Artikelen bij COM(2008)231 - Tenuitvoerlegging van het programma Cultuur 2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2008)231 - Tenuitvoerlegging van het programma Cultuur 2000.
document COM(2008)231 NLEN
datum 1 januari 1945

1. INLEIDING 3

2. ACHTERGROND VAN HET PROGRAMMA 4

3. EXTERNE EVALUATIE 5

3.1. Bestek en doel van de evaluatie 5

3.2. Methodologie 5

3.3. Bevindingen 6

4. Voornaamste aanbevelingen uit de evaluatie en opmerkingen van de Commissie 8

5. Conclusies van de Commissie 12

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

over de tenuitvoerlegging van het programma Cultuur 2000

1. INLEIDING

Dit verslag wordt ingediend krachtens artikel 8 van Besluit nr. 508/2000/EG van 14 februari 2000 tot instelling van het programma Cultuur 2000 (hierna 'het programma'), waarin wordt bepaald dat er een eindevaluatie van de uitvoering van het programma moet worden gemaakt na afloop van het programma. Het verslag bevat het standpunt van de Commissie over de voornaamste conclusies en aanbevelingen uit de externe eindevaluatie van het programma, die kan worden verkregen via hierna volgende link:

http://ec.europa.eu/culture/index_en.htm

Deze conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd op uitgebreide enquêtes onder deelnemers aan Cultuur 2000 en belangrijke belanghebbenden. De gedetailleerde resultaten hiervan zijn opgenomen in een bijlage bij het eindevaluatieverslag.

2. ACHTERGROND VAN HET PROGRAMMA

Volgens Besluit nr. 508/2000 (hierna 'het besluit') was het doel van het programma bij te dragen tot de ontwikkeling van een door alle Europeanen gedeelde culturele ruimte door de samenwerking tussen kunstenaars, in de culturele sector werkzame personen, initiatiefnemers uit de particuliere en de openbare sector en culturele netwerken te bevorderen.

De activiteiten moesten bijdragen, of kunnen bijdragen, tot de volgende doelstellingen:

– bevordering van de culturele dialoog en van de wederzijdse kennis van de Europese volkeren;

– bevordering van creativiteit en van transnationale verspreiding van cultuur, met speciale nadruk op jonge kunstenaars en maatschappelijk kansarmen, alsook op culturele verscheidenheid;

– accentueren van de culturele verscheidenheid en ontwikkeling van nieuwe culturele expressievormen;

– delen van het gemeenschappelijke culturele erfgoed van Europees belang;

– in aanmerking nemen van de rol van cultuur bij de sociaal-economische ontwikkeling;

– bevordering van een interculturele dialoog en wederzijdse uitwisseling tussen de Europese en de niet-Europese culturen;

– erkenning van de cultuur als een factor die de economie, de sociale integratie en het burgerschap bevordert;

– verbetering van de toegang van de burgers van de EU tot en van hun deelname aan culturele activiteiten.

Het programma had drie belangrijke acties, namelijk: actie 1 – specifieke vernieuwende en/of experimentele acties; actie 2 – geïntegreerde acties die vallen onder gestructureerde meerjarige overeenkomsten voor transnationale samenwerking op cultureel gebied; en actie 3 – bijzondere culturele evenementen met een Europese of internationale uitstraling.

Het programma werd ingesteld voor het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2004. Omdat de duur van het programma in 2004 werd verlengd, eindigde het programma uiteindelijk op 31 december 2006. De belangrijkste onderdelen van het programma zijn opgenomen in het huidige programma Cultuur 2007-2013.

3. EXTERNE EVALUATIE

3.1. Bestek en doel van de evaluatie

ECOTEC Ltd werd geselecteerd voor het uitvoeren van de evaluatie op basis van raamovereenkomst nr. EAC/03/06 voor het verlenen van diensten.

Het doel van de externe evaluatie was de uitvoering van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma te beoordelen, verslag uit te brengen over de mate waarin de goedgekeurde acties tot dusver in belangrijke mate hebben bijgedragen tot de doelstellingen genoemd in het besluit en tot de algemene doelstellingen van het optreden van de Gemeenschap op het gebied van cultuur, zoals bepaald in artikel 151 van het Verdrag, en geleerde lessen over te dragen om de uitvoering van nieuwe cultuurprogramma’s te ondersteunen, met name het nieuwe programma Cultuur 2007-2013.

