Behandeling van: Pakket Belastingplan 2025 - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Officiële titel | Behandeling van: Pakket Belastingplan 2025 |
---|---|
Documentdatum | 09-12-2024 |
Publicatiedatum | 09-12-2024 |
Kenmerk | 36602; 36603; 36604; 36605; 36606; 36607; 36608; 36609; 36610; 36311 |
Externe link | origineel bericht |
Aan de orde is de behandeling van:
-
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025) (36602);
-
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2025) (36603);
-
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten die betrekking hebben op de BES-eilanden (Belastingplan BES-eilanden 2025) (36604);
-
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025) (36605);
-
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 (36606);
-
het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36607);
-
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608);
-
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen (Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024) (36609);
-
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025) (36610);
-
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36311).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de gezamenlijke behandeling van de wetsvoorstellen:
-
Belastingplan 2025 (36602);
-
Overige fiscale maatregelen 2025 (36603);
-
Belastingplan BES-eilanden 2025 (36604);
-
Fiscale verzamelwet 2025 (36605);
-
Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025 (36606);
-
Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36607);
-
Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608);
-
Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024 (36609);
-
Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (36610);
-
Vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311).
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Martens namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. U heeft ook behoorlijk wat spreektijd op deze manier. Ik heet de staatssecretaris welkom en zijn ambtenaren ook, vanzelfsprekend.
Voorzitter. Ik wil beginnen met het bedanken van werkend Nederland. Jaar na jaar betaalt u belasting, waarbij sprake is van een disproportionele belastingdruk zodat winst en vermogen ontzien kunnen worden. Bedankt! Dit zou straks zomaar het begin van de beantwoording van de staatssecretaris kunnen zijn. Dat zou ook terecht zijn, want rapport na rapport schetsen wat mensen natuurlijk wel in de portemonnee voelen: de lastendruk ligt veel te veel bij werkende mensen. Dat wordt veroorzaakt doordat winst en vermogen ontzien worden. Sterker nog, het Blauwe Boekje van het ministerie van Financiën laat zien dat wij het enige land in de wereld zijn waar onder de streep niet sprake is van een heffing op vermogen, maar van een subsidiëring van vermogen. Gezond verstand volstaat dan om te concluderen: dat is knotsgek.
Oké. Ik ga meteen naar de kern. Wat moet er gebeuren in Nederland met de belastingwetten? Heel simpel, drie dingen: 1. ophouden werkenden als de lastezel van de belastingheffing te zien, 2. bestaanszekerheid verbeteren, 3. een productieve en groene economie bouwen. Het kabinet faalt op alle drie deze punten. Eindeloos veel onafhankelijke en ambtelijke rapporten waarschuwen sinds 2010 voor de disbalans tussen arbeid en consumptie aan de ene kant en kapitaal aan de andere kant. Ik lees even voor: Van Weeghel, Van Dijkhuizen, Caminada en Stevens, Cnossen en Jacobs - Kansrijk Belastingbeleid; Ter Haar - Belastingen in maatschappelijk perspectief, Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel et cetera, et cetera. Het zijn ze nog niet eens allemaal.
De minister van Financiën zegt in de krant: je kan eigenlijk niks doen tegen het feit dat werkende mensen een steeds kleiner deel van de koek mee naar huis nemen. Als je dat echt gelooft — en let op; dat is in werkelijkheid defaitisme van een kabinet dat dat onbelangrijk vindt — dan verhoog je toch zeker niet de lasten op arbeid veel meer dan die op winst en vermogen? De lasten op arbeid moeten omlaag. De realiteit is dat de lasten in ieder jaar van deze kabinetsperiode omhooggaan. Echter, de toekomst van het belastingstelsel is actieve werknemers en mkb'ers minder zwaar belasten, en de balans herstellen met de bijdrage van kapitaal, met name inactief kapitaal. Daar zit namelijk de draagkracht. Het kabinet gaat precies de verkeerde kant op en trapt als een hardnekkige spookrijder nog eens diep het gaspedaal in.
Dan ga ik naar box 3. Dat is het meest verbijsterende, zou ik zeggen. Het lukt maar niet om een functionerende vermogensbelasting in te voeren. Nu is er weer een negatief advies van de Raad van State. Het duurt nu zo lang dat mensen zich gaan afvragen wat erachter zit. Voor ieder jaar dat dit niet lukt, betalen anderen dus de rekening van wel 2 miljard euro per jaar. Mijn vraag is daarom: waarom zet de staatssecretaris niet alles op alles om een eenvoudige vermogensbelasting als plan B achter de hand te hebben? Met een vrijstelling, die ook hoog kan zijn, kan je dat eerlijk maken. Dat gaat bijvoorbeeld om een kleine vermogensheffing boven de twee ton en dat zo snel mogelijk aanvullen met een vermogenswinstbelasting. Zo'n combinatie hebben heel veel westerse landen. Kan dat technisch, vraag ik aan de staatssecretaris. Ik vraag ook: is verder uitstel naar 2027 acceptabel voor de staatssecretaris? Ja of nee? Als het niet lukt om het perfecte stelsel in te voeren in 2027, vinden wij dat het maar met een simpel en haalbaar stelsel moet. Verder uitstel is volkomen onaanvaardbaar. Andere belastingbetalers dragen namelijk in de tussentijd een extra last.
Dan box 2. Ik loop de boxen gewoon maar even af. Box 2 is de directeur-grootaandeelhoudersbox. Let op: dat zijn allang niet meer alleen echte ondernemers met ondernemingsrisico; het is steeds meer een beleggingsbox voor de zeer hoge inkomens om belasting uit te stellen en zodoende ook te ontwijken. Ook voor hen wordt het toptarief verlaagd met als argument dat het zogenaamde globale evenwicht hersteld moet worden, of in Nederlands: dat het tarief op het ene soort inkomen niet heel anders ligt dan op het andere. Is dat dan terecht? Twee dingen. Eén. Daar is helemaal geen sprake van. Het ontloopt elkaar nu 0,79%. Ik noem dat "marginaal". Toen de scheefheid de andere kant op 10% was en werkende mensen meer betaalden, hoorden we er jarenlang niks over. Twee. Dit negeert volkomen dat er ook lage tarieven zijn voordat je in het hoge tarief zit: vpb, ib en dan mag je het ook nog middelen met je fiscale partner. De conclusie is dat het effectieve gemiddelde tarief van de directeur-grootaandeelhouder aanzienlijk lager blijft liggen dan dat van werknemers. Dan mag je ook nog €500.000 belastingvrij lenen uit je bv en onbeperkt lenen voor je eigen woning. Niet voor niks noemen fiscalisten box 2 nog steeds "de pretbox". De conclusie is dat de directeur-grootaandeelhouder het in Nederland prima heeft en dat het kabinet deze draagkrachtige groep desondanks een groot cadeau geeft. Mijn vraag aan de staatssecretaris is daarom: waarom? Waarom heeft dít dan nu prioriteit gezien de immense opgave waar Nederland voor staat in combinatie met de schaarse middelen? Want dat laatste is natuurlijk gewoon zo.
Dan wil ik het even over box 1 en de algemene heffingskorting hebben. Ik noemde box 2 voor de dga's net "de pretbox". Wat is box 1 voor de inkomensbelasting dan? "De treurdoos" wellicht. Het wordt nog net iets minder feestelijk in box 1 voor de gewone man. Door de verlaging van de algemene heffingskorting met €325 wordt het, zoals ik net al zei, iets minder feestelijk. Iedereen die belasting betaalt, krijgt deze algemene heffingskorting. Het is een belastingkorting voor vrijwel iedereen. Door de heffingskorting te verlagen, benadeelt het kabinet werkenden, AOW'ers, bijstandsgerechtigden en mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Wij staan voor die groepen. De verlaging van de eerste schijf inkomstenbelasting maakt dit niet goed. Dat lijkt wel zo, maar het resultaat is dat er geld van arm naar rijk gaat. Dat is een verkeerde ontwikkeling. De vraag aan de staatssecretaris is: is het kabinetsbeleid om de verschillen tussen rijk en arm actief groter te maken? Twee. Hoeveel mensen gaan er hierdoor op achteruit? Dit draagt verder bij aan het fenomeen dat heel veel mensen in Nederland werken en toch in armoede of in relatieve armoede leven. Dat zien wij als een grote misstand. Niemand hoort in armoede te leven in een land als Nederland, maar toch zeker niet iemand die werkt.
Nog een keer box 1: de hypotheekrenteaftrek. Wat een verrassing, zou ik haast zeggen. Econoom Gradus is erachter gekomen, en schrijft daarover in ESB, dat het kabinet voor hogere inkomens toch weer een hoger aftrektarief invoert. Het is eigenlijk knap dat de heer Gradus hierachter is gekomen. Het staat namelijk niet in de — ik weet niet hoeveel het er zijn — honderden pagina's toelichting, ondanks dat dit in onze ogen toch echt een duidelijke beleidswijziging is. Het wekt bij mensen de indruk dat het verborgen werd. Dus graag een concrete toelichting van de staatssecretaris op hoe dat zit. De presentatie van dit Belastingplan is in onze ogen mede hierdoor al met al zwaar ondermaats. Het verschil kost zelfs 171 miljoen euro per jaar volgens het kabinet en 400 miljoen volgens Gradus. Even opfrissen: de hypotheekrenteaftrek was voor iedereen op hetzelfde percentage gezet, namelijk in de eerste schijf. Dat gebeurt vanwege, één, eerlijkheid, twee, een totaal overspannen woningmarkt, en drie, het gegeven dat het hele instrument geen positief effect heeft op het eigenwoningbezit. Ik vraag dus, mede namens D66, CDA en ChristenUnie, aan de staatssecretaris om de toezegging te doen om dit in het Belastingplan van volgend jaar te repareren met een uniform aftrektarief. Anders overweeg ik voor de tweede termijn het indienen van een motie, maar ik wacht eerst de beantwoording af.
Waar moet u het wel zoeken? Fiscale regelingen, belastingkortingen in normaal Nederlands. Meer dan 150 miljard aan fiscale regelingen per jaar zit er in onze fiscaliteit. Dat is een gigantisch percentage van de totale belastinginkomsten. Het kabinet blijft het echter maar zoeken in de hoek van de werkende mensen. De minister van Financiën, vandaag niet aanwezig, feliciteert zichzelf regelmatig met het feit dat het kabinet zich aan de eigen begrotingsregels houdt. Dat lijkt mij normaal, maar bij de AFB hebben we al geconstateerd dat dit helemaal niet zo is, en opnieuw gebeurt het niet. Fiscale regelingen die geëvalueerd worden als ondoelmatig en inefficiënt, worden afgeschaft, zegt het kabinet zelf.
De landbouwvrijstelling is zo'n regeling die werkelijk op alle vlakken negatief geëvalueerd wordt. Het is de slechtst geëvalueerde regeling. Er is nog geen begin van ook maar doen alsof hier een economisch of maatschappelijk argument achter zit. Die kost 800 miljoen per jaar. Er zit dan wel een stelpost van 250 miljoen per jaar in de begroting. Ik zou dan eerder een "stelpostje" willen zeggen. Het is beter dan niks, maar als het niet gehaald wordt, zegt het kabinet de inkomstenbelasting verder te verhogen. Dat is een placeholder, in systeemtaal. Ik verwacht dat dit toch ook weer tot een klein extra tegenvallertje gaat leiden voor werkend Nederland.
De heer Heijnen i (BBB):
Ik heb een vraagje over de berekening van de heer Martens. Hij geeft aan dat de landbouwvrijstelling 800 miljoen op zou leveren. Klopt dat?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ja, zo haal ik dat uit de stukken, dus daar baseer ik mij op. Ik heb dat niet zelf berekend.
De heer Heijnen (BBB):
Nee, dan mag ik hem toch verwijzen naar de evaluatie waar hij over begint. Daarin is het advies om de landbouwvrijstelling af te schaffen. Laat ik heel helder zijn: daar zijn we als BBB niet voor. Maar als de landbouwvrijstelling zou worden afgeschaft, zou dat in het eerste jaar 10 miljoen en structureel 182 miljoen in 2068 opleveren. Heeft u dat gelezen?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik kan niet anders dan verwijzen naar het rapport over fiscale regelingen, van het ministerie van Financiën, waar ik dit bedrag van 800 miljoen uit heb gehaald.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Heijnen.
De heer Heijnen (BBB):
Tot slot heb ik een advies: lees ook eens de beslisnota bij het evaluatierapport. Daar staan die bedragen in.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Het zal de staatssecretaris kunnen bekoren dat ik een rotsvast vertrouwen heb in de stukken die mij worden aangeleverd door het ministerie van Financiën.
Ik ga verder. Er doemt gezien het voorgaande een belangrijke vraag op, namelijk hoe het kan dat er politiek breed voor bestaanszekerheid gepleit wordt en dat die jaar na jaar problematisch blijft in de belastingplannen. Het antwoord ligt voor een belangrijk deel in de haast onhanteerbaar grote en complexe stapel wetgeving die hier aan het einde van het jaar wordt voorgelegd, ieder jaar weer. De uitvoeringstoetsen maken duidelijk dat de complexiteit per saldo weer gegroeid is dit jaar, terwijl de beste actie om tot een eenvoudiger stelsel te komen toch is om het ieder jaar een beetje te vereenvoudigen. Het is voor een volksvertegenwoordiger, laat staan voor een normale Nederlander, ondoenlijk om ieder jaar weer de mazen en deurtjes naar belastingontwijking te vinden en te dichten.
De belangen van het grote geld worden uitstekend gediend door een leger aan goedbetaalde adviseurs — dat is legitiem — maar de gewone man staat op achterstand door een haastige en daardoor vaak inadequate parlementaire behandeling van de belastingwetten. Ik verwacht dat de heer Van Rooijen daar ook nog iets over zal zeggen. Fiscale wetgeving moet om te beginnen daarom gespreid behandeld worden. Ik herinner de staatssecretaris daarom ook aan de unaniem aangenomen motie van de Eerste Kamer hierover en vraag hem die in 2025 ook op die manier uit te voeren. Gaat hij dat doen? Ook in de Tweede Kamer is hierover een motie aangenomen, de motie-Nijboer, al in 2018. Of de leden hier nou rechts- of linksgeoriënteerd zijn, we willen wetten deugdelijk kunnen behandelen en de Nederlander heeft daar in mijn ogen ook recht op. Het is bijvoorbeeld bizar dat het einde van de salderingsregeling er morgen ten koste van andere belastingplannen redelijk doorheen gejast moet worden in drie uur tijd. Dat had ook prima naar januari gekund. Het gaat immers pas in 2027 in.
