Artikelen bij COM(2013)329 - Richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)329 - Richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken.
document COM(2013)329 NLEN
datum 28 mei 2013

Artikel 1 - Voorwerp

1. In deze verordening worden richtsnoeren vastgesteld betreffende de tijdige introductie en de interoperabiliteit van projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese telecommunicatienetwerkentot aanwijzing van die trans-Europese telecommunicatienetwerken waarvan de ontwikkeling, tenuitvoerlegging, introductie, interconnectie en interoperabiliteit worden ondersteund overeenkomstig Verordening XXX (de CEF-verordening).

In deze richtsnoeren worden de doelstellingen en de prioriteiten van projecten van gemeenschappelijk belang bepaald, worden projecten van gemeenschappelijk belang aangewezen en worden criteria vastgesteld voor de aanwijzing van nieuwe projecten van gemeenschappelijk belang.

2. Deze verordening voorziet in het bijzonder in:

(a) de doelstellingen met betrekking tot projecten van gemeenschappelijk belang;

(b) de voorwaarden waaronder projecten van gemeenschappelijk belang in aanmerking komen voor financiële bijstand door de Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. xxx/2012 [CEF-verordening] voor de ontwikkeling, uitvoering, introductie, koppeling en interoperabiliteit ervan;

(c) de criteria voor de prioriteitstelling op basis waarvan projecten van gemeenschappelijk belang financiële bijstand van de Unie ontvangen of daarvan profiteren.

Artikel 2 - Doelstellingen

Projecten van gemeenschappelijk belang:

(1) dragen bij tot economische groei en ondersteunen de ontwikkeling van de interne markt, hetgeen leidt tot verbetering van het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven, waaronder het midden- en kleinbedrijf (MKB);

(2) dragen bij tot verbeteringen in het dagelijks leven voor burgers, bedrijven en overheden door bevordering van interconnectie en interoperabiliteit van nationale telecommunicatienetwerken en toegang tot deze netwerken;

(3) stimuleren de Europa-wijde introductie van snelle en supersnelle breedbandnetwerken die op hun beurt de ontwikkeling en introductie van trans-Europese digitale diensten bevorderen;

(4) bevorderen de duurzame introductie van trans-Europese digitale-diensteninfrastructuren, de interoperabiliteit en coördinatie daarvan op Europees niveau, de exploitatie, het onderhoud en de opwaardering daarvan;

(5) dragen bij tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en tot de bescherming en verbetering van het milieu.

Artikel 2 - 3 Definities

1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Verordening (EU) nr. xxx/2012 (CEF-verordening).In deze verordening wordt verstaan onder:

2. Bovendien gelden de volgende definities:

(a) 'Telecommunicatienetwerken': breedbandnetwerken en digitale-diensteninfrastructuren.

(b) 'Digitale-diensteninfrastructuur': infrastructuur waarmee diensten op netwerken op elektronische wijze, meestal via het internet, worden geleverd, en die trans-Europese interoperabele dienstverlening in het gezamenlijk belang aanbiedt aan burgers, bedrijven en/of regeringen. Digitale-diensteninfrastructuur bestaat uit centrale dienstenplatforms en generieke diensten.

(c) “Bouwsteen”: herbruikbare digitale-diensteninfrastructuur.

(d) “Centraal dienstenplatform”: centraal element van digitale-diensteninfrastructuren dat gericht is op het waarborgen van trans-Europese connectiviteit, toegang en interoperabiliteit. Centrale dienstenplatforms staan open voor de lidstaten en kunnen ook voor andere entiteiten openstaan.

(e) "Generieke dienst”: dienst die een of meer nationale infrastructuren verbindt met een of meer centrale dienstenplatforms om grensoverschrijdende digitale diensten te leveren.

(f) 'bBreedbandnetwerken': toegangsnetwerken via draad of draadloos (waaronder satellietnetwerken), aanvullende infrastructuur en kernnetwerken die connectiviteit tegen zeer hoge snelheden kunnen leveren en daardoor bijdragen tot de breedbanddoelstellingen van de Digitale agenda voor Europa.

