen worden genomen om ze spoedig op het niveau van de Fmsy te brengen. De Commissie concludeert daarom dat het plan een stabiel langetermijninstrument is voor de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de westelijke Middellandse Zee. Het biedt meer zekerheid, transparantie en voorspelbaarheid en legt de basis voor de winstgevendheid van de visserijsector en aanverwante sectoren op de lange termijn.

1. INLEIDING

In 2019 hebben het Europees Parlement en de Raad het meerjarig beheersplan voor de demersale visserij in de westelijke Middellandse Zee vastgesteld7. Op grond van artikel 17, lid 2, van het plan moet de Commissie om de drie jaar aan de medewetgevers verslag uitbrengen over de resultaten en de gevolgen van het plan voor de bestanden en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren. In dit verslag wordt een eerste overzicht geboden van de vorderingen die in het kader van het plan zijn gemaakt.

De doelstellingen van het plan zijn als volgt: bijdragen aan het behalen van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)8; de visbestanden herstellen en boven duurzame niveaus houden; bijdragen tot het uitbannen van teruggooi en de naleving van de aanlandingsverplichting; een ecosysteemgerichte aanpak en het tot een minimum beperken van de gevolgen van de visserij voor kwetsbare habitats en beschermde soorten.

Het plan heeft betrekking op de doelsoorten heek, zeebarbeel, langoustine, roze diepzeegarnaal, blauwrode diepzeegarnaal, rode diepzeegarnaal en bijvangstsoorten van de gemengde demersale visserij. De doelsoorten maken ongeveer 20 % uit van alle vangsten in het westelijke deel van de Middellandse Zee.9

Het plan biedt duidelijke regels voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden om de visserijsterfte op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (Fmsy) te brengen en te houden voor wetenschappelijk beoordeelde bestanden. Het plan werd voor het eerst toegepast voor het visseizoen 2020, dat het begin inluidde van een overgangsperiode van vijf jaar die gekoppeld was aan de specifieke sociaaleconomische kenmerken van de vloten. Tijdens deze overgangsperiode voorzag de streefwaarde voor de visserijsterfte op basis van het beste beschikbare wetenschappelijk advies in een traject om uiterlijk op 1 januari 2025 de Fmsy te bereiken. Vanaf 2025 moeten de vangstmogelijkheden door de Raad worden vastgesteld op basis van een wetenschappelijk onderbouwde bandbreedte van visserijsterftewaarden, in overeenstemming met de Fmsy. Het plan bevat ook specifieke regels om de Commissie de bevoegdheid te verlenen gedelegeerde handelingen vast te stellen, met name inzake de aanlandingsverplichting.

Sinds 2020 zijn in de verordeningen van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden jaarlijkse inspanningsbeperkingen voor trawlers vastgelegd. Sinds 2022 omvatten de verordeningen ook een maximuminspanning voor de beugvisserij, maximale vangstbeperkingen voor twee garnalensoorten en een mechanisme dat duurzame praktijken beloont.

2. ONTWIKKELINGEN OP RELEVANTE GEBIEDEN

Dit eerste verslag is gebaseerd op een gerichte raadpleging van belanghebbenden10, op de recentste verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) voor de betrokken bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee11, analyses van het WTECV inzake de aanlandingsverplichting12 en informatie waarover de Commissie beschikt. Het verslag is gericht op ontwikkelingen tijdens vier volledige jaren van uitvoering op de volgende gebieden: visserijniveaus en aanvullende maatregelen; sociaaleconomische aspecten; de aanlandingsverplichting en het tot een minimum beperken van ongewenste vangsten; het tot een minimum beperken van de gevolgen van de visserij voor kwetsbare habitats en beschermde soorten; regionale samenwerking.


1. VISSERIJNIVEAUS EN AANVULLENDE MAATREGELEN VOOR GEMENGDE VISSERIJ

- TOESTAND VAN DE BESTANDEN

Gedurende de twintig jaar voordat het plan van kracht werd, daalde de visbiomassa terwijl zowel de visserijdruk als de vlootcapaciteit op een hoog niveau bleven13. Sinds 2019 stelt het WTECV evaluaties op voor twintig demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee en daaruit blijkt dat de visserijsterfte is afgenomen en dat meer dan de helft van de bestanden er aanzienlijk op vooruit is gegaan. Deze verbetering was mogelijk dankzij de inspanningen van de lidstaten en belanghebbenden om de gegevensverzameling te verbeteren en de visbestanden goed te beheren.

Uit de recentste evaluatie door het WTECV blijkt dat vier van de twintig bestanden op of vrijwel op het niveau van de Fmsy worden bevist terwijl acht bestanden waarover veel gegevens beschikbaar zijn, tekenen van snel herstel vertonen en twee bestanden (heek en langoustine in Spaanse wateren) ernstig overbevist blijven14. Bovendien heeft de Commissie slechts voor vijf bestanden een voorzorgsadvies uitgebracht en voor één bestand is er een advies van ICES-categorie 5 waarvoor alleen gegevens over aanlandingen beschikbaar zijn of waarvoor de vangstgegevens slechts een korte tijdreeks hebben15. Van de tien overbeviste bestanden is de overgang naar de Fmsy in 2025 voor zeven vertraagd en vindt voor drie de overgang naar de Fmsy in hoog tempo plaats. Voor de zes bestanden die niet analytisch zijn beoordeeld, is geen referentiepunt voorhanden om de status van het bestand ten opzichte van de Fmsy te evalueren.