Dan ga ik naar de bedrijfsopvolgingsregeling. Dat is nou ook zo'n wet die het in mijn ogen verdient om grondig bestudeerd te worden. Waarom kan deze wet niet apart in het voorjaar behandeld worden? Over de BOR: wie kijkt er niet positief naar familiebedrijven? Ik denk dat vrijwel iedereen daar positief naar kijkt, ik ook. Het is een waardevol iets wat structuur geeft aan de samenleving en het verdient waardering en bescherming. Tot zover de theorie, zou ik zeggen. Voor zover Nederlanders de BOR kennen, denken zij dat de BOR gaat over familiebedrijven en over de bakker op de hoek. In de realiteit is de huidige bedrijfsopvolgingsregeling in een hele grote mate een vehikel geworden om grote erfenissen belastingvrij over te dragen, zonder dat dit nog enige relatie heeft met de continuïteit van ondernemingen of zonder dat iemand überhaupt actief is in de onderneming. De BOR wordt daardoor ook steeds duurder: 700 miljoen per jaar. Dat is echt veel geld.
Laat ik het heel duidelijk zeggen: ik zie niet in waarom een achterachterneef die een ministukje van een multinationale bierbrouwer erft, hier een vrijstelling voor moet krijgen. Met bedrijfsopvolging heeft dat niets te maken. De continuïteit van zo'n multinational is op geen enkele manier in het geding. Het gelijkheidsbeginsel wordt hier dan ook met voeten getreden. Twee Nederlanders erven allebei een aandelenpakket van dezelfde waarde, maar de ene betaalt erfbelasting en de andere bijna niet. Erger nog: grotere erfenissen worden hierdoor de facto minder belast dan kleinere erfenissen. Een vraag daarover: wat is gezien het amendement-Van Dijk straks procentueel het kleinste aandeel waarmee iemand nog gebruik kan maken van de BOR? Blijft ook de verwateringsregeling bestaan, zodat ook aandelenpakketten onder de 5% alsnog in aanmerking komen voor de BOR?
Het antimisbruikdeel van die wet tegen de constructie die "rollator-bv" wordt genoemd, is in onze ogen lelijk en ineffectief geregeld, met een platte voortzettingseis van enkele jaren. De conclusie zou kunnen zijn dat misbruik mogelijk blijft, maar dat je alleen niet meteen dood moet gaan. Statistisch gezien doen de meeste mensen dat niet, uitgaande van actuariële tabellen. De voorgestelde versoberingen en het aanpassen van misbruikmogelijkheden kunnen wij in principe steunen, maar er is iets fundamenteel mis met de BOR. Het gaat met de BOR zoals die nu is domweg om geen belasting willen betalen en meeliften op het positieve sentiment rond echte familiebedrijven.
Dan de btw. Wij zijn nu resoluut tegen een platte btw-verhoging om een gat in de begroting te dichten. In onze ogen kan je niet politiek-breed praten over bestaanszekerheid en mensen dan een vrij enorme btw-verhoging opleggen. Het eerdergenoemde argument van versimpeling is, onvriendelijk gezegd, onzin. Dan maak je niet zo veel uitzonderingen. Ik kan me alleen maar voorstellen hoe dit aan de onderhandelingstafel is gegaan: "Circussen niet, hoor" en "Ik vind kamperen leuk." Dat is toch vrij willekeurig, zou ik zeggen. Maar goed, het zou van tafel zijn na de politieke lastminutedeal hierover; ik zeg "zou", want de situatie is voor de samenleving totaal onduidelijk. Dat geldt overigens ook voor mij, want toen ik hier op 19 november in het debat concludeerde dat de staatssecretaris het btw-gat zou dekken uit de btw, schudde hij heftig nee. Nu stuurt hij op 6 december een brief waarin hij precies dat zegt. Hij zegt zelfs dat het binnen de btw gevonden móét worden, dus niet primair. Het blijft ook complex: wil de btw-verhoging echt van tafel gaan, dan moeten in de Tweede Kamer het CDA, de CU, de SGP en D66 het eens worden met de PVV, NSC, BBB en de VVD, die het onderling in ieder geval niet eens konden worden over iets beters. Ik zeg dit zo uitgebreid om ook de ingewikkeldheid hiervan te schetsen. Een vraag daarover aan de staatssecretaris: moeten de sectoren sport en cultuur zich voorbereiden op de btw-verhoging die in de voorliggende wet zit, of niet?
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
De heer Martens verwijst naar het vorige debat, de Financiële Beschouwingen. Daarin hadden we het ook over de alternatieve dekking als de btw-verhoging op sport, media en cultuur niet zou doorgaan. Ik heb de minister toen gevraagd of hij het met mijn fractie eens is dat dit binnen de btw moet gebeuren. En pak dan niet de AOW'ers, want die kunnen niet staken en gaan niet naar het Malieveld. Toen heeft hij gezegd dat het gebeurt binnen de AOW.
De voorzitter:
De btw.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Daar zat misschien een heel klein kiertje in, maar hij heeft vorige week gezegd dat het definitief binnen de btw moet gebeuren. Dat is ons standpunt. U kunt ervan uitgaan dat we de minister daaraan houden. Ik begrijp niet helemaal dat u zegt: waarom timmert de minister dat dicht? Hij heeft die toezegging aan ons gedaan.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Nou, ik vond dat toen verwarrend, zeg ik in alle eerlijkheid tegen de heer Van Rooijen. Ik concludeerde in het debat ook dat de staatssecretaris en de minister aangegeven hadden het binnen de btw te willen zoeken. Maar toen ik dat zei, werd er nee geschud. Ik bleef daardoor in verwarring achter. Nu lees ik in de brief dat het wel binnen de btw werd gevonden. Ik wil niet te diep treden in wat er aan de overkant gebeurt, in de Tweede Kamer, want dat is niet onze rol en taak, maar als ik de berichtgeving erover volg, heb ik niet de indruk dat dit breder zo begrepen werd. Nu is de ruimte om naar een alternatieve oplossing te gaan, heel erg verkleind naar "binnen de btw". Dat klinkt misschien als: oké, daar vinden we wel wat. Maar alles doet pijn. Wij zijn niet voor een oplossing binnen de btw, in ieder geval niet volledig. Ons punt daarbij is dat het veel te veel druk legt op huishoudens, die, zoals ik betoog, al te zwaar belast worden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik ben het met u eens dat we niet te veel moeten terugkijken naar wat er in de Tweede Kamer gebeurt, hoewel het uiteindelijk allemaal hier terechtkomt. Maar mevrouw Inge van Dijk van het CDA heeft, gesteund door een aantal fracties, een motie ingediend, die uiteindelijk ook aangenomen is, waarin ze heel duidelijk naar het btw-handboek verwees. Ze had het in het weekend ook gelezen. De minister heeft toen daar, maar ook in het debat dat we hier samen hebben gevoerd, heel duidelijk gesteld dat het binnen de btw moet. Hij heeft nu definitief gezegd dat het binnen de btw is, niet daarbuiten. U hoeft het er niet mee eens te zijn, maar voor ons staat het als een huis.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Het klopt dat ik het er inderdaad niet mee eens ben, maar inmiddels is het mij ook duidelijk geworden, want in een brief staat zwart-op-wit dat het binnen de btw gevonden moet worden. Wij zijn het daar dus niet mee eens.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik ga verder, inderdaad. Voor hotels en dergelijke blijft de btw-verhoging staan. Dit gebeurt evengoed zonder impactanalyse, maar die geef ik u in het kort. Als u een hotel in Limburg heeft, heeft u een ontzettend groot probleem. Op vijftien minuten rijden van de grens, in Duitsland, ligt de btw 14% lager, en in België zelfs 15%. Let op, bijvoorbeeld een driesterrenhotel in Aken, een heel mooie stad, is nu al zo'n 50% goedkoper dan in Maastricht; kijk zelf maar op internet. Daar komt dus nog 15% bovenop. De situatie blijft ook onzeker: als het kabinet zou vallen, liggen alle kaarten weer overhoop. Dan hebben de gedogende oppositiepartijen een waardebon van de Blokker gekregen in ruil voor steun aan het Belastingplan waar de btw-verhoging alsnog in zit, die werkende mensen en huishoudens verder op achterstand zet.
Voorzitter. Ik kijk daarom eerlijk gezegd ook op van waar partijen mee ingestemd hebben. In mijn ogen heeft de minister van Financiën ze gevangen. Weglopen is namelijk niet meer mogelijk, want dan staat het hogere btw-tarief op sport en cultuur alsnog. Tot een deal komen betekent ook automatisch steun voor het Belastingplan van volgend jaar, en dus een tamelijk vaste rol als gedoogpartij. Ook hiervoor geldt dus: haastige spoed is zelden goed.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik ga niet herhalen wat de heer Martens zei, maar ik wil hier wel het volgende over zeggen. In de Tweede Kamer is heel duidelijk een politieke afspraak gemaakt, gevolgd door een schriftelijke brief, waarin minister Heinen heel duidelijk de verplichting aangaat om een alternatieve dekking te vinden om de btw-verhoging op sport, boeken, cultuur en media niet door te laten gaan. Daar staat bij dat het materieel weliswaar nog steeds in het Belastingplan zit, maar dat de verplichting daadwerkelijk is aangegaan als een politieke verplichting. Wij hebben daar als D66 vertrouwen in. Dat wil ik niet vergeleken zien met een cadeaubon van de Blokker of wat dan ook. We hebben het hier over een zeer serieuze, impactvolle toezegging van de regering.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Wat kan ik zeggen? Ik help mevrouw Moonen hopen dat dit goedkomt, maar ik constateer dat wij hier volgende week, vermoed ik gezien de politieke afspraak, een Belastingplan gaan aannemen waarin staat dat de btw op sport en cultuur omhooggaat. Dat staat erin. Als het kabinet valt — er kunnen in de politiek allerlei dingen gebeuren — dan is dat de realiteit zoals die in de wet staat. Dan is het maar afwachten of het inderdaad lukt om een alternatief te vinden, zeker als ik constateer dat in de brief van 6 december, die ik net noemde, staat dat de speelruimte enorm verkleind is om tot meer wenselijke oplossingen te komen. Ik constateer dat toen deze afspraak gemaakt werd — ik lees het ook maar in de krant — de indruk was dat er veel breder dan binnen de btw gekeken zou worden.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik stel voor dat de heer Martens straks goed luistert naar de inbreng van D66 hierover.
De voorzitter:
Dat gaan we allemaal doen.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik luister overigens naar alle inbrengen met maximale focus.
De heer Schalk i (SGP):
Ik zou de heer Martens er wel op willen wijzen dat er eigenlijk een drietal onderdelen waren. Naast btw is er de giftenaftrek en is er ook iets geregeld voor de eenverdieners, weliswaar pas voor 2028. Dat is via amendementen gedaan, dus dat staat in de wet.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ja.
De heer Schalk (SGP):
Dat is het eerste wat ik zou willen zeggen daarover. Het tweede is dat er een afspraak vanuit het kabinet ligt. De heer Martens zegt: stel je voor dat het kabinet zou vallen, dan heb je eigenlijk een lege huls. Maar ook een demissionair kabinet kan proberen om afspraken die staan gewoon uit te voeren. Dat kan het namelijk gewoon doen met partijen die dan wellicht het demissionaire kabinet steunen, ten goede van de Nederlandse burger. Is de heer Martens dat met mij eens?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ben ik het daarmee eens? Ik ben het er in ieder geval mee eens dat afspraken moeten worden nagekomen. Ik weet niet of ik het daarmee dan dus met u eens bent, maar ik constateer wel, zoals ik net zei — ik zal mezelf zo kort mogelijk herhalen — dat wij straks een wet aannemen, vermoed ik dus, waarin toch iets anders staat. Dat vind ik geen fraai wetgevingsproces. Ik vind het voor de samenleving ook onbegrijpelijk. Ik denk ook niet dat het kwalificeert als "goed bestuur". Maar ik erken dat de punten die u noemt, in een amendement zijn geregeld. Die zijn helder en definitief, wat dat betreft.
De heer Schalk (SGP):
Natuurlijk, dank. Dat met die amendementen is helder, die zitten in de wet. Maar ten aanzien van de btw heeft de heer Martens gelijk over de veranderingen die er staan. Wij gaan volgende week bij leven en welzijn stemmen over dat wat er nu ligt. Daar staat het nog niet in, maar er zit wel een afspraak bij. We mogen ervan uitgaan dat die afspraak wordt uitgevoerd. Ik snap dat als het kabinet demissionair zou worden, je je kunt afvragen of de afspraak nog uitgevoerd gaat worden, maar die kan gewoon worden uitgevoerd, zeker als er ook steun is van bijvoorbeeld GroenLinks-Partij van de Arbeid om ervoor te zorgen dat de btw beter wordt geregeld dan in het huidige voorstel. Dan zou het zomaar kunnen zijn dat er zelfs bij een demissionair kabinet steun komt voor de nieuwe btw-plannen, ook van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Is dat juist?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Nu dreig ík opeens in een net gevangen te worden, voel ik aan! Laat ik er dit nog over zeggen. Ik denk dat "Den Haag", als ik het even zo mag schetsen, hierin veel te veel redeneert vanuit de systemen en de logica die voor "Den Haag" logisch zijn. Voor de samenleving … Ik heb bij de Financiële Beschouwingen de sportschoolhouder genoemd die ik af en toe spreek omdat ik zelf bij hem sport. Mensen snappen dit niet, en er is wel meer. Ik voorspel dat er ook in de politiek begin volgend jaar wel weer wat anders zal spelen, dus het risico is in mijn ogen levensgroot dat deze btw-kwestie, die zou moeten worden opgelost, toch weer van tafel verdwijnt. Maar ik help u hopen dat het allemaal goed komt. Ik ben ook een positief mens, dus het zal vast goedkomen.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen, voor een derde vraag.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik zie het echt anders. Ik denk dat mensen heel goed begrijpen dat je — dat doen ze iedere dag zelf ook met hun buurman of buurvrouw — afspraken kunt maken met elkaar, dat een woord een woord is en dat je mensen kunt vertrouwen. Ik denk dat dat taal is die mensen juist wel begrijpen.
De voorzitter:
Meneer Martens, die daarna zijn betoog vervolgt.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dat mooi gesproken.
Ik vervolg mijn betoog. Ik loop tot slot kort wat andere wetten en punten af, te beginnen met het Belastingplan BES-eilanden. Het kabinet wijst in de beantwoording op de motie-Ceder in de Tweede Kamer, die om een novelle vraagt, en stelt in de beantwoording daartoe bereid te zijn als de Eerste Kamer dat ook zou steunen. Ik kan aangeven dat wij dat steunen. Laten wij die situatie zo oplossen.
Vergroening, voorzitter. Vrijwel alle kabinetten hebben de afgelopen decennia gewerkt aan vergroening. Liever heffen op vervuiling dan op arbeid en inkomen. Dit kabinet zet in onze ogen flinke stappen terug, van rode diesel en het afschaffen van de saldering tot accijnsverlagingen op brandstof en het afschaffen van groen beleggen. Kan het volgend jaar weer wat groener, is mijn concrete vraag.
