Artikelen bij COM(2002)152-1 - Vervolg op het gemeenschappelijk meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52002DC0152

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Vervolg op het communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken /* COM/2002/0152 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Vervolg op het communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken

INHOUD

1. INLEIDING

2. WAAROM ACTIE NOODZAKELIJK IS

3. DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN COMMUNAUTAIR OPTREDEN

4. GETROKKEN LERING EN CONCLUSIES VOOR DE TOEKOMST

5. VOORUITBLIK

6. DE TWEEDE FASE

7. TENUITVOERLEGGING VAN DE ACTIES IN DE TWEEDE FASE

8. VOOR DE TWEEDE FASE NOODZAKELIJKE MIDDELEN (2003 - 2004)


1. INLEIDING

Deze mededeling betreft het vervolg op het huidige Actieplan voor een veiliger internet, waarmee activiteiten ter bestrijding van illegale en schadelijke inhoud op internet worden gefinancierd. Het huidige actieplan loopt op 31 december 2002 teneinde. Voorgesteld wordt om dit actieplan met twee jaar te verlengen en het toepassingsgebied en de uitvoeringsmodaliteiten aan te passen aan de ervaringen en aan de nieuwe technologieën, alsmede om de coördinatie met parallelle activiteiten op het gebied van netwerk- en informatieveiligheid te garanderen.

Als onderdeel van een algehele Europese strategie als vervolg op het eEurope-initiatief zal het accent worden gelegd op een betere netwerking, die ervoor moet zorgen dat alle relevante spelers bij dit plan worden betrokken. De Commissie zal daarbij fungeren als gangmaker voor Europese en wereldwijde samenwerking.

Het toepassingsgebied zal worden uitgebreid tot nieuwe on-line technologieën, zoals de inhoud van mobiele en breedbandcommunicatie, on-line spelletjes, peer-to-peer uitwisseling van bestanden en alle vormen van real-time communicatie zoals chatting en instant messaging. Er zal actie worden ondernomen om ervoor te zorgen dat meer categorieën van illegale en schadelijke inhoud worden bestreken, waaronder racisme en geweld.

Deze tweede fase dient als voorbereiding op een eventueel nieuw en breder initiatief op het gebied van de inhoud van internet en nieuwe on-line media. Waar nodig zal steun voor het ontwerpen van Europese inhoud van hoge kwaliteit die specifiek is afgestemd op kinderen en onderwijs op het gebied van nieuwe media, teneinde rekening te houden met de convergentie van technologieën en bredere thema's van on-line veiligheid zoals consumentenbescherming.

2. WAAROM ACTIE NOODZAKELIJK IS

2.1. Analyse van de situatie

Illegale en schadelijke inhoud op internet is nog steeds een bron van zorg voor de wetgever, de industrie en ouders. Al sinds 1996, toen het Europees Parlement en de Raad unaniem een gemeenschappelijke aanpak goedkeurden, speelt de Europese Unie een pioniersrol bij de bestrijding van illegale en schadelijke inhoud op internet. Het Actieplan voor een veiliger internet is een belangrijk onderdeel van de activiteiten van de Commissie op dit gebied. De overige elementen omvatten juridische instrumenten en praktische maatregelen tegen computercriminaliteit en kinderporno, alsmede een aanbeveling bestreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid. De kern van de aanpak, die zowel voor de aanbeveling als voor het actieplan is gevolgd, is de emancipatie van de gebruiker door hem informatie te verschaffen over illegale en schadelijke inhoud en instrumenten om hiermee om te gaan.

2.1.1. Vierjarenplan

Het Actieplan voor een veiliger internet bestrijkt een periode van vier jaar, vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 december 2002. Het actieplan werd vastgesteld op 25 januari 1999 op basis van artikel 153 (oud artikel 129 bis) met betrekking tot consumentenbescherming. Het beschikbare budget werd vastgesteld op 25 miljoen euro.

PB L 33 van 6.2.1999, blz. 1.

Het actieplan is afgestemd op een reeks maatregelen zonder regelgevend karakter. De doelstellingen van het actieplan, zoals vastgelegd in de beschikking van het Europees Parlement en de Raad ("de beschikking"), luiden:

Inleiding van bijlage I van Beschikking nr. 276/1999/EG van 25 januari 1999 (PB L 33 van 6.2.1999, blz. 1).

- de spelers (branche en gebruikers) ertoe aanzetten adequate zelfreguleringssystemen te ontwikkelen en toe te passen;

- ontwikkelingen op gang brengen door demonstraties te ondersteunen en de toepassing van technische oplossingen te stimuleren;

- ouders en leerkrachten alert maken en informeren, met name via hun respectieve verenigingen;

- de samenwerking en de uitwisseling van ervaring en beste praktijken op Europees en mondiaal niveau stimuleren;

- de coördinatie in geheel Europa en tussen de betrokken actoren bevorderen;

- zorgen voor compatibiliteit van de in Europa gevolgde aanpak met die welke elders wordt gevolgd.

Er zijn drie actiepunten vastgesteld:

- een veilig klimaat scheppen (door een Europees netwerk van klachtenlijnen in te stellen en zelfregulering en gedragscodes aan te moedigen);

- filter- een beoordelingssystemen ontwikkelen

- bewustmakingsacties aanmoedigen.

2.1.2. Stand van zaken en resultaten

In 1999, 2000 en 2001 zijn er uitnodigingen tot het indienen van voorstellen gepubliceerd. Naar aanleiding daarvan zijn 19 projecten van start gegaan en zijn 9 aanvullende projecten uitgekozen die in het kader van het budget voor 2001 zullen worden gefinancierd. Bovendien zijn er twee dienstverleningscontracten gesloten, één voor de ondersteuning van het informatie-uitwisselingscentrum voor de promotie van een veiliger internet en één voor de advisering van de instanties voor zelfregulering over het opstellen van gedragscodes.

Voor bewustmakingsactiviteiten loopt nog een andere uitnodiging tot het indienen van voorstellen, waarvoor de inschrijvingstermijn op 31 januari 2002 sluit. Deze moet leiden tot een klein aantal grootschaligere bewustmakingsprojecten met een brede geografische dekking, een eerste stap in de richting van het netwerk waarop, zoals hieronder beschreven, in de tweede fase zal worden aangestuurd.

Verwacht wordt dat tegen het einde van het programma ongeveer 35 projecten met 125 deelnemende organisaties uit zeventien landen van de EER van start zullen zijn gegaan.

