Artikelen bij COM(2011)427 - GROENBOEK betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de EU: mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale eengemaakte markt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Inleiding 3

1.1. De door technologische ontwikkelingen geboden mogelijkheden 3

1.2. Doel en toepassingsgebied van het groenboek 4

2. De digitale eengemaakte markt voor audiovisuele mediadiensten 5

2.1. Vereffening van rechten voor onlinetransmissie van audiovisuele mediadiensten 8

2.2. Vereffening van rechten voor de doorgifte van audiovisuele mediadiensten 9

2.3. Vereffening van rechten voor transactionele video-on-demanddiensten 10

2.4. Productie en distributie van de Europese film 11

3. Beleidsbenaderingen 13

3.1. Vragen 14

4. Vergoeding van rechthebbenden voor de online-exploitatie van audiovisuele werken 16

4.1. Vergoeding van auteurs voor online-exploitatie 17

4.2. Vergoeding van uitvoerende kunstenaars voor online-exploitatie 18

4.3. Vragen 18

5. Bijzondere toepassingen en begunstigden 19

5.1. Instellingen voor cinematografisch erfgoed 19

5.2. Vragen 20

5.3. Toegankelijkheid van online audiovisuele werken in de Europese Unie 20

5.4. Vragen 20

6. Volgende stappen 21

INLEIDING

De door technologische ontwikkelingen geboden mogelijkheden

Dit groenboek wordt gepubliceerd in het kader van de Europa 2020 -strategie, die tot doel heeft in Europa een slimme, duurzame en inclusieve groei te bevorderen, de digitale agenda voor Europa en de mededeling van de Commissie 'Een eengemaakte markt voor intellectuele eigendomsrechten' (de 'IER-strategie'). Zoals in de IER-strategie wordt vermeld, worden, hoewel het internet grenzeloos is, de onlinemarkten in de EU nog steeds door verschillende obstakels versnipperd en is een interne markt nog steeds niet bereikt. Dit groenboek heeft als doel een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een digitale eengemaakte markt door een debat op te starten dat specifiek handelt over de mogelijkheden en uitdagingen van de onlinedistributie van audiovisuele werken.

De culturele industrieën in Europa, waaronder de audiovisuele sector, leveren een belangrijke bijdrage aan de Europese economie. Zij creëren ongeveer 3% van Europa's bbp, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse marktwaarde van 500 miljard euro, en leveren ongeveer 6 miljoen banen. De EU laat de tweede hoogste tv-kijkcijfers wereldwijd optekenen, produceert meer films dan welke regio ook ter wereld en vormt de thuisbasis voor meer dan 500 online video-on-demanddiensten. De sector levert ook een onschatbare bijdrage aan de culturele diversiteit van Europa en onthult zo haar enorme creatieve potentieel.

Traditionele distributienetwerken voor audiovisuele inhoud hebben een nationale reikwijdte: omroep- en kabelnetwerken richten zich hoofdzakelijk op een nationaal publiek of op bepaalde taalgebieden. Audiovisuele inhoud, film in het bijzonder, wordt vaak zowel als een cultureel als een economisch product beschouwd, dat aan nationale contexten en culturele voorkeuren gebonden is. Het Europese audiovisuele beleid erkent dit, evenals het essentiële belang van het behouden van culturele diversiteit in een interne markt.Tegelijk zorgen digitale technologie en internet voor snelle veranderingen in de wijze waarop inhoud wordt geproduceerd, op de markt gebracht en naar de consumenten toe verdeeld. Met convergerende technologieën kan dezelfde inhoud via verschillende netwerken worden verstuurd, hetzij via traditioneel uitzenden (ether, kabel en satelliet) of via internet en kan worden geleverd aan eender welk apparaat: tv, pc, gameconsole, mobiel media-apparaat. Geconvergeerde netwerken en apparaten komen steeds meer voor op de markt, waaronder de levering van tv en internet via kabel en de opkomst van tv's met toegang tot internet. Het is waarschijnlijk dat verdere mogelijkheden die zich voordoen met de invoering van op het web gebaseerde diensten, waaronder 'cloud computing', deze trend zullen versnellen. Consumenten verwachten steeds vaker dat zij alles, overal, altijd en via elk apparaat kunnen bekijken. Deze ontwikkelingen leggen enerzijds druk op de traditionele distributienetwerken voor audiovisuele mediadiensten; en anderzijds op de traditionele releasevolgorde voor film, aangezien men speelfilms ook op een meer flexibele manier aan consumenten beschikbaar kan stellen dan tot nu toe het geval was. De traditionele waardeketens zijn voortdurend in beweging en de bedrijfsmodellen evolueren om te voldoen aan de verwachtingen van de consument, inclusief het beschikbaar stellen van diensten over de grenzen heen.

Internet biedt de audiovisuele sector kansen om haar potentieel verder te ontwikkelen, en om een breder publiek te bereiken zowel binnen Europa als daarbuiten. Vanuit een cultureel en creatief perspectief heeft het inderdaad zin om de interne markt te versterken: nationale markten zijn mogelijk niet groot genoeg voor nicheproducties, maar aggregatie zou de commerciële levensvatbaarheid van de markt in haar geheel kunnen verhogen. Bovendien zouden aantrekkelijke aanbiedingen van nieuwe audiovisuele mediadiensten, inclusief over de grenzen heen, de inkomsten voor rechthebbenden moeten verhogen, en samen met de gepaste maatregelen om inbreukmakend gedrag aan te pakken, waaronder handhavingsmaatregelen en samenwerking met tussenpersonen, kunnen helpen bij het aanpakken van de grote mate van piraterij in de audiovisuele sector. Dergelijke ontwikkelingen zouden ook de vraag naar hogere snelheid en netwerkcapaciteit moeten stimuleren, hetgeen de businesscase voor investeringen in snellere netwerken creëert.

Doel en toepassingsgebied van het groenboek

In het groenboek wordt het effect van technologische ontwikkelingen op de distributie van en toegang tot audiovisuele en cinematografische werken besproken. Het groenboek wil de aanloop vormen voor een debat over de beleidsopties voor de ontwikkeling van een kader waarbinnen de Europese industrie en Europese consumenten kunnen profiteren van de door de digitale eengemaakte markt aangeboden schaalvoordelen. Het is gebaseerd op de zienswijze dat een grondige analyse nodig is om de aanwezigheid van en variëteit aan obstakels voor de ontwikkeling van een digitale eengemaakte markt vast te stellen.

In het geval van audiovisuele inhoud zijn een aantal redenen voor de versnippering van de onlinemarkt aangehaald, waaronder technologische belemmeringen, complexe processen voor licentieverlening voor auteursrechten, statutaire en contractuele bepalingen betreffende releasevensters, gebrek aan rechtszekerheid voor dienstverleners, betalingsmethoden, consumentenvertrouwen en de gangbaarheid van diepgewortelde culturele en linguïstische verschillen.

De 'Single Market Act' heeft reeds benadrukt dat in het internettijdperk, collectief beheer moet kunnen evolueren naar Europese modellen die het mogelijk maken licenties te verlenen die voor verschillende gebieden gelden. Daarnaast, en zoals uiteengezet in de digitale agenda voor Europa, zal de Commissie tegen 2012 verslag uitbrengen over de nood aan aanvullende maatregelen naast de vergemakkelijking van het collectieve beheer van rechten, waardoor EU-burgers, verleners van online-inhoud en rechthebbenden gebruik kunnen maken van het volledige potentieel van de digitale eengemaakte markt, inclusief maatregelen om grensoverschrijdende en pan-Europese licenties te bevorderen.

Het eerste deel van dit groenboek (afdelingen 2 en 3) is gericht op de vereffening van de rechten voor de onlinedistributie van audiovisuele mediadiensten. Er moet worden nagegaan in hoeverre er problemen zijn op dit vlak, en wat de precieze aard van de problemen is. Er is verder analyse van mogelijke opties op EU-niveau nodig, waaronder of en in welke mate het wettelijk en regelgevingskader moet worden gemoderniseerd om aan Europese bedrijven de stimulansen te bieden om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen en om inhoud aan consumenten in heel Europa aan te bieden.

Het tweede deel (afdeling 4) behandelt de vergoeding aan houders van audiovisuele rechten voor het onlinegebruik van hun werken alsook de vraag of er eigenlijk aanvullende maatregelen op EU-niveau moeten worden genomen om te zorgen voor een passende vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars met betrekking tot het onlinegebruik van werken en uitvoeringen waarvoor zij de rechten hebben.