Het plan heeft gunstige effecten opgeleverd16 voor verschillende visserijtakken, wat tot gezondere bestanden heeft geleid. Het WTECV schat echter dat de biomassa van het bestand nog niet in dezelfde mate is toegenomen als de visserijsterfte is afgenomen. Het WTECV is van mening dat de biomassaniveaus van heek, een langlevende soort, op de middellange termijn onder het voorzorgsniveau zullen blijven, ook als deze soort helemaal niet wordt bevist. Volgens het WTECV zijn de vangsten van heek in de Spaanse en Franse wateren toegenomen, waardoor de biomassa op een laag niveau is gebleven, waarschijnlijk sinds de vaststelling van het plan onder een grensreferentiepunt waaronder de reproductiecapaciteit kan dalen (Blim). Het WTECV is van mening dat het toegenomen gebruik van trawlers met twee trawlnetten en het gestegen vangstniveau van jonge heek de kansen op herstel van het bestand belemmeren. Aangezien de biomassa van heek erg laag is, zou het een verstikkingssoort kunnen zijn voor de inspanningsregeling. Voor de twee heekbestanden, die beide onder Blim liggen, adviseerde het WTECV in zijn analyses van 2023 een zeer sterke verlaging van de visserijsterfte om de heekbestanden weer op een veilig niveau te brengen.

- REGELS VOOR HET VASTSTELLEN VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN

Sinds 2019 bevindt het plan zich in een overgangsperiode. De vangstmogelijkheden worden vastgesteld op basis van artikel 7 van het plan voor een maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers, aangevuld met technische of instandhoudingsmaatregelen om uiterlijk op 1 januari 2025 de Fmsy te bereiken. Tijdens de overgangsperiode wordt bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden voor bestanden waarvoor een analytische beoordeling wordt uitgevoerd, geen gebruik gemaakt van een bandbreedte van waarden rond de Fmsy. De doelstelling van de Commissie was om vangstmogelijkheden voor te stellen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, zodat de visserijsterfte uiterlijk op 1 januari 2025 de Fmsy zou bereiken. Naarmate de uitvoering van het plan vorderde, heeft de Commissie het verzamelen en uitwisselen van gegevens tussen de adviesraad voor de Middellandse Zee en het WTECV aangemoedigd om de sociaaleconomische modellen en beheersscenario’s verder te ontwikkelen.

Aangezien een analytische beoordeling alleen mogelijk is voor bestanden waarvoor veel gegevens beschikbaar zijn, moest het voorzorgsbeginsel worden toegepast voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. Dankzij de vooruitgang op het gebied van gegevensverzameling en wetenschappelijke modellering kon het WTECV voor sommige bestanden instandhoudingsreferentiepunten berekenen en sociaaleconomische beoordelingen verder ontwikkelen, waardoor het overgangstraject om de Fmsy te bereiken, beter in kaart kon worden gebracht. In 2022 werden als gevolg van organisatorische vertragingen bij de onderzoeken op zee echter niet door alle lidstaten voldoende gegevens beschikbaar gesteld, waardoor het aantal gegevensarme bestanden is gestegen tot zes.

De geraadpleegde belanghebbenden waren vol lof over de verbeterde communicatie sinds 2019, maar verschilden van mening over de vangstmogelijkheden en de ambities van het plan. De nationale overheden waardeerden het vereenvoudigde proces voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden en onderstreepten het belang van analytische evaluaties van de bestanden en niet-visserijgerelateerde factoren. De adviesraad voor de Middellandse Zee benadrukte de inspanningen van de vloten toen het plan van start ging te midden van de COVID-19-crisis en de brandstofcrisis, die de sociaaleconomische problemen voor vloten nog verergerden. De adviesraad voor de Middellandse Zee stelde het op prijs dat hij de kans kreeg om bepaalde vergaderingen van het WTECV bij te wonen, informatie te verstrekken en bestandsevaluaties en beheersscenario’s met de wetenschappers te bespreken, maar vroeg herhaaldelijk om de maatregelen te bevriezen en de in artikel 4, lid 1, van het plan genoemde termijn voor het bereiken van de Fmsy-doelstelling om sociaaleconomische redenen uit te stellen tot 2030. De ngo’s vroegen daarentegen om vangstmogelijkheden te koppelen aan verbeteringen in de selectiviteit van het vistuig en betere controles (bv. door alle schepen uit te rusten met het VMS).

- VISSERIJINSPANNINGSREGELINGEN, VANGSTBEPERKINGEN & COMPENSATIEMECHANISME

Het plan werd uitgerold in vier ronden met vangstmogelijkheden (2020-2023). De visserijinspanningsregeling voor trawlers lag aan de basis van het succes van het plan. Naar aanleiding van wetenschappelijk advies en de wettelijke verplichting in artikel 7, lid 3, is het aantal trawlvisserijdagen geleidelijk verminderd met 40 % van het uitgangsaantal voor 2015-2017. Dit leidde ertoe dat de vloten geleidelijk werden aangepast en de sector vertrouwd raakte met het toezicht volgens de EU-normen.

In 2022 stelde de Commissie op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies aanvullende maatregelen als pakketbenadering voor. In deze aanpak werden maatregelen voor trawlers, voor de beugvisserij die van invloed is op de sterfte van heek na het paaien en vangstbeperkingen gecombineerd om het herstel van de bestanden van blauwrode diepzeegarnaal en van de rode diepzeegarnaal op gang te brengen. In 2022 werd in de verordening inzake vangstmogelijkheden17 een compensatiemechanisme ingesteld waarbij vaartuigen die aan bepaalde criteria voldoen (efficiënte gesloten gebieden tijdens paaiperioden of gebruik van selectiever vistuig om de vangst van jonge vis te beperken) worden beloond met extra trawldagen18. Het WTECV heeft een evaluatie uitgevoerd van de criteria en de manier waarop het compensatiemechanisme is toegepast19. In 2022 werd in één lidstaat het compensatiemechanisme toegepast voor het grootste deel van de vloot en in een andere lidstaat in enkele havens. Hoewel alle drie de lidstaten in 2023 extra dagen hebben aangevraagd in het kader van het compensatiemechanisme, hebben sommige lidstaten de extra dagen niet gebruikt.