Dan tot slot de twee huurtoeslagwetten. Met beide wetsvoorstellen opgeteld kunnen mensen er tot €40 per maand op achteruitgaan, met name de laagste inkomens, pijnlijk genoeg. Dit blijkt uit de beantwoording aan de Tweede Kamer, waarin de effecten van beide wetten worden opgeteld. €40 per maand is heel veel geld voor mensen met een kleine beurs. Daartegenover staat het oplossen van administratieve knelpunten, zoals de leeftijdsgrens en de huurprijsgrens. Ik vraag het kabinet: overtuigt u ons alstublieft ervan dat dit nadeel opweegt tegen de voordelen. Ik rond hiermee af en zie uit naar de beantwoording van het kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Martens. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Je zou je kunnen afvragen wat eigenlijk het oordeel is van veel politici over de Eerste Kamer. Het antwoord zou kunnen zijn: dat is zo veranderlijk als het weer. Als het vanavond droog is, klagen we nergens over, maar als je in een striemende regenbui naar het station loopt, weet je meteen: in dit land regent het altijd. Onzin natuurlijk, maar zo gaat het ongeveer ook met politici die commentaar hebben op de Eerste Kamer. Dat is vooral als ze er last van hebben. Dan is het makkelijkste commentaar: de Eerste Kamer wordt steeds politieker. Onzin natuurlijk. Veel erger was het toen twee grote partijen in beide Kamers ruim voldoende steun hadden. Die konden er gewoon wetten doorheen halen. In de huidige constellatie wordt dat soort politiek doorbroken. De vraag is: wordt de Eerste Kamer daardoor politieker of juist niet? Mijn vaste overtuiging is dat de Eerste Kamer een dempende werking heeft op de politiek.
Vandaag, letterlijk vandaag, liggen de voorbeelden daarvan voor het oprapen. Kijk maar naar het Pakket Belastingplan dat vandaag voorligt. Op dat pakket is de dempende werking zichtbaar geworden doordat CDA, ChristenUnie en SGP de oorspronkelijke belastingwetten van het huidige kabinet hebben verbeterd door de btw-plannen te herschikken, door de mogelijkheden voor giftenaftrek weer terug te buigen en door de onevenredige aanpak van eenverdieners op termijn te verzachten. Voorzitter, ik zie nog niemand bij de interruptiemicrofoon, dus ik ga ervan uit dat iedereen in deze Kamer deze drie verbeteringen van het Belastingplan toejuicht.
Ik zei het al: een dempende werking. Is daarmee alle kou uit de lucht? Nee, zeker niet. Bij de aanpassing van de btw — het ging er net al even over — is er nog heel wat te verhapstukken. Het komende voorjaar zal er geschoven en gedeald moeten worden. Er zal ergens pijn gevoeld worden, dat kan niet anders, maar dan wel bij zaken die het kunnen hebben. Ik weet dat we daarop hier nu niet vooruit hoeven te lopen, maar mijn suggestie zou zijn om vooral te kijken naar btw op alle mogelijke zaken die met luxe te maken hebben of die de gezondheid van mensen schaden.
In dat verband zat ik even te kijken naar de kansspelbelasting. Jammer, geen btw, maar mocht er nog ergens een tekort aangevuld moeten worden, dan zou ik zeggen: voer gewoon het hoofdlijnenakkoord uit. Daarin staat dat in 2025 de kansspelbelasting zou stijgen van 30,5% naar 37,8%. In het voorliggende wetsvoorstel is echter gekozen voor een extra traptrede van 34,2% in 2025. Dat kost 100 miljoen. Waarom deze keuze, zo vraag ik aan de staatssecretaris. Zullen we dit soort belastingen niet nog verder optrekken? Want iedereen die maar enig zicht heeft op wat gokverslaving teweegbrengt, zal het hartelijk eens zijn met deze oproep. Kortom, u voelt denk ik al aan in welke hoek de SGP de dekking zou willen zoeken. Bij de luxegoederen en diensten en bij datgene dat materiële en immateriële schade aanbrengt in de levens van mensen.
Voorzitter. Ik gaf al aan dat de kou nog niet geheel uit de lucht is. Uiteraard kom ik vandaag nog terug op de eenverdieners. Datgene wat nu in de dempende werking op het Belastingplan zit, namelijk dat de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting ook voor werkende eenverdieners gaat gelden, is een eerste stapje voor die eenverdieners. Maar dat geldt pas voor 2028. Het is nog niet geheel zeker of het huidige kabinet er dan nog zit. Hoe dan ook, het gaat om de verre toekomst. Maar 2025 staat voor de deur. Laat ik nou eens een willekeurig voorbeeld gebruiken. Neem twee kleine twee-onder-eenkapwoningen. In de ene woont een eenverdienersgezin en in de andere een tweeverdienersgezin, allebei met twee kinderen. Bij het tweeverdienersgezin is de belastingdruk bij een inkomen van twee keer €20.000 slechts 1,9%. Van harte gegund. Bij de buren, de eenverdieners, is de belastingdruk 16,2%. Wat betekent dat nou concreet? Nou, die tweeverdieners betalen €764 per jaar. De eenverdieners betalen €6.489. Dat is bijna achtenhalf keer zo veel. Het eenverdienersgezin heeft qua koopkracht dus ongeveer €500 per maand minder te besteden. Dat is €125 per week. Dat zijn de grote boodschappen van die week. Dat is eigenlijk ongekend.
Voorzitter. De staatssecretaris heeft tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen al toegezegd dat bij een nieuw belastingstelsel de onevenredige behandeling van een- en tweeverdieners wordt weggehaald. Ik vraag hem of hij dat nogmaals kan bevestigen. Is het een optie om daarbij bijvoorbeeld uit te gaan van het gezamenlijke huishoudinkomen?
Voorzitter. Dan heb ik het nog niet gehad over een ander extreem probleem, namelijk dat van de marginale druk. Een aantal jaren geleden heb ik om overzichten gevraagd. Sindsdien zijn die keurig toegevoegd. Waardering daarvoor. Ik heb ze nog eens zitten bestuderen. Het is toch eigenlijk diep treurig dat de piek in de marginale druk in vrijwel alle gevallen ligt bij de mensen met een laag tot modaal inkomen. In alle staatjes die ons door het ministerie zijn aangereikt stijgt het verder boven ons hoogste belastingtarief uit. In schijf 3 betaal je 49,5%. Dat is veel, maar het zij zo. Over het extra verdiende geld, bijvoorbeeld door een loonsverhoging, betaalt een man of vrouw met een laag tot modaal inkomen belastingen die oplopen tot 70%, 80% of 90%. We zoeken al jaren naar oplossingen. Heeft de staatssecretaris daar nog nieuwe ideeën over? We hebben niet voor niks een nieuwe staatssecretaris. Kan een maximum voor de marginale druk bijvoorbeeld helpen om de marginale druk te verkleinen? Wat zou daarbij het effect zijn op de eenverdienersproblematiek? Bij de eenverdieners loopt de marginale druk immers het hoogst op, tot 94%. Als je dus op jaarbasis €1.000 meer gaat verdienen, hou je daar op jaarbasis zes tientjes van over.
Voorzitter. Er zijn nog twee wetten die mijn aandacht vragen. Ze gaan beide over armoede. Eerst de Belastingwet BES, waarin door het amendement-Grinwis een omissie terecht blijkt te zijn gekomen. Uit de schriftelijke beantwoording concludeert mijn fractie dat het probleem door middel van een novelle zal worden opgelost. Kan de staatssecretaris bevestigen dat die novelle op tijd komt voor behandeling in de Eerste Kamer, voor het kerstreces? Dat zou betekenen dat de novelle eigenlijk deze week nog naar de Eerste Kamer moet komen. Wat zijn de gevolgen als dit na het kerstreces zou moeten worden behandeld?
Voorzitter. Het is toch eigenlijk wel bijzonder. Naar aanleiding van schriftelijke vragen uit de Eerste Kamer wordt er gewerkt aan een novelle. Ik zie dat opnieuw als een voorbeeld van de dempende werking van de Eerste Kamer. Laten we gewoon met dat werk doorgaan, zeg ik tegen mijn collega's.
Het tweede punt op het terrein van armoede is het volgende. Het kabinet richt zich met de wet over de verhoging van het kindgebonden budget op het doel om de kinderarmoede niet te laten oplopen ten opzichte van 2024. Ik heb daarbij twee vragen. De eerste is of die ambitie niet te armoedig is. De tweede is of de staatssecretaris nog andere mogelijkheden ziet om de kinderarmoede op korte termijn niet te laten stagneren, maar te verlagen.
Voorzitter. Mijn Algemene Financiële Beschouwingen sloot ik af naar aanleiding van woorden uit de Bijbel: "Armoede of rijkdom geef mij niet." De conclusie daarbij was dat de rijke moet oppassen en dat de arme geholpen moet worden. In de Bijbel worden daar prachtige richtlijnen voor gegeven. Wat er van de fruitoogst van de bomen afviel, was bestemd voor arme mensen. De hoeken van een tarweveld mochten niet worden afgemaaid; die tarwe was bestemd voor de armen. Er mochten zelfs geen bedelaars in de stad zijn. Die Bijbelse noties mogen ons wel extra aansporen om het goede te zoeken, ook voor mensen met een smalle beurs.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. De heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Als het gaat om het helpen van de armen, of dat nu gebeurt op basis van Bijbelse noties of op andere grondslagen …
De heer Schalk (SGP):
Wel mooi hè.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, prachtig, zeg ik tegen de heer Schalk. Maar ik miste eigenlijk nog een toevoeging van de kant van de heer Schalk bij zijn vraag richting de staatssecretaris. Hij vroeg: is het niet armoedig om het niveau van kinderarmoede in stand te houden? Misschien zou de heer Schalk de staatssecretaris er ook op kunnen wijzen dat er een motie ligt van deze Kamer, breed aangenomen, waarin het kabinet expliciet wordt gevraagd om de kinderarmoede te doen dalen tijdens deze kabinetsperiode. Als die motie wordt uitgevoerd, komt het kabinet een heel eind in de richting van hetgeen de heer Schalk nu vraagt.
De heer Schalk (SGP):
Ik weet vrijwel zeker — eigenlijk helemaal zeker — dat ik die motie heb gesteund. Dat was een motie van de SP. Heel vaak is de SGP het niet eens met de SP, maar in dit geval wel. Mijn oproep is dan ook: ga er iets aan doen en laat dat desnoods al zien bij de Voorjaarsnota, maar zeker ook in het volgende Belastingplan. Ik denk dat het hier een beetje laat is.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Inderdaad, ook de heer Schalk had zijn handtekening onder die motie gezet, en met hem vele collega's hier in de zaal. Daarvoor veel dank. Ik hoop dat de staatssecretaris die motie serieus neemt en dat het kabinet voor de Voorjaarsnota komt met plannen om de kinderarmoede naar beneden te brengen.
De heer Schalk (SGP):
Ongetwijfeld gaat de heer Van Apeldoorn dat zo meteen in zijn eigen termijn ook nog een keertje roepen; dan hoort de staatssecretaris het twee keer.
De heer Hartog i (Volt):
Ik heb eigenlijk een vrij technische vraag aan de heer Schalk. Ik heb het even laten bezinken, maar ik denk dat het goed is dat we de btw-onderhandelingen nu in openheid voeren. De heer Schalk sprak over luxegoederen en diensten, maar hebben die niet meer te maken met de accijnzen? Hoe kan dat met de btw geregeld worden?
De heer Schalk (SGP):
Ik begrijp op zich de vraag van de heer Hartog. Maar zijn eerste opmerking is volgens mij ook heel belangrijk. Wij moeten hier vandaag die onderhandelingen niet openen. Als ik het goed begrijp — daarom heb ik alleen maar een suggestie gedaan, die trouwens buiten de btw ligt — komt er binnenkort een aanzet vanuit de staatssecretaris naar de Tweede Kamer. Ik denk dat er heel breed gekeken wordt naar alles wat er aan elementen in de btw zit. Je kunt daarbij een heleboel onderwerpen benoemen waarvan je zou kunnen zeggen dat het echt luxegoederen zijn. Dat zijn dan zaken die betaald kunnen worden door mensen die die goederen makkelijk kunnen betalen. Met alle respect, daar heb ik iets minder zorg over. Het kunnen ook goederen zijn waarvan we weten dat ze gewoon slecht zijn voor mensen. Die moet je dus gewoon durven aanpakken. Die goederen kunnen materieel of immaterieel ongezond zijn. Denk bijvoorbeeld aan verslavingen en dergelijke.
De heer Hartog (Volt):
Het was geen inhoudelijke vraag, maar meer een technische vraag. Heeft u het niet over accijnzen, terwijl de ruimte, als ik het goed begrijp, moet worden gezocht in de btw?
De heer Schalk (SGP):
Ik heb mijn vragen gesteld aan de staatssecretaris. Als datgene wat ik heb aangedragen alleen maar bij de accijnzen ligt en niet bij de btw, dan hoor ik dat heel erg graag. Maar ik hoop dat de staatssecretaris in ieder geval meeneemt dat het mij gaat om luxegoederen en de dingen die gewoon niet goed zijn voor de burgers van dit land.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Van Strien namens de PVV.
De heer Van Strien i (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil beginnen met het uitspreken van mijn waardering voor de nieuwe staatssecretaris en de ambtenaren van het ministerie van Financiën. Belastingwetgeving is toch al niet de gemakkelijkste tak van sport, maar met de recente wisselingen van de wacht is er extra veel van hun inzet gevraagd. Zonder hun grote inzet was een goede behandeling van dit grote aantal wetten niet mogelijk geweest. Ik begin mijn verhaal met een algemeen stukje over koopkracht en lastenverlichting, waarin ik de bevriezing van de dubbele algemene heffingskorting en de intensivering van het kindgebonden budget meeneem. Daarna behandel ik afzonderlijk een aantal onderdelen van het totaalpakket.
Met het voorliggende Pakket Belastingplan 2025 zien we een kleine lastenverlichting voor de werkende middeninkomens. Er komt weer iets meer ruimte: de werkenden gaan er 0,7% op vooruit, de uitkeringsgerechtigden 0,9% en de gepensioneerden 0,6%. Het kindgebonden budget wordt verhoogd met 300 miljoen en de huurtoeslag met 500 miljoen. Daarnaast is er een envelop voor gerichte lastenverlichting van 2,5 miljard. Het eigen risico wordt met meer dan de helft verminderd, weliswaar vanaf 2027, maar het blijft volgend jaar en in 2026 op het huidige niveau.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
De heer Van Strien zegt dat er een kleine lastenverlichting voor de lagere inkomens en middeninkomens komt. Hij noemt percentages als 0,7% waarmee mensen erop vooruitgaan in koopkracht. Maar volgens mij klopt wat de heer Van Strien zegt niet. Je moet een onderscheid maken tussen de lasten aan de ene kant en de koopkracht aan de andere kant. Koopkracht is ook het gevolg van ontwikkelingen in de markt. Mensen kunnen meer inkomen krijgen. Vervolgens stuurt het kabinet natuurlijk die koopkrachtcijfers wel, maar feit is dat er sprake is — de heer Martens heeft dat in zijn betoog ook al duidelijk gemaakt — van lastenverzwaring als het gaat om arbeid. Zeker over de hele kabinetsperiode, maar ook in dit Belastingplan, is er sprake van lastenverzwaring. Denk aan de verlaging van de algemene heffingskorting. Dat betekent dat met name lagere inkomens — mensen rond het minimuminkomen en mensen die ook nog eens parttime werken — meer belasting betalen in plaats van minder. Hoe zit het dan met de bestaanszekerheid van die mensen?