Het derde deel (afdeling 5) behandelt bepaalde bijzondere toepassingen van audiovisuele werken en begunstigden van uitzonderingen. Enerzijds rijst de vraag of wetswijzigingen noodzakelijk zijn om de rechtszekerheid voor instellingen voor cinematografisch erfgoed te verhogen; en anderzijds worden er vragen met betrekking tot toegang tot culturele materialen door personen met een handicap gesteld.

Elke afdeling wordt gevolgd door een niet-exhaustieve lijst met vragen om bijdragen van belanghebbenden.

De digitale EENGEMAAKTE MARKT VOOR AUDIOVISUELE MEDIADIENSTEN

DE EUROPESE TELEVISIEMARKT IS DE OP EEN NA GROOTSTE REGIONALE MARKT TER WERELD, NA DE VERENIGDE STATEN. ZE GROEIDE TUSSEN 2006 EN 2010 MET 12%, EN MEER DAN DE HELFT VAN DIE GROEI SITUEERDE ZICH TUSSEN 2009 EN 2010, OM IN 2010 EEN JAARLIJKSE OMZET VAN 84,4 MILJARD euro te bereiken. Het Europese aandeel in de mondiale markt bleef in 2010 op ongeveer 29% gehandhaafd.

Televisiedistributie wordt alsmaar gevarieerder. In 2009 bedroeg het aandeel voor satellietuitzendingen 31% van de EU-televisiemarkt, kabel 30%, digitale aardse televisie 25% en IPTV 5%. West-Europa is de grootste IPTV-markt, goed voor 40% van de wereldwijde abonnees in 2010. Frankrijk staat in de wereldlijst aan de top wat IPTV betreft (23% van het wereldtotaal), gevolgd door China (16%) en de VS (16%). Tv kijken in de EU ligt hoger dan het mondiale gemiddelde en steeg in 2009-2010 ook het meest.

De technologische ontwikkelingen zorgen voor steeds meer mogelijkheden, waardoor de hele audiovisuele waardeketen voortdurend verandert. Met de ontwikkeling van over-the-top video, IPTV en connected TV, zal de online-videoruimte steeds meer gedeeld worden met televisiekanalen, het kabelnetwerk en breedbandoperatoren, maar ook met nieuwe dienstverleners. Het landschap wordt verder gekenmerkt door de zich snel ontwikkelende sociale netwerksites en sociale media die op het aanmaken en uploaden van digitale inhoud door de eindgebruikers (door gebruikers gegenereerde inhoud) zijn gebaseerd, en door de komst van op 'clouds' gebaseerde diensten.

Transactionele video-on-demanddiensten (VoD) behelzen de onlineverkoop en verhuur van audiovisuele werken uit de 'voorraadcatalogus', vooral speelfilms, maar ook audiovisuele fictie, documentaires, educatieve programma's, tekenfilms, enz. De opkomende markt voor VoD-diensten in Europa is dynamisch, gevarieerd en groeit snel, maar loopt op dit moment toch achter op de VS. Alles bij elkaar waren in 2008 in Europa meer dan 500 audiovisuele on-demanddiensten beschikbaar in het kader van een reeks verschillende bedrijfsmodellen, en genereerde VoD een omzet van 544 miljoen euro. Men verwacht dat de VoD-omzet in Europa de volgende jaren drastisch zal toenemen, en dus een betekenisvollere rol op de audiovisuele markt zal spelen. Er is een welbepaald kader voor het grensoverschrijdend uitzenden en ontvangen van omroepdiensten binnen de EU. Enerzijds ondersteunt de richtlijn audiovisuele mediadiensten het beginsel van het vrij uitzenden en ontvangen van televisieprogramma's in de EU. Anderzijds vult de richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel dit kader aan, aangezien het de bedoeling is om de vereffening van het auteursrecht en de naburige rechten voor grensoverschrijdende satelliet- en kabeluitzendingen te vereenvoudigen. Momenteel is geen juridisch instrument voorhanden dat specifiek gericht is op de vereffening van het auteursrecht en de naburige rechten voor grensoverschrijdende online audiovisuele mediadiensten.

In dit verband mag niet worden vergeten dat bij alle overeenkomsten tussen particulieren het mededingingsrecht moet worden nageleefd.

Zoals aangegeven in de inleiding zijn de meeste audiovisuele mediadiensten op een nationaal publiek of op een bepaald taalgebied gericht. Multiterritoriale omroepdiensten zijn over het algemeen nog niet beschikbaar en omroeporganisaties zien vaak af van rechtenvereffening op pan-Europese basis omdat de buitenlandse vraag van de consument en het potentieel aan uit reclame gegenereerde inkomsten momenteel niet de aanvullende kosten met betrekking tot het opzetten van diensten en de inhoudslicenties rechtvaardigen. Tot nu toe waren het thematische diensten, met de nadruk op film, kinderprogramma's, sport, reizen enz., met een sterke merkidentiteit, die hun activiteiten naar het buitenland konden uitbreiden.

Er zijn een reeks platforms met transactionele on-demanddiensten die meerdere gebieden bestrijken. Deze trachten hun klanten 'in hun eigen taal' aan te spreken en proberen de inhoud af te stemmen op de lokale voorkeuren zoals taal, filmclassificatie, eisen betreffende nasynchronisatie of ondertiteling, reclame, vakantieperiodes en de algemene smaak van de consument. Dat strookt met de ervaring van groot- en kleinschalige producenten en distributeurs die hebben aangegeven dat hoewel zij in geval van een business case daartoe een multiterritoriale licentie voor de inhoud aanvragen, gerichte en lokale investeringen in distributie en marketing toch noodzakelijk zijn om films in ieder afzonderlijk land te promoten en verkopen.

Opkomende multiterritoriale diensten worden vaak eerst getest op de hoge-inkomensmarkten en de technologisch geavanceerde markten. Hierdoor dreigen kleinere markten of lidstaten met een lager gemiddeld inkomen achterop te raken wat betreft toegang tot innovatieve audiovisuele aanbiedingen. Bovendien valt het feit dat kwalitatief hoogwaardige inhoud enkel beschikbaar is voor consumenten in bepaalde lidstaten moeilijk uit te leggen aan Europese burgers die van mening zijn dat zij ongeacht hun lidstaat van verblijf de mogelijkheid zouden moeten hebben om toegang te krijgen tot de inhoud.

De kwestie aangaande territoriale licentiepraktijken kwam onlangs in de aandacht in de Premier League-zaak. Deze zaak heeft betrekking op het uitoefenen van territoriale toegangsbeperkingen door middel van technologieën voor voorwaardelijke toegang tot sportuitzendingen die via de satelliet naar verschillende lidstaten worden uitgezonden. Men is momenteel in afwachting van het vonnis van het Hof. In vorige uitspraken was het HvJ-EU van mening dat het vrij verrichten van diensten niet het opleggen van geografische limieten voor uitzendingslicenties verbiedt.

Vereffening van rechten voor onlinetransmissie van audiovisuele mediadiensten

Tot voor kort bestonden omroepactiviteiten voornamelijk uit lineaire uitzendingen (via de ether, satelliet of kabel) en moesten omroeporganisaties alleen de reproductie en uitzending/communicatie vergoeden voor de openbare rechten van auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten, voor het gebruik van audiovisuele werken. Ze maken echter in toenemende mate, in ieder geval een deel van hun programma's, op een on-demandbasis beschikbaar na de eerste uitzending (opvraging van gemiste tv-uitzendingen, downloads). De meeste grote Europese televisiekanalen zorgen inderdaad voor een dienst voor gemiste uitzendingen. Ter beschikking zijnde programma's bevatten onder meer nieuws, magazines, series en speelfilms. Om dergelijke online (on-demand) diensten te kunnen aanbieden, moeten omroeporganisaties andere rechten dan die voor eerste uitzendingen vereffenen, namelijk het reproductierecht en het recht van beschikbaarstelling.

Als omroeporganisaties hun onlinediensten buiten het grondgebied van de eerste uitzending verdelen, moeten zij de rechten voor ieder bijkomend grondgebied vereffenen. Gewoonlijk worden de economische rechten van een audiovisueel werk overgedragen van de medewerkers (auteurs, uitvoerende kunstenaars) aan de producent, in ruil voor een wettelijke of contractuele voorafbetaling. Hierdoor kan de producent op individuele basis een licentie verlenen voor de meeste exploitatievormen van het audiovisuele werk, met inbegrip van het on-demandgebruik. De vereffening van online-exploitatierechten voor werken en andere onderwerpen opgenomen in de audiovisuele vastlegging (in het bijzonder in verband met achtergrondmuziek) voor onlinetoepassingen en in meerdere gebieden, blijkt anderzijds in sommige gevallen en voor sommige rechthebbenden van rechten aanzienlijke administratieve inspanningen en transactiekosten mee te brengen.

