Ontwerp van rijkswet - Wijziging van het Wetboek van Militair Strafrecht in verband met de herziening van het militair tuchtrecht en ter afschaffing van de doodstraf

TITEL III. MISDRIJVEN WAARDOOR DE MILITAIR ZICH AAN DE VERVUL-LING VAN DIENSTVERPLICHTINGEN ONTTREKT

Artikel 96

Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar wordt gestraft de militair wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van oorlog aan zijn schuld is te wijten: 1°. indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht dan wel de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad; 2°. indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt.

Artikel 97

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden wordt gestraft de militair wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van oorlog aan zijn schuld is te wijten: 1°. indien hij daardoor niet kan deelnemen aan een gevecht met de vijand; 2°. indien hij daardoor een reis naar of van een plaats buiten het Koninkrijk of naar een plaats in een ander rijksdeel die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, is bevolen, geheel of gedeeltelijk niet meemaakt.

Artikel 98

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft de militair die zich in tijd van vrede schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid: 1°. indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht dan wel de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad; 2°. indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt.

Artikel 99

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft de militair die zich in tijd van oorlog schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid: 1°. indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht dan wel de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad; 2°. indien de afwezigheid langer dan twee dagen duurt.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

Artikel 100

Als schuldig aan desertie wordt gestraft de militair: 1°. die zich verwijdert met het oogmerk om zich voorgoed aan zijn dienstverplichtingen te onttrekken, het oorlogsgevaar te ontgaan, naar de vijand over te lopen of, zonder daartoe gemachtigd te zijn, bij een andere mogendheid in krijgsdienst te treden; 2°. wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede langer dan dertig, in tijd van oorlog langer dan zeven dagen duurt; 3°. die zich schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid en daardoor een bevolen reis, bedoeld in artikel 97, onder 2, niet of niet geheel meemaakt. Desertie, in tijd van vrede gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Desertie, in tijd van oorlog gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaar en zes maanden.

Artikel 101

Het maximum der in de artikelen 98-100 gestelde straffen wordt verdubbeid: 1°. indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen; 2°. indien de schuldige bevelvoerend militair is; 3°. indien hij het misdrijf pleegt terwijl hij dienst doet; 4°. indien hij zich naar of in het buitenland verwijdert; 5°. indien hij, zich van een vaartuig van de krijgsmacht verwijderende, het misdrijf pleegt met behulp van een tot de krijgsmacht behorende sloep of ander licht vaartuig; 6°. indien hij het misdrijf pleegt met medeneming van een ten behoeve van de krijgsmacht gebruikt luchtvaartuig of motorvoertuig, een wapen of munitie.

Artikel 102

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt gestraft: 1°. desertie naar de vijand; 2°. desertie met het oogmerk om in een door de schuldige aanstaand geachte oorlog van het Koninkrijk met een andere mogendheid of macht bij deze in krijgsdienst te treden.

Artikel 103

Naar de onderscheidingen, gemaakt in de artikelen 98-102 en met de daarbij gestelde straffen wordt gestraft de militair die zich opzettelijk door een listige kunstgreep of een samenweefsel van verdichtsels aan de vervulling van zijn dienstverplichtingen onttrekt of die zich opzettelijk daarvoor ongeschikt maakt of laat maken. Bij de toepassing van het eerste lid wordt met afwezigheid, bedoeld in de artikelen 98-102, gelijkgesteld de tijd, gedurende welke de militair zijn dienstverplichtingen niet heeft vervuld.

Artikel 104

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft hij die opzettelijk een militair op diens verzoek voor de vervulling van dienstverplictv tingen ongeschikt maakt. Indien het feit wordt begaan in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren opgelegd. Indien het feit de dood ten gevolge heeft wordt gevangenisstaf van ten hoogste zes jaren opgelegd.

Tweede Kamerzitting 1980-1981,16813 (R1165), nr. 3

Artikel 105

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar wordt gestraft de militair die zich opzettelijk aan de vervulling van een bepaalde soort van dienstverplichtingen onttrekt of zich opzettelijk daarvoor ongeschikt maakt of laat maken, indien daardoor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, dan wel de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht, dan wel de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren opgelegd.