De heer Van Strien (PVV):
Ik baseer me op de gegevens die door de Miljoenennota, de Macro Economische Verkenning en andere stukken tot mij gekomen zijn. Ik ben het op dit punt niet eens met de heer Van Apeldoorn. Ik denk dat we daar vandaag ook niet zo eventjes uit de losse pols uitkomen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De heer Van Strien en ik zullen het over heel veel dingen fundamenteel met elkaar oneens blijven. Dat is duidelijk. Maar het gaat nu even om de feiten, het gaat niet om de politieke weging. De heer Van Strien verwijst naar de Miljoenennota, maar volgens mij verwijst hij naar de koopkrachtplaatjes, waarin staat — het gaat dan om gemiddelden — dat mensen in het eerste inkomenskwartiel er 0,7% in koopkracht op vooruitgaan. Maar we hebben het vandaag over het Belastingplan. Mijn stelling is dat de lasten voor mensen omhooggaan, terwijl de heer Van Strien net zei dat er in het Belastingplan sprake is van een kleine nettolastenverlichting voor mensen. Volgens mij is dat gewoon niet waar. Er is sprake van een lastenverzwaring, die door dit kabinet is ingezet. Zeker als je kijkt over de hele kabinetsperiode, wordt uiteindelijk inkomensarbeid meer belast dan in het basispad het geval was. Dat zijn de feiten.
De heer Van Strien (PVV):
Ik blijf het daarmee oneens. Dat wil niet zeggen dat wij heel gelukkig zijn met de beperkte vooruitgang in dit Pakket Belastingplan. Ik kom daar zo dadelijk nog op terug. Maar ik denk dat dit, gezien de omstandigheden, het maximum haalbare is geweest van wat er met dit Belastingplan te bereiken was.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot, voorzitter. Ik constateer dat de heer Van Strien het oneens is met de feiten. Feit is dat er sprake is van een lastenverzwaring voor arbeid en geen lastenverlichting. Ik ben heel benieuwd waar hij dan wel die vooruitgang ziet, bijvoorbeeld als het gaat om de bestaanszekerheid, waar de PVV in de campagne ook heel erg op gehamerd heeft. Daar zien we in het Belastingplan juist heel erg weinig van terug. Maar misschien hoor ik dat in de rest van het betoog van de heer Van Strien nog.
De voorzitter:
Meneer Van Strien, vervolgt u uw betoog.
De heer Van Strien (PVV):
Ik was gebleven bij het punt dat er nog 500 miljoen is voor groepen in de knel. De accijnsverlaging op brandstof is verlengd en de energiebelasting is verlaagd. De afgelopen twee jaar ging de koopkracht maar liefst 3,5% omlaag. Daarentegen hebben we nu weer te maken met een stijgende lijn. Zijn we daar als PVV tevreden mee? Het eerlijke antwoord op die vraag is: op dit moment, gezien de grote financiële tegenvallers waarmee we dit jaar te maken hadden, die we bij de Algemene Financiële Beschouwingen ook benoemd hebben, wel. Voor de langere termijn moet en kan het beter. Ik merk op dat een substantiële vermindering van de enorme financiële lasten die de asielinstroom met zich meebrengt — we praten hier over miljarden, zowel rechtstreeks als in de zorg, in het onderwijs en bij justitie — de komende jaren voor een substantiële lastenverlichting op fiscaal gebied kan zorgen. Zo kunnen we de werkende Nederlanders nog meer laten overhouden van hun welverdiende geld.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Misschien komt de heer Van Strien hier nog op, maar ik stel mijn vraag nu maar gewoon. Als ik op Parlement.com zoek hoeveel moties de PVV in het parlement heeft ingediend om de btw te verlagen, dan zijn dat er zo'n 35. Dat is een lovenswaardig streven. Maar nu heeft de PVV daadwerkelijk regeringsmacht. Ik ben dus benieuwd hoe de heer Van Strien kijkt naar het zoeken naar een verhoging van andere btw-tarieven, dat de staatssecretaris in zijn brief van 6 december noemt.
De heer Van Strien (PVV):
Volgens mij heb ik net al aangegeven dat wat voor ons ligt een compromis is tussen een aantal zeer verschillende partijen. Dat is een kwestie van geven en nemen geweest. Ik kan niet zeggen dat ik met alle punten honderd procent gelukkig ben. Maar het totaalresultaat is een heel redelijk resultaat, gezien de financiële situatie waarin we op dit moment verkeren.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Daar moet ik even op kauwen. Er gaat in het voorjaar een nieuw resultaat gemaakt worden. Ik ben benieuwd wat de opvatting van de heer Van Strien is over waar dat gezocht moet worden, gezien die 35 moties. Ik snap dat compromissen en dergelijke allemaal reëel en belangrijk zijn, maar je staat ook ergens voor als partij. Als je bijna 40 moties indient waarin staat dat de btw omlaag moet, dan kan ik me toch niet voorstellen dat de heer Van Strien volgend jaar voor een belastingplan gaat stemmen waarin de btw weer omhooggaat.
De heer Van Strien (PVV):
Ik kom toch op hetzelfde antwoord. Er is in het verleden natuurlijk een groot aantal moties ingediend op dat btw-gebied. Dat geeft ook aan hoeveel belang wij daaraan hechten. Dat betekent ook dat de PVV hier in de toekomst aandacht voor zal blijven houden. Maar dat neemt niet weg dat we nu te maken hebben met een onderhandelingsresultaat van een aantal zeer verschillende partijen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Martens.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, voorzitter. Zo heb ik de PVV toch zelden meegemaakt. Meestal is ze heel stellig. Dat biedt ook duidelijkheid. Maar ik begrijp wat betreft die duidelijkheid nu dat die moties in werkelijkheid met potlood geschreven zijn en nu even makkelijk uitgegomd worden als ze toen geschreven zijn.
De heer Van Strien (PVV):
Dat is een stelling waarop ik verder niet inga.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Strien (PVV):
Ik was bij het feit dat er te vaak wordt vergeten dat alleen extreem hoge uitgaven leiden tot hoge belastingen. Ook bij de belastingen geldt: de kruik gaat zolang te water tot zij barst. Zie bijvoorbeeld de situatie bij box 3.
Dan de vereenvoudiging van de huurtoeslag, de verbetering van de koopkracht en de vereenvoudiging van de regeling huurtoeslag. Deze twee wetten lijken een klein stapje in de richting van een vereenvoudigd toeslagenstelsel te zijn. Vooral het aspect dat deze wetten een gunstig effect hebben op de marginale belastingdruk, onder andere doordat de inkomensafhankelijke afbouw eenvoudiger en minder steil wordt, vinden wij een goeie zaak. Tegelijkertijd zien we dat er ook altijd negatieve effecten zullen optreden wanneer we, wat we allemaal willen, verdergaan op dit pad. Zo zullen er hier en daar zeker mensen zijn die gevolgen ondervinden van de maatregelen op het gebied van de servicekosten. Dat is eerder al aan de orde geweest, volgens mij in de inbreng van de heer Martens. Een ander aspect is dat 170.000 huishoudens nu voor het eerst huurtoeslag krijgen van gemiddeld €175 per maand. Dat is heel wat, maar het brengt mij ook gelijk bij de vraag aan de staatssecretaris of dit is wat wij beogen, namelijk huishoudens juist minder afhankelijk laten zijn van ingewikkelde toeslagen.
Voorts las ik dat door de verlaging van de leeftijdsgrens jongeren tussen de 21 en 23 jaar een hogere huur zouden moeten gaan betalen, waardoor goedkopere woningen vrijkomen voor jongeren tussen de 18 en 20 jaar. Het lijkt allemaal erg eenvoudig: oudere jongeren schuiven door naar duurdere woningen om plaats te maken voor jongere jongeren. In totaal wordt op dit thema maar liefst 500 miljoen meer uitgegeven. Het antwoord op de vraag wat er nu daadwerkelijk gebeurt of gaat gebeuren, blijft voor mijn fractie toch wat onduidelijk. We weten immers dat er een tekort is aan alle soorten woningen, zowel koopwoningen als huurwoningen in alle segmenten. Ik zou de staatssecretaris dan ook willen vragen om een globale kwantificering te geven bij welke groepen die half miljard nu terechtkomt en hoeveel extra woningzoekenden nu aan een huis komen.
Voorzitter. De Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Mijn fractie is nadrukkelijk voorstander van het stimuleren van familiebedrijven, maar ook en vooral van een eerlijk en eenvoudig belastingstelsel. Het doel van de bedrijfsopvolgingsregeling en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang om de continuïteit van een onderneming te bevorderen bij bedrijfsoverdrachten is dan ook nastrevenswaardig. De spanning zit natuurlijk in de vraag of er sprake is van een echte onderneming, die ook daadwerkelijk voortgezet moet worden, of van beleggingsvermogen. Voor het laatste geval zijn deze regelingen niet nodig. De voorgestelde wetswijzigingen hebben in wezen ook met dit probleem te maken. Zowel door het CPB als ambtelijk zijn in 2022 en 2023 kritische rapporten verschenen over faciliteiten als deze, die de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de complexiteit in de uitvoering van deze regelingen bestudeerden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of naar de mening van de regering met de huidige voorstellen in redelijke mate tegemoetgekomen wordt aan de in deze rapporten verwoorde kritiek.
De Wet aanpassing Wet minimumbelasting 2024. Het internationale akkoord over de wereldwijde minimumbelasting is eind 2021 door meer dan 140 landen onderschreven, waaronder uiteraard Nederland, want wij zijn er als de kippen bij als het gaat om dit soort internationale verdragen. Het akkoord voor een wereldwijd minimumniveau van belastingheffing van 15% voor grote multinationale ondernemingen dient om belastingconcurrentie tussen staten tegen te gaan. Maar de bekendste belastingparadijzen heb ik helaas niet terug kunnen vinden onder de staten die zo'n minimumbelasting ingevoerd hebben. En van de landen die dit allemaal wel hebben, weten we niet wat voor lokale douceurtjes er zoal tegenover die minimumbelasting staan. Wij bespreken daarentegen vandaag al een wijzigingsvoorstel van de één jaar oude wet. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of deze wet nu voor de bühne is of daadwerkelijk internationaal succes sorteert.
Tot slot, voorzitter, nog een aantal opmerkingen over de ICT bij de Belastingdienst. Al jaren horen wij over ernstige problemen bij de Belastingdienst. Systemen zijn verouderd, zitten vol en zijn er niet meer op toegesneden om redelijke wijzigingen, die toch regelmatig nodig zijn, te verwerken. Dat klemt temeer gezien de grote wijzigingen die op korte termijn nodig zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de nieuwe box 3-wetgeving, waarbij op werkelijk rendement moet worden belast, maar aan ook aan het nieuwe systeem van inkomstenbelasting, waarmee we de marginale druk omlaag willen brengen. De minister en de staatssecretaris hebben bij de Algemene Financiële Beschouwingen aangegeven volgend jaar met een plan van aanpak te komen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: zijn die nieuwe systemen klaar op het moment dat we ze nodig hebben? Graag een reactie.
Voorzitter, ik sluit hierbij af. Ik zie de beantwoording van mijn vragen door de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Strien. Dan geef ik het woord aan de heer Martens van GroenLinks-Partij van de Arbeid voor een interruptie.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag aan de heer Van Strien over box 3. Is het voor de PVV acceptabel als een nieuwe vermogensbelasting pas na 2027 zou worden ingevoerd, ja of nee?
De heer Van Strien (PVV):
Wij hebben in het verleden herhaaldelijk aangegeven dat wij willen dat die nieuwe box 3-belasting zo snel mogelijk wordt ingevoerd. Dat is nog steeds onze wens.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Is de heer Van Strien het dan met mij eens dat als de realisatie van een nieuw stelsel ook in 2027 niet gehaald zou worden, de staatssecretaris dan naar een plan B, namelijk een eenvoudigere en wel realiseerbare vermogensbelasting, zou moeten kijken?
De heer Van Strien (PVV):
Als-danvragen, daar ga ik niet op in, heel simpel. Als het in 2027 nog niet klaar is, dan heeft de staatssecretaris ongetwijfeld een nieuw voorstel.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik echt een te makkelijk als-dan. Dit staat op de drempel. De Raad van State is ongelofelijk negatief geweest. Het lukt jaar na jaar niet dit te realiseren, dus iedereen ziet aankomen dat dit ook in 2027 mogelijk niet gaat lukken. Regeren is dan ook vooruitzien. Ik dring toch nog een keer erop aan om hom of kuit te geven hoe dit nou zit.
De heer Van Strien (PVV):
Het is niet aan mij om op dit moment hom of kuit te geven. Ik verwacht dat het zo snel mogelijk gebeurt. En ik verwacht dat als het niet lukt, de regering dan met een voorstel komt, punt.
De heer Hartog i (Volt):
Ik wil even een ding testen op het gebied van de eventuele terugdraaiing van de btw-verhogingen. Er is een voorstel gedaan door de heer Schalk om de heffingen op luxegoederen en diensten te verhogen. Is dat voor de PVV bespreekbaar, vraag ik de heer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Wij gaan naar alle voorstellen kritisch kijken. Ik ga daar nu niet rechtstreeks op reageren. Ieder goed voorstel wordt door ons kritisch bekeken en beoordeeld.
De heer Hartog (Volt):
Ik begrijp dat er onderhandelingen plaatsvinden tussen Tweede Kamerfracties, maar die hebben al ingestemd. Er zou eventueel een probleem in de Eerste Kamer kunnen liggen; daar had ik nog niet over gesproken. Daar speelt de heer Van Strien, die toch een rol speelt in een regeringspartij — laat ik het maar zo noemen — een rol bij. Als hij zegt dat hij voor alles openstaat, staat hij dan ook open voor een verhoging van de heffingen op luxegoederen en diensten?
De heer Van Strien (PVV):
Ik heb zojuist gezegd dat wij ervoor openstaan om alle goede voorstellen op een evenwichtige wijze te evalueren en te bekijken. Dat zou een antwoord moeten zijn op de vraag van de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Dan ben ik blij dat we met het antwoord van de heer Van Strien weer een stapje dichter bij de oplossing zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Geerdink namens de VVD.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Voorzitter. Allereerst een warm welkom aan de nieuwe staatssecretaris van Financiën bij dit jaarlijkse belastingdebat. U bent de vijfde staatssecretaris bij dit voor mij persoonlijk zesde belastingdebat. Ik wens u veel plezier, veel succes en veel jaren op deze belangwekkende positie die u bekleedt.