Vereffening van rechten voor de doorgifte van audiovisuele mediadiensten

De doorgifte van omroepprogramma's - in het algemeen opgevat als de gelijktijdige uitzending van een programma door een andere entiteit, bijvoorbeeld een kabelexploitant - valt onder een aparte auteurswet, waarin eveneens de toestemming van de rechthebbenden wordt vereist.

De richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel voorziet een tweesporen-auteursrechtenvereffeningsprocedure voor de gelijktijdige doorgifte via de kabel van uitgezonden programma's van andere lidstaten. Aan de ene kant mogen omroeporganisaties individueel aan de kabeloperatoren een licentie leveren voor hun eigen rechten en voor de rechten die hun contractueel werden toegekend. Anderzijds vereist de richtlijn dat alle andere rechten die noodzakelijk zijn voor de doorgifte van een specifiek programma via de kabel alleen door een auteursrechtenmaatschappij kunnen worden beheerd. Dit werd noodzakelijk geacht in het geval van gelijktijdige doorgifte via de kabel, omdat het anders voor de kabelexploitanten moeilijk zou zijn om ervoor te zorgen dat zij alle rechten in de programma's die hun door de omroeporganisaties werden doorgegeven tijdig vereffend hadden, en dus om het risico op black-outs tijdens programmering te voorkomen. De bepalingen van de richtlijn hebben uitsluitend betrekking op 'de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, door middel van een kabel- of microgolfsysteem, van een eerste uitzending uit een andere lidstaat'.

Nieuwe digitale platforms hebben de gelijktijdige doorgifte van programma's via verschillende netwerken mogelijk gemaakt. Operatoren van DSL, IPTV, mobiele netwerken en andere digitale platforms zoals DTT zijn ook actief in de doorgiftediensten voor uitzendingen. De doorgifte via internet van een uitzending wordt gewoonlijk aangeduid als 'simulcasting'. De vraag rijst of de technologie-specifieke bepalingen van de richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel moeten worden herzien om een kader te creëren voor de grensoverschrijdende doorgifte van audiovisuele mediadiensten, dat technologisch gezien neutraal is ten opzichte van het leveringsplatform. Men zou kunnen stellen dat dit in de praktijk al gedeeltelijk wordt toegepast, omdat omroepoperatoren die een analoge dienst leveren - 'gelijktijdige, ongewijzigde en integrale' doorgifte - zijn opgenomen in de wereldwijde regelingen voor de herdistributie via kabel. On-demanddiensten en vanaf internet afkomstige streamingdiensten (gewoonlijk aangeduid als 'webcasting'), zijn niet opgenomen.

Er is ook beweerd dat voor de vereffening van rechten, onder de huidige regels voor de doorgifte via de kabel in de richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel, meerdere transacties bij verschillende rechtenvertegenwoordigende organisaties vereist kunnen zijn, en dat er een gebrek aan duidelijkheid en zekerheid kan zijn met betrekking tot wie de volmacht heeft om welke rechten te verlenen. In dit kader is ook enige discussie ontstaan rond de noodzaak om de verplichte collectieve licentieverlening voor de doorgifte via de kabel te behouden, of om daarentegen de rechtenhouders de vrijheid te geven om op individuele basis licenties te verlenen.

Vereffening van rechten voor transactionele video-on-demanddiensten

Over de hele wereld zijn audiovisuele markten gebaseerd op exclusieve vertoningsregelingen, waarbij de release cruciaal is voor de creatie van de 'merkidentiteit' van een film, in ieder land waarin die wordt uitgebracht. Producenten en distributeurs maximaliseren hun inkomsten door het mediaplatform te spreiden op basis waarvan de film op de markt wordt gebracht ("mediavensters"). Dergelijke vensters of 'tijdsvolgorde' variëren in de verschillende lidstaten, maar de standaardvolgorde voor een speelfilm is bijvoorbeeld: bioscoopvertoning, video/dvd/Blu Ray, VoD, betaaltelevisie en ten slotte gratis te ontvangen televisie. In de meeste lidstaten zijn de tijdsvolgorde en de lengte van elk releasevenster een kwestie van overeenkomst tussen de rechthebbenden en de distributeurs. Twee lidstaten behouden echter hun nationale regelgevende maatregelen betreffende de releasevensters, terwijl andere het toekennen van filmsubsidies aan het naleven van de overeengekomen releasevensters verbinden.

De marketing voor de exploitatie van toekomstige versies (in toekomstige vensters) wordt gebaseerd op de eerste bioscoopvertoning, waarvan geacht wordt dat die een belangrijke rol speelt bij de bepaling van het totale rendement van een film. Filmproducenten en distributeurs zijn de traditionele releasevensters anders beginnen in te richten om ook VoD-vensters erin op te nemen, bijvoorbeeld om films voor transactionele VoD-diensten tegelijk ook in de bioscoop of op dvd beschikbaar te maken. Deze ontwikkeling vloeit deels voort uit het feit dat het juiste marketingmoment verloren kan gaan als de periode tussen de eerste vertoning van een werk en de daaropvolgende exploitatie via andere kanalen te lang is. Tegelijkertijd staat het huidige systeem van gespreide platformdistributie en territoriale vertoning voor een grote uitdaging door de groeiende interesse van de consument om vrijwel onmiddellijk na de eerste vertoning toegang te krijgen tot de audiovisuele en cinematografische werken, ongeacht waar hij of zij verblijft. Illegale kopieën van een film worden steeds meer online beschikbaar gesteld nog vóór de eerste vertoning in de bioscoop of op televisie, waardoor de druk om de releasevensters te verkorten nog groter wordt.

Europese filmproducenten vinden de release in de bioscoop met name belangrijk voor Europese films, vanwege hun relatief bescheiden promotiebudgetten. Het blijkt dat elke aanpak waarmee producenten en distributeurs de mogelijkheid wordt ontnomen om investeringen terug te verdienen door middel van contractuele distributie- en marketingregelingen waarschijnlijk zou leiden tot een aanzienlijk verlies van stimulansen om te investeren in filmproducties.

Zoals hierboven wordt beschreven, worden de economische rechten van audiovisuele werken (met inbegrip van het recht van beschikbaarstelling) doorgaans van auteurs en uitvoerende kunstenaars overgedragen naar de producent (bij wet of contractueel). Hierdoor heeft de producent de mogelijkheid om voor de meeste vereiste rechten voor VoD-diensten rechtstreeks een licentie te verlenen. De vereffening van rechten kan voor sommige VoD-operatoren echter omslachtig en duur zijn. Ten eerste kan het zijn dat producenten, als onderdeel van de voorfinanciering, de exploitatierechten over verschillende gebieden verdeeld hebben, waardoor een andere distributiepartner kan zijn aangesteld om te zorgen voor de marketing en distributie in ieder gebied. Ten tweede wordt het gebrek aan duidelijkheid aangaande de desbetreffende te vereffenen rechten voor werken en andere onderwerpen uit de audiovisuele vastlegging soms gezien als een probleem.

Productie en distributie van de Europese film

De EU is uitgegroeid tot een van de grootste filmproducenten ter wereld: in 2009 werden in de EU 1.168 speelfilms geproduceerd (ten opzichte van 677 in de VS). Europese films vertegenwoordigen naar schatting 25% van de bioscoopbezoeken in de EU en films uit de VS omvatten 68% van het marktaandeel. Omgekeerd waren Amerikaanse films in 2009 goed voor 93% van de Amerikaanse markt, terwijl EU-films een marktaandeel van 7% hadden. Er zijn geen gegevens over onlinemarktaandelen openbaar beschikbaar.