2.1.2.1. Europees netwerk van klachtenlijnen

De belangrijkste bijdrage van het Actieplan voor een veiliger internet tot de bestrijding van illegale inhoud is het Europese netwerk van klachtenlijnen. Het publiek kan hier terecht met klachten over illegale inhoud. Na onderzoek van de klacht wordt deze doorgegeven aan de desbetreffende instantie: de politie, de internetproviders of een andere klachtenlijn. Het Europese netwerk heeft op dit moment leden in 11 landen: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Nederland, Oostenrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. De INHOPE Association , waarbij alle klachtenlijnen zijn aangesloten, organiseert bijeenkomsten, stelt richtsnoeren inzake beste praktijken op en stimuleert nieuwe leden. De organisatie heeft geassocieerde leden in de Verenigde Staten en Australië.

http://www.inhope.org

Belangrijke projecten:

- Naar aanleiding van informatie van de Internet Watch Foundation (IWF) is een onderzoek ingesteld dat tot een van de grootste acties tegen pedofilienetwerken in het VK heeft geleid.

- Met de operatie 'Red de kinderen' is de grootste webring voor kinderporno in Zweden opgerold. Deze operatie was grotendeels gebaseerd op informatie van de Zweedse klachtenlijn

- De Deense klachtenlijn is gestart met een ambitieuze voorlichtingscampagne over veiliger 'chatten', waarmee alle Deense scholieren tussen 12 en 17 jaar worden bereikt.

2.1.2.2 Steun voor zelfregulering

De steun wordt verleend in de vorm van adviseringswerkzaamheden, niet door financiële ondersteuning. De Commissie heeft onlangs na een openbare aanbesteding een contract gesloten met de Universiteit van Oxford. Deze zal onderzoek doen naar de zelfreguleringsactiviteiten van verschillende media in Europa en steun verlenen aan zelfreguleringsinstanties bij de ontwikkeling en toepassing van hun gedragscodes. Het onderzoek zal betrekking hebben op de internet- en de digitale film- en video-industrie, videospelletjes, digitale televisie en WAP/GPRS/UMTS-technologie. Uiteindelijk moet dit leiden tot een centrale referentie-instantie voor zelfreguleringsmodellen die de diverse overheidsorganen en andere organisaties moet helpen hun beleids- en regelgevingsdoelstellingen te verwezenlijken. Bovendien moeten er modellen voor zelfregulering en codes voor zelfreguleringsbenaderingen worden ontwikkeld in samenspraak met de industrie, de vertegenwoordigers van gebruikers en consumenten en officiële regelgevingsinstanties.

http://www.selfregulation.info


2.1.2.3 Technische middelen voor ouderlijk toezicht - beoordeling en filtering

Filtering is een controversiële kwestie en wordt dikwijls om twee redenen bekritiseerd. De eerste is dat het betekent dat iemand (een ouder, leerkracht, bibliothecaris of werkgever) bepaalt dat de eindgebruiker (een kind, een lezer of een werknemer) geen toegang krijgt tot inhoud van een bepaald type, hetgeen implicaties heeft voor de fundamentele rechten van de eindgebruiker op vrijheid van meningsuiting, vrije toegang tot informatie, databescherming en privacy. Wat kinderen betreft, vindt een meerderheid dat ouders en leerkrachten het recht hebben om technische maatregelen te treffen om kinderen te beschermen, ofschoon duidelijk is dat hoe ouder het kind is, hoe geringer te beperkingen dienen te zijn.

De tweede reden is dat filtersoftware niet zo goed werkt als de gebruiker die deze installeert graag zou willen. Er is zowel sprake van 'overblokkering' - het blokkeren van inhoud waartoe het kind best toegang zou mogen krijgen - en 'onderblokkering' - het doorlaten van inhoud waartoe het kind geen toegang zou moeten hebben. Een bijzonder probleem voor veel Europese gebruikers is dat de meeste software op Amerikaanse gebruikers is afgestemd en niet erg geschikt is voor woorden in andere talen dat het Engels.

Daarom worden in het kader van het actieplan 13 projecten op het gebied van filtering gefinancierd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van uiteenlopende technische benaderingen. Meer bijzonderheden zij te vinden op de website http://europa.eu.int/iap. Als voorbeeld worden de volgende drie projecten genoemd:

- ICRA, de Internet Content Rating Association. Dankzij de medefinanciering van de EU heeft deze organisatie een nieuw internationaal systeem voor de beoordeling van inhoud opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van Europese gebruikers.

- medCDERTAIN heeft richtsnoeren opgesteld voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van websites door derden.

- Bij het project NETPROTECT is een gedetailleerde inventarisatie gemaakt van de momenteel beschikbare filtersoftware, met name wat betreft de geschiktheid ervan voor niet-Engelstalige gebruikers.

http://www.net-protect.org

Bespreking van de momenteel beschikbare filtersoftware: http://www.net-protect.org/en/results3.htm

Bovendien wordt in opdracht van DG INFSO door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek een studie gemaakt die betrekking heeft op de evaluatie van filtersoftware en -diensten.

2.1.2.4 Bewustmakingsactiviteiten

De Europese Commissie heeft in totaal 9 projecten gefinancierd die betrekking hebben op bewustmakingsactiviteiten. Deze projecten bestrijken 16 landen en er liggen uiteenlopende benaderingen aan ten grondslag - onderzoek aan de hand van vragenlijsten, doelgroepen en schoolklassen, bewustmaking in praktijksituaties met behulp van websites en individuele benadering, waaronder spelletjes, voorlichting via de massamedia, enz. De projecten zijn op verschillende doelgroepen afgestemd - sommige zijn specifiek op leerkrachten gericht, andere op kinderen, weer ander op het brede publiek, in het bijzonder op ouders.

Ter ondersteuning van dit actiepunt heeft de Commissie voorts een informatie-uitwisselingscentrum voor de promotie van een veiliger internet opgericht. Dit centrum beheert een website en geeft een nieuwsbrief uit in het Engels, Frans en Duits. Ook worden on-line discussiefora georganiseerd, evenals gewone vergaderingen, zoals onlangs nog in Luxemburg op 25 oktober 2001 .

http://www.saferinternet.org/resources/aware_present.asp

Op 1 november 2001 is een nieuwe uitnodiging tot het indienen van voorstellen gepubliceerd . De bedoeling is om tot een kleiner aantal projecten te komen, die elk op basis van een transnationaal netwerk een aanzienlijk aantal landen bestrijken. Dit is een eerste stap in de richting van een krachtig en coherent pan-Europees netwerk. Dit netwerk zal bestaan uit diverse nationale centra die als katalysator moeten fungeren voor nationale bewustmakingsactiviteiten, ongeacht of zij deze zelf voor rekening nemen, dan wel door andere partners uit eigen land of door derde partijen die niet tot het consortium behoren, laten uitvoeren.

http://europa.eu.int/information_society/programmes/iap/call/2002/index_en.htm

De Europese bijdrage behelst onder meer dat leden van het netwerk actief bijdragen aan reële en virtuele bijeenkomsten met de overige partners van het consortium en andere betrokkenen.