Voorzitter. Ik begin met een citaat van voormalig staatssecretaris Vermeend uit het grote boek dat heet Het nieuwe belastingstelsel in cartoons, dat verscheen net na de vorige belastingherziening in 2001. Ik heb het niet meegenomen, want dat mocht niet, maar het ligt wel ergens. Ik citeer: "Het begon allemaal met de Miljoenennota 1997, waarin Gerrit Zalm en ik aankondigden dat we een verkenning zouden uitbrengen van de richting waarin het Nederlandse belastingstelsel zich in het begin van de 21ste eeuw zou moeten ontwikkelen. Deze verkenning, de verkenning belastingen in de 21ste eeuw, wordt eind december 1997 gepresenteerd. Ze heeft vervolgens haar neerslag gevonden in het regeerakkoord van kabinet-Kok II, van augustus 1998, en vormt daarmee de grondslag van de belastingherziening 2001. Bijna niemand had het verwacht, maar toch zijn we erin geslaagd. Ruim een jaar later, op 14 september 1999, werd het wetsvoorstel Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001) bij de Tweede Kamer ingediend. Op 25 februari 2000 stemde een brede Kamermeerderheid voor de belastingherziening. De Eerste Kamer volgde op 11 mei 2000. Inderdaad: ongelofelijk maar waar." Dat zegt Willem Vermeend in zijn voorwoord.
Vermeend, een verre voorganger van de huidige staatssecretaris, en toenmalig minister van Financiën Zalm werkten gezamenlijk met dg Fiscale Zaken Witteveen aan het huidige boxenstelsel, dat nu, na ongeveer twee decennia, aan een grondige revisie toe is. Wat kunnen we hier nu van leren? Het heeft ongeveer vier jaar geduurd. Het is een nauwe samenwerking geweest tussen twee bewindslieden, die langer bleven zitten dan een paar maanden. Het project werd binnen het ministerie getrokken door een dg Fiscale Zaken met gezag. Dat ging uitsluitend over het belastingstelsel, en niet over toeslagen — die waren er toen nog niet — of uitkeringen. Het allerbelangrijkste: er ging een grondige verkenning aan vooraf, waarin de maatschappij in de 21ste eeuw en het belastingstelsel dat daarbij paste, centraal stonden. Het belangrijkste uit het boek zijn de lessen die eruit getrokken kunnen worden. De VVD-fractie gunt het Nederland dat het belastingstelsel past bij het Nederland van de komende twintig jaar.
Voorzitter. Dan naar het belastingpakket voor het komende jaar, het jaar 2025. Er zijn elf wetsvoorstellen dit jaar. Het wetsvoorstel voor de beëindiging van de salderingsregeling krijgt een eigen behandeling, morgenmiddag, en het wetsvoorstel Belastingplan BES-eilanden 2025 komt, naar ik begreep, er binnenkort via een novelle, na de wonderlijke route van een amendement en een motie van de ChristenUniefractie in de Tweede Kamer.
Ik begin met een terugblik op de behandeling van het Belastingplan 2024. De VVD constateert met vreugde dat een aantal amendementen uit de Tweede Kamer die vorig jaar plotsklaps in het Belastingplan terecht waren gekomen, teruggedraaid zijn in het Belastingplan 2025. Daarnaast sta ik kort stil bij de Wet minimumbelasting, die ik graag in een wereldwijde context bezie. Vervolgens ga ik in op het jaarlijkse onderwerp koppen op nationale wetgeving, aan de hand van de earningsstrippingmaatregel. Daarna sta ik kort stil bij het onderwerp armoedeval, die onder andere wordt veroorzaakt door de hoge marginale belastingdruk. Onze fractievoorzitter blikte er al op vooruit bij de Algemene Politieke Beschouwingen en ook collega Van Ballekom heeft erop gereflecteerd bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Als vanzelf komen we dan aan bij de vele grote herzieningen die voor de deur staan.
Voorzitter. Terug naar het Belastingplan 2024. Daarin stonden na amendering in de Tweede Kamer maatregelen met zeer negatieve effecten op het vestigingsklimaat, zeer negatieve effecten op de concurrentiekracht van Nederland en zeer negatieve effecten op het innovatieve vermogen van Nederlandse ondernemingen. Daarbij werden bedrijven en ondernemers niet gekoesterd, maar zwaar belast. Fiscaal adviseurs vroegen zich af waar we met fiscaal Nederland naartoe gingen en het bedrijfsleven vroeg zich af wat ze moesten antwoorden op de vraag waarom ze nog in Nederland gevestigd waren. En dat terwijl we — de kracht zit in de herhaling — onze economische groei, onze welvaart en ons welzijn te danken hebben aan hardwerkende ondernemers, innovatieve start-ups en scale-ups, solide familiebedrijven, het ijzersterke mkb en wereldwijd opererende bedrijven. Allemaal dragen ze bij aan herstel en groei, scheppen ze banen en maken ze innovatieve producten of bieden ze innovatieve diensten aan. Zonder ondernemers is de overheid nergens. Het geld dat de overheid uitgeeft, moet namelijk eerst verdiend worden.
Toen heb ik namens mijn fractie grondig voorbereide wetgeving bepleit als voorwaarde voor een betrouwbare overheid, net als nu. Ik onderstreep nogmaals dat onvoorspelbaarheid en het ontbreken van bestendige lange lijnen funest zijn voor het Nederlandse ondernemingsklimaat. Daarom zijn de leden van de fractie van de VVD verheugd dat we vorig jaar in de Eerste Kamer de aanzet hebben mogen geven tot de inkoopfaciliteit eigen aandelen en de verhogingen van het box 2-tarief niet ingevoerd respectievelijk teruggedraaid te krijgen in het Belastingplan dat nu voorligt. Ook de eerder verlaagde mbk-winstvrijstelling is teruggedraaid, met als resultaat dat onze internationale concurrentiepositie niet verslechterd is, het ondernemerschap weer meer loont en dat er nu weer een kleine verbetering van het fiscale globale evenwicht is. Hulde, of voor de Groningers onder ons: het kon minder.
Het ging vorig jaar ook over de verhoging van het box 3-tarief en de versobering van de 30%-regeling. Box 3 kent een eigen dynamiek. Daar kom ik graag later in mijn bijdrage op terug. Ik wil nu graag stilstaan bij de 30%-regeling. Vorig jaar heeft de VVD samen met D66 per motie verzocht om de voorgenomen evaluatie van de 30%-regeling in het eerste kwartaal van 2024 af te ronden en op basis van deze evaluatie met een beter voorstel, een voorstel dat minder schadelijk is voor onze economie, te komen in het Belastingplan 2025. Het Belastingplan 2024 ging namelijk uit van een versobering van de 30%-regeling in de vorm van een zogenaamde "30-20-10-regeling". Het SEO-rapport is verschenen. SEO berekende dat de 30%-regeling meer oplevert dan de regeling kost. Daarbij is er zelfs geen rekening gehouden met de indirecte effecten. De 30%-regeling leidt indirect tot meer omzetbelasting via de bestedingen — dat moet de regering toch aanspreken? — meer werkgelegenheid door een grotere vraag naar diensten en hogere lonen voor andere werknemers als gevolg van de zogenaamde kennisspill-overs. Tevens draagt de arbeidsinzet bij aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Het levert dus zowel budgettair als maatschappelijk meer op, maar toch gaan we op termijn de regeling versoberen naar een 27%-regeling. Bizar. Conclusie: aan onze motie is deels voldaan. Het onderzoek is wel gedaan, maar het voorstel in dit Belastingplan is niet minder schadelijk voor de economie.
Gelukkig bestaat de 30%-regeling nog twee jaar, waardoor er nog even de tijd is om die te kunnen beoordelen in het licht van onze internationale concurrentiepositie. Het is bekend dat Luxemburg de bestaande expatregeling per 1 januari 2025 zal verruimen naar een vrijstelling van 50%, om maar een voorbeeld te noemen. De vraag van de VVD-fractie bij de schriftelijke inbreng hoe de nieuwe 27%-regeling zich verhoudt tot die van andere landen, wordt niet beantwoord. Kan de staatssecretaris alsnog toezeggen een overzicht te verstrekken van expatregelingen in internationaal verband voor het Belastingplan 2026? Hoe duidt de regering de verslechterende positie van Nederland in de strijd om het internationale talent de komende jaren?
Dan ga ik naar de Wet minimumbelasting. Via de vorig jaar geïmplementeerde minimumbelastingwetgeving wordt een minimumniveau aan wereldwijde winstbelasting geheven van effectief 15% per jurisdictie. Tegelijkertijd kunnen fiscale regelingen, dus de zogenaamde "tax incentives", zoals aftrekposten, vrijstellingen en verlaagde tarieven de effectieve belastingdruk verlagen. Vorig jaar heeft de VVD de vraag gesteld welke impact deze tax incentives kunnen hebben onder pijler 2, omdat in beginsel moet worden bijgeheven indien deze incentives het effectieve tarief van minder dan 15% tot gevolg hebben. We hebben het dan over tax incentives gericht op investeringen om milieuvervuiling te beperken, energiebesparing te stimuleren en innovatie te bevorderen. Het gaat niet alleen om de willekeurige afschrijvingen op milieubedrijfsmiddelen en de innovatiebox, maar ook om de tonnageregelingen. Per motie heeft de VVD-fractie de toenmalige staatssecretaris Van Rij gevraagd om onderzoek te doen naar de gevolgen van de invoering van de minimumbelasting voor het fiscale investerings- en innovatie-instrumentarium, waarbij de bijzondere interesse lag bij de maatregelen die Nederland kan nemen om uit die Europese achterhoede te komen.
Op 28 oktober jongstleden is het onderzoek ontvangen met als conclusie dat de minimumbelasting van invloed kan zijn op de effectiviteit van fiscale regelingen als instrument om bepaalde beleidsdoelen te bereiken. Ook stelde de toenmalige staatssecretaris Idsinga dat in het kader van het vestigingsklimaat het invoeren van een kwalificerend belastingtegoed kan worden afgewogen, omdat veel andere landen een dergelijke regeling wel kennen. Daarop heeft Tweede Kamerlid Van Eijk, van de VVD, een motie aangenomen gekregen waarin verzocht wordt om een vervolgonderzoek te doen naar hoe Nederland een nieuw systeem van duurzame innovatiekredieten kan vormgeven. Tevens is gevraagd de Tweede Kamer voor 1 juli 2025 te informeren. De VVD-fractie in de Eerste kamer wacht dat onderzoek eveneens met belangstelling af. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de tonnageregeling, van groot belang voor onze Nederlandse scheepvaartindustrie, betrokken wordt in dit onderzoek? En kan hij toezeggen dat ook de Eerste Kamer het onderzoek toegestuurd krijgt?
Uit de schriftelijke beantwoording op de vraag hoeveel landen pijler 2 daadwerkelijk hebben geïmplementeerd, blijkt dat van de 130 landen die de handtekening hebben gezet, driekwart die nog niet heeft ingevoerd. Dat is nog even los van het feit dat een grootmacht als China niet eens getekend heeft. Wat zegt dat over het succes van deze wereldwijde winstbelasting? Waar wachten de andere landen op? En wat betekent dit voor onze Nederlandse multinationals? Kan de staatssecretaris schetsen waar de overleggen met de andere landen die wél geïmplementeerd hebben, over gaan? Gaan die over de vraag hoe we de andere landen ervan overtuigen om mee te doen? Of gaan die over de vraag hoe we onze multinationals behouden voor ons eigen land? Met andere woorden, wat is onze strategie als andere landen niet meedoen aan pijler 2?
Vanaf volgend jaar past Nederland ook de zogenaamde — ik moest even oefenen — onderbelastewinstbijheffing toe. Verwacht de staatssecretaris dat dit zal leiden tot tegenmaatregelen door andere landen, bijvoorbeeld China of de Verenigde Staten? Verwacht de staatssecretaris procedures bij de belastingrechter over de verenigbaarheid van deze heffing met belastingverdragen? Kan daarbij ook iets verder de toekomst in worden gekeken dan naar 2025, bijvoorbeeld na het verlopen van de — dit is nog een hele mond vol — onderbelastewinstbijheffing veiligehavenregel, ultimo 2026? Tot slot heb ik over dit onderwerp de volgende vraag. Hoe staat het ondertussen met het akkoord over pijler 1? Want het is oorverdovend stil.
Dan ga ik naar het thema earningsstrippingsmaatregel — het is wel echt moeilijk vandaag met al die woorden, maar ze hebben drie keer woordwaarde — en koppen op nationale wetgeving. Om de fiscale prikkel voor financiering met vreemd vermogen te beperken, is de generiekerenteaftrekbeperking, die earningsstrippingsmaatregel, in Nederland aanzienlijk strenger geïmplementeerd dan de minimumstandaard die is opgenomen in de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking, ATAD1. De VVD-fractie heeft reeds aangegeven dat het strenger implementeren van een EU-richtlijn, oftewel, een Nederlandse kop zetten op Europese regelgeving, leidt tot een ongelijk speelveld en dus het Nederlandse vestigingsklimaat in negatieve zin beïnvloedt.
Het is goed dat het percentage van de aftrekbeperking verhoogd wordt van 20% naar 24,5% van de EBITDA. Maar de vraag wat nou eigenlijk de norm is, blijft staan. Want als vrijwel alle lidstaten 30% hanteren — lees: het Europees gemiddelde ligt op 30% — dan zetten we onszelf met dat net iets verhoogde percentage van 24,5% op achterstand in internationaal verband. Kan de staatssecretaris hierop reflecteren? Kan hij bevestigen dat er sprake is van een nationale kop? Nieuwe nationale koppen tegengaan is een prachtig streven, maar het is net zo belangrijk om de huidige, bestaande eraf te halen. Kan de staatssecretaris toezeggen om met een overzicht te komen van de nationale fiscale wetgevingskoppen per 1 januari 2025?