Artikel 106

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft de militair die zich opzettelijk aan een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid onttrekt of zich opzettelijk daarvoor ongeschikt maakt of laat maken, indien daardoor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht, de uitvoering van een operatie of oefening, dan wel de veiligheid is of kan worden geschaad. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren opgelegd. Indien het feit wordt gepleegd op een door de vijand aangevallen of met aanval bedreigde plaats, dan wel op een voor de oorlogvoering essentiële plaats, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel 107

Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft de militair aan wiens schuld het is te wijten dat hij een bijzondere verplichting betreffende de waarkzaamheid of veiligheid niet vervult of niet in staat is te vervullen, in-dien daardoor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht, de uitvoering van een operatie of oefening, dan wel de veiligheid is of kan worden geschaad. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden opgelegd. Indien het feit wordt gepleegd op een door de vijand aangevallen of met aanval bedreigde plaats, dan wel op een voor de oorlogvoering essentiële plaats, wordt gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar opgelegd.

Artikel 108

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft de militair die opzettelijk niet voldoet aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden worden opgelegd.

Artikel 109

Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden wordt gestraft de militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij niet voldoet aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (

FM 165), nr. 3

Artikel 110

Hij die een verlofpas valselijk opmaakt of vervalst, of die zodanig stuk op een valse naam of voornaam of met aanwijzing van een valse hoedanigheid doet afgeven, met het oogmerk om het te gebruiken of door een militair te doen gebruiken als ware het echt en onvervalst of als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Met gelijke straf wordt gestraft de militair die opzettelijk gebruik maakt van een valse of vervalste verlofpas als ware hij echt en onvervalst of als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid.

Artikel 111

De militair die opzettelijk van eens anders reispas, veiligheidskaart, reisorder of verlofpas gebruik maakt, als ware hij de daarin genoemde persoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden.

Artikel 112

Indien een der misdrijven, omschreven in de artikelen 110 en 111 van dit wetboek of in de artikelen 228, 229 of 231 van het Wetboek van Strafrecht, door een militair in tijd van oorlog wordt gepleegd ten einde het misdrijf van desertie gemakkelijk te maken, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel 113

De samenspanning tot een der in deze titel omschreven misdrijven wordt gestraft als de poging. Artikel 83 is toepasselijk.

Artikel 114

Onder zich verwijderen wordt in deze titel mede begrepen het zich schuilhouden of zich niet bevinden op de plaats, waar de militair zijn dienstverplichtingen behoort te vervullen. Onder afwezigheid wordt verstaan het afwezig zijn van de in het vorige lid bedoelde plaats. De afwezigheid wordt geacht te zijn beëindigd op het tijdstip dat de militair wederom ter beschikking van de militaire autoriteiten is. Onder ongeoorloofde afwezigheid wordt mede begrepen de afwezigheid van de militair die nalatig is geweest in de uitvoering van de door Ons opgelegde verplichtingen of de door Onze Minister vastgestelde regelen voor het geval van verhindering tot dienstverrichting.

TITEL IV. MISDRIJVEN WAARDOOR DE MILITAIR HET FUNCTIONEREN VAN DE KRIJGSMACHT BELEMMERT

Artikel 115

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en negen maanden wordt gestraft hij die door het stelselmatig niet nakomen van dienstverplichtingen het functioneren van de krijgsmacht belemmert. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren worden opgelegd.

Artikel 116

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft de militair die het functioneren van de krijgsmacht belemmert door in gezamenlijk verband met een of meer militairen opzettelijk dienstverplichtingen niet na te komen.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren worden opgelegd.

Artikel 117

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft de militair die opzettelijk wederrechtelijk de uitvoering van enige maatregel belet of belemmert, indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht dan wel de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren worden opgelegd.

Artikel 118

Als schuldig aan feitelijke insubordinatie wordt met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren gestraft de militair die opzettelijk met geweld of bedreiging met geweld hetzij zich tegen een meerdere in de uitoefening van diens functie verzet, hetzij hem de vrijheid in die uitoefening ontneemt, hetzij hem dwingt enige dienst te verrichten of na te laten. De schuldige wordt gestraft: 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren, indien het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben; 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben; 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij de dood ten gevolge hebben.

Artikel 119

Feitelijke insubordinatie, door twee of meer militairen met verenigde krachten gepleegd, wordt, als muiterij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren. De schuldige wordt gestraft: 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben; 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben; 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren, indien zij de dood ten gevolge hebben.

Artikel 120

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt gestraft: 1°. feitelijke insubordinatie in tijd van oorlog; 2°. muiterij aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig van de krijgsmacht dat zich ergens bevindt waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is.

Artikel 121

Wanneer vijf of meer militairen samenrotten om in vereniging hun plicht te verzaken, worden zij, indien het tot enige feitelijkheid of bedreiging daarmede gekomen is, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de bijzondere door hem bedreven feiten, als schuldig aan militair oproer, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren. Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

Artikel 122

De belhamels onder de deelnemers aan militair oproer worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel 123

De deelnemers aan samenrotting om in vereniging hun plicht te verzaken die tot de orde terugkeren, voordat tot enige feitelijkheid of bedreiging daarmede gekomen is, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren. Indien de samenrotting is gepleegd in tijd van oorlog worden de schuldigen gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden. Ten aanzien van de belhamels wordt het maximum der in het eerste en tweede lid gestelde straffen verdubbeld.