(g) 'digitale-diensteninfrastructuur': diensten op netwerken die elektronisch, meestal via het internet, worden geleverd, die trans-Europese interoperabele dienstverlening in het openbaar belang aanbieden en die ontsluitend van aard zijn voor burgers, bedrijven en/of regeringen;

(h) 'Europese meerwaarde': de waarde die voortvloeit uit een EU-interventie en die een meerwaarde vertegenwoordigt ten opzichte van de waarde die anders tot stand zou zijn gebracht door de actie van één lidstaat of door de actie van een groep van lidstaten.      Voor de toepassing van deze verordening gelden eveneens de definities van verordening XXX (de CEF-verordening).

Artikel 3 - Doelstellingen

1. De projecten van gemeenschappelijk belang dragen bij tot het verwezenlijken van de algemene doelstellingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. xxx/2012 [CEF-verordening].

2. Behalve dat de projecten van gemeenschappelijk belang bijdragen aan het verwezenlijken van de algemene doelstellingen, helpen zij bij het bereiken van een of meer van de volgende specifieke doelstellingen:

(a) economische groei en het ondersteunen van de voltooiing van de eengemaakte digitale markt ter verbetering van het concurrentievermogen van de Europese economie, waaronder het midden- en kleinbedrijf (mkb);

(b) verbeteringen in het dagelijks leven voor burgers, bedrijven en overheden door bevordering van interconnectie en interoperabiliteit van nationale, regionale en lokale telecommunicatienetwerken en toegang tot deze netwerken.

3. De volgende operationele prioriteiten dragen bij aan het bereiken van de doelstellingen in lid 1 en 2:

(a) interoperabiliteit, connectiviteit, duurzame introductie, exploitatie en opwaardering van trans-Europese digitale-diensteninfrastructuren en hun gezamenlijke bouwstenen, alsmede coördinatie op Europees niveau;

(b) een efficiënte stroom van particuliere en publieke investeringen om de introductie en modernisering van breedbandnetwerken te bevorderen en daardoor bij te dragen aan het behalen van de breedbanddoelstellingen van de Digitale agenda voor Europa.

Artikel 4 - Prioriteiten voor projecten van gemeenschappelijk belang

Rekening houdend met de in artikel 2 genoemde doelstellingen wordt voor projecten van gemeenschappelijk belang prioriteit gegeven aan:

(a) de introductie van supersnelle breedbandnetwerken met datatransmissiesnelheden van 100 Mbps en meer;

(b) de introductie van breedbandnetwerken om insulaire, niet aan zee grenzende en perifere regio's met de centrale regio's van de Unie te verbinden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de datatransmissiesnelheden in deze regio's toereikend zijn om breedbandverbindingen van 30 Mbps en meer mogelijk te maken;

(c) ondersteuning van centrale dienstenplatforms op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren;

(d) acties die synergieën en interoperabiliteit tot stand kunnen brengen tussen verschillende projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van telecommunicatie, tussen projecten van gemeenschappelijk belang betreffende verschillende soorten infrastructuur, waaronder vervoer en energie, tussen projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van telecommunicatie en door de structuurfondsen en het Cohesiefonds ondersteunde projecten, alsmede desbetreffende onderzoeksinfrastructuren.

Artikel 4 - 5 Projecten van gemeenschappelijk belang

1. De in de bijlage omschreven projecten van gemeenschappelijk belang dragen bij tot de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen.

1. Projecten van gemeenschappelijk belang hebben de volgende kenmerken:

(a) zij zijn gericht op het creëren en/of verbeteren van interoperabele en voor zover mogelijk internationaal compatibele centrale dienstenplatforms en hun gezamenlijke bouwstenen, vergezeld van generieke diensten voor digitale-diensteninfrastructuren;

(b) zij bieden efficiënte investeringsinstrumenten voor breedband, trekken nieuwe categorieën investeerders en projectontwikkelaars aan en bevorderen de dupliceerbaarheid van innovatieve projecten en zakelijke modellen.

2. Een projectProjecten van gemeenschappelijk belang kankunnen de volledige cyclus daarvan omvatten, waaronder haalbaarheidsstudies, tenuitvoerlegging, permanente exploitatie, coördinatie en evaluatie.

3. Projecten van gemeenschappelijk belang kunnen door middel van horizontale acties worden ondersteund.

4. Projecten van gemeenschappelijk belang en acties die daaraan bijdragen zijn nader omschreven in de bijlage bij deze verordening.