Voorzitter. Ik ga naar het volgende thema. Het kabinet-Rutte IV heeft een aanzienlijk armoedepakket ingevoerd. Naar de mening van de VVD-fractie is werken uiteindelijk de snelste manier om uit de armoede te komen. Dat blijkt ook uit onderzoek. Werken moet dus meer lonen. De marginale belastingdruk moet omlaag. In dit Belastingplan staan diverse maatregelen om het inkomen van mensen op het sociaal minimum te verhogen. Het kabinet verhoogt het kindgebonden budget, verlaagt het eigen risico, verhoogt de huurtoeslag, verlaagt het tarief in de eerste schijf, zodat werken meer gaat lonen, en het komt met een brede aanpak van armoede en schulden. Van deze maatregelen zien er twee op het verlagen van de marginale druk op de korte termijn, namelijk de voorgestelde vereenvoudiging van de huurtoeslag voor inkomens tussen €35.000 en €50.000 en de verlaging van het belastingtarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting op korte termijn. Op de langere termijn is het kabinet voornemens om de marginale druk te verlagen door middel van de herziening van het fiscaliteits- en toeslagenstelsel, de herziening van de Participatiewet en ten slotte een hervorming van de arbeidsmarkt. Dat zijn stuk voor stuk grote herzieningen die niet alleen zien op de inkomstenbelasting maar ook op de toeslagen, de uitkeringen en hopelijk ook op de btw, want een btw-stelsel met een uniform tarief en zo min mogelijk vrijstellingen en uitzonderingen is te prefereren boven het gejojo en de onduidelijke situatie op dit moment. We weten nu niet wat er uit de onderhandelingen over de btw-voorstellen bij de Voorjaarsnota komt én er bestaat onduidelijkheid over die overgangsregeling. Graag verzoek ik namens de VVD-fractie via de voorzitter om een reflectie van de staatssecretaris hierop, waarbij wij tevens graag de bij de nota naar aanleiding van het tweede verslag aangekondigde duiding ten aanzien van die overgangsregeling vernemen.
Daarnaast volgt uit het recente advies van de Raad van State over het wetsvoorstel over box 3 dat een eenvoudig stelsel op basis van werkelijk gerealiseerd rendement beter is dan een ingewikkeld stelsel dat ondoenlijk is voor zowel de belastingplichtigen als de Belastingdienst.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Terug naar de btw. De publieke tribune is vandaag ook gevuld met mensen uit de hotelbranche. Ik zou mevrouw Geerdink van de VVD graag vragen om daarop in te gaan, want bent u het niet met mij eens dat de staatssecretaris vandaag bijvoorbeeld zou kunnen toezeggen om nog voordat een nieuw besluit wordt genomen over hoe het btw-gat gevuld moet worden, een impactonderzoek te doen naar hoe die btw-verhoging uitwerkt op de hotelbranche? Want zoals ik in mijn bijdrage heb geschetst, is die uitwerking zelfs op basis van gezond verstand naar verwachting zeer aanzienlijk.
Mevrouw Geerdink (VVD):
U heeft gezien dat wij vele schriftelijke vragen over dit onderwerp hebben gesteld. U weet ook dat wij niet de partij zijn van de belastingverhogingen, maar meer van de belastingverlagingen. Het doet dus zeer als ik dit zie. In het vervolg van mijn verhaal zal ik ook pleiten voor een impactanalyse.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat mevrouw Geerdink eerst haar verhaal vervolgt.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Graag. Ik was nog bij box 3. Er ligt een advies van de Raad van State. Mijn vraag via de voorzitter is of de staatssecretaris een tip van de sluier kan oplichten: welke keuze gaat u maken ten aanzien van dit wetsvoorstel, dat nog niet aan de Tweede Kamer is aangeboden maar dus bij de Raad van State ligt? En neemt u het advies van de Raad van State serieus?
Tot slot de hamvraag van deze tijd: hoe komen we tot die grote noodzakelijke herzieningen? Dat kan niet door lukraak in regelingen te gaan snijden, want dat levert weerstand op. De samenhang ontbreekt, het uiteindelijke doel blijft buiten beeld en het resulteert in een onbetrouwbare overheid. Dat betekent overigens ook dat de overheid eerst de impact van haar handelen in kaart brengt, alvorens te handelen. De keuze van het kabinet om geen impactanalyse uit te voeren en de effecten voor de grensregio's niet mee te nemen, bijvoorbeeld van het verhogen van de btw op logies, is in die zin gewoon onbegrijpelijk. Dat kan wél door een blauwdruk op basis van de huidige en de toekomstige maatschappij neer te leggen en op basis daarvan volgtijdelijk of simultaan het toeslagenstelsel af te schaffen, het fiscale stelsel te ontwerpen en het uitkeringenstelsel eenvoudiger te maken. Dat betekent dat iemand de regie moet pakken en die regie, met alle respect, niet moet overlaten aan het parlement, noch, wederom met alle respect, aan de ambtelijke adviseurs en ook niet aan de staatsraden, hoe goed iedereen het ook voorheeft met Nederland en de Nederlanders.
Voorzitter. Kan de staatssecretaris ons toezeggen dat hij de regie zal pakken voor de belastingherziening 2028? Hoe hij dat doet, is aan hem, maar doe het niet alleen. Laat u bijstaan door een externe fiscale autoriteit, ervaren in Den Haag, die overzicht en overwicht heeft, zodat het maatschappelijk draagvlak voor deze grote fiscale herziening goed geborgd is.
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw Geerdink had het een poosje geleden over armoede en de marginale druk. Nu heeft ze het over 2028. Dat betekent dat de armoede en de marginale druk dus nog minimaal een drietal of drietal viertal jaar niet echt worden aangepakt. Heeft mevrouw Geerdink ideeën over wat er zou moeten gaan gebeuren?
Mevrouw Geerdink (VVD):
Er is, zoals ik al zei, de afgelopen jaren een groot armoedepakket doorgevoerd. De armoede is gedaald, zowel voor gezinnen als voor kinderen. Wij gaan ervan uit dat dit beleid gewoon wordt doorgezet. Dat betekent dat dit dus niet leidt tot een verhoging van de armoede. Als we elkaar daarop kunnen vinden ... Je kunt het door maatregelen doen. We zitten in de periode dat de grote herziening nog niet heeft plaatsgevonden. Alle knoppen in het huidige fiscale stelsel zijn min of meer lam, zeg ik maar even. Dat betekent dat er hier en daar maatregelen moeten worden genomen die per jaar moeten worden bekeken, zoals we nu doen, om op een goed evenwicht uit te komen.
De heer Schalk (SGP):
Ik begrijp dat, maar dan zou de Kamer eigenlijk ook een boodschap moeten meegeven aan het huidige kabinet. Terecht zegt mevrouw Geerdink dat de armoede, ook de kinderarmoede, de laatste jaren is gedaald. We zien nu dat dit vlak wordt. Die daling is dus weg. Er staat gewoon in de stukken dat die dit jaar in ieder geval niet meer stijgt. Zullen we dan met elkaar afspreken dat we tegen het kabinet zeggen: zorg dat je de dalende lijn weer te pakken krijgt, in plaats van te stabiliseren?
Mevrouw Geerdink (VVD):
Wij vinden elkaar op het feit dat dit, in onze visie, betekent dat meer mensen aan het werk moeten komen. Ik denk dat dit de beste manier is om uit armoede te komen. Minimaal dit is al een grens, maar het belangrijkste is denk ik dat we mensen aan het werk moeten krijgen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik begrijp dat aan de ene kant wel. Aan de andere kant: mensen die aan het werk komen, zitten heel vaak aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Zij worden juist enorm afgestraft. Daar moet dus ook op een andere manier aan getrokken worden. Op het moment dat ze iets meer gaan verdienen, duiken ze gewoon verder de armoedeval in. Dan is de marginale druk veel te hoog. Alleen maar meer gaan werken, is dus niet de oplossing.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dit klopt. Ik heb in mijn verhaal ook gezegd dat we ons echt grote zorgen maken over de marginale druk. We vinden elkaar in het feit dat we meer werkenden moeten krijgen, die we ook goed moeten belonen voor het feit dat zij gaan werken. Want werken moet lonen. Het moet meer lonen, zelfs. Dat betekent ook dat we moeten bekijken hoe we de marginale druk zo veel mogelijk in toom kunnen houden. Nogmaals, ik denk dat in het huidige systeem alle knoppen ongeveer uitgewerkt zijn. We moeten zorgen dat we deze staatssecretaris zo snel mogelijk helpen bij het ontwerpen van een goede belastingherziening waarin dit niet meer speelt.
De voorzitter:
De heer Martens namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik werd net door u terug naar mijn bankje gedirigeerd. Dat volgde ik graag op, met het gevoel dat ik iets zou horen over een impactanalyse. Mevrouw Geerdink ging daar dermate omfloerst mee om dat ik die vraag toch graag rechtstreeks stel. Vraagt zij nu ook met mij aan de staatssecretaris om een impactanalyse te doen van de effecten van de btw-verhoging op het hotelwezen, met name in de grensstreek, of vraagt zij dat nou niet?
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dat vragen wij, wetende dat wij deze belastingwetten wel gaan aannemen.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik ben blij dat te horen, want u zegt voor ondernemers op te komen. Nu moet dat dan gebeuren. Bent u het ook met me eens dat die impactanalyse er moet liggen op het moment dat er een besluit wordt genomen over wat er gedaan moet worden met de btw?
Mevrouw Geerdink (VVD):
De heer Martens vraagt mij om mijzelf te herhalen, want ik heb dit al gezegd.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Wat fijn om collega Schalk net opnieuw te horen pleiten voor uitvoering van de motie-Van Apeldoorn van de SP, die hier met ruime steun is aangenomen. Of hij mevrouw Geerdink van de VVD-fractie daarin ook heeft overtuigd, waag ik te betwijfelen. Haar antwoord was: we moeten zo veel mogelijk mensen aan het werk helpen, want dat is dé manier om uit armoede te komen. In algemene zin is het natuurlijk waar dat dit helpt. Er zijn echter twee dingen. Er zijn gewoon mensen die niet kunnen werken en onder de armoedegrens leven. Hoe zorg je ervoor dat die mensen uit de armoede komen? Het tweede is al eerder genoemd. Volgens mij heeft mevrouw Geerdink er zelf ook naar verwezen. Er zijn ook veel werkende armen in Nederland, die hard werken maar niet genoeg verdienen om rond te komen en die onder de armoedegrens zitten. Die groep is groter dan gedacht, ook volgens recente berekeningen van onder andere het Nibud. Hoe ga je die mensen helpen?
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dank voor deze vraag. Dit is wel de ingewikkeldste die er is, nogmaals gezien het feit dat die knoppen er op dit moment niet zitten. Ik hoop erop, zeg ik tegen de heer Van Apeldoorn, dat we dit soort elementen kunnen meenemen in de Agenda voor werkend Nederland om ervoor te zorgen dat mensen die niet kunnen werken … Het is ook heel liberaal om te zeggen dat je ervoor moet zorgen dat mensen die niet kúnnen werken, kunnen bestaan en op een bepaalde manier kunnen leven. Daar hoeft de overheid niet voor weg te lopen, maar dat is wel de grens. In principe moet je gewoon zorgen voor een systeem en een stelsel waardoor mensen, door wél te werken, hun eigen bestaan kunnen financieren, om het zo maar even te noemen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Het valt me toch op dat als het gaat om het verder doorvoeren van lastenverlichting voor het bedrijfsleven, mevrouw Geerdink allerlei uitgewerkte ideeën heeft en eigenlijk vindt dat dit Belastingplan nog niet genoeg is, alhoewel daar heel veel lastenverlichting voor kapitaal en vermogens in zit. Haar motie, die destijds uiteindelijk niet is ingediend maar waarvan de uitvoering wel is toegezegd door de staatssecretaris, is grotendeels uitgevoerd, maar het is toch nog niet genoeg. Maar als het gaat om het bestrijden van armoede, ook armoede onder werkende mensen, dan zegt mevrouw Geerdink eigenlijk: ja, dat is een heel ingewikkeld vraagstuk en ik heb eigenlijk geen oplossing, want we hebben al aan alle knoppen gedraaid; er zijn geen knoppen meer over om aan te draaien. Er ligt een rapport van de Commissie sociaal minimum met een hele lijst knoppen waar je aan zou kunnen draaien. Eén knop is bijvoorbeeld het verhogen van het minimumloon. Volgens die commissie is het sociaal minimum gewoon te laag in Nederland. Als je het minimumloon zou verhogen, een knop waaraan je kunt draaien, dan help je ook veel van die hardwerkende Nederlanders die nu onder de armoedegrens zitten uit de armoede.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Of mevrouw Geerdink het met mij eens is dat er wel degelijk nog knoppen zijn om aan te draaien.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Het minimumloon is de afgelopen jaren al behoorlijk tot zeer verhoogd, dus ook daar ga je aan de grens zitten van wat dat nog kan betekenen. Dat is één. Twee: de armoede is de afgelopen jaren wel echt teruggelopen door overheidsmaatregelen. We kunnen daar heel ingewikkeld over doen, maar dat is wel het effect geweest van Rutte IV, dus de maatregelen van onze minister Carola Schouten destijds en het pakket wat er toen heeft gelegen. Het is dus wat flauw … Dat is niet het juiste woord, maar u doet net alsof wij daar niet ook heel hard aan getrokken hebben. Dat hebben wij wel, dus ik trek niet dezelfde conclusies als de heer Van Apeldoorn.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot. We kunnen opnieuw het beleid van het vorige kabinet gaan evalueren. Daar hebben mevrouw Geerdink en ik waarschijnlijk verschillende ideeën over. Maar de feiten zijn duidelijk: de armoede is onder het vorige kabinet gedaald, mede door inzet van dat kabinet en onder druk van ook deze Kamer, zeker de kinderarmoede. Het punt is natuurlijk dat de armoede nu, onder dit kabinet, volgens de projecties van het CPB gelijk zal blijven en niet verder zal dalen. Dat noem ik met de heer Schalk "armoedig" en "een gebrek aan ambitie". Om toch nog even terug te komen op die knoppen en nog een andere knop te noemen: de algemene heffingskorting. Die wordt nu in dit Belastingplan verlaagd. Als je dat niet zou doen, zou dat enorm veel schelen, vooral voor de lagere inkomens. Die gaan door de verlaging van de algemene heffingskorting uiteindelijk meer belasting betalen. Ik blijf erbij dat er knoppen zijn waar je aan kunt draaien. Alleen is het een politieke keuze van dit kabinet en kennelijk ook van de VVD-fractie om daar niet aan te willen draaien. Sterker nog, die knop wordt de andere kant opgedraaid bij de algemene heffingskorting.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Ik hoor niet zo gauw een vraag. Ik denk dat de vraag is wat ik daarvan vind. De regering heeft een heel pakket maatregelen in het Belastingplan verwerkt. Dat hele lijstje heb ik min of meer opgelepeld. Daarmee wordt een lastenverlichting voor werkenden en middeninkomens gerealiseerd. Als je vanuit het idee denkt dat werken moet lonen en dat dat de manier is om uit de armoede te komen, is het een logisch verhaal. Dat staat los van alle knoppen die de heer Van Apeldoorn nog wil invoeren.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik wil mevrouw Geerdink een beetje helpen. Ik ben het met haar eens dat werken helpt om uit de armoede te komen. Maar dat alleen is niet genoeg. Het vorige kabinet was mede zo succesvol — ik kijk niet alleen naar minister Schouten maar ook naar minister Kaag als minister van Financiën — omdat zij, om in de termen te blijven, de knop gebruikten om heel gericht mensen die het echt nodig hebben, die echt in armoede leven of een zeer laag inkomen hebben, gerichte steun te verlenen. Als voorbeeld noem ik de energietoeslag. Die kreeg je alleen als je onder een bepaald inkomen zat. De evaluatie wees uit dat het buitengewoon effectief is als je je zeer gericht op een bepaalde groep richt. Zou zij daarop kunnen reageren? Deze regering zou er ook voor kunnen kiezen om veel gerichter instrumenten in te zetten. We zien eigenlijk het tegenovergestelde, namelijk dat een deel van de gerichte instrumenten wordt afgebouwd, terwijl die nu juist effectief zijn.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Hoe gerichter je maatregelen gaat nemen — kijk naar de toeslagen — hoe complexer het systeem wordt. Die energietoeslag is ingezet vanwege het feit dat de energietarieven daadwerkelijk heel erg omhooggingen. En ja, dat heeft een enorme impact gehad op het inkomen van velen in Nederland. Dat wil niet zeggen dat dat telkens gebeuren moet, want dan is er geen structurele manier om dit probleem op te lossen.