Sinds 2022 heeft de pakketbenadering die in de vangstmogelijkheden is geïntegreerd, gezorgd voor een efficiënte verlaging van de visserijsterfte terwijl de sociaaleconomische gevolgen tot een minimum zijn beperkt. De Commissie is van mening dat het plan het eenvoudiger heeft gemaakt om overeenstemming te bereiken over de drie pijlers van het GVB (milieu, sociaal en economisch) en deze te integreren in besluiten over vangstmogelijkheden. Het plan biedt duidelijke aanwijzingen inzake beheer die zowel de Commissie ondersteunen bij haar voorstellen van de Commissie als de Raad bij haar besluitvorming, die leiden tot jaarlijkse verordeningen betreffende de vangstmogelijkheden. Sinds 2019 zijn de besluiten consistent en in overeenstemming met de doelstellingen van het GVB. Zij werpen vruchten af: naar verwachting zal tot 55 % van de bestanden zich in 2025 hebben hersteld terwijl het ook de goede kant op gaat met het herstel van de heekbestanden.

- TOEZICHT OP DE ONTWIKKELING EN VERPLICHTING VAN DE LIDSTATEN

In de eerste jaren van het plan is in Spanje, Italië en Frankrijk een geharmoniseerd toezichtssysteem met maandelijkse mededelingen en een reeks flexibele beheersmaatregelen ingevoerd (artikelen 9 en 10). De diensten van de Commissie hebben een technisch netwerk opgezet via maandelijkse coördinatievergaderingen tussen de drie nationale overheden. Dit zorgde voor een gemeenschappelijk begrip van de maatregelen in het plan en de wetenschappelijke resultaten en droeg bij aan een nieuwe managementcultuur. Over het algemeen hebben de drie lidstaten minutieus verslag uitgebracht over de meeste aspecten van de uitvoering van het plan. In de eerste paar jaar werden de belangrijkste maatregelen, zoals het jaarlijks bijwerken van de lijsten met toegestane vaartuigen, maandelijkse mededelingen en toewijzingen van visdagen en gesloten gebieden, naar behoren nageleefd en gehandhaafd. Het plan heeft ook betrekking op de duur van de visdagen voor trawlers en visserijsluitingen. In 2022 waren er drie visserijsluitingen op last van de Commissie, in 2021 drie op last van een lidstaat en in 2023 twee op last van dezelfde lidstaat. Ten slotte heeft nauwgezet toezicht op de trawlvisserij ervoor gezorgd dat de toegewezen vangstmogelijkheden sinds de inwerkingtreding van het plan niet zijn overschreden.

De Commissie heeft echter wel verschillende tekortkomingen op nationaal niveau geconstateerd. Zij heeft met de autoriteiten van de lidstaten besproken op welke wijze de nationale toezichts- en handhavingsprocessen, zoals het intrekken van de nationale afwijking waardoor het vriestrawlers is toegestaan de in het plan vastgestelde maximale tijd voor trawlvisserij te overschrijden, kunnen worden verbeterd20. Wat betreft de vlootcapaciteit (artikel 9, leden 7 en 9, van het plan), heeft de Commissie de lidstaten regelmatig gevraagd iets te doen aan het gebrek aan evenwicht tussen hun vlootcapaciteit en de vangstmogelijkheden21. De Commissie heeft duidelijke voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat de lidstaten met vloten die dit evenwicht wel realiseren en zich richten op duurzaam beheerde bestanden, een toename laten zien van jaarlijkse activiteit en winstgevendheid per vaartuig.

De belanghebbenden waren ingenomen met de toegenomen coördinatie tussen overheden en de regelmatige bijeenkomsten met de werkgroep van de adviesraad voor de Middellandse Zee over het plan. Dit bevorderde het vertrouwen en de vlotte uitwisseling tussen de Commissie en alle belanghebbenden. De Commissie is van mening dat dit de ontwikkeling van het compensatiemechanisme en andere maatregelen op maat mogelijk heeft gemaakt om de doelstellingen van het plan te verwezenlijken, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de lokale visserij. Wat betreft de vlootcapaciteit toonde de adviesraad voor de Middellandse Zee zich bezorgd over de afname van het aantal trawlers, gelet op het belang van deze sector, die meer dan 80 % van de visafslagen in het Middellandse Zeegebied bevoorraadt.

- FLEXIBELE REGELINGEN OM DE SECTOR BIJ DE OVERGANG TE ONDERSTEUNEN

Er zijn tal van flexibele regelingen getroffen om het de sector gemakkelijker te maken om over te stappen op duurzamere praktijken en ervoor te zorgen dat de beheersmaatregelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Deze omvatten ten eerste overdrachten van visdagen voor de trawlvisserij tussen vlootsegmenten om te voorkomen dat de trawlers hun visserijinspanning overschrijden of onderbenutten, waarbij wordt gebruikgemaakt van wetenschappelijk onderbouwde omrekeningsfactoren. Deze eerste flexibele maatregel is sinds 2020 door één lidstaat elk jaar gebruikt en door een tweede lidstaat incidenteel. Ten tweede maakten alle drie de lidstaten voor sommige vlootsegmenten gebruik van de afwijking inzake de duur van de trawldag tot 18 uur en maakten ze in sommige havens voor trawlers die op zee langer en dieper op garnalen vissen, gebruik van flexibiliteit inzake de duur van de visreis. Ten derde maakten twee lidstaten gebruik van een afwijking voor alternatieve gesloten gebieden voor specifieke geografische beperkingen om jonge heek in kustgebieden te beschermen.