3. Lidstaten en/of andere instanties die belast zijn met de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang of die tot de tenuitvoerlegging daarvan bijdragen, nemen de nodige wettelijke, bestuursrechtelijke, technische en financiële maatregelen in overeenstemming met de desbetreffende specificaties van deze verordening.

4. De Unie kan de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang bevorderen door middel van regelgevende maatregelen waar passend, door coördinatie, steunmaatregelen en financiële ondersteuning om de introductie en het gebruik ervan te stimuleren, alsmede door openbare en particuliere investeringen.

5. Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang komen in aanmerking voor financiële steun van de EU op basis van de voorwaarden en de instrumenten die beschikbaar worden gesteld krachtens de verordening tot invoering van de Connecting Europe Facility. Financiële steun wordt verstrekt overeenkomstig de door de Unie vastgestelde toepasselijke regels en procedures, de financieringsprioriteiten en de beschikbaarheid van middelen.

6. De Commissie wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de omschrijving van de in de bijlage vastgestelde projecten van gemeenschappelijk belang, door in overeenstemming met de leden 7, 8 en 9 hieronder en overeenkomstig artikel 8 nieuwe projecten van gemeenschappelijk belang aan de bijlage toe te voegen of verouderde projecten van gemeenschappelijk belang uit de bijlage te verwijderen.

7. Wanneer de Commissie de in lid 6 bedoelde gedelegeerde handeling vaststelt, beoordeelt zij of de wijziging van de omschrijving van het project van gemeenschappelijk belang dan wel de toevoeging van een nieuw project van gemeenschappelijk belang overeenstemt met de behoeften die voortspruiten uit:

(a) nieuwe technologische en marktontwikkelingen; of

(b) opkomende politieke prioriteiten; of

(c) nieuwe kansen voor het benutten van synergieën tussen verschillende infrastructuren, inclusief op het gebied van vervoer en energie.

8. Indien de gedelegeerde handeling betrekking heeft op de toevoeging van een nieuw project van gemeenschappelijk belang, beoordeelt de Commissie naast de in lid 7 vastgestelde criteria eveneens of dit project cumulatief voldoet aan de volgende criteria:

(a) het draagt bij tot de in artikel 2 genoemde doelstellingen;

(b) het is gebaseerd op rijpe technologie die klaar is voor introductie;

(c) het vertoont Europese meerwaarde.

9. Wanneer de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt waarbij een verouderd project van gemeenschappelijk belang uit de bijlage wordt verwijderd, beoordeelt zij of dit project niet langer voldoet aan de in lid 7 vastgestelde behoeften en of het niet langer voldoet aan de in lid 8 vastgestelde criteria.

Artikel 5 - Interventiemethoden

1. Op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren worden centrale dienstenplatforms hoofdzakelijk door de Unie uitgevoerd; generieke diensten worden uitgevoerd door partijen die verbindingen met het desbetreffende centrale dienstenplatform tot stand brengen. Investeringen in breedbandnetwerken worden voornamelijk door de private sector gedaan. Publieke steun wordt alleen verleend bij marktfalen of een niet-optimale investeringssituatie.

2. Lidstaten, waaronder lokale en regionale autoriteiten, en/of andere instanties die belast zijn met de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang of die tot de tenuitvoerlegging daarvan bijdragen, nemen de nodige wettelijke, bestuursrechtelijke, technische en financiële maatregelen in overeenstemming met de desbetreffende specificaties van deze verordening.

3. Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang komen in aanmerking voor financiële steun van de EU op basis van de voorwaarden en de instrumenten die beschikbaar worden gesteld krachtens Verordening (EU) nr. xxx/2012 [CEF-verordening]. Financiële steun wordt verstrekt overeenkomstig de door de Unie vastgestelde toepasselijke regels en procedures, de financieringsprioriteiten en de beschikbaarheid van middelen. Meer in het bijzonder:

(a) Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren kunnen worden gesteund door:

(a) aanbesteding en/of

(b) subsidies.