Deze eindevaluatie bouwt voort op de eerste en de tweede externe tussentijdse evaluatie. Zij bestrijkt alle acties die zijn gefinancierd in de periode 2000-2006. De analyse van het Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele middelen en cultuur (EACEA) werd beperkt tot diens rol bij het beheer en de uitvoering van het programma Cultuur 2000 vanaf de datum van zijn oprichting in januari 2006.

3.2. Methodologie

De door het externe evaluatiebureau gehanteerde methodologie kan als volgt worden samengevat:

– beoordeling aan de hand van stukken van projectdossiers;

– interviews met personeelsleden van de Europese Commissie en het EACEA;

– gestructureerde enquêtes onder leden van het Comité van Beheer, culturele contactpunten, bij de selectie betrokken deskundigen en andere cultuurdeskundigen en culturele operatoren die bij het programma betrokken waren als projectleiders of medeorganisatoren;

– speciaal onderzoek naar landen en projecten;

– evaluatieseminar;

– elektronisch overleg.

Dit resulteerde in een reeks aanbevelingen. Het standpunt van de Commissie hierover wordt in dit verslag samengevat.

3.3. Bevindingen

1. Externe samenhang

Het begrip 'externe samenhang' verwijst naar de manier waarop Cultuur 2000 in het bredere kader van het cultuurbeleid en programma’s past.

Bij de evaluatie werd vastgesteld dat vele EU-programma’s, zoals de structuurfondsen, Media en Actief Burgerschap, culturele elementen hebben en dat er overeenkomsten zijn tussen de doelstellingen, doelgroepen, output, resultaten en effecten van deze programma’s en die van Cultuur 2000. Evenzo zijn er enkele regionale interculturele samenwerkingsinitiatieven en bilaterale initiatieven.

Uit de beoordeling van EU-programma’s en de e-mailenquêtes onder belanghebbenden blijkt echter duidelijk dat Cultuur 2000 een unieke positie innam. Er waren geen andere programma’s in de Europese Unie die gericht waren op de ondersteuning en bevordering van de Europese culturele samenwerking. Wanneer de afzonderlijke aandachtspunten en de beoogde resultaten van elk EU- en regionaal programma in aanmerking worden genomen, is het duidelijk dat iedere schijnbare overlapping slechts oppervlakkig was.

De conclusies van het evaluatiebureau zijn dat Cultuur 2000 ten volle complementair was aan andere EU- en nationale/regionale cultuurprogramma’s en dat er geen overlapping was met de activiteiten die elders werden ondernomen via dergelijke programma’s.

De verbetering van de uitwisseling van informatie en beste praktijken onder deelnemende landen blijft een uitdaging, maar uit de evaluatie komt naar voren dat Cultuur 2000 ervoor heeft gezorgd dat er meer belang en aandacht wordt geschonken aan de interculturele dialoog onder deelnemende landen.

De heersende opvatting onder ondervraagden en geënquêteerden was dat de doelstellingen van het programma relevant waren en dat de ondersteunde activiteiten gepast waren voor de verwezenlijking ervan. Sommige belanghebbenden vroegen zich af of het programma de doelstellingen kon verwezenlijken gezien de tamelijk beperkte financiële middelen.

2. Doelmatigheid

Uit de beoordeling van de projectdocumenten en de webenquête naar projecten komt naar voren dat het programma tot op zekere hoogte succesvol was in het verwezenlijken van zijn resultaten en effecten.

Het evaluatiebureau concludeert dat er wel enkele hindernissen waren voor de deelname van culturele actoren aan het programma, vooral op het punt van organisatorische ervaring en financiële middelen. Gezien het beperkte budget van het programma Cultuur 2000, konden deze hindernissen echter moeilijk binnen het kader van het programma worden weggenomen.

De algemene zichtbaarheid van Cultuur 2000 onder culturele operatoren werd goed bevonden, maar geënquêteerden betwijfelden of het programma ten volle werd begrepen door culturele operatoren.

3. Efficiëntie

Personeelsleden van de Commissie en het EACEA gaven aan dat hun werkbelasting aanhoudend zwaar was door veelomvattende administratieve taken die hen slechter in staat stelden ondersteuning te bieden aan projecten. Uitgaande van de inherente geldigheid van de aanwijzingen van het ondervraagde personeel, concludeert het evaluatiebureau dat de inzet van personeel en het werkvolume niet goed op elkaar waren afgestemd tijdens de duur van het programma, met name op piekmomenten.