De bewustmakingsactiveiten zijn in de eerste plaats op de volgende vier doelgroepen afgestemd:

- leerkrachten en de onderwijssector in het algemeen;

- het brede publiek, vooral ouders en kinderen;

- de overheid en de pers/media;

- de industrie, waaronder ontwikkelaars, samenstellers en verspreiders van inhoud.

De Europese bijdrage heeft tevens een netwerkondersteuningsfunctie, hetgeen betekent dat informatie-uitwisselings- en -verspreidingsdiensten van hoge kwaliteit, redactionele en communicatiediensten, en ondersteuning van grensoverschrijdende samenwerking tussen afzonderlijke knooppunten en van het netwerk als geheel worden geboden, op basis van de volgende elementen:

- ontwerp en planning van gecoördineerde pan-Europese campagnes;

- een gemeenschappelijke 'look-and-feel' voor de presentatie en de inhoud van het educatief en voorlichtingsmateriaal, waaronder linguïstische en culturele aanpassing van relevant informatie- en voorlichtingsmateriaal;

- één enkel punt van toegang (webportaal) tot alle in het kader van het project geproduceerd informatie- en voorlichtingsmateriaal, inclusief zoek- en verwijsdiensten;

- betrekkingen met internationale marktspelers en consumentenorganisaties, regelgevers en andere relevante Trans-Europese groepen en netwerken;

- gerichte analyses van lopende en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en technologie die relevant zijn voor de activiteiten van het netwerk.

Belangrijke bewustmakingsprojecten:

- In het kader van het SUI-project zijn 60 000 exemplaren van een lijvige brochure over veiliger internetgebruik en het actieplan verspreid onder leerkrachten in de Europese Unie en de kandidaat-lidstaten.

- INFONET heeft een tweetalige website ontwikkeld in het Spaans en Italiaans met stripfiguurtjes.

- EDUCAUNET neemt proeven in Frankrijk en België met een ruime selectie van speciaal ontwikkelde spelletjes om kinderen en jongeren van uiteenlopende leeftijden te doordringen van het belang van een veiliger internetgebruik.

- DotSAFE en CISA hebben inventarisaties gemaakt van het internetgebruik door kinderen en het niveau van kennis en toezicht van ouders en leerkrachten in Oostenrijk, Griekenland, Ierland en het VK.

2.1.3. Blijvende ongerustheid onder het publiek

Er is nog steeds ongerustheid onder het publiek over illegale en schadelijke inhoud op internet, maar tegelijk neemt de activiteit op nationaal niveau toe.

Bij illegale inhoud gaat het niet alleen om de verspreiding van kinderporno en racistisch materiaal, maar ook om het gebruik van computernetwerken en -technologieën om andere misdrijven zoals fraude en computervredebreuk, bijvoorbeeld hacking met kwade bedoelingen, te vergemakkelijken. Het gebruik van het internet door pedofielen om in contact te komen met kinderen voor on-line en off-line seksuele activiteiten is eveneens een bron van groeiende zorg.

Bij schadelijke inhoud gaat het ofwel om inhoud die door de wet als zodanig is gedefinieerd en op grond daarvan onderworpen is aan maatregelen die de toegang ertoe door minderjarigen dienen te beperken, ofwel gewoonweg om inhoud waarvan de individuele ouders niet willen dat hun kinderen daarmee in contact komen.

De meeste mensen zijn het waarschijnlijk ermee eens dat kinderen niet mogen worden blootgesteld aan media-inhoud die schadelijk voor hen is. Toch biedt zo'n brede consensus nog steeds aanzienlijke ruimte voor discussie over de vraag welke inhoud nu eigenlijk schadelijk is voor kinderen van een bepaalde leeftijd, wie over de algemene regels waaraan de aanbieders van inhoud zich moeten houden mag beslissen en wie over de toepassing van deze regels mag beslissen.

Kinderen hebben natuurlijk niet allemaal dezelfde leeftijd en zelfs binnen een bepaalde leeftijdscategorie reageren kinderen op uiteenlopende wijzen op afbeeldingen van seksuele activiteit of geweld. Verschillende ouders kiezen voor verschillende benaderingen. Het is ook een onderwerp waarop de nationale benaderingen sterk lijken uiteen te lopen.

Behalve de bescherming van minderjarigen spelen wat betreft het veiliger gebruik van internet en on-line technologieën ook kwesties zoals databescherming/privacy, netwerk- en informatieveiligheid en consumentenbescherming een rol. Ook hiervoor zijn op internationaal, communautair en nationaal niveau initiatieven genomen . Bij de maatregelen van het actieplan dient hiermee rekening te worden gehouden.

Zie bijlage.

2.2. Prognose van de toekomstige behoeften

Internet en nieuwe on-line technologieën worden verreweg het meest gebruikt voor nuttige informatieve en recreatieve doeleinden. Dit gebruik zal steeds intensiever en gevarieerder worden. De toepassing van dezelfde technologieën voor de verspreiding van illegale en schadelijke inhoud zal daarmee evenwel gelijke tred houden.

Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de verschillende methoden ter bestrijding van illegale en schadelijke inhoud, maar de behoefte aan een betere coördinatie en ondersteuning van de informatie-uitwisseling en de verspreiding van beste praktijken wordt daardoor niet weggenomen. In de Aanbeveling betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid wordt een voorstel gedaan voor richtsnoeren inzake een raamwerk voor zelfregulering. Het betreft de praktische maatregelen waarvoor financiële steun van de Gemeenschap wenselijk en doeltreffend is, zonder dat de regelgeving daarvoor hoeft de worden aangepast.

De Commissie heeft nog andere andere initiatieven genomen, in het bijzonder wat betreft de bestrijding van computercriminaliteit en kinderporno, het bepalen van de rechtspositie van de tussenhandel, en het voorstellen van maatregelen om de netwerk- en informatieveiligheid te verbeteren.

Zie bijlage.

Op de volgende gebieden moeten nog maatregelen worden getroffen:

(1) Gebruikers moeten de mogelijkheid krijgen aangifte te doen van de verspreiding van illegale inhoud, zodat deze uit de circulatie kan worden gehaald en de overtreders voor de rechter kunnen worden gebracht.

(2) Zelfregulering moet worden bevorderd teneinde de marktspelers flexibele en eerlijke regels te kunnen bieden.