(b) Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van breedbandnetwerken kunnen worden gesteund door:

(a) financiële instrumenten als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. xxx/2012 [CEF-verordening] die openstaan voor aanvullende bijdragen uit andere delen van de Connecting Europe Facility, andere instrumenten, programma's en begrotingslijnen van de EU-begroting, lidstaten, met inbegrip van regionale en lokale autoriteiten en alle andere investeerders, met inbegrip van particuliere investeerders overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. xxx/2012 [CEF-verordening] en/of

(b) de combinatie van financiële instrumenten en subsidies uit andere publieke bronnen dan de CEF, op Europees of nationaal vlak.

(c) Horizontale acties worden ondersteund door

(a) aanbesteding en/of

(b) subsidies.

4. Voor zover de steun uit de CEF de ESIF's en andere rechtstreekse publieke steun aanvult, kan het behalen van synergieën tussen de CEF-acties en steun uit de ESIF's worden versterkt door een passend coördinatiemechanisme te gebruiken.

Artikel 6 - Subsidiabiliteitscriteria en prioriteiten voor financiering

1. Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren moeten om in aanmerking voor financiering te komen aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

(a) zij moeten een stadium van volwassenheid hebben bereikt op basis waarvan zij kunnen worden geïntroduceerd; dit moet met name zijn aangetoond door middel van geslaagde proefprojecten in het kader van programma's, zoals EU-programma's op het gebied van innovatie en onderzoek;

(b) zij moeten bijdragen aan het beleid en de activiteiten van de EU ter ondersteuning van de eengemaakte markt;

(c) zij moeten meerwaarde op Europees niveau en duurzaamheid op lange termijn creëren, indien van toepassing door middel van financiering uit andere bronnen dan de CEF, hetgeen moet zijn vastgesteld in een haalbaarheidsstudie en kosten-batenanalyse;

(d) zij moeten voldoen aan overeengekomen normen, specificaties en richtsnoeren voor interoperabiliteit, zoals het Europees interoperabiliteitskader voor Europese overheidsdiensten, en gebruikmaken van bestaande oplossingen.

2. Essentiële bouwstenen met aantoonbare vooruitzichten te worden gebruikt in de ontwikkeling, introductie en exploitatie van andere digitale-diensteninfrastructuren als vermeld in de bijlage, hebben bij de financiering eerste prioriteit.

3. Tweede prioriteit krijgen digitale-diensteninfrastructuren die specifieke bepalingen van de EU-wetgeving ondersteunen en zijn gebaseerd op bestaande bouwstenen.

4. Op basis van de doelstellingen van artikel 3 en afhankelijk van het beschikbare budget kunnen er in de werkprogramma's verdere criteria inzake subsidiabiliteit en prioriteiten op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren worden vastgesteld.

5. Acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van breedbandnetwerken moeten om in aanmerking voor financiering te komen aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

(a) zij moeten een aanzienlijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Digitale agenda voor Europa;

(b) zij moeten wat betreft de projectontwikkeling en -voorbereiding een afdoende stadium van volwassenheid hebben bereikt en worden ondersteund door doeltreffende mechanismen voor de uitvoering;

(c) zij moeten reageren op onvolkomenheden van de markt of niet-optimale investeringssituaties;

(d) zij mogen er niet toe leiden dat de mededinging wordt verstoord of particuliere investeringen worden verdrongen;

(e) zij moeten de technologie gebruiken die als meest geschikt wordt beschouwd om tegemoet te komen aan de behoeften van het desbetreffende gebied, rekening houdend met geografische, sociale en economische factoren op basis van objectieve criteria en de technologische neutraliteit;

(f) zij moeten de meest geavanceerde technologie introduceren en/of zijn gebaseerd op innovatieve zakelijke modellen, en een hoge mate van dupliceerbaarheid bieden.

6. De criteria onder punt f van het voorafgaande lid zijn niet vereist voor projecten die worden gefinancierd uit aanvullende toegespitste bijdragen die worden verleend overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. xxx/2012 [CEF-verordening].

7. De subsidiabiliteitscriteria voor horizontale acties worden vastgesteld in de werkprogramma's.

Artikel 7 - 6 Samenwerking met derde landen en internationale organisaties

De Unie kan contacten leggen, besprekingen aangaan, informatie uitwisselen en samenwerken met overheden of andere organisaties in derde landen om een van de bij deze richtsnoeren nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken wanneer deze samenwerking leidt tot Europese meerwaarde. Tot de doelstellingen van deze samenwerking behoort onder meer de bevordering van de interoperabiliteit tussen trans-Europese telecommunicatienetwerken telecommunicatienetwerken in de Unie en telecommunicatienetwerken van derde landen.