Deze cijfers weerspiegelen het feit dat de Europese cinematografische industrie geconfronteerd wordt met een aantal unieke structurele kenmerken, zoals de taal en culturele eigenschappen en voorkeuren van de nationale markten en de beperkte beschikbaarheid van financiële bronnen. De Europese audiovisuele sector is sterk versnipperd, bestaande uit een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's). Europa was niet in een positie om een studiosysteem te ontwikkelen zoals de grote studio's in Hollywood. Zij heeft te kampen met onderinvestering in vergelijking met andere landen en het gemiddelde filmbudget is slechts een fractie van dat van de grote studio's. Europese films hebben vaak succes op hun eigen grondgebied, maar zoals blijkt uit de bovenstaande cijfers hebben ze veelal te maken met beperkte distributie en aantrekkingskracht buiten het gebied waarin ze zijn geproduceerd.

Gezien de structurele uitdagingen voor de Europese film is de ontwikkeling van deze sector niet alleen van marktwerking afhankelijk. Pluralisme, culturele en taalkundige verscheidenheid en de bescherming van minderjarigen zijn sommige van de door de EU-wetgeving beschermde doelstellingen van algemeen belang, met name de richtlijn audiovisuele mediadiensten. In dit verband promoten de richtlijn audiovisuele mediadiensten en het MEDIA-programma de productie en distributie van Europese werken, in zowel lineaire als niet-lineaire diensten. Het MEDIA-programma is met name gericht op toename van de circulatie en het publiek voor Europese audiovisuele werken binnen en buiten de EU. De mededeling inzake staatssteun aan de filmsector wordt momenteel herzien. In deze mededeling wordt een passend kader verschaft waarin lidstaten met behoud van gelijke concurrentievoorwaarden in de interne markt financiële steun voor de productie en distributie van films kunnen verstrekken.

De Europese Commissie erkent dat nationale financieringssystemen essentieel zijn voor de voortzetting van investeringen in lokale producties en het behoud van nauwe banden op verschillende platforms, aangezien traditionele omroepen belangrijke opdrachtgevers voor en distributeurs van audiovisuele en cinematografische producties zijn. In sommige gevallen zijn zij ook bij wet verplicht om een bepaald percentage van de omzet te investeren in lokale producties.

Het MEDIA-programma, dat als reactie op de gefragmenteerde aard van de Europese culturele markten werd ontwikkeld, zorgt voor een succesvol ondersteuningsmechanisme voor zowel de multiterritoriale beschikbaarheid van Europese films als voor nieuwe VoD-platforms. Van de 16 projecten die in 2010 werden gesteund, zijn er slechts vier met een zuiver nationaal bereik. De andere 12 projecten hebben een internationaal bereik en zijn niet noodzakelijk beperkt tot de grenzen van de Europese Unie.

BELEIDSBENADERINGEN

De Europese Commissie heeft de bereidheid uitgesproken om de leemten in voor verbruikers beschikbare onlinediensten te dichten door het opzetten van een Europees kader voor onlineverlening van auteursrechtlicenties voor multiterritoriale en pan-Europese diensten. Zoals in de IER-strategie werd aangekondigd, zal de Commissie begin 2012 een wetgevingsvoorstel voorleggen ter verbetering van het collectieve beheer van auteursrechten door onder andere meer transparantie en een beter beheer van maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer, waardoor een daadwerkelijk collectief beheer kan ontstaan dat beantwoordt aan de behoeften van multiterritoriale licentieverlening. Voor audiovisuele werken waarvoor de licentieverlening vaak rechtstreeks via één kanaal mogelijk is (de producent) kan dit kader voor het vereenvoudigen van een collectieve licentieverlening van rechten vooral belangrijk zijn voor bepaalde aspecten, zoals de vereffening van muziekrechten in audiovisuele werken.

Ook andere opties werden naar voren gebracht. Een daarvan betreft het uitbreiden van het 'land van oorsprong'-principe voor uitzendingen via satellieten (zoals omschreven in de richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel) tot de levering van onlineprogramma’s, en in het bijzonder voor de levering van diensten die op verzoek worden beschikbaar gesteld en die een aanvulling vormen op omroepactiviteiten (bijvoorbeeld gemiste tv-uitzendingen op aanvraag). In dit scenario zou de toepasselijke wet die van het land zijn waar de onlinedoorgifte zijn oorsprong heeft, hoewel de partijen er ook voor zouden kunnen zorgen dat bij de licentievergoeding met alle aspecten van de doorgifte wordt rekening gehouden, waaronder het feitelijke en potentiële publiek en de taalversie. Bovendien zou de toepassing van dit 'land van oorsprong'-principe de contractuele vrijheid van partijen niet aantasten, d.w.z. dat bij het bepalen van de licentievoorwaarden, rechthebbenden en commerciële gebruikers bij overeenkomst het territoriale toepassingsgebied van de licentie zouden kunnen vaststellen.

Men kan zich afvragen hoe het 'land van oorsprong' kan worden vastgesteld als het gaat om onlinedoorgifte. Dit is vooral van belang in verband met transactionele on-demanddiensten waarbij de invoering van de 'land van oorsprong'-benadering kan leiden tot regelgevingsarbitrage met betrekking tot de keuze van het vestigingsland van de dienstverlener. Audiovisuele werken hebben een taalspecifiek karakter en de meeste audiovisuele mediadiensten richten zich vooral op een nationaal publiek of hooguit gemeenschappelijke taalgroepen. Er dient onderzoek te worden gevoerd naar de juiste omvang van het probleem en de toegevoegde waarde van een uitbreiding van het 'land van oorsprong'-principe. Ook moet onderzoek worden gedaan naar het gewenste beschermingsniveau voor rechthebbenden en naar de behoefte aan verdere harmonisatie. Verder moet worden nagedacht over de redenen waarom deze benadering, meer dan vijftien jaar na de toepassing van de betreffende richtlijn, niet heeft geleid tot een brede opkomst van pan-Europese satelliet-omroepdiensten.

De Commissie onderzocht in het kader van de 'IER-strategie' de mogelijkheden van verder reikende stappen in de richting van één alomvattende Europese auteursrechtwetgeving. Een dergelijke Europese auteursrechtwetgeving zou kunnen worden gebaseerd op een codificering van bestaande EU-richtlijnen inzake auteursrecht, waarbij zou moeten worden nagegaan in hoeverre de huidige harmonisering dient te worden uitgebreid.

Dit biedt tevens de gelegenheid om te onderzoeken of de beperkingen en restricties ten aanzien van het auteursrecht die zijn toegestaan op basis van de richtlijn informatiemaatschappij moeten worden geactualiseerd. Naast dergelijke wetgeving kan ook onderzoek worden gedaan naar de haalbaarheid van een optionele unitaire auteursrechtelijke eigendomstitel op basis van artikel 118 VWEU. Een optionele eigendomstitel zou op vrijwillige basis beschikbaar kunnen worden gesteld en naast nationale eigendomstitels kunnen bestaan. Toekomstige auteurs en producenten van audiovisuele werken zouden dan de mogelijkheid hebben hun werken te registreren en één eigendomstitel kunnen verkrijgen die in de gehele EU geldig is. De haalbaarheid, de feitelijke vraag naar en de feitelijke voordelen van een dergelijke eigendomstitel, in combinatie met de gevolgen van de toepassing ervan naast de bestaande territoriale bescherming, moeten zorgvuldig worden onderzocht.

Ten slotte: op dit terrein is, evenals elders, bezorgdheid ontstaan over de nauwkeurigheid van de informatie over eigendom van rechten. Het kan daarom van nut zijn de mogelijkheden voor het ontwikkelen van gegevensbeheersystemen voor de eigendom van rechten met betrekking tot audiovisuele werken te onderzoeken. Gezien de vereiste vereffening van rechten van reeds bestaande werken en in audiovisuele werken opgenomen onderwerpen zou het ook nuttig zijn om na te gaan hoe de informatiebronnen inzake eigendom van rechten met andere sectoren kunnen worden gedeeld.

Vragen

1. Wat zijn de voornaamste juridische of andere belemmeringen, auteursrechtelijk of anderszins, voor de ontwikkeling van de digitale eengemaakte markt voor de grensoverschrijdende distributie van audiovisuele werken? Welke kadervoorwaarden zouden moeten worden aangepast of ingevoerd voor het stimuleren van een dynamische digitale eengemaakte markt voor audiovisuele inhoud en het vereenvoudigen van multiterritoriale licentieverlening? Wat zijn daarbij de voornaamste prioriteiten?

2. Welke praktische problemen zijn er voor dienstverleners op het gebied van audiovisuele media in het kader van vereffening van rechten voor audiovisuele werken (a) in een bepaald gebied; en (b) over de grenzen van meerdere gebieden heen? Om welke rechten gaat het? Voor welke doeleinden?