Artikel 124

De samenspanning tot een der in de artikelen 115-117,119, 120, onder 2°, en 121 omschreven misdrijven wordt gestraft als de poging. Artikel 83 is toepasselijk.

Artikel 125

Ten aanzien van de in deze titel omschreven feiten wordt een troepenafdeling, belast met wacht-en patrouilledienst, of een schildwacht gelijkgesteld met een meerdere, behalve in geval het feit is begaan door hem aan wie zij, als zodanig, ondergeschikt zijn.

TITEL V. SCHENDING VAN HET DIENSTBEVEL

Artikel 126

Onder een dienstbevel wordt verstaan een bevel dat enig militair dienstbelang betreft en gegeven is door een daartoe bevoegde meerdere aan een mindere. Een meerdere is bevoegd in de zin van het eerste lid: a. indien hij ingevolge de organisatie in de krijgsmacht een functie vervult boven die van de mindere tot wie het bevel gericht is; b. buiten de gevallen als bedoeld onder a, indien hij een bijzondere bevoegdheid tot het geven van bevelen ontleent aan een beschikking van het bevoegd gezag; c. buiten de gevallen als bedoeld onder a en b, indien optreden door het gevan van een bevel noodzakelijk is.

Artikel 127

De militair die opzettelijk een dienstbevel niet opvolgt, wordt gestraft: 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is; 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

Artikel 128

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en negen maanden wordt gestraft de militair die opzettelijk een dienstbevel niet opvolgt, indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht dan wel de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad. Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Het maximum der in het eerste en tweede lid gestelde straffen wordt verdubbeld: 1°. indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen; 2°. indien de schuldige tevens een andere militair tot het misdrijf aanzet; 3°. indien hij het misdrijf pleegt bij een gevecht met de vijand.

Artikel 129

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren wordt gestraft de militair die opzettelijk een dienstbevel om aan een gevecht met de vijand deel te nemen, of tegenover deze stand te houden, niet opvolgt.

Artikel 130

De militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij een dienstbevel niet opvolgt, wordt gestraft: 1°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat; 2°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat; 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien daarvan levensgevaar voor -en ander te duchten is; 4°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad en het feit is gepleegd in tijd van oorlog; 5°. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien het feit een bevel betrof om aan een gevecht met de vijand deel te nemen of tegenover deze stand te houden.

Artikel 131

Een feit, bedoeld in de artikelen 127-130, is niet strafbaar, indien de bevolen gedraging onrechtmatig is.

Artikel 132

Niet strafbaar is de militair die een feit begaat, genoemd in de artikelen 127-129, indien hij de bevolen gedraging te goeder trouw als onrechtmatig beschouwde.

Artikel 133

Een feit, bedoeld in de artikelen 127-130, is niet strafbaar, indien onderling strijdige dienstbevelen zijn gegeven en het niet opgevolgde dienstbevel voorafgaat aan het laatst gehandhaafde.

Artikel 134

De samenspanning tot het niet opvolgen van een dienstbevel wordt gestraft als de poging. Artikel 83 is toepasselijk.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

Artikel 135

Artikel 125 vindt ten aanzien van deze titel overeenkomstige toepassing.

TITEL VI. SCHENDING VAN HET DIENSTVOORSCHRIFT

Artikel 136

Onder dienstvoorschrift wordt verstaan een bij of krachtens algemene maatregel van Rijksbestuur gegeven schriftelijk besluit van algemene strekking dat enig militair dienstbelang betreft en een tot de militair gericht ge-of verbod bevat.

Artikel 137

De militair die opzettelijk een dienstvoorschrift niet opvolgt wordt gestraft: 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste eenjaar en negen maanden, in-dien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht dan wel de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad; 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is; 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is; 4°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft. Indien het feit bedoeld onder 1° is gepleegd in tijd van oorlog, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel 138

De militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij een dienstvoorschrift niet opvolgt, wordt gestraft: 1°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat; 2°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat; 3°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft; 4°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht danwei de uitvoering van een operatie of oefening is of kan worden geschaad en het feit is gepleegd in tijd van oorlog.

Artikel 139

Een feit, bedoeld in een van beide voorgaande artikelen, is niet strafbaar indien een van het dienstvoorschrift afwijkend dienstbevel is opgevolgd.