(3) De gebruikers moeten de beschikking krijgen over filtertechnologie zodat zij de confrontatie met schadelijke inhoud kunnen voorkomen.

(4) Het publiek moet beter worden doordrongen van het belang van een veiliger gebruik van internet, met inbegrip van kwesties zoals databescherming/privacy, netwerk- en informatieveiligheid en consumentenbescherming.

Al deze activiteiten zijn met elkaar verweven en zijn niet compleet zijn als ze niet in onderlinge samenhang plaatsvinden.

3. DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN COMMUNAUTAIR OPTREDEN

3.1. De noodzaak van optreden van de Gemeenschap-

De grondreden voor het actieplan, de behoefte aan emancipatie van de gebruiker, is nog steeds geldig. Het betreft een terrein van sociale activiteit die de op economische integratie en technologische vooruitgang gerichte werkzaamheden van de Gemeenschap moet aanvullen en versterken.

Deelnemers aan de workshop van juni 2001 en degenen die in het kader van de tussentijdse programma-evaluatie zijn geraadpleegd hebben zich duidelijk uitgesproken voor voortzetting van de activiteiten van de Gemeenschap. De Commissie dient te fungeren als gangmaker voor Europese en wereldwijde samenwerking. Er dient te worden gestreefd naar een hoge mate van decentralisatie door gebruik te maken van netwerken van nationale spelers.

De Commissie bevindt zich in een goede positie om de hieronder uiteengezette doelstellingen te realiseren en een werkelijk Europese 'kritische massa' te bereiken. De huidige en voorgestelde activiteiten van de EU dienen als aanvulling op en zijn verweven met andere activiteiten, zodat hiervan een synergetische werking uitgaat. In dit verband heeft de Raad in een reeks conclusies duidelijk verklaard dat de nationale initiatieven en de EU-acties elkaar aanvullen en de Commissie aangespoord door te gaan met haar huidige activiteiten.

Conclusies van de 2361e vergadering van de Raad van 21 juni 2001 in Luxemburg:

3.1.1. Contacten met de lidstaten

Er is een aantal nationale initiatieven van start gegaan. Door middel van activiteiten op nationaal niveau en zelfs op regionaal en lokaal niveau kan het best tegemoet worden gekomen aan de eisen van de lokale cultuur en taal en de specifieke behoeften van de gebruikers, en kunnen de bestaande structuren het best worden versterkt. Zonder uitwisseling van ervaringen met anderen die in andere lidstaten op dit terrein actief zijn, bestaat evenwel het gevaar dat 'het wiel opnieuw wordt uitgevonden'. Dit geldt met name in een geglobaliseerde omgeving, waarin de technologie geen grenzen kent.

Naarmate meer lidstaten stappen zetten op dit gebied, is de EU beter in staat te profiteren van inspanningen uit het verleden, benaderingen te helpen herzien en coördineren, en ervaringen uit te wisselen.

3.1.2. Contacten met de kandidaat-lidstaten

Het is wenselijk dat de kandidaat-lidstaten eveneens toegang hebben tot de ervaringen die in de EU zijn opgedaan in het kader van communautaire en nationale programma's en projecten. Ofschoon bilaterale partnerschappen tussen lidstaten en kandidaat-lidstaten denkbaar zijn, zou een door de Gemeenschap gefinancierd programma doeltreffender zijn omdat kan worden voortgebouwd op de beste praktijken van de EU.

3.1.3. Betrekkingen met derde landen en internationale organisaties

Wereldwijde uitdagingen vragen om een wereldwijd antwoord en Europa moet zijn stem laten horen wanneer er gediscussieerd wordt over wat de juiste benadering of oplossing is.

Dit wordt ook duidelijk uit grensverleggende evenementen zoals de ministersconferentie van Bonn met als thema 'Wereldwijde informatienetwerken: Het realiseren van het potentieel', die de Duitse regering en de Commissie in 1997 hebben georganiseerd, en de Internationale conferentie over de bestrijding van kinderporno op het internet, die in 1999 door de Oostenrijkse regering, de Amerikaanse regering en de Commissie gezamenlijk is georganiseerd.

Het wordt ook geïllustreerd door het succes van de internationale top over internetinhoud, die in 1999 door de Bertelsmann Stiftung en het door het actieplan gefinancierde INCORE-project is georganiseerd, alsmede door het feit dat de Verenigde Staten en Australië actief zijn gaan deelnemen aan INHOPE, de vereniging van klachtenlijnen. De Commissie en de deelnemers aan de projecten van het actieplan hebben een actieve rol gespeeld bij de conferentie 'Safe Surfing 2001' in Singapore. In de tweede fase zal op deze successen worden voortgebouwd.

4. GETROKKEN LERING EN CONCLUSIES VOOR DE TOEKOMST

4.1. Resultaten van de tussentijdse evaluatie

Op grond van artikel 6, lid 4, van de beschikking moet de Commissie na twee jaar en aan het eind van de looptijd van het actieplan bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een tevoren door het in artikel 5 bedoelde comité besproken evaluatierapport indienen over de resultaten van de uitvoering van de in bijlage I opgenomen actiepunten. Tevens moet worden verwezen naar algemene gegevens betreffende alle categorieën illegale inhoud. De Commissie kan op basis van deze resultaten voorstellen doen om het actieplan bij te sturen.

De tussentijdse evaluatie is verricht door een bedrijf dat hiervoor gecontracteerd was naar aanleiding van een openbare aanbesteding die door DG Informatiemaatschappij in de zomer van 2000 was uitgeschreven. De evaluatie vond plaats in de periode november 2000 - april 2001. Op 23 november 2001 werd een mededeling (COM (2001) 690) vastgesteld met de reactie van de Commissie op de in de evaluatie naar voren gebrachte punten.

In het evaluatieverslag werden vijftien aanbevelingen gedaan. De voor een eventuele verlenging van het programma meest relevante daarvan worden hieronder nog eens aangehaald:

1) De brede onderverdeling in drie hoofdactiepunten in het huidige IAP (klachtenlijnen & zelfregulering, bewustmaking, en beoordeling en filtering) moet bij verdere acties worden behouden.

2) De actiepunten moeten worden verruimd om de gevolgen van de nieuwe technologie mee te nemen.

3) Het actieplan moet zorgen voor een evenwichtig bereik in termen van behandelde inhoudscategorieën.

12) Overwogen dient te worden in het kader van het actieplan formele regelingen in te stellen om ontwikkelingen in de wet- en regelgeving te traceren.

13) Overwogen dient te worden in het kader van het actieplan formele regelingen in te stellen om technologische en marktontwikkelingen te volgen en evalueren.