2. De Unie kan verder contacten leggen, besprekingen aangaan, informatie uitwisselen en samenwerken met internationale organisaties en in derde landen gevestigde wettelijke entiteiten, om een van de bij deze richtsnoeren nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken.

Artikel 8 - 7 Informatie-uitwisseling, toezicht en rapportageevaluatie

1. Op basis van de informatie die zij ontvangen overeenkomstig artikel 21 van Verordening XXX tot invoering van de CEFConnecting Europe Facility, wisselen de lidstaten en de Commissie informatie uit over de voortgang in de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren.

2. De Commissie wordt bijgestaan door een groep van deskundigen, bestaande uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat, en raadpleegt dezevoor toezicht op de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren, ondersteuning bij de planning via de nationale strategieën voor hogesnelheidsinternet en inventarisering van infrastructuren, en uitwisseling van informatie. De groep van deskundigen kan zich eveneens buigen over ieder ander onderwerp met betrekking tot de ontwikkeling van trans-Europese telecommunicatienetwerken. De groep van deskundigen steunt de Commissie met name op de volgende gebieden:

(a) toezicht op de toepassing van deze richtsnoeren;

(b) uitstippelen van nationale plannen of nationale strategieën, indien van toepassing;

(c) nemen van maatregelen om de uitvoering van de werkprogramma's op financieel en technisch niveau te beoordelen;

(d) aanpakken van bestaande of opkomende problemen bij de uitvoering van projecten.

De groep van deskundigen kan zich eveneens buigen over ieder ander onderwerp met betrekking tot de ontwikkeling van trans-Europese telecommunicatienetwerken.

3. Samen met de tussentijdse evaluatie en de ex-postevaluatie van Verordening XXX tot invoering van de CEFConnecting Europe Facility en na raadpleging van de groep van deskundigen publiceert de Commissie een verslag over de voortgang in de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren. Dit verslag wordt aan het Europees Parlement, en de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's voorgelegd.

4. In deze verslagen evalueert de Commissie eveneens of de werkingssfeer van de projecten van gemeenschappelijk belang de politieke prioriteiten, technologische ontwikkelingen en innovaties alsmede de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving of de markt en de economie blijft weerspiegelen, en of, gezien dergelijke ontwikkelingen en de noodzaak van duurzaamheid op lange termijn, financiering voor een of meer van de ondersteunde projecten van gemeenschappelijk belang moet worden uitgefaseerd dan wel dat deze uit andere bronnen moeten worden gefinancierd. of de situatie in de desbetreffende markten blijft weerspiegelen. Voor grote projecten die naar verwachting aanzienlijke effecten op het milieu hebben, bevatten deze verslagen een analyse van de milieu-effecten, indien van toepassing rekening houdend met de behoeften inzake aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering en inzake rampbestendigheid. Deze evaluatie kan eveneens op enig ander ogenblik worden verricht wanneer dit passend wordt geacht.

5. De verwezenlijking van de sectorspecifieke doelstellingen van artikel 3 wordt ex post gemeten, onder meer door te kijken naar:

(a) de beschikbaarheid van digitale-diensteninfrastructuren, berekend aan de hand van het aantal lidstaten dat met elke digitale-diensteninfrastructuur is verbonden;

(b) het percentage burgers en bedrijven dat gebruikmaakt van digitale-diensteninfrastructuren en de beschikbaarheid van dergelijke diensten over grenzen heen;

(c) het investeringsvolume dat is aangetrokken op het gebied van breedband en het bereikte hefboomeffect.

Artikel 8 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 5, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie verleend voor een onbepaalde periode vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

3. De in artikel 5, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een krachtens artikel 5, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn aan de Commissie hun voornemen hebben meegedeeld om geen bezwaar te maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 9 - Intrekking

Beschikking nr. 1336/97/EG, als gewijzigd bij Beschikking nr. 1376/2002/EG, wordt ingetrokken.

Artikel 10 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.