Mevrouw Moonen (D66):
Dat klopt. Daarom hebben we ook een structurele verandering nodig. Tegelijkertijd wil ik er wel op wijzen dat de energietoeslag een niet-gebruik had van maar een paar procent. De gemeenten hebben de uitvoering geweldig gedaan. Iets van 98% heeft die ontvangen, jaar op jaar. Dat is min of meer foutloos gegaan. We zien dus dat juist gerichte maatregelen heel effectief kunnen zijn en ook zeer eenvoudig.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dat kan ik alleen maar beamen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Ik ben eigenlijk aan het einde van mijn betoog.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We kijken uit naar de reactie van de staatssecretaris en wensen hem veel succes de komende jaren.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Geerdink. Dan is het woord aan meneer Holterhues namens de ChristenUnie en mede namens OPNL.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. De fracties van de ChristenUnie en OPNL, hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgenomen wetsvoorstellen voor het Pakket Belastingplan 2025. Dit keer zijn het er tien, een stuk minder dan de zeventien wetsvoorstellen vorig jaar. Desalniettemin is het wederom een aanzienlijk pakket. De fracties van ChristenUnie en OPNL kunnen zich in het algemeen goed vinden in de wetsvoorstellen. Ze zorgen voor een verbetering van de bestaanszekerheid van menigeen in Nederland, hetgeen beide fracties ondersteunen. Ook dragen de wetsvoorstellen op tal van punten bij aan de vereenvoudiging die, zoals ik vorig jaar ook al heb aangegeven, dringend nodig is. Met smart wachten onze fracties op een veel drastischer hervorming van het belastingstelsel, waarbij met name het hele stelsel van toeslagen dringend aan vervanging toe is. Dit is tevens belangrijk voor de uitvoerbaarheid. Uiteraard zijn onze fracties verheugd dat het kabinet zich bereid heeft getoond om eenverdieners tegemoet te komen, de giftenaftrek voor particulieren te behouden en af te zien van de btw-verhoging op media, sport en cultuur. Wij zullen de ontwikkelingen in dezen wel goed blijven volgen.
Tegelijkertijd hebben onze fracties ook zorgen, die zich groeperen rond een aantal thema's. Ik zal in mijn bijdrage achtereenvolgens stilstaan bij de parlementaire behandeling, maatregelen om de koopkracht te verbeteren, de btw, maatregelen om het bedrijfsleven te stimuleren, maatregelen om klimaatvriendelijk gedrag te stimuleren, de giftenaftrek, het wetsvoorstel voor de BES-eilanden, het ontbreken van maatregelen om een gezonde levensstijl te stimuleren, en ik sluit af met enkele opmerkingen over de toekomst van het belastingstelsel.
Voorzitter. Allereerst de parlementaire behandeling. Collega Martens besteedde daar ook al aandacht aan. Dit is mijn tweede debat als senator over de belastingplannen. Het proces lijkt een herhaling van zetten van vorig jaar. Ook vorig jaar was een herhaling van zetten, als ik de overlevering mag geloven. Pas in een laat stadium krijgt de Eerste Kamer een grote hoeveelheid belastingmaatregelen te verstouwen, waarvan een deel bovendien wordt gebundeld in wetsvoorstellen zonder duidelijke inhoudelijke samenhang. Het argument daarvoor is steeds dat de verschillende voorstellen budgettair bij elkaar horen. De Raad van State merkte in zijn advies echter op dat het beter zou zijn om "maatregelen die omvangrijk, complex of politiek omstreden zijn als losse wetsvoorstellen in te dienen, waar mogelijk zelfs op een ander moment dan bij het pakket belastingplan". Onze beide fracties onderschrijven dat advies. Het verzamelkarakter van het eigenlijke belastingplan komt de parlementaire behandeling niet ten goede. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld gezien dat het debat in de Tweede Kamer werd gedomineerd door de btw-verhoging. Daardoor was er minder aandacht voor andere, meer technische onderdelen van het Belastingplan. Daarom onze vraag of de staatssecretaris nogmaals kan onderbouwen waarom er ook dit jaar voor is gekozen om omvangrijke en complexe maatregelen onderdeel te laten zijn van het Belastingplan, en ze niet als losse wetsvoorstellen in te dienen. Waarom is budgettaire samenhang leidend geweest, en niet het inhoudelijke verband tussen verschillende wetsvoorstellen, zoals bij andere wetsvoorstellen de praktijk is?
Voorzitter. Beide fracties zijn verheugd dat veel maatregelen leiden tot een verbetering van de koopkracht. Ik noem onder andere het koopkrachtpakket in het Belastingplan, waarmee vooral kwetsbare groepen en werkenden met middeninkomens worden ondersteund, het wetsvoorstel rond het kindgebonden budget, de Algemene nabestaandenwet en de Wet huurtoeslag. Bijzonder blij zijn we ook met de maatregelen ten gunste van de gedupeerden in Groningen in het Belastingplan, waarmee bepaalde herstel- of versterkingsmaatregelen worden ontzien van de verplichting om deze vermogensrechten op te geven in box 3.
Mijn fractie en die van OPNL hebben echter ook kritiek. Zo profiteren huishoudens met een laag inkomen relatief weinig van het toevoegen van een extra belastingschijf. Ondanks vereenvoudigingsvoorstellen en een wijziging hier en daar blijft het kabinet de afhankelijkheid van toeslagen in stand houden. Ergens las ik de kritiek van een gerenommeerd accountantskantoor: "Het zijn plannen met losse regels, waarin het zoeken is naar een beleidsmatige rode draad. De maatregelen zijn vooral gericht op de korte termijn. Minder maatregelen richten zich op de lange termijn." We hebben het al een paar keer besproken: dit geldt met name voor minder daadkrachtige huishoudens, de mensen die tegen het bestaansminimum aan leven. Onze fracties begrijpen dat het kabinet werken wil laten lonen, maar vragen zich af waarom niet structureel wordt ingezet op het verbeteren van de bestaanszekerheid voor mensen aan de onderkant, zoals eerder in de onderhandelingen wel het plan was. Een lastenverlichting voor volgend jaar brengt geen structurele verbetering teweeg voor mensen op het bestaansminimum. De ongelijkheid in de samenleving zal volgens het CPB en het SCP niet afnemen.
De ambitie lijkt bovendien nogal laag. Dat zei ook collega Schalk. Het kabinet zet erop in dat armoede niet verder toeneemt, en niet dat armoede structureel daalt. Me dunkt dat deze lage ambitie niet past bij een kabinet dat "hoop, lef en trots" wil tonen. En hoewel mijn fractie de investeringen in de huurtoeslag en het kindgebonden budget toejuicht, blijven deze maatregelen de status quo van toeslagenafhankelijkheid in stand houden.
Kan de staatssecretaris toelichten waarom de maatregelen vooral gericht zijn op de middeninkomens in plaats van op de werkende armen, een groep die volgens recente cijfers van het CBS, het CPB en het Nibud verder dreigt toe te nemen? Waarom zet het kabinet niet structureel in op het verbeteren van de bestaanszekerheid van mensen die tegen het bestaansminimum aan zitten, zoals maatregelen die de afhankelijkheid van toeslagen verkleinen? Waarom zet het kabinet niet in op het verkleinen van de armoede, maar op het stabiel houden van de armoede?
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen sprak minister Heinen over 0,5 miljard euro die vrijgemaakt is voor groepen in de knel, de mensen die buiten de bestaande koopkrachtplaatjes vallen. Dit zou een trendbreuk zijn met vorige kabinetten. Kan de staatssecretaris toelichten in welke zin dit Belastingplan rekening houdt met mensen die buiten de koopkrachtplaatjes vallen?
Voorzitter. Beide fracties zijn, zoals gezegd, verheugd dat de btw-verhoging op cultuur, sport en media van de baan is. Onzes inziens gaat het bij de toepassing van het lage tarief op deze gebieden niet allereerst om een inkomstenherverdeling, maar om de toegankelijkheid van deze voorzieningen voor iedereen. Beide fracties rekenen er dus op dat er voor de Voorjaarsnota een oplossing gevonden kan worden. We hebben echter nog wel enkele vragen bij de uitwerking van dit deel van het Belastingplan.
De regering heeft aangegeven tijdens het debat meer helderheid te geven over het overgangsrecht. In principe zou iemand die nu alvast een kaartje koopt voor een concert in 2026 op basis van het overgangsrecht 21% btw moeten betalen, terwijl dat tarief straks niet meer geldt. Kan de staatssecretaris toelichten hoe de regering omgaat met zulke situaties?
Een tweede aandachtspunt rond de btw-verhoging op logies — collega Martens heeft dit ook al genoemd — heeft specifiek te maken met mogelijke effecten voor hotels en pensions in onze grensregio's. In Zuid-Limburg en andere grensregio's vrezen pension- en hoteleigenaren dat ze door een btw-verhoging van 9% naar 21% aanzienlijke schade zullen oplopen, naar verluidt tot een wel 15% lagere omzet. Is de staatssecretaris bereid om op grond van de leidraad grenseffecten, die zoals bekend in 2021 is opgenomen in het integraal afwegingskader, in kaart te brengen wat de mogelijke grenseffecten zijn van een hoger tarief voor hotels en andere vormen van logies in de grensregio's, en de beide Kamers daarover te informeren?
De heer Hartog i (Volt):
Ik hoop dat ik dit niet in het midden van het blokje btw doe, maar ik wil de heer Holterhues aanspreken op zijn ervaring als onderhandelaar; hij is niet alleen een senator, maar ook een onderhandelaar. De analyse van de Voltfractie is dat er nu een window of opportunity is tot 17 december 13.30 uur. Daarna, mochten wij instemmen het Belastingplan, verandert de onderhandelingssituatie. Waar nu de regeringspartijen hard moeten werken om iets te doen, kunnen ze dan achterover gaan leunen, want het Belastingplan is aangenomen. Dan wordt het dus voor de twee partijen die overblijven heel veel moelijker om te onderhandelen. De kans dat zij dan iets zinnigs terugkrijgen, is dan klein. Is de heer Holterhues het met die analyse eens?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik zou zeggen dat er een rolverdeling is tussen de Eerste en Tweede Kamer. De Eerste Kamer toetst de uitvoerbaarheid en de proportionaliteit. De door de heer Hartog genoemde onderhandelingen horen, denk ik, met name in de Tweede Kamer thuis.
De heer Hartog (Volt):
Daar heeft de heer Holterhues gelijk in. Maar hij kan niet ontkennen dat er een zeker effect van de motie-Van Meenen is uitgegaan op de onderhandelingen in de Tweede Kamer. Mijn vraag was of de heer Holterhues, puur als ervaren onderhandelaar, ook die verschuiving van de dynamiek van de onderhandelingen ziet die op 17 december om 13.30 uur gaat plaatsvinden.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik denk dat het voor dit debat goed is om ons te concentreren op datgene wat hier voorligt en niet te anticiperen op mogelijke onderhandelingen.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Ik kom vanavond nog uitvoerig terug op de btw voor hotels en logies, maar wil de heer Holterhues dan de gevraagde studie beperken tot de effecten in de grensregio of betreft die dan het hele land?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Het lijkt mij goed om te kijken naar de impact voor het hele land, maar met name voor de grensregio is er echt wel een probleem.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar als u het vraagt, vraagt u het wel voor het geheel?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik kan me voorstellen dat we het geheel bekijken — ik ga mezelf herhalen — maar met name de situatie in de grensregio's zal zwaar wegen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Dan de maatregelen om het bedrijfsleven te stimuleren. Mijn fractie en die van OPNL vinden het belangrijk om het bedrijfsleven in Nederland te stimuleren. Ik citeer: "Ondernemingen zijn cruciaal voor het verdienvermogen en de werkgelegenheid van ons land. Ondernemers komen met oplossingen voor grote maatschappelijke vraagstukken, waar politici nog bezig zijn met de probleemanalyse." Zo luiden de beginzinnen van de nota Vertrouwen in ondernemend Rijnland, die de fractie van mijn partij in de Tweede Kamer pasgeleden heeft uitgebracht over het stimuleren van ondernemerschap volgens het Rijnlandse model. Beide fracties zijn te spreken over de maatregelen in het Pakket Belastingplan. Een vitaal bedrijfsleven en een krachtig ondernemersklimaat zijn cruciaal voor de toekomst van Nederland. Te denken valt aan de verruiming van de renteaftrekbeperking zodat, indien de rentelast hoger is dan 1 miljoen, tot 24,5% van de winst aan rentes kan worden afgetrokken in plaats van 20%. Hiermee loopt Nederland in de pas met het Europese gemiddelde.
Ten slotte zorgt de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ervoor dat de bedrijfsoverdracht eenvoudiger, gerichter en beter uitvoerbaar wordt. Wel hebben wij vragen bij het terugdraaien van de afschaffing van de inkoopfaciliteit. Hoewel deze inkoopfaciliteit van belang is voor de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven, en daarmee ook voor het vestigingsklimaat, gaat dit gepaard met een flinke structurele derving van maar liefst 800 miljoen per jaar. Een bedrag waarmee dit kabinet ook andere keuzes had kunnen maken. De vraag is dus of de baten opwegen tegen de kosten van deze maatregel. Heeft de staatssecretaris onderzocht of de derving van 800 miljoen, die met deze maatregel gepaard gaat, opweegt tegen de inkomsten die hiertegenover staan?
Voorzitter. Ik heb toen ik sprak over de btw, kort aandacht besteed aan de mogelijke grenseffecten van nieuw beleid of nieuwe regelgeving. Staat u mij toe dat ik in dit verband ook aan de staatssecretaris vraag hoe het staat met de aanpassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland als het gaat om de fiscale behandeling van grenswerkers. Die wijziging ziet met name op flexwerk of gedeeltelijk thuiswerk. Daar wordt door het bedrijfsleven en werknemers in Zuid-Limburg herhaaldelijk aandacht voor gevraagd.