TITEL VII. DIENSTWEIGERING

Artikel 140

De militair die weigert of opzettelijk nalaat iedere dienst, van welke soort ook, te verrichten wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

TITEL VIII. MISDRIJVEN TEGEN DE PERSOON

Artikel 141

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft de militair die opzettelijk een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, feitelijk bedreigt met geweld of feitelijk aanrandt.

Artikel 142

Indien een in de artikelen 300-303 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld misdrijf door een militair wordt gepleegd tegen een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, kunnen de in die artikelen bepaalde straffen met een derde worden verhoogd.

Artikel 143

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren worden gestraft de militairen die in tijd van oorlog met verenigde krachten geweld tegen een of meer personen plegen en bij het plegen van het feit misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun als militair gegeven. Met gelijke straf worden gestraft de in artikel van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen die gelijke handelingen plegen en daarbij misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun door hun betrekking tot de krijgsmacht gegeven. Artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht blijft buiten toepassing.

Artikel 144

Hij, die geweld pleegt tegen een dode, zieke of gewonde, behorende tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren. Onder hen, die behoren tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen, worden voor de toepassing van dit artikel gerekend allen, die bij deze krijgsmacht in dienstbetrekking zijn of haar met toestemming van de militaire overheid vergezellen of volgen.

TITEL IX. AMBTSMISDRIJVEN

Artikel 145

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft hij die opzettelijk een mededeling, die hij uit hoofde van zijn ambt moet doen, niet of onjuist doet, indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht, de uitvoering van een operatie of oefening, dan wel de veiligheid van de Staat is of kan worden geschaad. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren worden opgelegd.

Artikel 146

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft hij aan wiens schuld het is te wijten dat hij in tijd van oorlog een mededeling, die hij uit hoofde van zijn ambt moet doen, niet of onjuist doet, indien daardoor de operationele gereedheid van enig onderdeel van de krijgsmacht, de uitvoering van een operatie of oefening, dan wel de veiligheid van de Staat is of kan worden geschaad.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16813 (R1165), nr. 3

Artikel 147

De samenspanning tot het in artikel 145 omschreven misdrijf wordt gestraft als de poging. Artikel 83 is toepasselijk.

Artikel 148

Indien het in artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf wordt gepleegd door een militair kan de in dat artikel bepaalde straf met een derde worden verhoogd.

Artikel 149

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren wordt gestraft de militair die een andere militair opzettelijk door gift, belofte, bedreiging of misleiding weerhoudt van het doen van een klacht of aangifte ter zake van een strafbaar feit.

Artikel 150

De militair die opzettelijk toelaat, dat een mindere een misdrijf pleegt, of die, getuige van een door een mindere gepleegd misdrijf, opzettelijk nalaat maatregelen te nemen, voorzover die nodig zijn en van hem kunnen worden gevergd, wordt gestraft als de medeplichtige.

Artikel 151

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden wordt gestraft de militair die opzettelijk nalaat maatregelen te nemen, voorzover die nodig zijn en kunnen worden gevergd, indien een onder bevelen staande militair, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, een misdrijf pleegt of voornemens is te plegen.

Artikel 152

De militair die opzettelijk een mindere een bevel geeft, inhoudende het plegen van een misdrijf, wordt, indien het bevel is uitgevoerd, als dader van dat misdrijf gestraft. Indien een bevel als in het eerste lid bedoeld niet is uitgevoerd, wordt de meerdere gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren, echter met dien verstande dat nooit een zwaardere straf mag worden uitgesproken dan terzake van poging tot het bevolen misdrijf, of, indien zodanige poging niet strafbaar is, ter zake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd.

TITEL X. MISDRIJVEN TEGEN DE OPENBARE ORDE

Artikel 153

Hij die kennis draagt van enige in dit wetboek strafbaar gestelde samenspanning tot misdrijf of van een voornemen tot het plegen van een misdrijf ter zake waarvan levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd of van een misdrijf tegen de veiligheid van de Staat, desertie in tijd van oorlog, feitelijke insubordinatie of militair oproer, en op een tijdstip, waarop het begaan van het misdrijf nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig kennis te geven hetzij aan de overheid, hetzij aan de bedreigde, wordt, indien het misdrijf is gevolgd, gestraft als de medeplichtige. Met gelijke straf wordt gestraft hij die kennis draagt van enig in het eerste lid vermeld reeds gepleegd misdrijf, en op een tijdstip, waarop de gevolgen nog kunnen worden afgewend, opzettelijk nalaat daarvan kennis te doen.

Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16813 (R1165), nr. 3

Artikel 154

Het vorig artikel is niet van toepassing op hem die door de kennisgeving gevaar voor een strafvervolging zou doen ontstaan voor zichzelf, voor een van zijn bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn, voor zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot, of voor een ander, bij wiens vervolging hij zich, uit hoofde van zijn ambt of beroep, van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschonen.

Artikel 155

Hij die, mondeling of bij geschrifte, een militair opruit tot enig misdrijf, in dit wetboek omschreven of door hem te begaan onder een der in artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijfjaren. De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien de opruiing betreft een der misdrijven omschreven in de artikelen 92-101 of 121 van het Wetboek van Strafrecht, desertie, strafbare schending van een dienstbevel in tijd van oorlog, muiterij of militair oproer buiten tijd van oorlog. De schuldige wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren: 1°. indien de opruiing geschiedt in tijd van oorlog en zij betreft een der in artikelen 92 en 93 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven, militair verraad, desertie in een der in artikel 102 omschreven gevallen, schending van een dienstbevel als bedoeld in artikel 129, muiterij, militair oproer of een der in artikelen 143 en 163 omschreven misdrijven; 2°. indien de opruiing geschiedt aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig der krijgsmacht, zich ergens bevindende waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is, en zij muiterij of militair oproer betreft. Met gelijke straffen wordt gestraft hij die een der in dit artikel vermelde geschriften, waarvan hij de inhoud kent, verspreidt, tentoonstelt, aanslaat of ter verspreiding in voorraad heeft.

F De titels VI en VII worden samengevoegd tot één nieuwe titel waarvan het opschrift wordt gelezen:

TITEL XI. MISDRIJVEN MET BETREKKING TOT GOEDEREN

G De artikelen 151 en 152 worden vernummerd tot 156 en 157.

H Artikel 153 wordt vernummerd tot 158, en als volgt gelezen:

Artikel 158

Met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren wordt, als schuldig aan plundering, gestraft: 1°. de militair die in tijd van oorlog bij het plegen van diefstal misbruik maakt of dreigt te maken van macht, gelegenheid of middel, hem als militair gegeven; 2°. de persoon, behorende tot de in artikel van de Wet militaire strafrechtspraak genoemden, die bij het plegen van diefstal misbruik maakt of dreigt te maken van macht, gelegenheid of middel, hem door zijn betrekking tot de krijgsmacht gegeven;

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

3°. hij die diefstal pleegt aan of tegen een dode, zieke of verwonde, behorende tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen. Onder hen, die behoren tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen, worden voor de toepassing van deze bepaling gerekend allen, die bij deze krijgsmacht in dienstbetrekking zijn of haar met toestemming van de militaire overheid vergezellen of volgen. Indien het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen, worden de schuldigen gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel 155 vervalt.

J Artikel 156 wordt vernummerd tot 159, en als volgt gelezen: De samenspanning tot een der in de artikelen 156-158 omschreven misdrijven wordt gestraft als de poging. Artikel 83 is toepasselijk.

K De artikelen 157 en 158 worden vernummerd tot 160 en 161.

L Artikel 159 wordt vernummerd tot 162, en als volgt gelezen:

Artikel 162

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een dier, dat ten behoeve van de krijgsmacht wordt gebruikt, doodt, beschadigt, voor de dienst ongeschikt maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Indien hij het feit pleegt in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren worden opgelegd.

M Ingevoegd wordt een artikel, luidende:

Artikel 163

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren worden gestraft de militairen die in tijd van oorlog met verenigde krachten opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of gedeeltelijk aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken, en bij het plegen van dat feit misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun als militair gegeven. Met gelijke straf worden gestraft de in artikel van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen die gelijke handelingen plegen en daarbij misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun door hun betrekking tot de krijgsmacht gegeven. Artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht blijft buiten toepassing.

N 1. In artikel 160 wordt voor «wederrechtelijk en opzettelijk» gelezen: opzettelijk en wederrechtelijk. 2. De artikelen 160 en 161 worden vernummerd tot 164 en 165, en beide als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3

In plaats van «, tot een op voet van oorlog gebrachte krijgsmacht behorende, die» wordt gelezen: die in tijd van oorlog.

Titel VIII wordt vernummerd tot titel XII, en de artikelen 162-164 worden vernummerd tot 166-169.

ARTIKEL III

In het derde boek van het Wetboek van Militair Strafrecht vervalt artikel 167a en worden de artikelen 165-168 vernummerd tot 170-173.

ARTIKEL IV

Het tijdstip van inwerkingtreding van deze Rijkswet wordt nader bij Rijkswet bepaald. Deze laatste wet bevat tevens overgangsbepalingen.

Lasten en beveler., dat deze in het Staatsblad en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Defensie, Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16813 (R1165), nr. 3