Daarnaast werd de vaststelling van een compensatiemechanisme met maximaal twaalf criteria in 2024 om duurzamere praktijken te stimuleren, in 2022 gebruikt door één lidstaat en gedeeltelijk gebruikt door een andere lidstaat en aangevraagd door alle drie de lidstaten in 2023 en 2024. Tot slot hebben de drie lidstaten in 2023 en 2024 verzocht om de mogelijkheid van jaarflexibiliteit voor bestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 en artikel 15, lid 9, van de GVB-verordening, en om de mogelijkheid tot het uitwisselen tussen de lidstaten onderling van vangstbeperkingen die door geen van de lidstaten worden benut, ondanks het feit dat een van de lidstaten zijn toewijzingen niet volledig benut.

- GESLOTEN GEBIEDEN

In artikel 11 van het plan worden de lidstaten verplicht om gesloten gebieden in te stellen ter bescherming van jonge en paaiende vis. Het plan, waarin de nadruk voor 2020 lag op de bescherming van jonge heek, vereiste extra sluitingen uiterlijk op 17 juli 2021 om jonge heek en paaiers van alle demersale bestanden te beschermen, op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Als alternatief voor de drie maanden durende sluiting voor trawlers binnen zes zeemijl uit de kust hebben twee lidstaten hun gesloten gebieden aangepast, aangezien deze zich in gebieden bevinden die dieper zijn dan 100 m of waar het continentaal plat van beperkte omvang is.

Het algemene oordeel van het WTECV22 luidde dat twee lidstaten de doelstellingen van het plan niet hebben gehaald, ondanks de gesloten gebieden: de gesloten gebieden die door een aantal lidstaten waren ingesteld, waren niet groot genoeg om de doelstelling van 20 % minder vangst van jonge en paaiende vis te verwezenlijken.

- RECREATIEVISSERIJ EN BEHEER VAN BIJVANGSTBESTANDEN

Om rekening te houden met alle bronnen van visserijsterfte bij de soorten die onder het plan vallen, kan de Raad wetenschappelijk onderbouwde beperkingen voor recreatievissers vaststellen en moeten de lidstaten de noodzakelijke en evenredige maatregelen nemen om de gegevensverzameling te verbeteren (artikel 8 van het plan). Het WTECV23 heeft beoordeeld in welke mate de recreatievisserij bijdraagt aan de visserijsterfte van de demersale bestanden die onder het plan vallen. Op basis van de beschikbare informatie kwam het WTECV tot de conclusie dat de recreatievisserij waarschijnlijk geen significante gevolgen heeft. Omdat er in beperkte mate gegevens beschikbaar waren voor een beoordeling door het WTECV is artikel 12 over het beheer van bijvangstbestanden niet uitgevoerd.


2. STEUN UIT EU-MIDDELEN EN SOCIAALECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN

Het plan bevat specifieke artikelen (artikelen 19 en 20) die het mogelijk maken om EU-middelen in te zetten voor tijdelijke en permanente stopzetting om het gebrek aan evenwicht in de vlootcapaciteit aan te pakken. Aan de hand van biologische en economische indicatoren24 is geoordeeld dat de capaciteit van de vlootsegmenten, vooral in één lidstaat, nog steeds niet in evenwicht is. De twee andere lidstaten hebben gebruikgemaakt van zowel tijdelijke als permanente stopzetting om de capaciteit van hun trawlers te verminderen en de vlootsegmenten in evenwicht te brengen met de beschikbare vangstmogelijkheden. Hoewel de derde lidstaat het onevenwicht tussen zijn vlootsegmenten in de Middellandse Zee en de vangstmogelijkheden van die vlootsegmenten niet heeft verholpen, heeft hij wel gebruikgemaakt van tijdelijke stopzetting. Vertegenwoordigers van de sector lieten ook blijken geïnteresseerd te zijn in permanente stopzetting.

Tegen de achtergrond van de brandstofcrisis en de energietransitie betreurt de Commissie dat de lidstaten niet ten volle gebruik hebben gemaakt van de EFMZV-financiering die beschikbaar is in het kader van de nationale operationele programma’s. Eén lidstaat heeft zelfs ruim 15 % (210 miljoen EUR) van zijn oorspronkelijke toewijzing onbenut gelaten. De Commissie is van mening dat, aangezien zowel het EFMZV als het EFMZVA de doelstellingen van het plan ondersteunen, de lidstaten meer EFMZV-financiering in het kader van nationale operationele programma’s en meer EFMZVA-financiering in het kader van nationale programma’s hadden moeten gebruiken om de ontwikkeling van selectievere visserij, de overgang naar minder brandstofintensieve praktijken, de verbetering van de visserijcontrole en de vermindering van de sociaaleconomische gevolgen van de vastgestelde instandhoudingsmaatregelen voor de vissers te ondersteunen. Deze maatregelen zouden in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het Oceaanpakket, dat de Commissie in februari 2023 heeft vastgesteld.

Er zijn gunstige economische resultaten behaald door vlootsegmenten die duurzaam op visbestanden vissen. De Commissie heeft de lidstaten herhaaldelijk aangemoedigd om hun vlootcapaciteit aan te passen aan de vangstmogelijkheden. Tegen de achtergrond van de klimaat-, biodiversiteits- en energiecrisis biedt het plan handvatten voor duurzamere visserij die kan leiden tot een hogere visdichtheid en grotere vissen, efficiëntere prestaties van de vissersvloot en hogere winsten.