3. Kunnen problemen met betrekking tot de vereffening van auteursrechten worden opgelost door het verbeteren van het kader voor licentieverlening? Is een systeem voor auteursrechten gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel binnen de EU geschikt voor het onlinemilieu?

4. Welke technologische middelen, bijvoorbeeld individuele toegangscodes, zouden kunnen worden aangewend om consumenten toegang te verlenen tot 'hun' omroep- of andere diensten en 'hun' inhoud, ongeacht hun verblijfplaats? Wat zou het effect van dergelijke benaderingen zijn op licentiemodellen?

5. Wat is de mate van haalbaarheid en wat zijn de voor- en nadelen van uitbreiding van het 'land van oorsprong'-principe wanneer dit wordt toegepast op satellietuitzendingen en op diensten voor online audiovisuele media? Wat is de meest geschikte methode voor het bepalen van het 'land van oorsprong'-principe met betrekking tot onlinetransmissies?

6. Welke zijn de te verwachten kosten en voordelen van uitbreiding van het systeem van de vereffening van auteursrechten van grensoverschrijdende doorgifte van audiovisuele mediadiensten via de kabel op technologie-neutrale basis? Moet een dergelijke uitbreiding worden beperkt tot “gesloten omgevingen” als IPTV of moet deze alle vormen van open doorgifte (Simulcasting) via het internet dekken?

7. Zijn er speciale maatregelen nodig gezien de snelle ontwikkeling van sociale netwerken en sociale media die gebaseerd zijn op het maken en uploaden van online-inhoud door eindgebruikers (blogs, podcasts, posts, wiki’s, mash-ups, delen van bestanden en video’s)?

8. Hoe zullen toekomstige technologische ontwikkelingen (bv. cloud computing) invloed hebben op de distributie van audiovisuele inhoud, inclusief de levering van inhoud voor meerdere apparaten, en op de mogelijkheden van klanten om toegang te krijgen tot die inhoud, ongeacht hun verblijfplaats?

9. Hoe zou de vereffening van rechten door middel van technologie kunnen worden vereenvoudigd? Zou de ontwikkeling van identificatiesystemen voor audiovisuele werken en gegevensbanken voor eigendomsrechten bevorderlijk zijn voor de vereffening van rechten voor onlinedistributie van audiovisuele werken? Welke rol kan de Europese Unie eventueel spelen?

10. Zijn de huidige modellen voor filmfinanciering en -distributie, die gebaseerd zijn op gespreide platforms en territoriale releases, nog relevant in de context van online audiovisuele diensten? Wat is de beste methode voor onlinedistributie binnen de EU van oudere films die niet langer op basis van een exclusieve overeenkomst worden uitgebracht?

11. Moeten de lidstaten belet worden juridisch bindende 'releasevensters' in de context van overheidssteun voor filmproducties te handhaven of in te voeren?

12. Welke maatregelen moeten worden genomen ter bevordering van het aandeel en/of de bekendheid van Europese werken in de programmacatalogi die door leveranciers van on-demand audiovisuele media worden aangeboden?

13. Wat zijn volgens u de mogelijke voor- en nadelen van het harmoniseren van het auteursrecht in de EU door middel van een allesomvattende auteursrechtwetgeving?

14. Wat zijn uw opvattingen over de invoering van een optionele unitaire auteursrechtelijke EU-eigendomstitel? Wat zouden de kenmerken van een unitaire eigendomstitel moeten zijn, ook met betrekking tot nationale rechten?

VERGOEDING VAN RECHTHEBBENDEN VOOR DE ONLINE-EXPLOITATIE VAN AUDIOVISUELE WERKEN

De Europese Commissie is voorstander van een adequate vergoeding van rechthebbenden. Tegelijk is het van groot belang dat, met het oog op het ontwikkelen van grensoverschrijdende diensten binnen de digitale eengemaakte markt, de eigendom en rechten voor grensoverschrijdende diensten transparant zijn en dat de kosten voor het lanceren van nieuwe diensten voorspelbaar zijn. Uiteindelijk zal het vereenvoudigen van geslaagde grensoverschrijdende diensten leiden tot een betere vergoeding van degenen die deze diensten scheppen.

Terwijl sprake is van uitgebreide harmonisatie binnen de EU van exclusieve economische rechten en beschermingsvoorwaarden, zijn de regels voor auteursrechten en eerste eigendom binnen de EU slechts gedeeltelijk geharmoniseerd. Zoals vastgesteld door de Commissie in haar rapport over het auteursrecht op cinematografische en audiovisuele werken in de Gemeenschap:

"Ten gevolge van deze harmonisatie wordt de hoofdregisseur van een film nu in alle lidstaten als een van de auteurs ervan beschouwd. De communautaire wetgeving heeft echter niet tot een volledige harmonisatie van het begrip auteurschap bij cinematografische en audiovisuele werken geleid. Wie van de groep mensen die bij het maken van de film betrokken zijn, naast de hoofdregisseur als co-auteurs moeten worden beschouwd, is in de verschillende landen nog altijd niet op geheel dezelfde manier geregeld."

Verder is het zo dat nationale regels over overdrachts- en toekenningsrechten uiteenlopen. Dat geldt ook voor de regels over rechtsopvolging. Het bereik voor de overdracht van rechten verschilt eveneens per lidstaat. De lappendeken van verschillende benaderingen binnen de EU wordt door sommigen beschouwd als een moeilijk te nemen horde bij het verlenen van licenties voor audiovisuele werken binnen de Europese Unie waardoor dit een complexe en tijdrovende zaak is.

Vergoeding van auteurs voor online-exploitatie

Auteurs dragen hun exclusieve economische rechten meestal over aan de producent in ruil voor een vast bedrag of 'buy out' voor hun bijdrage aan een audiovisueel werk (schrijven en/of regisseren enz.). Het is niet gebruikelijk dat auteurs een vergoeding 'per gebruik' ontvangen voor het eerste gebruik van hun werk zoals vertoning in een bioscoop of de verkoop van dvd’s. De meeste lidstaten bieden ook geen regeling op basis waarvan audiovisuele auteurs betaling 'per gebruik' voor de online-exploitatie van hun werk ontvangen.

In sommige lidstaten (Frankrijk, België en Bulgarije) hebben collectieve beheersorganisaties die audiovisuele auteurs vertegenwoordigen contractueel recht op het innen van een vergoeding op basis van 'per gebruik' voor tv-uitzendingen van hun werken. In sommige andere landen (Spanje, Italië en Polen) wordt de einddistributeur, meestal de omroeporganisatie, wettelijk beschouwd als degene die de auteur 'per gebruik' moet vergoeden. De economische rechten, die voor de exploitatie moeten worden vereffend, berusten echter bij de producent.

Als er geen proportionele vergoeding zou zijn op basis van 'per gebruik', kan men stellen dat auteurs dan geen economisch voordeel hebben bij online-exploitatie van hun werk. De oplossing hiervoor zou kunnen bestaan in het invoeren van een verplicht onvervreemdbaar recht op vergoeding voor het, op collectieve basis beheerde, recht van 'beschikbaar stellen'. Een andere optie zou zijn om de mogelijkheden voor auteurs om individueel of collectief hierover te onderhandelen, te vergroten. Dit is wellicht de beste methode om de waarde van de exclusieve rechten van een auteur te maximaliseren, vooral als het recht op beschikbaar stellen in de toekomst een van de meest waardevolle onderhandelingspunten zou blijken te zijn.

Vergoeding van uitvoerende kunstenaars voor online-exploitatie

Zoals in het geval van audiovisuele auteurs worden de exclusieve economische rechten van audiovisuele uitvoerende kunstenaars, inclusief het recht op 'beschikbaar stellen' voor interactief onlinegebruik, in de meeste EU-landen doorgaans wettelijk overgedragen aan de producent dan wel contractueel in ruil voor een vast bedrag. Slechts enkele lidstaten, zoals Spanje, voorzien in een billijke vergoeding voor audiovisuele uitvoerende kunstenaars om ervoor te zorgen dat zij een proportioneel deel ontvangen van de opbrengst van de exploitatie van hun werken.

Er zou kunnen worden gesteld dat uitvoerende kunstenaars, op geharmoniseerde basis, eveneens recht zouden moeten hebben op een onvervreemdbaar recht op vergoeding, zelfs na overdracht van hun exclusieve recht op beschikbaar stellen. Dit recht kan door collectieve beheersorganisaties worden afgedwongen. Ook andere middelen die ervoor kunnen zorgen dat uitvoerende kunstenaars individueel of collectief kunnen onderhandelen over een passende vergoeding zouden moeten worden overwogen.