Over de in gebruik zijnde IT-systemen was het oordeel van het evaluatiebureau dat de programmamanagers niet door geschikte infrastructuur werden ondersteund.

In de lidstaten en in de meeste van de overige deelnemende landen zijn culturele contactpunten opgericht om het programma te bevorderen en de toegang tot het programma te vergemakkelijken. Volgens de evaluatie hebben zij hun subsidies in het algemeen aangewend voor een doelmatige en efficiënte dienstverlening aan culturele operatoren.

De deelnemers waren tevreden over de aanvraagprocedure en zij waren eveneens positief over de verstrekte informatie over het programma. De meeste deelnemers aan de webenquête waren van mening dat de procedure duidelijk was en dat de frequentie van de oproepen zo ongeveer goed was, hoewel het moment niet goed was gekozen. Een tweede punt van kritiek was de duur van de procedure zelf.

In de evaluatie wordt echter erkend dat factoren als de procedure van het Comité van Beheer en het controlerecht van het Europees Parlement van invloed zijn op de duur van de procedure en dat deze niet kunnen worden vermeden. Het evaluatiebureau concludeerde dat de verkorting van de selectieprocedure voor Cultuur 2000 het beste zou zijn bereikt door het inzetten van extra personeel om de verwerking en de beoordeling van de aanvragen te bespoedigen.

Volgens de geënquêteerden konden de activiteiten voor de verspreiding van het programma aanzienlijk worden verbeterd.

Bij de evaluatie werd vastgesteld dat de eindverslagen over projecten van wisselende kwaliteit en bruikbaarheid waren, omdat er niet systematisch informatie over output, resultaten en effecten met betrekking tot de doelstellingen van het programma werd verzameld en geanalyseerd. Bijna alle geënquêteerden meenden dat de formulieren voor toezicht en verslaggeving eenvoudig in het gebruik waren en dat de richtsnoeren voor het invullen van deze formulieren van aanvaardbare kwaliteit waren. Niettemin werden er enkele gebieden genoemd die voor verbetering vatbaar waren.

De beoordelingen van de eindverslagen door de Commissie en het EACEA behelsden aanzienlijke financiële controles om niet-subsidiabele kosten vast te stellen en te verwijderen. Het toezicht was in dit opzicht doelmatig in het vaststellen en verwijderen van dergelijke kosten uit de eindafrekening voor projecten.

4. Nut

Wat betreft de veranderingen die Cultuur 2000 in Europa heeft teweeggebracht, zijn er volgens het evaluatiekantoor duidelijk aantoonbare en brede effecten, met name op culturele operatoren, culturele praktijken en cultuurbeleid. De vaststelling van Cultuur 2000 bood culturele operatoren in Europa de kans om deel te nemen aan een uitgebreid programma voor transnationale samenwerking, met partnerschappen die meer dan 30 landen bestreken. Deze kans werd en wordt door geen enkel ander mechanisme geboden. Het resultaat hiervan is dat culturele operatoren, die voorheen vaak gericht waren op activiteiten in eigen land, nu ook naar buiten gericht zijn en meer open staan voor transnationale interculturele samenwerking.

5. Duurzaamheid

De culturele operatoren meldden dat zij transnationale netwerken in Europa hebben opgezet, versterkt en uitgebreid die niet alleen hun eigen banden en activiteiten onderhouden, maar ook nieuwe samenwerkingsprojecten genereren. Deze nieuwe samenwerkingsprojecten vinden plaats in het kader van cultuurprogramma’s van de EU, maar ook los van deze programma’s.

Daarnaast blijkt uit de beoordeling van het evaluatiebureau, die zowel op projectdocumenten als op casestudy’s is gebaseerd, dat ten minste een deel van de activiteiten en resultaten van Cultuur 2000-projecten voortduurt na beëindiging van de financiering.

Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat Cultuur 2000 tot de vaststelling van nieuwe regionale of nationale interculturele samenwerkingsinitiatieven heeft geleid, had het programma een duidelijke uitwerking op het cultuurbeleid in sommige deelnemende landen. Het programma inspireerde tot de wijziging van enkele bestaande samenwerkingsstructuren en heeft in vele landen geleid tot de vaststelling van nieuwe medefinancieringsregelingen, waardoor er in totaal meer financiële middelen beschikbaar werden, met name voor de interculturele dialoog.