In 202125 vertegenwoordigde de Middellandse-Zeevloot 57 % van alle EU-vaartuigen en 47 % van de werkgelegenheid in de visserijsector in de EU. In gewicht was zij goed voor 9 % van de aanlandingen in de EU en in waarde voor 24 %. Ongeveer 31 % van de totale waarde van de aanlandingen in het Middellandse Zeegebied is afkomstig uit de subregio van de westelijke Middellandse Zee (1,35 miljard EUR op een totaal van 4,76 miljard EUR toen het plan werd vastgesteld) en ongeveer 19 % van de vissersvloot in de Middellandse Zee is actief in het westelijke deel van de Middellandse Zee26. Wat Italië betreft, was ongeveer 40 % van de aanlandingen afkomstig uit het westelijke deel van de Middellandse Zee. Wat Spanje en Frankrijk betreft, was het gewichtspercentage van de aanlandingen afkomstig uit de Middellandse Zee minder dan 10 %.

In alle drie de lidstaten zijn de sociale effecten van de visserij in de havens in het westelijke deel van de Middellandse Zee aanzienlijk: de kleinschalige kustvisserij is goed voor 79 % van het aantal zeedagen en 55 % van de werkgelegenheid. De grootschalige vloot was echter de belangrijkste speler in de regio en nam 84 % van de aanlandingen in gewicht en 72 % van de aanlandingen in waarde voor haar rekening. Het aangeland gewicht is al jaren dalende, terwijl de aanlandingswaarde is gestegen. In 2021 ving Spanje ongeveer 19 % van de aanlandingen in de Middellandse Zee, terwijl Italië meer dan 40 % ving en Frankrijk minder dan 5 %.

Hoewel de uitvoering van het plan begon ten tijde van de COVID-19-pandemie en bij hogere brandstofprijzen laten de sociaaleconomische indicatoren zien dat de situatie is verbeterd: verbeteringen in de vlootsegmenten die dichter bij de evenwichtige situatie liggen en betrekking hebben op bevissing van bestanden die dichter bij de Fmsy ligt. In 2021 bleef de vloot in het westelijk deel van de Middellandse Zee over het algemeen winst maken, ook al vertraagden de gevolgen van de pandemie en de hogere brandstofprijzen de verbetering van de economische indicatoren sinds 2015.

In 2021 werden de gegenereerde inkomsten (inkomsten uit aanlandingen en overige inkomsten) voor de gehele Middellandse Zee geschat op meer dan 1,5 miljard EUR en 900 miljoen EUR aan bruto toegevoegde waarde, waarvan ongeveer 44 % voor rekening kwam van havens in het westelijke deel van de Middellandse Zee: Italië (721 miljoen EUR aan inkomsten, waarvan ongeveer 40 % voor havens in het westelijke deel van de Middellandse Zee), Spanje (288 miljoen EUR aan inkomsten) en Frankrijk (82 miljoen EUR aan inkomsten). Dit komt overeen met een inkomstenstijging van 4 % ten opzichte van het voorgaande jaar, terwijl de nettowinstmarge in 2020-2021 met 16 % is gestegen. Spanje en Italië zagen hun inkomsten stijgen (Italië met 9 % en Spanje met 3 %), terwijl de inkomsten voor Frankrijk dicht bij het niveau van 2020 bleven.

Wat de energieafhankelijkheid betreft, daalde het energieverbruik in 2021 (442 miljoen liter) 5 % ten opzichte van 2020, dankzij een daling van 16 % bij de Spaanse vloot en een daling van 15 % bij de Franse vloot. In 2021 had Italië het hoogste energieverbruik in de regio (56 %), gevolgd door Spanje (17 %), terwijl Frankrijk minder dan 5 % van alle energie in de Middellandse-Zeevloot verbruikte. De inspanning in zeedagen in de hele regio volgde ook een algemene neerwaartse trend: deze stabiliseerde tussen 2013 en 2018 om vervolgens tussen 2019 en 2021 onder het plan te zakken.

De werkgelegenheid, gemeten in voltijdequivalenten (VTE), verschilt tussen de drie lidstaten. Uit de laatste cijfers blijkt dat Italië 39 % van de totale werkgelegenheid in de visserijsector in het Middellandse Zeegebied van de EU voor zijn rekening neemt, waarvan 40 % in het westelijke deel van de Middellandse Zee, terwijl Spanje 14 % van de totale werkgelegenheid in de visserijsector in het Middellandse Zeegebied van de EU voor zijn rekening neemt, en Frankrijk 4 %. De werkgelegenheid is de afgelopen tien jaar gedaald, waarbij Frankrijk de grootste relatieve daling in het westelijke deel van de Middellandse Zee optekende (8 %). Daarnaast bleven de aanhoudende gevolgen van de pandemie de economische prestaties in 2021 beïnvloeden doordat er gedurende een deel van het jaar beperkingen en sociale terughoudendheid werden opgelegd. De gemiddelde lonen per VTE in de grootschalige vloot daalden tussen 2020 en 2021 met 5 % (naar schatting ongeveer 18 889 EUR per jaar), terwijl de gemiddelde lonen in de kleinschalige vloot met 14 % daalden tot 9 059 EUR.

Over het algemeen verschillen de trends voor grootschalige en kleinschalige vloten. Ondanks de daling van de gemiddelde lonen bleef de kleine vloot voor alle economische prestatie-indicatoren beter presteren, dankzij een toename van andere inkomstenbronnen, voornamelijk in Italië, in verband met aanverwante activiteiten zoals visserijtoerisme en hogere aanlandingsprijzen. De kleinschalige vloot verkocht producten tegen hogere prijzen dan de grootschalige vloot dankzij kortere bevoorradingsketens en rechtstreekse verkoop aan eindconsumenten en restaurants. Daarentegen noteerde de grootschalige vloot een daling in bruto toegevoegde waarde en brutowinst, voornamelijk als gevolg van een daling van 4 % van de waarde van de aanlandingen en een stijging van 20 % van de energiekosten.