15) Er moet in het kader van het actieplan worden overwogen meer banden te leggen met activiteiten en organisaties buiten de EU.

5. VOORUITBLIK

5.1. Nieuwe interactieve technologieën

Op 11 en 12 juni 2001 heeft in Luxemburg een workshop plaatsgevonden. Daar werd gekeken naar de gevolgen van nieuwe interactieve technologieën voor het veiliger gebruik van internet in het tijdsbestek van de komende vijf jaar. De workshop had betrekking op de volgende thema's: nieuwe technologieën, nieuwe gebruikers-/gebruikspatronen, nieuwe media en de vertrouwdheid daarmee, en nieuwe vormen van regelgeving. De deelnemers, die afkomstig waren uit een groot geografische gebied, werden zorgvuldig geselecteerd om voor een hoog niveau van deskundigheid op relevante terreinen te zorgen.

De belangrijkste conclusies luidden onder meer:

- Door nieuwe technologieën, nieuwe gebruikers en nieuwe gebruikspatronen ontstaan er nieuwe risico's en worden bestaande risico's verhoogd, terwijl tegelijkertijd een zee van nieuwe mogelijkheden wordt geopend.

- Er is duidelijk behoefte aan coördinatie op het gebied van het veiliger gebruik van internet, zowel op nationaal als op Europees niveau.

- De Commissie dient te fungeren als gangmaker voor Europese en wereldwijde samenwerking. De samenwerking tussen de EU en de kandidaat-lidstaten moet worden verruimd.

- Er dient te worden gestreefd naar een hoge mate van decentralisatie door gebruik te maken van een netwerk van nationale coördinatoren. De rol van alle betrokkenen, met name van het groeiende aantal aanbieders van on-line inhoud, dient te worden versterkt.

- Er zijn uiteenlopende benaderingen noodzakelijk, die op regelgeving, op zelfregulering of niet op regelgeving gebaseerd zijn en waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in behandeling die voor illegale inhoud enerzijds en schadelijke inhoud anderzijds wenselijk zijn en waarbij de fundamentele rechten op vrijheid van meningsuiting, vrije toegang tot informatie, databescherming en privacy worden gerespecteerd.

- Er is behoeft aan een vervolg op het Actieplan voor een veiliger internet. Bij het eventuele nieuwe programma dient de nadruk te worden gelegd op de zelfregulerings- en niet-regelgevingsaspecten van veiliger internetgebruik.

- Het belangrijkste onderdeel van het nieuwe programma dienen bewustmakingsactiviteiten te zijn. Aanvullende werkzaamheden zijn nodig die tot een beter besef van de aspecten van veiliger internetgebruik moeten leiden, met name voor persoonlijke, interactieve en mobiele toepassingen. Deze op bewustmaking gerichte vervolgactiviteiten dienen te worden gekoppeld met andere acties van de EU inzake media- en internetkennis.

- Er dient meer nadruk te worden gelegd op oplossingen die geschikt zijn voor niet-webgebaseerde afleveringsformaten. Video- en computerspelletjes mogen daarbij niet worden vergeten.

- Bij de beoordeling van inhoud moet rekening worden gehouden met de convergentie door te streven naar een gemeenschappelijke basis voor de beoordeling van gelijksoortige inhoud, ongeacht het afleveringsmechanisme. Ouders hebben behoefte aan een systeem dat gemakkelijk te begrijpen is.

Als eerste stap in de richting van de uitvoering van deze aanbevelingen is in de op 1 november 2001 gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen vermeld dat bewustmakingsactiviteiten zich niet mogen beperken tot internetinhoud die ongeschikt is voor kinderen, maar ook dienen te zijn gericht op verschillende andere categorieën schadelijke inhoud (bijvoorbeeld racisme en vreemdelingenhaat) en nieuwe vormen van interactieve informatie en communicatie die als gevolg van de snelle verspreiding van internet zijn ontstaan (bijvoorbeeld mobiele en bestandsuitwisselingsdiensten, breedbandvideo, instant messaging, chatting, enz.).

6. DE TWEEDE FASE

6.1. Een verlenging met twee jaar

Voorgesteld wordt het huidige actieplan met twee jaar te verlengen, zij het met belangrijke accentverschuivingen, overeenkomstig de bevindingen van zowel de tussentijdse evaluatie als de al genoemde workshop.

De belangrijkste redenen waarom een dergelijke verlenging wenselijk en zelfs noodzakelijk is, luiden als volgt:

- De verschillende nationale initiatieven op het betrokken gebied moeten in een netwerk worden opgenomen en er is behoefte aan coördinatie met andere initiatieven van de Gemeenschap, bijvoorbeeld op het gebied van netwerk- en informatieveiligheid en consumentenbescherming.

- Het is wenselijk een oplossing te vinden voor de gevolgen van nieuwe internettechnologieën en voor internet geschikte platforms en diensten, alsmede van de grotere variatie van on-line inhoud en contacten, zoals duidelijk naar voren is gebracht op de deskundigenworkshop.

- Er zijn besprekingen met de kandidaat-lidstaten gestart teneinde hen geleidelijk bij het actieplan te betrekken. Dit proces zou aanzienlijk kunnen worden versneld als hiermee bij de vervolgactiviteiten uitdrukkelijk rekening wordt gehouden.

- Bij een verlenging kan geprofiteerd worden van de ervaring die vanaf het begin van het programma is opgedaan, door de maatregelen en instrumenten aan te passen.

Andere redenen zijn:

- In lidstaten met een gebrek aan relevante ervaring en infrastructuur moet meer worden gedaan om op hetzelfde niveau te komen wat betreft het besef van het belang van veiliger internetgebruik als in andere landen waar het internet thuis en op school meer wordt gebruikt.

- De rol van de doelgroepen is niet gelijk verdeeld: terwijl door de overheid gesteunde instellingen, universiteiten en gezins- en kinderwelzijnsorganisaties actief bij de uitvoering van het actieplan zijn betrokken, zijn de industrie en de handel ondervertegenwoordigd, met name op het zo belangrijke gebied van bewustmaking: de voorgestelde verlenging van twee jaar zou hen in staat stellen een actievere rol te spelen.

- Door een verlenging zou er meer tijd zijn om een betere zichtbaarheid en duurzamere resultaten te bereiken. Bovendien zouden de deelnemers beter op weg worden geholpen om zelfvoorzienend te worden.