4. VOORNAAMSTE AANBEVELINGEN UIT DE EVALUATIE EN OPMERKINGEN VAN DE COMMISSIE

De voornaamste aanbevelingen van het evaluatiebureau zijn cursief weergegeven en zo nodig gegroepeerd per thema, terwijl het standpunt van de Commissie in standaardlettertype is weergegeven.

1. Programmabeheer

Aanbeveling 1

De beheersautoriteiten moeten bestaande werkmethoden aan huidige modellen van goede praktijken toetsen om de wanverhouding tussen de inzet van personeel en het werkvolume tijdens de duur van het programma te onderzoeken.

Aanbeveling 2

De beheersautoriteiten moeten een programma opzetten voor jaarlijkse bezoeken aan een deel van de projecten om ondersteuning en begeleiding te bieden bij technische vraagstukken.

Aanbeveling 3

De beheersautoriteiten moeten gedetailleerde kwalitatieve feedback geven aan alle aanvragers van een financiële bijdrage uit het cultuurprogramma. Op basis van deze feedback kunnen aanvragers bepalen of zij opnieuw een aanvraag indienen met een herzien projectvoorstel en hoe hun voorstel kan worden verbeterd.

Aanbeveling 8

De beheersautoriteiten moeten nagaan of het mogelijk is een online doorzoekbare partnerdatabank te ontwikkelen om culturele operatoren te helpen bij het vinden van partners en bij het ontwikkelen van projectconcepten.

Aanbeveling 9

De beheersautoriteiten moeten de verantwoordelijkheid voor het beheren en het onderhouden van de CUPID-databank op zich nemen of een equivalente databank opzetten.

Aanbeveling 14

De beheersautoriteiten moeten een voorlopige databank voor het programmabeheer opzetten om te assisteren bij het toezicht op aanvragen en projecten totdat SYMMETRY beschikbaar is. Deze databank moet basisinformatie over iedere aanvraag bevatten (bv. contactgegevens van belangrijkste partner, contactgegevens van medeorganisator en overzicht van budget) en belangrijke administratieve handelingen vastleggen (bv. sluiten van overeenkomsten, betalingen en verslaggeving).

Aanbeveling 15

De beheersautoriteiten moeten blijven streven naar de verbetering van de beschikbare begeleiding om aanvragers te helpen bij het indienen van een aanvraagformulier. Deze begeleiding moet worden uitgebreid tot de tussentijdse verslagen en eindverslagen over projecten en tot het projectbeheer. Een kwalitatief hoogwaardige begeleiding en ondersteuning van aanvragers en projectpromotors zal de kwaliteit van de aanvragen voor steun en de kwaliteit van gefinancierde projecten verbeteren. De Leidraad voor aanvragers bij het Socrates-programma, uitgave van juni 2004, is hiervan een goed voorbeeld.

Aanbeveling 16

De beheersautoriteiten moeten maatregelen nemen om de duur van de aanvraagprocedure te verkorten door te zorgen voor meer administratieve krachten op korte termijn voor het verwerken van de aanvragen en voor het sluiten van projectovereenkomsten en extra cultuurdeskundigen voor het beoordelen van de aanvragen .

Standpunt van de Commissie

De Commissie is het in het algemeen eens met deze aanbevelingen. Zij is reeds begonnen met een breed opgezet vereenvoudigingsproces dat in 2007 tot aanzienlijke verbeteringen heeft geleid, waaronder een grondige herziening van de oproepen tot het indienen van voorstellen en van de aanvraagprocedure, een transparantere omschrijving van gunningscriteria, een vereenvoudiging van de te verstrekken formulieren en documenten, meer gedetailleerde feedback aan aanvragers, het efficiënter maken van de huidige programmadatabank, meer flexibiliteit met betrekking tot de duur van de ondersteuning van organisaties die op cultureel gebied actief zijn, namelijk de nieuwe mogelijkheid tot financiering op meerjarige basis.

Andere maatregelen zijn in voorbereiding en zullen in 2008 grotendeels of geheel worden doorgevoerd, zoals de introductie van een leidraad bij het programma voor de komende jaren om de planning en voorbereiding voor aanvragers te vergemakkelijken, beter toezicht door meer bezoeken aan projecten, een groter gebruik van forfaitaire betalingen, de geleidelijke ontwikkeling van een onlinesysteem voor de indiening van aanvragen en de verslaggeving.