De geraadpleegde belanghebbenden stellen dat er een negatieve correlatie bestaat tussen de uitvoering van het plan en de sociaaleconomische trends, met name als gevolg van het trage herstel van heek en als gevolg van de brandstofprijzen. Sommige vertegenwoordigers van de sector beweren dat het grootste manco van het plan ligt in het gebrek aan sociaaleconomische overwegingen en in het gebrek aan flexibiliteit bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden. De sector vraagt om een geleidelijkere aanpak om de Fmsy te bereiken, zodat hij zich kan aanpassen aan de overige uitdagingen waarmee de sector wordt geconfronteerd ( bv. de pandemie en de brandstofprijzen). De ngo’s beweren daarentegen dat een geleidelijkere invoering van de maatregelen van het plan noch de mariene hulpbronnen noch de vissers ten goede zal komen en de sociaaleconomische situatie nog verder zal doen verslechteren. De lidstaten benadrukken de noodzaak om het GVB aan te passen aan de specifieke behoeften in het Middellandse Zeegebied en om rekening te houden met andere menselijke activiteiten en externe factoren die van invloed zijn op de mariene ecosystemen.

De Commissie is van mening dat het plan zijn nut heeft bewezen en de sector extra steun heeft geboden tijdens de pandemie en de brandstofcrisis. De Commissie betreurt het dat de lidstaten de beschikbare EU-middelen niet volledig hebben gebruikt om de doelstellingen van het plan te verwezenlijken en de overgang van de sector naar een duurzamere en minder brandstofafhankelijke economie te stimuleren, welke de kerndoelstellingen vormen van het Oceaanpakket dat de Commissie in februari 2023 heeft vastgesteld. Gemengde trends op het gebied van visbestanden en visserij zijn deels te wijten aan oorzaken die dateren van vóór de vaststelling van het plan. Overcapaciteit en aanhoudende niet-duurzame visserij hebben geleid tot reële sociaaleconomische schade, waarvoor kustgemeenschappen, waaronder vissers die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van de visserij, een hoge prijs betalen. Alleen duurzame visserijpraktijken en de juiste milieubescherming kunnen de gezondheid van visserijgemeenschappen op de lange termijn veiligstellen.


3. UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE

Een ander aspect van het proces ter versterking van de regionalisering zijn de specifieke bepalingen van het plan (artikelen 14, 15, 16 en 18) die de lidstaten in staat stellen gezamenlijke aanbevelingen27 in te dienen over kwesties waarvoor de Commissie bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen. Dit omvat bijvoorbeeld gedelegeerde handelingen inzake de noodzakelijke instandhoudingsmaatregelen, technische maatregelen en teruggooiplannen.

- SPECIFIEKE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Net als bij andere meerjarige beheersplannen van de EU werd tijdens de verslagperiode geen gebruik gemaakt van artikel 13, dat tot doel heeft jonge exemplaren van mariene organismen te beschermen, aangezien de inhoud ervan is vervangen door de meer specifieke Verordening (EU) 2019/1241 betreffende technische maatregelen28. Ondanks verklaringen van de lidstaten in de Raad Landbouw en Visserij van december 2020, veelvuldige aansporingen door de Commissie en beschikbare EU-middelen voor ondersteuning hebben lidstaten echter geen gezamenlijke aanbevelingen ingediend bij de Commissie om extra gesloten gebieden in te voeren, de selectiviteit van het vistuig te vergroten of hogere minimuminstandhoudingsreferentiegrootten vast te stellen.

- AANLANDINGSVERPLICHTING EN TERUGGOOI

Een belangrijke doelstelling van het GVB is om de aanlandingsverplichting uit te voeren en de teruggooi geleidelijk uit te bannen. Volgens het plan geldt de aanlandingsverplichting voor soorten die met vangstbeperkingen worden beheerd, zoals rode diepzeegarnaal, en voor soorten met een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, zoals heek. Sinds 2019 heeft de Commissie de coördinatie met wetenschappers en belanghebbenden geïntensiveerd om de gegevensverzameling te verbeteren en de ontwikkeling door het WTECV van een gestandaardiseerde aanpak voor verzoeken om vrijstelling te ondersteunen29. Er is vier keer gebruikgemaakt van de bevoegdheid op grond van artikel 14 van het plan en de Commissie heeft vier gedelegeerde handelingen30 vastgesteld met betrekking tot hoge overlevingskansen en de minimis-vrijstellingen van de aanlandingsverplichting.

Het WTECV31 schat dat de teruggooipraktijken op EU-niveau waarschijnlijk niet sterk zijn veranderd. Er zijn nog steeds onvoldoende kwantitatieve gegevens sinds de inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting in de Middellandse Zee op 1 januari 2019. Voor het westelijke deel van de Middellandse Zee gaf het WTECV aan dat er proactief benaderingen werden ontwikkeld om de naleving van de aanlandingsverplichting te verbeteren via de ontwikkeling van onderzoeksprojecten waarbij lokale belanghebbenden worden betrokken. Het WTECV verklaarde echter ook dat er aanwijzingen waren dat de werkwijzen van de visserijsector op zee niet waren veranderd, wat impliceerde dat de teruggooi waarschijnlijk niet was gedaald. Volgens de recentste bestandsbeoordeling door het WTECV kan de teruggooi in zee voor heek zijn toegenomen, terwijl die voor zeebarbeel als verwaarloosbaar kan worden beschouwd.

De geraadpleegde belanghebbenden hebben dezelfde mening over de aanhoudende teruggooipraktijk. Alle respondenten waren het erover eens dat de werkelijke teruggooiniveaus in de regio sinds de inwerkingtreding van de aanlandingsverplichting in 2019 stabiel zijn gebleven. Niettemin heeft de visserijsector zich ingespannen om de aanlandingsplicht te begrijpen en uit te voeren en om met onderzoeksinstellingen rond dit onderwerp samen te werken. Alle belanghebbenden bevestigen dat de aanlandingsverplichting heeft aangezet tot wetenschappelijk onderzoek naar selectiever vistuig en studies naar overlevingskansen. Zij menen echter dat er voor gemengde demersale visserijtakken een grens zal zijn aan de mate van selectiviteit. De Commissie is van mening dat het aanhoudende probleem van teruggooi voornamelijk wordt veroorzaakt door een gebrek aan controle en handhaving door de autoriteiten van de lidstaten en moet worden aangepakt binnen het visserijcontrolesysteem van de EU.