Een bijkomend voordeel van een verlenging met twee jaar is dat er dan meer tijd is om na te gaan of een breder initiatief ten aanzien van de inhoud van internet en de nieuwe on-line media nodig is in het kader van een algemene Europese strategie als vervolg op eEurope. Een van de initiatieven zou kunnen zijn steun voor de ontwikkeling van specifiek op kinderen gerichte Europese inhoud. Tegelijkertijd zou de wenselijkheid van langetermijnfinanciering van verwante activiteiten, zoals de beoordeling van inhoud en onderricht in de nieuwe media, om in te spelen op de convergentie van technologieën en bredere kwesties in verband met on-line veiligheid, zoals consumentenbescherming en netwerkveiligheid, kunnen worden geanalyseerd.

De eindevaluatie van het Actieplan voor een veiliger internet, die voor eind 2002 op het programma staat, zal worden betrokken in deze beoordeling, waarbij ook een grondige evaluatie van de resultaten en effecten van de afzonderlijke projecten van het actieplan mogelijk is. De discussie en de dialoog met de betrokkenen en de vertegenwoordigers van de diverse belangengroepen zullen worden voortgezet.


6.2. Verschillen tussen de eerste en de tweede fase

Om rekening te houden met de ervaring en met nieuwe technologieën is een aantal aanpassingen noodzakelijk, met name:

i.

// Getracht zal worden om door middel van een forum voor een veiliger internet (Safer Internet Forum) tot een betere netwerking te komen tussen al degenen die in de lidstaten op dit gebied actief zijn en tussen de projectdeelnemers voor de verschillende actiepunten, met name op de gebieden klachtenlijnen, bewustmaking, beoordeling van inhoud en zelfregulering.

ii. // Getracht zal worden om de inhoudindustrie en de media een actievere rol te laten spelen en om de samenwerking met door de overheid gesteunde organisaties die op dit terrein actief zijn, te verruimen.

iii. // Er zullen stappen worden genomen om de kandidaat-lidstaten bij lopende activiteiten en de uitwisseling van ervaringen en kennis te betrekken en om de samenwerking en coördinatie met soortgelijke activiteiten in derde landen en van internationale organisaties te verruimen via een ronde tafel die aan het Safer Internet Forum is gekoppeld.

iv. // Het begrip veiliger gebruik zal worden uitgebreid tot nieuwe on-line technologieën, zoals de inhoud van mobiele en breedbandcommunicatie, on-line spelletjes, peer-to-peer uitwisseling van bestanden en alle vormen van real-time communicatie zoals chatting en instant messaging.

v. // Evenzo zal actie worden ondernomen om ervoor te zorgen dat meer categorieën van illegale en schadelijke inhoud worden bestreken, waaronder racisme en geweld, en om het publiek beter te doordringen van het belang van kwesties zoals databescherming/privacy, netwerk- en informatieveiligheid en consumentenbescherming.

6.3. Vergelijking tussen de eerste en de tweede fase

1. Programmaoverzicht

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


2. Actiepunten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. TENUITVOERLEGGING VAN DE ACTIES IN DE TWEEDE FASE

a) Gebruikers in staat stellen aangifte te doen van illegale inhoud

De doeltreffendheid van het bestaande netwerk nog verder verbeteren, nauw samenwerken met bewustmakingsacties gericht op een veiliger internetgebruik, de richtsnoeren inzake beste praktijken aanpassen aan de nieuwe technologie, de dekking van het netwerk in de lidstaten vervolledigen, praktische hulp bieden aan kandidaat-lidstaten die klachtenlijnen willen opzetten en de banden met klachtenlijnen buiten Europa aanhalen.

b) Bevorderen van zelfregulering

De samenwerking op communautair niveau bevorderen door netwerking van de betrokken structuren binnen de lidstaten en door systematische herziening en rapportage over relevante wetgevings- en regelgevingskwesties, systematische informatie verstrekken over relevante ontwikkelingen op het gebied van de technologie en de manier waarop deze wordt gebruikt, hulp bieden aan de kandidaat-lidstaten die zelfreguleringsinstanties willen oprichten en de banden met zelfreguleringsinstanties buiten Europa aanhalen.

c) Gebruikers in staat stellen schadelijke inhoud te mijden

Nadruk op het evalueren van filtersoftware en -diensten (prestaties, bruikbaarheid, geschiktheid voor de Europese markten en nieuwe vormen van digitale inhoud). Voortzetten van de ondersteuning van de ontwikkeling van filtertechnologie in het kader van het onderzoekprogramma van de Gemeenschap in nauwe samenhang met activiteiten op het gebied van filtering binnen het actieplan.

d) Bevorderen van de beoordeling van de gebruikersvriendelijkheid van inhoud

Bijeenbrengen van de industrie en de betrokken partners zoals inhoudleveranciers, regelgevings- en zelfreguleringsinstanties, software-ontwikkelaars en beoordelingsinstanties voor internetinhoud en consumentenverenigingen teneinde gunstige voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling en toepassing van beoordelingssytemen die begrijpelijk en gemakkelijk toepasbaar zijn voor inhoudleveranciers en consumenten, die ouders en onderwijzers de nodige informatie leveren om beslissingen te nemen conform hun culturele en linguïstische waarden en waarbij rekening wordt gehouden met de convergentie van telecommunicatie, audiovisuele media en informatietechnologie.

e) Het besef van het belang van een veiliger internetgebruik verhogen

De uitwisseling van beste praktijken over onderwijs in de nieuwe media ondersteunen door het opzetten van een samenhangend Europees netwerk voor de verhoging van het besef van het belang van een veiliger gebruik van internet en nieuwe on-line technologieën, ondersteund door een uitgebreid transnationaal depot (webportaal) voor voorlichtings- en bewustmakingsmateriaal en toegepast sociologisch onderzoek naar het gebruik van nieuwe technologieën door kinderen waarbij alle belanghebbende partijen (onderwijs, officiële en vrijwilligersorganisaties op het gebied van kinderwelzijn, organisaties van ouders, industrie en politiediensten) zijn betrokken teneinde nieuwe educatieve en technologische middelen te ontdekken die hun bescherming kunnen bieden. Het netwerk zal ook de kandidaat-lidstaten ondersteunen die bewustmakingsinitiatieven willen gaan ontplooien en zal de samenwerking met bewustmakingsactiviteiten buiten Europa verruimen.

7.1. Tenuitvoerlegging

De gekozen benadering berust op een betere netwerking en informatie-uitwisseling tussen degenen die op dit gebied actief zijn, uitgaande van de resultaten die met het actieplan zijn bereikt. Bij de activiteiten zal rekening worden gehouden met het wereldwijde karakter van internet door het toepassingsgebied uit te breiden tot de kandidaat-lidstaten en de grote spelers in derde landen. Er zal gebruik worden gemaakt van twee verschillende soorten instrumenten: samenwerking en financiële ondersteuning van projecten.