Voorts zijn er intern stappen genomen om de aanvraagprocedure zoveel mogelijk te verkorten. In 2008 zullen overeenkomsten voor een toenemend aantal onderdelen worden vervangen door subsidiebesluiten, wat de procedure gemiddeld met een maand zal verkorten. Een groter gebruik van forfaitaire betalingen zal de verwerking van de aanvragen binnen DG Onderwijs en cultuur en het EACEA bespoedigen en ook de aanvraagprocedure vergemakkelijken. Zoals het evaluatiebureau aangeeft, zijn er niettemin externe factoren en juridische knelpunten waardoor de procedure niet drastisch kan worden ingekort. De Commissie probeert echter gedaan te krijgen dat de rechtsgrond wordt gewijzigd zodat zij – behalve voor meerjarige projecten – rechtstreeks subsidiebesluiten kan nemen. Indien de Raad en het Europees Parlement hiermee instemmen, kan de selectieprocedure met enkele weken worden verkort.

Om de wanverhouding tussen de inzet van personeel en het werkvolume tijdens de duur van het programma aan te pakken, is er binnen de Commissie een speciale eenheid opgericht die verantwoordelijk is voor het programma. Ook is de relevante eenheid binnen het EACEA gereorganiseerd. Hoewel dit alles de zaken enorm zal verbeteren, blijft de conclusie van het evaluatiebureau gelden, namelijk dat de Commissie en het EACEA door de aanhoudend zware werkbelasting met veelomvattende administratieve taken beperkt worden in de mogelijkheid om ondersteuning te bieden aan projecten.

2. Programmacommunicatie

Aanbeveling 4

De Commissie moet een ambtenaar voor publicaties en communicatie aanduiden. Deze ambtenaar moet verantwoordelijk zijn voor de organisatie, redactionele inhoud en kwaliteitscontrole van de webpagina’s over cultuur en alle publicaties van de eenheid Cultuur/het programma Cultuur, zoals thematische verslagen over het programma, het overzicht van projecten en de nieuwsbrief van de eenheid Cultuur.

Aanbeveling 5

De beheersautoriteiten moeten een jaaroverzicht van projecten publiceren dat beschikbaar wordt gesteld op de aan cultuur gewijde webpagina’s van DG Onderwijs en cultuur. Het overzicht moet een index bevatten en de projecten moeten worden gerangschikt volgens cultureel gebied en land van de hoofdaanvrager.

Aanbeveling 6

De beheersautoriteiten moeten opnieuw een regelmatige nieuwsbrief over Cultuur 2007 uitgeven. Aanbevolen wordt dat deze niet specifiek over het programma Cultuur, maar veeleer over het cultuurbeleid van de EU handelt, zodat een bredere inhoud mogelijk wordt.

Aanbeveling 7

De aan cultuur gewijde webpagina’s van DG Onderwijs en cultuur moeten opnieuw worden ontwikkeld en gelanceerd, om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de handleiding voor informatieaanbieders van de Commissie en aan basisvereisten voor de toegankelijkheid van webpagina’s.

Standpunt van de Commissie

De Commissie meent dat passende communicatieactiviteiten een belangrijk hulpmiddel zijn voor de goede uitvoering van het programma. De aan cultuur gewijde webpagina’s van DG Onderwijs en cultuur zijn begin 2008 geheel opnieuw ontwikkeld en de nieuwsbrief Cultuur zal opnieuw worden gelanceerd. De communicatie- en publicatieactiviteiten zijn efficiënter gemaakt in het kader van voornoemde reorganisatie van DG Onderwijs en cultuur en het EACEA. Het EACEA zal overzichten van projecten publiceren. De in 2007 gelanceerde infodagen Cultuur zullen in de toekomst regelmatig worden georganiseerd. Zij bieden een waardevolle gelegenheid om informatie aan potentiële aanvragers te verstrekken.

3. Activiteiten voor de verspreiding van het programma

Aanbeveling 10

De beheersautoriteiten moeten thematische verslagen over het programma publiceren om de verspreiding van programmaresultaten en van lessen uit goede praktijken te ondersteunen.

Aanbeveling 11

De beheersautoriteiten moeten een reeks evenementen (of één evenement) organiseren waarbij bestaande projecten onder de aandacht van beleidsmakers kunnen worden gebracht en deelnemers aan pas geselecteerde projecten voorlichtingsbijeenkomsten over projectbeheer in het kader van het beheer van cultuurprogramma’s (bv. toezicht, evaluatie, financiële boekhouding) kunnen bijwonen.