4. ECOSYSTEEMGERICHTE BENADERING

De ecosysteemgerichte benadering moet worden toegepast in het visserijbeheer om de negatieve gevolgen van de visserij voor het mariene ecosysteem te verminderen (artikel 2, lid 3, van de GVB-verordening). Bovendien staat in artikel 3, lid 3, van het plan dat het in overeenstemming moet zijn met de milieuwetgeving van de Unie, met name teneinde een goede milieutoestand te bereiken in het kader van de kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS)32. Reeds decennia hebben mariene ecosystemen in het westelijke deel van de Middellandse Zee te maken met meerdere bronnen van belasting, van overbevissing tot verminderde beschikbaarheid van voedingsstoffen33, veranderingen in het voedselweb en de gevolgen van klimaatverandering en verontreiniging34. In een recente studie35 is echter vastgesteld dat de regio in “goede” toestand verkeert en dat de beschermde gebieden in een “goede toestand” verkeren of een “hoge” status hebben, waarbij het gebiedsverbod voor trawlvisserij als effectief wordt beoordeeld en het betreffende gebied een “hoge” milieustatus wordt toegekend. In de studie werd ook geconcludeerd dat beschermde mariene gebieden en een verbod op trawlvisserij plaatselijk kunnen bijdragen aan het bereiken van een goede milieutoestand en aan de verwezenlijking van de doelstellingen in de KRMS.

Het WTECV36 schatte dat in 2023 zeebarbeel in de Golfe du Lion (geografisch deelgebied, GDG 7) en zeebarbeel in de Ligurische en Noord-Tyrreense Zee (GDG 9) de enige doelbestanden in het plan waren die voldeden aan twee van de drie beoordeelde criteria van beschrijvend element 3 in de KRMS met betrekking tot vangstmogelijkheden. Roze diepzeegarnaal in GDG 1 en GDG’s 5-6-7 en langoustine in GDG 9 voldeden alleen aan het visserijsterftecriterium.

De geraadpleegde belanghebbenden benadrukten het belang van een ecosysteemgericht visserijbeheer en de bijdrage van de visserij aan het bereiken van een goede milieutoestand, waarbij zij opmerkten dat ook niet aan de visserij gerelateerde factoren een belangrijke rol spelen. De lidstaten zijn van mening dat de situatie van de visbestanden zonder het plan er waarschijnlijk slechter zou hebben voorgestaan. De adviesraad voor de Middellandse Zee is daarentegen van mening dat het plan contraproductief is geweest, omdat het geen bepalingen bevat die specifiek aangeven hoe een ecosysteemgericht visserijbeheer moet worden uitgevoerd.


5. REGIONALE SAMENWERKING

De adviesraad voor de Middellandse Zee is opgericht in september 2008 en bestaat uit organisaties die de visserij vertegenwoordigen en andere belangengroepen die te maken hebben met het GVB (bv. niet-gouvernementele milieuorganisaties, sportorganisaties en organisaties op het gebied van recreatievisserij)37. Het belangrijkste doel van de adviesraad voor de Middellandse Zee is om advies uit te brengen over visserijbeheer in de Middellandse Zee en over sociaaleconomische en instandhoudingsaspecten. Raadpleging van de adviesraad voor de Middellandse Zee over bepaalde zaken, met name over de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten, geldt als een verplichting en zijn advies moet in aanmerking worden genomen.

Sinds 2019 is de adviesraad voor de Middellandse Zee actief bezig met de uitvoering van het plan. Onder de adviesraad voor de Middellandse Zee is een specifieke werkgroep opgericht die zich specifiek met het plan bezighoudt. Deze heeft vijf adviezen uitgebracht en neemt als waarnemer deel aan de meeste WTECV-vergaderingen met betrekking tot het plan.

De adviesraad voor de Middellandse Zee benadrukte dat de communicatie tussen regionale belanghebbenden is verbeterd sinds het plan is vastgesteld. De lidstaten zijn van mening dat de regionale samenwerking zich in gunstige zin heeft ontwikkeld, maar merken op dat de voorbereiding van gezamenlijke aanbevelingen voor verbetering vatbaar is. Het idee van gezamenlijke aanbevelingen als een regionaal instrument op maat is gemeengoed geworden, maar aan het opstellen van die aanbevelingen gaat vaak tijdrovend onderzoek vooraf. Het vaststellen van gedelegeerde handelingen neemt vanwege de verschillende wetenschappelijke en administratieve stappen in het proces eveneens veel tijd in beslag.

De Commissie is van mening dat de lidstaten meer gebruik hadden kunnen maken van het regionalisatieproces door gezamenlijke aanbevelingen in te dienen voor het vaststellen van instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13 van het plan en door gezamenlijke aanbevelingen in te dienen voor vrijstellingen van de aanlandingsverplichting. Zij hadden ook met de adviesraad en andere belanghebbenden moeten overleggen over de reeds lang bestaande kwesties die van invloed zijn op het westelijke deel van de Middellandse Zee. Ondanks het feit dat de Commissie hierop herhaaldelijk had gewezen, zijn belangrijke kwesties niet collectief aangepakt, zoals een duurzamer beheer van heekbestanden, aanzienlijke verbeteringen in de selectiviteit van vistuig, het vaststellen van hogere minimuminstandhoudingsreferentiegrootten of het nemen van bredere maatregelen om een efficiënt netwerk van gesloten gebieden in te stellen om kraamkamers en paaigronden te beschermen.

1Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).

2 Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het plan

3 Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

4 Waarvan de vangst per inspanningseenheid groter is dan die van bordentrawls

5 Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1) en Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PB L 247 van 13.7.2021, blz. 1).

6 Zie FAO, 2023, The State of Mediterranean and Black Sea Fisheries 2023 — Special edition. Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee, Rome en “The 2023 Mediterranean Quality Status Report and a Renewed Ecosystem Approach Policy in the Mediterranean”.

7 Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).

8 Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

9 Stock assessments in the Western Mediterranean Sea (STECF 23-09).

10 De geraadpleegde belanghebbenden waren de groep lidstaten van het westelijke deel van de Middellandse Zee (PescaMed), de adviesraad voor de Middellandse Zee en de leden van die adviesraad. De vragenlijst en de antwoorden staan in het werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2024)195, dat bij dit verslag is gevoegd.

11 Beschikbaar in STECF EWG 23-09 en STECF EWG 23-11, WTECV — Europese Commissie (europa.eu).

12 Evaluation of Joint Recommendations on the landing obligation and on Technical Measures Regulation (STECF-23-04 en STECF-23-06).

13 Verslag van de 75e plenaire vergadering van het WTECV (STECF-PLEN-24-01).

14 Stock assessments in the Western Mediterranean Sea (STECF-23-09).

15 ICES, 2022, Advice on fishing opportunities, verslag van de adviescommissie van de ICES, 2022. Advies van de ICES 2022, afdeling 1.1.1. https://doi.org/10.17895/ices.advice.19928060

16 Gedetailleerde WTECV-analyses over de toestand van de bestanden zijn opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2024)195, dat bij dit verslag is gevoegd.
17 Verordening (EU) 2022/110 van de Raad van 27 januari 2022 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 21, 31.1.2022, blz. 165).

18 Tabellen met een gedetailleerd overzicht van het gebruik van het compensatiemechanisme sinds 2022 zijn te vinden in werkdocument SWD(2024)195 van de diensten van de Commissie dat bij dit verslag is gevoegd.

19 Verslag van de 72e plenaire vergadering van het WTECV (STECF-PLEN-23-01).

20Meer bijzonderheden over de toezichts- en handhavingsprocessen in het kader van het plan zijn opgenomen in het werkdocument SWD(2024)195 van de diensten van de Commissie, dat bij dit verslag is gevoegd.

21 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, “Towards more sustainable fishing in the EU: state of play and orientations for 2023”, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52022DC0253&qid=1720681793991

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, “Sustainable fishing in the EU: state of play and orientations for 2024”, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023DC0303&qid=1720682241143

22Beschikbaar in WTECV-verslagen EWG 22-01 en EWG 23-01, WTECV — Europese Commissie (europa.eu).

23Beschikbaar in WTECV-verslagen EWG 21-01 en EWG 22-01, WTECV — Europese Commissie (europa.eu).

24Beschikbaar in WTECV-verslag EWG 23-13 over evenwicht en capaciteit).

25 Relevante economische gegevens zijn slechts beschikbaar tot 2021. Zie WTECV, 2023, Annual Economic Report on the EU Fishing Fleet (STECF 23-07).

26 The state of Mediterranean and Black Sea fisheries, Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee.

27 In het kader van het regionaliseringsproces hebben de lidstaten regionale groepen op hoog niveau opgericht, bestaande uit de directeuren visserij van de lidstaten met daaraan verbonden functionarissen van de Commissie, en een van die groepen richt zich specifiek op het westelijke deel van de Middellandse Zee (“PescaMed”). Het belangrijkste doel van PescaMed is om de onderlinge coördinatie en samenwerking van de lidstaten op het gebied van visserijbeheer te verbeteren door gezamenlijke aanbevelingen vast te stellen, ondersteunende wetenschappelijke studies op te zetten en samenwerking met andere belangrijke belanghebbenden in de regio te bevorderen.
28 Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen via technische maatregelen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

29 Verslag van de 66e plenaire vergadering van het WTECV (STECF-PLEN-21-01).

30 Gedelegeerde verordeningen (EU) 2020/4, 2021/2066, 2022/2288, 2023/2462 van de Commissie.

31 Evaluation of Joint Recommendations on the landing obligation and on Technical Measures Regulation (STECF-23-04 en STECF-23-06).

32 Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

33 O.a.: Feuilloley G, Fromentin JM, Stemmann L, Demarcq H, Estournel C, Saraux C, “Concomitant changes in the environment and small pelagic fish community of the Gulf of Lions”, Progress in Oceanography, boekdeel 186, 2020.

34 Zie FAO, 2023, The State of Mediterranean and Black Sea Fisheries 2023 — Special edition. Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee, Rome, and The 2023 Mediterranean Quality Status Report and a Renewed Ecosystem Approach Policy in the Mediterranean

35 Fraschetti, S., Fabbrizzi, E., Tamburello, L., Uyarra, M. C., Micheli, F., Sala, E., Pipitone, C., Badalamenti, F., Bevilacqua, S., Boada, J., Cebrian, E., Ceccherelli, G., Chiantore, M., D’Anna, G., Di Franco, A., Farina, S., Giakoumi, S., Gissi, E., Guala, I., Guidetti, P., Katsanevakis, S., Manea, E., Montefalcone, M., Sini, M., Asnaghi, V., Calò, A., Di Lorenzo, M., Garrabou, J., Musco, L., Oprandi, A., Rilov, G., en Borja, A., 2022, “An integrated assessment of the Good Environmental Status of Mediterranean Marine Protected Areas”, Journal of Environmental Management 305: 114370.

36 Verslagen STECF EWG 23-09 en STECF PLEN 24-01.

37 Med-ac - Consiglio consultivo regionale per il mediterraneo https://en.med-ac.eu/

NL NL