7.1.1. Samenwerking

Er zal gebruik zal worden gemaakt van de open samenwerkingsmethode om gemeenschappelijke richtsnoeren en doelstellingen te formuleren en monitorprocedures vast te leggen, alsmede, waar nodig, benchmarks die op overeengekomen indicatoren zijn gebaseerd. Er zal een EU-forum voor een veiliger internet (Safer Internet Forum) worden opgericht. In alle lidstaten zullen in overleg met de bevoegde autoriteiten geschikte nationale centra worden aangewezen. Deze nationale centra zullen fungeren als gesprekspartners voor de Commissie wat betreft het veiliger gebruik van internet en nieuwe on-line technologieën. De nationale centra zullen ervoor zorgen dat de Commissie en de overige lidstaten op de hoogte worden gehouden van nationale beleidsinitiatieven en voorbeelden van beste praktijken.

Het forum zal er eveneens voor zorgen dat de belangrijkste verenigingen, bedrijven en overheidsinstellingen kennis hebben van, geraadpleegd worden over en bijdragen tot initiatieven op het gebied van een veiliger internetgebruik die binnen de EU en in internationaal verband worden ontplooid.

De internationale samenwerking zal worden verbeterd door middel van een Ronde Tafel onder de hoede na het forum teneinde te zorgen voor de uitwisseling van informatie over beste praktijken.

7.1.2. Projecten

Gekozen is voor een combinatie van financiële instrumenten namelijk projecten voor gezamenlijke rekening, waarvoor een ruime variatie van vaardigheden en partners een vereiste is, en voor 100% gefinancierde projecten, doorgaans dienstverleningscontracten voor bepaalde taken waarvoor specialistische vaardigheden en logistieke steun noodzakelijk zijn, met name om de extra kosten van grensoverschrijdende samenwerking en netwerking te dekken. Voor de selectie en het beheer van deze projecten zullen de gebruikelijke procedures (uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen) worden gevolgd.

8. VOOR DE TWEEDE FASE NOODZAKELIJKE MIDDELEN (2003 - 2004)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Nadere bijzonderheden zijn in het financieel memorandum opgenomen.


BIJLAGE

1. gerelateerde eu-programma's

STOP II // Een stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor mensen die betrokken zijn bij de strijd tegen de mensenhandel en de seksuele uitbuiting van kinderen. In 2000 is in het kader van het programma STOP een internationale conferentie over de bestrijding van kinderporno op internet gefinancierd als vervolg op een soortgelijke conferentie die in 1999 in Wenen heeft plaatsgevonden. Deze conferentie had betrekking op cruciale gerechtelijke internationale aspecten van het verschijnsel. In het kader van het programma werd ook het project COPINE gefinancierd en een vervolg daarop, waarbij het gedrag van verzamelaars van kinderporno werd geanalyseerd en een operationele database van kinderporno werd opgezet met behulp van automatische indexerings- en zoeksystemen.

DAPHNE // Het programma Daphne voor de periode 2000-2003 is een preventieve actie van de Europese Gemeenschap ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen. Geweld dient hier in de ruimste zin van het woord te worden geïnterpreteerd, van seksueel misbruik tot geweld thuis, van commerciële exploitatie tot pesten op school, van mensenhandel tot op discriminatie gebaseerd geweld tegen gehandicapten, minderheden, migranten en andere kwetsbare groepen. In het kader van DAPHNE wordt een project ter identificatie van slachtoffers van kinderporno gefinancierd.

eCONTENT // Het eContent-programma levert als onderdeel van het eEurope-actieplan een bijdrage tot de derde doelstelling ervan 'Het stimuleren van het internetgebruik'. Het doel van het eContent-programma is de productie, de verspreiding en het gebruik van Europese digitale inhoud op de wereldwijde netwerken te ondersteunen. Het eContent-programma is gebaseerd op drie grote actielijnen waarvoor de toegevoegde waarde voor de EU kan worden gemaximaliseerd: bevordering van de toegang tot en stimulering van het gebruik van overheidsinformatie, bevordering van de productie van inhoud in een meertalige en multiculturele omgeving, versterking van de dynamiek van de markt voor digitale inhoud.

IST-programma (Technologieën van de informatie-maatschappij) // Toegang, filtering, analyse en verwerking van informatie (IAF): De algemene doelstelling van IAF is de ontwikkeling van geavanceerde hulpmiddelen en technieken voor het beheer van multimedia-inhoud ten behoeve van de emancipatie van de gebruiker. IAF is voorts gericht op audiovisuele inhoud die vandaag de dag nog via internetstreaming, CD's of DVD's wordt verspreid, maar die in de komende jaren ook via moderne tv-systemen, multimedia-apparatuur voor thuisgebruik en draadloze multimedianetwerken zal worden verspreid.

eLEARNING // De Commissie heeft het eLearning-initiatief vastgesteld om onderwijs- en opleidingsystemen af te stemmen op de kenniseconomie en de digitale cultuur. Dit initiatief omvat vier componenten: het uitrusten van scholen met multimediacomputers, het onderwijzend personeel in Europa vertrouwd maken met digitale technologieën, het ontwikkelen van Europese onderwijsdiensten en software, en het versnellen van de netwerkvorming van scholen en onderwijzend personeel. Scholen behoren tot de plaatsen waar de bewustmaking ten aanzien van illegale en schadelijke inhoud en de middelen om die te bestrijden erg belangrijk zijn. Het netwerk dat in het kader van 'Leren in de informatiemaatschappij' is opgericht, zal een kanaal zijn voor de verspreiding van inhoud die voor het Actieplan ter bevordering van een veiliger internet wordt gecreëerd. In het kader van het in 2001 door het European School Net georganiseerde eSchola-evenement vond er een discussie plaats over de veiligheid van internet.


2. gerelateerde eu-beleidsinitiatieven

Aanbeveling betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid // De aanbeveling bevat richtsnoeren voor de ontwikkeling van nationale zelfregulering op het gebied van de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid. Zelfregulering is gebaseerd op drie hoofdelementen: ten eerste de medewerking van alle betrokken partijen (overheid, industrie, aanbieders van diensten en toegang, gebruikersverenigingen) bij het opstellen van gedragscodes; ten tweede de toepassing van de gedragscodes door de industrie; ten derde de evaluatie van de genomen maatregelen.