Wat betreft de vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars kan worden gesteld dat het invoeren van een nieuwe laag voor de vergoeding van rechten de onzekerheid kan vergroten over de vraag waar en wiens licenties moeten worden vereffend (vooral als geen sprake is van geharmoniseerde regels voor auteursrechten binnen de EU) en de gebruikers kan verplichten om voor elk audiovisueel werk veelvuldige vergoedingsclaims te beheren en met elkaar te verzoenen. Deze optie kan negatief uitpakken voor de ontwikkeling van onlinedistributieplatforms voor audiovisuele werken vanwege de hogere transactiekosten en de juridische en economische onzekerheid die dit oproept.

Het is van belang om na te gaan of het invoeren van nieuwe collectief beheerde vergoedingsrechten de enige methode voor een passende vergoeding is of dat alternatieve mechanismen kunnen worden opgezet om ervoor te zorgen dat de vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars het succes van hun werk voldoende weerspiegelt.

Vragen

15. Is harmonisatie van het begrip auteursrecht en/of de overdracht van rechten in audiovisuele producties nodig om grensoverschrijdende licentieverlening van audiovisuele werken binnen de EU te vereenvoudigen?

16. Is een onvervreemdbaar recht op vergoeding op Europees niveau nodig om audiovisuele auteurs een proportionele vergoeding te bieden voor onlinegebruik van hun werk nadat zij het recht op beschikbaar stellen hebben overgedragen? Zo ja, moet het recht op vergoeding dan verplicht door maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer worden beheerd?

17. Hoe groot zouden de kosten en voordelen zijn van de invoering van een dergelijk recht voor alle belanghebbenden in de waardeketen, met inbegrip van consumenten? En vooral: wat zouden de gevolgen voor grensoverschrijdende licentieverlening voor audiovisuele werken zijn?

18. Is een onvervreemdbaar recht op vergoeding op Europees niveau nodig om audiovisuele uitvoerende kunstenaars een proportionele vergoeding te bieden voor onlinegebruik van hun werk nadat zij het recht op beschikbaar stellen hebben overgedragen? Zo ja, moet het recht op vergoeding dan verplicht door maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer worden beheerd?

19. Hoe groot zouden de kosten en voordelen zijn van de invoering van een dergelijk recht voor alle belanghebbenden in de waardeketen, met inbegrip van consumenten? En vooral: wat zouden de gevolgen voor grensoverschrijdende licentieverlening voor audiovisuele werken zijn?

20. Bestaan er andere middelen om te zorgen voor een passende vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars; zo ja, welke?

BIJZONDERE TOEPASSINGEN EN BEGUNSTIGDEN

Instellingen voor cinematografisch erfgoed

Instellingen voor cinematografisch erfgoed hebben, in overeenstemming met hun taken van algemeen belang zoals de bewaring, restauratie en verstrekking van culturele en educatieve toegang tot werken in hun collecties, veel belang bij het digitaliseren van hun archieven, ze online beschikbaar stellen en in digitaal formaat projecteren in hun filmarchieven. Deze instellingen hebben niet de rechten op de audiovisuele werken in hun bezit, maar bewaren louter deze werken als deel van hun taak als culturele bewaarders. Deze instellingen hebben hun bezorgdheid geuit over het feit dat het vereffenen van de rechten voor de door hen bewaarde werken tijdrovend en duur is. Zij vrezen dat het huidige EU-kader hun niet voldoende rechtszekerheid biedt om alle handelingen uit te voeren die nodig zijn om hun verantwoordelijkheden te vervullen, waaronder media- en formaatmigratie, en om de werken over te brengen naar een of meer afgescheiden ruimten om bewaringsredenen, enz.

Het groenboek betreffende 'auteursrecht in de kenniseconomie', gevolgd door de mededeling van de Commissie inzake 'auteursrecht in de kenniseconomie', heeft de discussie geopend over de niet-bindende beperkingen van artikel 5, lid 2, onder c), (reproductie voor bewaring in bibliotheken) en van artikel 5, lid 3, onder n), (in situ consultatie voor onderzoekers) van Richtlijn 2001/29/EG betreffende het auteursrecht in de informatiemaatschappij. Europese filmarchieven zijn van mening dat, om hun de nodige rechtszekerheid te verstrekken waarmee zij hun taken kunnen uitvoeren, deze beperkingen bindend moeten worden gemaakt en de toepassing ervan in alle lidstaten moet worden geharmoniseerd.

Vragen

21. Zijn wetswijzigingen noodzakelijk om instellingen voor cinematografisch erfgoed te helpen hun taken van openbaar belang te vervullen? Moeten de beperkingen van artikel 5, lid 2, onder c), (reproductie voor bewaring in bibliotheken) en van artikel 5, lid 3, onder n), (in situ consultatie voor onderzoekers) van Richtlijn 2001/29/EG worden aangepast teneinde rechtszekerheid te bieden voor de dagelijkse werking van Europese instellingen voor cinematografisch erfgoed?

22. Welke andere maatregelen zouden kunnen worden overwogen?

Toegankelijkheid van online audiovisuele werken in de Europese Unie

De Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 verwijst naar toegankelijkheidsproblemen die personen met een handicap ondervinden. Met name wordt erop gewezen dat een groot aantal televisieomroepen nog steeds te weinig ondertitels en audioprogrammagidsen verstrekt.

De strategie stelt voor om de toegankelijkheid in overeenstemming met de digitale agenda te optimaliseren en neemt in de actielijst voor 2010-2015 de intentie op om systematisch de toegankelijkheid te beoordelen in de herziening van de wetgeving die plaatsvindt in het kader van de digitale agenda in navolging van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

Vragen

23. Welke praktische problemen ontstaan voor personen met een handicap om op voet van gelijkheid met anderen toegang te hebben tot audiovisuele mediadiensten in Europa?

24. Moet het kader inzake auteursrecht worden aangepast om de toegankelijkheid tot audiovisuele werken voor personen met een handicap te verbeteren?

25. Wat zouden de praktische voordelen zijn van een harmonisatie van toegankelijkheidsvereisten voor online audiovisuele mediadiensten in Europa?

26. Welke andere maatregelen moeten worden onderzocht om de beschikbaarheid van toegankelijke inhoud in heel Europa te vergroten?

Volgende stappen

Alle belanghebbende partijen worden verzocht te reageren op de in dit groenboek aan bod gekomen ideeën, onder andere door de specifieke vragen hierboven te beantwoorden en door te sturen naar het volgende adres:

DG Interne markt en diensten, eenheid D-1 'Auteursrecht'

E-mail:markt.d1@ec.europa.euPostadres: Europese Commissie

Directoraat-generaal Interne markt, eenheid D-1

Spastraat 2

Kamer 06/014

1049 Brussel

België

Gelieve uw opmerkingen in elektronisch formaat in te dienen vóór 18 november 2011 . Ontvangen bijdragen worden op de website van het DG Interne markt en diensten gepubliceerd, tenzij een indiener daartegen bezwaar maakt. Het is belangrijk om de specifieke privacyverklaring te lezen die bij dit groenboek is gevoegd om kennis te nemen van de wijze waarop uw persoonsgegevens en bijdrage zullen worden behandeld.

Een digitale agenda voor Europa: COM(2010) 245 van 19.5.2010.

Een eengemaakte markt voor intellectuele eigendomsrechten - Creativiteit en innovatie bevorderen met het oog op economische groei, kwaliteitsjobs en eersteklasproducten en -diensten in Europa. COM(2011) 287 definitief van 24.5.2011.

Studie: The Economy of Culture in Europe < http://www.keanet.eu/en/ecoculturepage.html >. In het VK alleen al genereert de audiovisuele sector per jaar ongeveer 4 miljard bbp aan directe productie-investeringen alsook ongeveer 132.000 directe banen in het VK (2011 Study Creative UK, The Audiovisual Sector& Economic Success, blz. 7).

"Akte voor de interne markt - Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen; Samen werk maken van een nieuwe groei", COM(2011) 206 definitief, 13 april 2011.

Een digitale agenda voor Europa: COM(2010) 245 van 19.5.2010, blz. 10.