Aanbeveling 12

De Europese Commissie moet de verzameling van informatie over beste praktijken bij cultuurprogramma’s van de EU verbeteren en beleidslessen voor de interculturele dialoog doorgeven aan de ministeries van Cultuur van deelnemende landen.

Aanbeveling 13

De beheersautoriteiten moeten de modellen voor eindverslagen een nieuwe structuur geven om gedetailleerde informatie over verwezenlijkingen, output, resultaten en effecten van projecten te verzamelen. Deze informatie moet worden gebruikt om activiteiten voor de verspreiding van het programma te ondersteunen.

Standpunt van de Commissie

De Commissie heeft in 2007 aanzienlijke inspanningen geleverd om de verzameling en de verspreiding van resultaten verder te verbeteren, zoals het introduceren van een specifiek gunningscriterium in de oproepen tot het indienen van voorstellen. Er worden maatregelen genomen om het downloaden van resultaten in een nieuwe databank voor informatie-uitwisseling te vergemakkelijken. De databank is bijna afgerond. De resultaten van deze veranderingen zullen op middellange termijn beschikbaar zijn na een volledige levenscyclus van projecten. Er zijn nog andere initiatieven gepland, zoals het organiseren van seminars of conferenties (mogelijk thematisch) waarbij projecten beste praktijken kunnen tentoonstellen, het verzamelen van goede praktijken bij de interculturele dialoog binnen het programma om deze te benutten in het kader van het Europees jaar van de interculturele dialoog 2008, of om culturele contactpunten beter in te zetten voor verspreidingsactiviteiten op Europees en plaatselijk niveau.

5. CONCLUSIES VAN DE COMMISSIE

De Commissie is het eens met het algemene oordeel van het evaluatiebureau dat het programma een stimulans heeft gegeven aan grensoverschrijdende culturele samenwerking en benaderingen met een meer naar buiten gerichte visie heeft aangemoedigd, wat heeft geleid tot een unieke bijdrage aan de ontwikkeling van een door alle Europeanen gedeelde culturele ruimte.

Uit deze eindevaluatie blijkt duidelijk dat Cultuur 2000 op passende wijze heeft gezorgd voor een communautaire actie op het gebied van cultuur zoals bepaald in artikel 151 van het Verdrag en dat het programma de in het besluit uiteengezette doelstellingen heeft verwezenlijkt.

Er zijn meer dan 1 500 subsidies toegekend aan culturele operatoren in het kader van de acties van het programma voor de periode 2000-2006, met subsidiebetalingen ten belope van meer dan 190 miljoen euro.

De conclusies van het evaluatiebureau geven aan dat, ook al is er op sommige gebieden ruimte voor verbetering, de deelnemers toch tevreden waren over het programma en dat zij de Europese meerwaarde ervan erkenden.

De Commissie heeft het overleg met de culturele sector zeer geïntensifieerd en besteedt daarbij nauwlettend aandacht aan de opvattingen van belanghebbenden en aan de opvattingen in dit evaluatieverslag.

Voortbouwend op de ervaringen met Cultuur 2000, zijn vele elementen en verbeteringen reeds in het huidige programma Cultuur voor de periode 2007-2013 geïntegreerd. Andere maatregelen zijn in voorbereiding en zullen grotendeels in de loop van 2008 worden doorgevoerd.

De Commissie zal rekening houden met de resultaten van deze evaluatie bij het opstellen van de nieuwe generatie communautaire programma’s op cultuurgebied voor de periode na 2013.

PB L 63 van 10.3.2000.

Besluit nr. 626/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004, PB L 99 van 3.4.2004.

Raamovereenkomst voor het uitvoeren van een evaluatie, het verlenen van evaluatiegerelateerde diensten en het ondersteunen van de effectbeoordeling.

In het Verdrag staat: 'De Gemeenschap draagt bij tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed.' Ook worden er specifieke gebieden genoemd waarop communautaire ondersteuning kan worden gegeven.

De evaluatieverslagen zijn online beschikbaar op het volgende adres: http://ec.europa.eu/dgs/education_culture/evalreports/index_en.htm.

Wanneer zij aan 'de beheersautoriteiten' zijn gericht, dan zijn ze zowel voor de Europese Commissie als voor het Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele middelen en cultuur (EACEA) bedoeld.