Mededeling betreffende computercriminaliteit // De Commissie heeft een mededeling vastgesteld met de titel 'De informatiemaatschappij veiliger maken door de informatie-infrastructuur beter te beveiligen en computercriminaliteit te bestrijden' (COM(2000) 890, waarin wordt ingegaan op de noodzaak van een allesomvattend beleidsinitiatief en de mogelijke vormen waarin een dergelijk initiatief kan worden gegoten in de context van de bredere doelstellingen ten aanzien van de informatiemaatschappij en de vrijheid, veiligheid en gerechtigheid met de bedoeling om de beveiliging van de informatie-infrastructuur te verbeteren en de computercriminaliteit te bestrijden met eerbiediging van de verbintenissen die de Europese Unie is aangegaan om de fundamentele mensenrechten te respecteren. Voorts werd hierin een aantal initiatieven in de sfeer van de wetgeving en daarbuiten aangekondigd.

Kaderbesluit inzake kinderpornografie // Naar aanleiding van het besluit ter bestrijding van kinderpornografie op internet, een maatregel in het kader van de 'tweede pilaar' van het EU-verdrag (samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken), waarin de lidstaten wordt verzocht een aantal stappen te zetten om de doeltreffendheid van de wetshandhaving ten aanzien van kinderporno op internet te verbeteren en de samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten te stimuleren, is de Commissie met een voorstel gekomen voor een kaderbesluit waarin de elementen die in het strafrecht van alle lidstaten moeten voorkomen, worden gedefinieerd, waaronder doeltreffende, evenredige en ontmoedigende sancties.

Mededeling over netwerk- en informatieveiligheid // Hierin wordt een voorstel gedaan voor een Europees beleid dat gericht is op de verbetering van de netwerk- en informatieveiligheid. Het is gebaseerd op een analyse van de noodzaak om de door de markt aangeboden oplossingen aan te vullen met een aantal beleidsmaatregelen. Er wordt een aantal concrete beleidsmaatregelen opgesomd, waarom op de Europese Raad van Stockholm was gevraagd. Het beleidsvoorstel moet worden gezien als een integrerend deel van het bestaande beleidskader voor elektronische communicatiediensten en gegevensbescherming en ook - meer recentelijk - van het beleid ten aanzien van computercriminaliteit.

Transparantierichtlijn // Richtlijn 98/48/EG voorziet in een kennisgeving door de lidstaten van nieuwe maatregelen met betrekking tot de diensten van de informatiemaatschappij en in een mechanisme voor de behandeling van eventuele bezwaren van de Commissie of van andere lidstaten.

Richtlijn Elektronische handel // Richtlijn 2000/31/EG heeft betrekking op een aantal juridische aspecten van elektronische handel, met inbegrip van commerciële communicatie, elektronische contracten, transparantievereisten, en aansprakelijkheid van internetdienstverleners die als tussenpersoon optreden. Voorts stimuleert de richtlijn de vaststelling van gedragscodes.

Gegevensbescherming/privacy // In Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens zijn regels neergelegd voor de verzameling van persoongegevens, de kennisgeving aan de betrokkene, het recht op toegang tot de gegevens en schadevergoeding, die van toepassing zijn op de gegevens van internetgebruikers en de bescherming van hun recht op privacy bij het surfen op internet. Richtlijn 95/46/EG bepaalt dat passende technische en organisatorische maatregelen moeten worden getroffen om de verwerkte gegevens te beveiligen. Vooral dit is van belang om een veiliger gebruik van internet te kunnen garanderen en promoten. Daarnaast schrijft ook Richtlijn 97/66/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector een aantal specifieke veiligheidsmaatregelen voor. Deze richtlijn moet de vertrouwelijkheid van het communicatieverkeer, waaronder elektronische post, garanderen, en stelt eisen aan telefoonlijsten en het gebruik van elektronische post voor marketing-doeleinden. De Commissie is met een voorstel gekomen voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, die in de plaats zal komen van Richtlijn 97/66/EG teneinde deze aan te passen aan de tijd.

eConfidence-initiatief // In mei 2000 heeft commissielid Byrne het eConfidence-initiatief gelanceerd, waarmee wordt ingespeeld op de behoefte aan een duidelijk mechanisme om het vertrouwen van de consument in elektronische handel te verhogen. Het doel van dit initiatief is om door middel van gecoördineerde regelgeving normen vast te stellen voor betrouwbaarheidsmerken met behulp waarvan de consument gemakkelijker kan bepalen welke websites hij kan vertrouwen.

3. andere gerelateerde beleidsinitiatieven

RAAD VAN EUROPA

Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden // Artikel 10 van dit verdrag bepaalt dat iedereen het recht op vrije meningsuiting heeft. Dit recht omvat tevens het recht op vrije meningsvorming en op het ontvangen en verstrekken van informatie en ideeën zonder daarin te worden gehinderd door de overheid, ook over de landsgrenzen heen. Artikel 8 bepaalt dat iedereen het recht heeft op bescherming van zijn persoonlijke en gezinsleven, zijn huis en haard en zijn correspondentie. Hierop zijn bepaalde uitzonderingen toegestaan die in of krachtens de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn.

Verdrag tot bescherming van personen ter zake van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens // Verdrag nr. 108, zie ook Aanbeveling nr. R (99) 5 van het Comité van ministers aan de lidstaten met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op internet met het aanhangsel: Richtsnoeren voor de bescherming van het individu met betrekking tot de inzameling en verwerking van persoonsgegevens op de informatiesnelwegen, die in de gedragscodes kan worden opgenomen of daar kan worden bijgevoegd.

Verdrag inzake computercriminaliteit // Het doel van het verdrag is de opsporing, het onderzoek en de vervolging van computercriminaliteit op binnenlands en internationaal niveau te bevorderen en te voorzien in regelingen voor snelle en betrouwbare internationale samenwerking. Het verdrag kan ook worden ondertekend door landen die geen lid zijn van de Raad van Europa. De Europese Commissie heeft bij dit verdrag een actieve rol gespeeld, net als de VS, Canada en Japan. Het verdrag heeft dekt zowel het materieel recht (inbreuken op de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van computergegevens en -systemen, inbreuken waarbij computers worden gebruikt, en kinderporno) als op het formele recht (bewaring, huiszoeking, inbeslagneming en real-time inzameling van computergegevens en internationale samenwerking, waaronder uitwijzing, wederzijdse hulpverlening, en een contactadres dat 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week bereikbaar is).

G8

"Lyon-group" // Tienpuntenactieplan, Washington, december 1997. Oprichting van een contactpunt dat 24 uur per dag bereikbaar is.

UNESCO

Kinderpornografie en pedofilie op internet // Opzetten van het 'Innocence in Danger'-netwerk naar aanleiding van de UNESCO-conferentie van 18-19 januari 1999 in Parijs over kinderpornografie en pedofilie, waaraan de Commissie heeft deelgenomen en waarop de UNESCO-leden een voorstel hebben gedaan voor een actieplan als follow-up.