Zoals bepaald in de richtlijn audiovisuele mediadiensten (2010/13/EU): "een dienst in de zin van de artikelen 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten, met als hoofddoel de levering aan het algemene publiek van programma’s ter informatie, vermaak of educatie via elektronische communicatienetwerken in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG. Bedoelde audiovisuele mediadiensten zijn hetzij televisie-uitzendingen als gedefinieerd in punt e) van dit lid hetzij audiovisuele mediadiensten op aanvraag als gedefinieerd in punt g) van dit lid."

Idate News 541, 12 januari 2011.

IPTV is het leveren van videosignalen via een hiertoe bestemd deel van het telefoonnetwerk. De signalen staan los van de internetstream en de inhoud wordt naar de televisie geleid via een kastje met convertor en decoder, dat zowel bestemd is voor lineaire tv als voor on-demanddiensten. De dienst wordt in toenemende mate door telecommunicatieoperatoren aangeboden. (Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, 'Video on Demand and catch-up TV in Europe', blz. 22).

Wat betreft de voornaamste televisietoestellen per huishouden, gegevens bezorgd door Screen Digest.

http://www.telegeography.com/products/commsupdate/articles/2011/03/17/iptv-subs-reach-45-million-as-telcos-achieve-10-penetration-rate/.

Eurodata Press Release, 24 maart 2011.

Verwijst veelal naar videodiensten die via apparatuur buiten de traditionele structuren voor videolevering vallen, zoals op internet aangesloten kastjes met converter en decoder, tabletten of spelconsoles.

Beschrijft de integratie van internet in televisietoestellen (tv's met internetaansluiting).

Eind 2008 was 33% van de VoD-diensten in Europa afkomstig van aanbieders van televisiediensten; 17% van aanbieders van telecomdiensten; 14% van samenstellers van inhoud; 9% van dochterondernemingen van grote bedrijven uit de VS. Andere aanbieders van VoD-diensten zijn kabel- en satellietoperatoren, filmbedrijven, kleinhandelaars, multimedia-uitgevers en fabrikanten van apparatuur - Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, 'Video on demand and catch-up TV in Europe', oktober 2009, blz. 116.

Cloud computing verwijst naar het gebruik van meervoudige server-based computingdiensten via een digitaal netwerk. In tegenstelling tot het klassieke computergebruik, bewaart de gebruiker van op clouds gebaseerde diensten de gegevens en toepassingen niet meer op de computer van de gebruiker, maar op de servers van de dienstverlener, die zich in een ander land kunnen bevinden. De gebruiker heeft dan via een netwerk, meestal internet, van ongeacht welke plek toegang tot zijn gegevens.

Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, 'Video on demand and catch-up TV in Europe', oktober 2009, blz. 113.

Bron: KEA-onderzoek 'Multi-Territory Licensing of Audiovisual Works in the European Union' blz. 108 en 109. In het Verenigd Koninkrijk was VoD goed voor 139 miljoen euro ofwel 3% van de filmentertainmentinkomsten in 2009 en 8% kwam van de verkoop/verhuurmarkt (UK Competition Commission 'Movies on Pay TV Market Investigation', Background paper 'Pay TV and movies on pay TV'). VoD steeg op jaarbasis met 33%, wat neerkomt op 13% van de verkoop/verhuur gespendeerd aan filmentertainment in de VS in 2010. (Digital Entertainment Group, 'Year End 2010 Home Entertainment Report').

Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel.

Zie het toepassingsverslag van de richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel van 2002, COM(2002) 430 definitief, zie in dit verband ook Bernt Hugenholtz, 'Nouvelle lecture de la directive Satellite Câble: passé, présent et avenir'.

Het geografische toepassingsgebied van omroepdiensten wordt ook bepaald door factoren zoals het geografische interessegebied voor adverteerders (in het geval van omroepers die afhankelijk zijn van reclamegeld) en of de kosten voor de rechten haalbaar zijn in verhouding tot de business van de kernmarkt. In 2009 waren in de EU televisieabonnementen goed voor 38% van de inkomsten van de sector, reclame voor 32% en overheidssteun voor 30% (Screen Digest). Eenvoudig gezegd: voor betaaltelevisie is inhoud noodzakelijk waar de klant bereid is voor te betalen.

Bv. Acetrax, Chello, Headweb, iTunes, Playstation Network Live, Voddler, Xbox Live.

Bv. de nieuwe Paramount-releases zijn in 21 EU-lidstaten beschikbaar in het VoD-venster, ofwel online ofwel via de digitale kabel, satelliet of IPTV-netwerken.

In verband hiermee moet rekening gehouden worden met artikel 20 van de dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt) waarin wordt bepaald dat de lidstaten erop moeten toezien dat op de afnemers van diensten geen discriminerende eisen op grond van zijn nationaliteit of verblijfplaats van toepassing zijn.

Zaken C-403/08, Football Association Premier League Ltd tegen QC Leisure en C-429/08, Karen Murphy tegen Media Protection Services Limited.

Een Britse caféhouder vertoonde Premier League-wedstrijden met behulp van een uit Griekenland ingevoerde decodeerkaart. De Griekse satellietomroep had de omroeprechten enkel voor Griekenland gekocht en de Griekse decodeerkaarten waren aanzienlijk goedkoper dan degene die door de Britse omroep voor het Verenigd Koninkrijk werden verkocht. Volgens de conclusie van de advocaat-generaal van 3 februari 2011 sluit het vrij verrichten van diensten bepalingen uit waarin het gebruik van apparatuur voor voorwaardelijke toegang voor gecodeerde satelliettelevisie in een lidstaat wordt verboden indien ze met toestemming van de rechthebbende al in een andere lidstaat op de markt zijn gebracht. Bovendien is volgens de advocaat-generaal de contractuele verplichting volgens welke de omroep moet voorkomen dat zijn satelliet-decodeerkaarten worden gebruikt buiten het grondgebied met vergunning, niet verenigbaar met de mededingingsregels.

Coditel tegen Ciné Vog Films, HvJ, 19 maart 1980, zaak 62/79; en Coditel tegen Ciné Vog Films (Coditel II), HvJ, 6 okt. 1982, Zaak 262/81.

Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, 'Video on demand and catch-up TV in Europe', oktober 2009, blz. 220.

Opgemerkt wordt dat deze rechten technologisch neutraal zijn. De noodzaak om het recht van beschikbaarstelling te vereffenen ontstaat uit de geleverde dienst (het beschikbaar stellen van een 'on demand' werk) ongeacht het leveringsplatform of het gebruikte protocol (bv. kabelnetwerk, internetprotocol of andere). Deze rechten worden voorgeschreven door de internationale verdragen waaronder de EU en haar lidstaten vallen (het WIPO-verdrag inzake auteursrecht en het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen) en in de EU-acquis (Richtl3[pic]nen het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen) en in de EU-acquis (Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001, de 'richtlijn informatiemaatschappij').

Zie afdeling 4 hieronder voor meer informatie.

Richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel, art. 10.

Kabelexploitanten hoeven dus geen licenties te verkrijgen van alle individuele rechthebbenden van de omroepprogramma's, maar moeten eerder over een licentie onderhandelen met een auteursrechtenorganisatie (voor rechten van derden) en de relevante omroeporganisatie (voor rechten die rechtstreeks van de omroeporganisatie zijn).

Richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel, art. 1, onder 3).

DSL (Digital Subscriber Line) biedt digitale gegevensoverdracht via een telefoonnetwerk aan.

DTT (Digital Terrestrial Television) is de transmissie van uitzendingen in digitale vorm op radiofrequenties. Net als analoge aardse televisie, wordt DTT ontvangen via een antenne.

Zie KEA-onderzoek 'Multi-Territory Licensing of Audiovisual Works in the European Union', blz. 56 voor een beschrijving van mediavensters na de release.

Frankrijk en Portugal. Zie 'Media Windows in Flux' door Martin Kuhr, IRIS plus, blz. 4 en 5.

Bv. Duitsland, Oostenrijk, ibid .

Bv. het 'Day and Date'-initiatief van Warner Bros, waarbij de VoD tegelijkertijd met de dvd uitkomt. 'Day and date'-titels worden in de meeste EU-lidstaten uitgebracht. Europese ondernemingen zijn ook begonnen te experimenteren met dergelijke alternatieve distributiemodellen. Curzon Artificial bracht met name The Edge of Heaven van Fatih Akin uit. De film werd begin 2008 in de bioscoop uitgebracht en de algemene vertoning werd voor een beperkte periode (14 dagen) voor een speciale prijs (ongeveer dezelfde prijs als een bioscoopkaartje) aangeboden via de VoD-diensten van Sky. Curzon is van mening dat deze VoD-proef het bioscoopbezoek voor deze film heeft gestimuleerd en heeft deze ervaring daarna voor verschillende films herhaald.

Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, 'Video on demand and catch-up television in Europe', oktober 2009, blz. 75.

Dit is zelfs van nog groter belang voor coproducties, omdat coproducent(en) in andere gebieden (producent-distributeurs) in ruil voor hun investering de exclusieve rechten op hun grondgebied verwachten te mogen genieten. Dit geldt ook voor andere producties. Distributeurs in andere lidstaten krijgen exclusieve rechten op hun grondgebied toegekend door de verkoopagent.

Ter vergelijking, India, Japan en China produceerden respectievelijk 819, 456 en 445 films in 2009. Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, 'Focus 2010'.

Ook in Europa geproduceerde films met inkomende investeringen uit de VS.

In 2007 waren er meer dan 600 filmproductiebedrijven in Frankrijk, 400 in het Verenigd Koninkrijk en 200 in Duitsland.

Investering per hoofd van de bevolking bedraagt $ 41 per hoofd van de bevolking in de VS, $ 20 in Japan en $ 13 in Europa (Screen Digest, 2011).

Het gemiddelde budget van een Franse 'initiative film' in 2010 bedroeg 5,48 miljoen euro, CNC 'La production cinématographique en 2010', blz. 10.

http://ec.europa.eu/culture/media/index_en.htm.

Mededeling van de Commissie 'over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken', COM(2001) 534 van 26.9.2001.

In 2009 waren de tv-zenders in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld goed voor 31% van de omzet van het filmentertainment (UK Competition Commission Movies on Pay TV Market Investigation, Background paper 'Pay TV and movies on pay TV'). In Frankrijk financierden de coproductie en voorverkoop van de rechten aan omroeporganisaties samen met de distributieregelingen ongeveer 55% van de geproduceerde films, met een budget van meer dan 7 miljoen euro in 2010 (CNC 'La productie Cinematographique en 2010', blz. 17).

Deze platforms moeten een 'minimale Europese dimensie' hebben (ze moeten ook werken omvatten uit ten minste vijf in aanmerking komende landen die vijf officiële talen van de EU vertegenwoordigen). Onder de gunningscriteria wordt een speciale bonus toegekend aan platforms die grensoverschrijding en taaldistributie aanbieden.

VoD-platforms zoals MUBI, UNIVERSCINE, EUROVOD worden door het MEDIA-programma gesteund, bv. EUROVOD en MUBI ( http://mubi.com ) hebben naamsbekendheid verworven en via hun overeenkomst met Sony Playstation maken ze een redelijke kans om voet aan de grond te krijgen; zij bieden Europese films aan voor een beperkt deel van hun catalogus en bieden bovendien verschillende catalogi op territoriale basis aan; MEDICI ( www.Medici.TV ) is op een welbepaald gebied (klassieke muziek) internationaal bekend geworden en biedt streamingdiensten van livemuziekoptredens op internet aan; Mobiele projecten die steun van het MEDIA-programma genieten, zoals Shortz ( www. shortz -tv.com) hebben ook een pan-Europees bereik.

Zie de mededeling van de Europese Commissie over 'Een eengemaakte markt voor intellectuele eigendomsrechten', COM(2011) 287, blz. 11.

Overweging 17 van Richtlijn 93/83/EEG.

Richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel, overweging 16.

Met betrekking tot satellietuitzendingen is alleen sprake van een communicatiehandeling in de lidstaat waar, onder de controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie, programmadragende signalen worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt. Zie richtlijn satellietomroep en doorgifte via de kabel, art. 1, lid 2, onder b).

In vele gevallen blijft het geografische bereik van satellietuitzendingen beperkt; er zijn niet veel pan-Europese diensten van de grond gekomen. Een studie wijst uit dat minder dan de helft van de satellietkanalen in de EU internationaal van aard is; het betreft voornamelijk informatiekanalen, kanalen met 'inhoud voor volwassenen' en kanalen voor minderheidstaalgroepen (zie de KEA-studie 'Multi-territory Licensing of Audiovisual Works in the European Union', blz. 146).

Richtlijn 2001/29/EG over de harmonisering van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, 22 mei 2001.

Zie de mededeling van de Europese Commissie over 'Een eengemaakte markt voor intellectuele eigendomsrechten', COM(2011) 287, blz. 11.

Audiovisuele producenten werken aan een internationaal systeem voor aanduiding van audiovisuele producties (ISAN, International Standard Audiovisual Number). Op dit moment bevat ISAN geen informatie over eigendomsrechten en geschiedt deelname op vrijwillige basis. Enkele grote Amerikaanse filmstudio’s werken aan een soortgelijk systeem (EIDR, Entertainment Identifier Registry).

Richtlijn 93/83/EEG betreffende de coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel; Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisering van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, Richtlijn 2006/115/EG betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom en Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten.

COM(2002) 691 definitief, 6 december 2002.

Het Franse recht bijvoorbeeld ziet verschillende personen die een bijdrage leveren aan een audiovisueel werk als auteur: de auteur van het scenario, de auteur van de filmaanpassing, de auteur van de dialoog, de auteur van de muzikale compositie die speciaal voor de film werd gemaakt, de regisseur en de auteur van het werk dat cinematografisch werd aangepast. In Duitsland kan ieder die een bepaalde creatieve productie levert, worden beschouwd als coauteur; Duitse rechtbanken hebben tot nu toe de regisseur, de cameraman en de editor aangewezen als auteur. In het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Luxemburg is de filmproducent eveneens coauteur van het audiovisuele werk.

Het Franse recht inzake audiovisuele producties is bijvoorbeeld gebaseerd op de aanname dat alle economische rechten op een film aan de producent zijn overgedragen, terwijl in Oostenrijk en Italië de producent de oorspronkelijke eigenaar is van alle filmexploitatierechten. In het Verenigd Koninkrijk wordt de hoofdregisseur gezien als de oorspronkelijke auteur; hier worden de rechten op grond van de 'works for hire' doctrine overgedragen aan de producent hetgeen vooronderstelt dat de regisseur in dienst staat van de producent. Andere lidstaten zoals België, Denemarken, Finland, Griekenland, Portugal, Zweden en Nederland gaan eveneens uit van verschillende benaderingen.

De richtlijn verhuur en uitleen geeft auteurs en uitvoerende kunstenaars een onvervreemdbaar recht op een passende vergoeding in geval van verhuur van dvd's. Voor de vergoeding geldt geen stelsel van verplicht collectief beheer.

Het recht van 'beschikbaar stellen' op basis van de richtlijn van 2001 over de informatiemaatschappij wordt in de meeste gevallen op voorhand overgedragen aan de producent.

Een voorbeeld van een benadering om ervoor te zorgen dat de vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars het succes van hun werk voldoende weerspiegelt, is de invoering van wettelijk bindende bepalingen over contractuele transparantie en vergoedingen.

Instellingen voor cinematografisch erfgoed of filmarchieven verwijzen naar openbare instellingen die door lidstaten zijn aangewezen om systematisch cinematografische en andere audiovisuele werken te verzamelen, catalogiseren, bewaren, restaureren en beschikbaar te stellen voor educatieve, culturele, onderzoeksgerelateerde of andere niet-commerciële doeleinden (zie punt 2 van Aanbeveling 2005/865/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten, PB L 323 van 9.12.2005, blz. 57-61). Een systeem om cinematografische werken wettelijk te deponeren, is in de meeste lidstaten voorhanden, ofwel door een wettelijk depot ofwel door een verplicht depot van cinematografische werken die overheidssteun hebben ontvangen.

COM(2008) 466 van 16.7.2008.

COM(2009) 532 van 19.10.2009.

Dit Verdrag bepaalt in artikel 30 over deelname aan het culturele leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sport dat de staten die partij zijn het recht erkennen van personen met een handicap om op voet van gelijkheid met anderen deel te nemen aan het culturele leven en zij passende maatregelen zullen treffen om te waarborgen dat personen met een handicap inter alia toegang hebben tot televisieprogramma's, films, theater en andere culturele activiteiten in toegankelijke vorm. Verder bepaalt dit verdrag dat de staten die partij zijn passende maatregelen nemen in overeenstemming met het internationale recht om te waarborgen dat wetgeving ter bescherming van de intellectuele eigendom geen onredelijke of discriminatoire belemmering vormt voor de toegang van personen met een handicap tot cultuuruitingen.