De heer Schalk i (SGP):
Ik begrijp heel goed dat de heer Holterhues, mede namens OPNL natuurlijk, om aandacht vraagt voor die grensregio's. Maar waar ik op zit te kauwen, is het volgende. Op het moment dat je een apart tarief voor de grensregio zou hebben, heb je vervolgens weer een nieuwe stap waar dat opnieuw een probleem wordt. Wordt het dan een soort glijdende schaal, zodat het in Utrecht zo hoog mogelijk is? Waar moeten we naar kijken?
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik vind dit een uitstekende vraag van collega Schalk. Het lijkt me goed dat de staatssecretaris daarop reflecteert. Maar dat er een problematiek in de grensregio is, delen wij.
De heer Schalk (SGP):
Dus eigenlijk zegt de heer Holterhues net als ik: er is daar een probleem, maar voorkom dat je het probleem steeds gaat verleggen.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Zeker. Daarom ben ik benieuwd naar de reflectie van de staatssecretaris hierop.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
In mei heeft de ambtsvoorganger, staatssecretaris Van Rij, in Berlijn — ik refereer daarvoor aan het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland — met zijn Duitse collega overeenstemming bereikt over het feit dat hiervoor iets geregeld moet worden. Onze beide fracties zijn benieuwd naar de stand van zaken hieromtrent en willen graag horen op welke termijn de tekst van deze verdragswijziging door beide regeringen kan worden ondertekend. Is de inzet van het kabinet erop gericht dat Nederlands-Duitse grenswerkers en Nederlands-Belgische grenswerkers zo veel mogelijk in een gelijke fiscale positie worden gebracht? Daarmee neem ik ook de vraag van collega Schalk mee.
Voorzitter. In het pakket zijn een aantal maatregelen opgenomen die erop gericht zijn om klimaatvriendelijk gedrag te stimuleren, zowel bij particulieren als bij ondernemingen. Ik denk daarbij onder andere aan de introductie van een AVI-correctiefactor voor de CO2-heffing in de industrie en het afschaffen van de vrijstellingen voor duaal en non-energetisch gebruik van kolen. Toch zien we dat dit kabinet een stuk minder maatregelen treft dan voorheen als het gaat om het stimuleren van klimaatvriendelijk gedrag, zoals het belastingvoordeel voor elektrische voertuigen in de motorrijtuigenbelasting. In dit Belastingplan stelt de regering voor om het stapsgewijze afbouwpad voor de vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto's versneld door te voeren. In 2026 zou de korting nog maar 25% zijn, in plaats van 40%. Dat is een significante daling die elektrisch rijden minder aantrekkelijk maakt. Dit belemmert de vervoerstransitie en daarmee ook de eigen CO2-reductiedoelstellingen van het kabinet. Waarom laat de regering het oorspronkelijke afbouwpad los, gelet op deze consequenties?
Voorzitter. Beide fracties begrijpen daarnaast niet dat de verlaagde accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en lpg worden verlengd. Hiermee derft de Staat 1,5 miljard in 2025. Er wordt ook een prikkel weggenomen om efficiënter met energie om te gaan. Kan de staatssecretaris toelichten of het koopkrachteffect van deze maatregel, die milieuvervuilend gedrag in feite stimuleert, niet op een milieuvriendelijkere wijze had kunnen worden bereikt?
Voorzitter. De beperking van de giftenaftrek is gelukkig voor een groot deel van de baan. Ook de giftenaftrek in de vpb voor bedrijven blijft bestaan. De regeling "geven uit de vennootschap" verdwijnt echter. Het kabinet motiveert dat door erop te wijzen dat de gift het gevolg is van een wens van de aandeelhouder, daarmee niet zakelijk en derhalve belastbaar in box 2. Dat betekent dat steward-ownership, een constructie waarbij de aandelen van een bedrijf in handen komen van een anbi of sbbi, veel minder aantrekkelijk wordt. Waarom heeft de regering ervoor gekozen om deze regeling af te schaffen terwijl bij deze regeling ondernemerschap en maatschappelijk belang bij uitstek hand in hand gaan?
Voorzitter. Dan het Belastingplan BES. Het blijft ingewikkeld om goed zicht te hebben op de effecten van belastingmaatregelen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, weten ook onze fracties. Mijn fractie en die van OPNL zijn daarom blij dat vanaf 2025 internetconsultatie mogelijk wordt bij belastingwetten die betrekking hebben op de BES-eilanden. Er zijn echter twee fundamentele punten waarover wij graag meer zekerheid hebben. Allereerst is dat het belang van het doorrekenen van de koopkrachteffecten van fiscale maatregelen voor de eilanden. De regering onderzoekt op dit moment of dat mogelijk is. Daarnaast wil de regering beter vastleggen wat de uitkomst is van overleggen met de eilanden. Onze beide fracties onderstrepen het belang daarvan, zodat op een goede manier invulling kan worden gegeven aan de wezenlijke samenspraak tussen het ministerie en de eilanden, maar krijgen ook daarop graag een toezegging van de regering. Wanneer verwacht het kabinet de resultaten van de verkenning van de mogelijkheid om de koopkrachteffecten op de BES-eilanden door te rekenen? Is het kabinet bereid om de resultaten met deze Kamer te delen? Is het kabinet bereid om de resultaten van de periodieke overleggen met vertegenwoordigers van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba te delen met de Eerste Kamer?
Voorzitter. Ik citeer: "Over 25 jaar zijn twee op de drie Nederlanders te zwaar. In 2050 is 64% van de volwassenen te zwaar en hebben 12 miljoen Nederlanders een of meer chronische aandoeningen." Zo kopte laatst het Reformatorisch Dagblad. Gelet op deze zorgelijke ontwikkelingen en met het oog op de vergrijzing, waardoor de zorgkosten de komende jaren alleen maar verder zullen stijgen, verbaast het onze fractie en die van OPNL dat er in het Pakket Belastingplan geen maatregelen te vinden zijn die een gezondere levensstijl stimuleren. Immers, ongezond gedrag als roken, alcohol en ongezonde voeding kost de schatkist nu al meer dan 9 miljard euro. Een onderzoeker van het RIVM pleitte in het Reformatorisch Dagblad voor het invoeren van een suiker- en vettaks, een belasting op voedingsmiddelen met veel suiker of vet. Noorwegen heeft al sinds 1992 zo'n suikertaks, die wel degelijk zijn vruchten afwerpt. Sinds 2000 neemt de suikerconsumptie per persoon er met 1 kilo per jaar af. We kunnen ook denken aan het verder belasten van tabak en e-sigaretten. Kan de staatssecretaris aangeven waarom het kabinet met het oog op de oplopende kosten voor de zorg niet heeft gedacht aan maatregelen in deze richting? Is de staatssecretaris het ermee eens dat gezondheidsgerelateerde belastingen op termijn nodig zullen zijn om de zorgkosten te beteugelen en een gezonde levensstijl te stimuleren?
Voorzitter. Vrijwel alle partijen in deze Kamer zijn het erover eens dat ons belastingstelsel toe is aan vereenvoudiging. De wirwar aan uitzonderingen, tariefverschillen en afbakeningsproblemen maakt het pakket moeilijk controleerbaar voor het parlement, zorgt voor uitvoeringsproblemen bij ambtenaren en maakt belastingwetgeving praktisch onnavolgbaar en onuitlegbaar voor de burger. Zo omschrijft het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel dat te veel instrumentalisme ertoe leidt dat prikkels in het belasting- en toeslagenstelsel minder effectief worden en onbedoelde effecten hebben. Bovendien werkt het onzekerheid en ongelijkheid in de hand en zet het uiteindelijk de belastinginkomsten onder druk.
De afgelopen tijd hebben we tal van zulke rapporten voorbij zien komen, die de noodzaak van vereenvoudiging onderstrepen en concrete bouwstenen voor een beter belastingstelsel aanleveren. Nu zijn mijn fractie en die van OPNL verheugt dat er in dit pakket al aanzetten worden gemaakt tot vereenvoudiging, zoals de vereenvoudiging van de huurtoeslag. Toch wordt grootschalige vereenvoudiging van het belastingstelsel wederom op de lange baan geschoven. Structuurwijzigingen doe je niet in één dag, zeker niet in het belastingproces waarbij veel processen verankerd zijn in verouderde ketens en veranderingen dus ook modernisering van de ICT-capaciteit vereisen. Maar juist daarom is het belangrijk om tempo te maken met de eerste concrete stappen en om dit niet langer voor ons uit te schuiven.
Door de huidige situatie in box 3 derft de Staat jaarlijks 2 miljard aan inkomsten. Het advies van de Raad van State laat zien dat herziening niet eenvoudig is, maar toch is het van belang voor de houdbaarheid van het belasting- en toeslagenstelsel in de toekomst om deze berg zo snel mogelijk te beklimmen. Welke stappen zet dit kabinet op de korte termijn ten aanzien van de vereenvoudiging van het belastingstelsel? Komt het huidige kabinet ook nog met een kabinetsreactie op het rapport Bouwstenen voor een beter belastingstelsel of houdt het kabinet op dit gebied vast aan dezelfde ambitie als het vorige kabinet?
Een afsluitende vraag, voorzitter. Na het negatieve advies van de Raad van State op het nieuwe box 3-stelsel lijkt de ingangsdatum van 1 januari 2027 onmogelijk geworden en 1 januari 2028 hoogst onwaarschijnlijk. Welk tijdpad ziet de staatssecretaris nu voor zich wat betreft het nieuwe box 3-stelsel?
Voorzitter, wij zien uit naar de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Holterhues. Dan is het woord aan mevrouw Moonen. Zij spreekt namens D66.
Mevrouw Moonen i (D66):
Dank u, voorzitter. Allereerst wensen wij de nieuwe staatssecretaris, die natuurlijk al weer een paar weken bezig is, veel succes in zijn ambtsperiode.
Laat ik starten met een voor D66 heel belangrijk onderwerp, het tegengaan van de beoogde btw-verhoging op sport, boeken, media en cultuur. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is de D66-motie om voor de beoogde btw-verhoging een separaat wetsvoorstel op te laten stellen met een zeer ruimte meerderheid aangenomen in deze Kamer. De Raad van State had heel duidelijk gemaakt dat je voor dergelijke zaken een separaat wetsvoorstel nodig hebt. We weten allemaal hoe het verder is gelopen in het politieke debat en in de Tweede Kamer. In de Tweede Kamer is op 14 november de motie-Van Dijk aangenomen die de regering verzoekt om voor de Voorjaarsnota in overleg met de Kamer tot een alternatieve invulling te komen voor de afschaffing van het verlaagde btw-tarief. Dat is noodzakelijk, omdat de btw-verhoging anders zou hebben geleid tot sociale uitsluiting en armoede van mensen die het al niet ruim hebben en ook vele kleine bedrijven in grote problemen zou brengen. Minister Heinen schrijft op 14 november dat hij de motie als een verplichting ziet om in samenspraak met de Tweede Kamer tot een alternatief te komen voor de btw-verhoging op sport, boeken, media en cultuur. De fractie van D66 is hier verheugd over. Net kwam ook naar aanleiding van het betoog van de heer Martens de vraag aan de orde: vertrouwen mensen dit? Mensen vertrouwen afspraken. Het is echt heel slecht voor het vertrouwen als afspraken niet worden nagekomen. Als je niet meer kan vertrouwen op een afspraak die je maakt, als je dat vertrouwen schaadt, dan schaadt dat pas echt de politiek. Ik wend mij hier dan ook tot de staatssecretaris. Voor het vertrouwen van de Nederlander in de politiek is het dus noodzakelijk dat deze afspraak wordt nagekomen. Daar vertrouwen we dan ook op.
Vrijdag 6 december heeft de staatssecretaris ook een brief gestuurd naar de Kamer. Daarin zegt hij eerst een inventarisatie te gaan maken van de verschillende alternatieven binnen het domein van de btw. Toch is dat niet helemaal conform de motie en de afspraak die is gemaakt met de Tweede Kamer. Mijn fractie wil dan ook de toezegging van de staatssecretaris dat hij in eerste instantie kijkt welke mogelijkheden er binnen de btw zijn, maar dat hij, als dat niet afdoende is, ook buiten het btw-domein zoekt naar alternatieven, natuurlijk wel in samenspraak met en met een meerderheid in de Tweede en de Eerste Kamer, want daar moet je op kunnen rekenen. Dan is dat volstrekt in lijn, want er moet eenheid zijn van kabinetsbeleid. Het kan niet zo zijn dat minister Heinen dit zegt in een brief en de staatssecretaris een net iets andere brief stuurt. Er moet eenheid van kabinetsbeleid zijn. Die eenheid is er en volgens mij beoogt de staatssecretaris dat ook, maar het helpt als hij nog een keer toezegt wat ik net aangaf, namelijk dat je in eerste instantie zoekt binnen het btw-domein en dat als dat niet lukt, je met een meerderheid zoekt naar verdere alternatieven.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Ik hoor mevrouw Moonen net terecht zeggen: afspraak is afspraak. Geldt dat niet ook voor de afspraak dat er binnen de btw zou moeten worden gezocht? Voor zover ik weet is dat een keiharde afspraak. Die is ook op papier gezet door de minister, dus u kunt de staatssecretaris niet vragen om van die afspraak af te wijken.
Mevrouw Moonen (D66):
Het zit anders, mevrouw Geerdink. Ik heb alles hier op een rij staan. De minister zegt "in eerste instantie". Ook tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen hier — ik zat in de zaal — heeft hij gezegd "in eerste instantie". Het klopt, je moet ergens beginnen. Hij heeft steeds gezegd: het startpunt is binnen de btw. Maar hij heeft niet gezegd dat alles binnen de btw gehaald moet worden. Hij heeft gezegd "in eerste instantie" en "het startpunt", die twee zinsneden. Nu citeer ik echt minister Heinen, zowel wat hij heeft gezegd als wat hij heeft opgeschreven.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dan constateer ik dat ik een totaal andere afspraak heb gehoord van dezelfde minister Heinen. Ik denk dat het goed is dat de staatssecretaris hierover uitsluitsel geeft. Want als het niet uitsluitend binnen de btw is, dan is de vraag ... Dat is het wederom een open onderhandeling. Ik denk niet dat dat de bedoeling is. Bent u dat met mij eens?
Mevrouw Moonen (D66):
Nee, ik hecht eraan dat we vasthouden aan de motie zoals die is ingediend in de Tweede Kamer en aan de interpretatie die minister Heinen daaraan heeft gegeven, ook vanuit eenheid van kabinetsbeleid, want die is zonneklaar. Daar heb ik geen woord aan toe te voegen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Geerdink.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Nou ja, het enige wat ik zeg is dat ik heel benieuwd ben naar het antwoord van de staatssecretaris.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Wat mevrouw Moonen zegt, dat klopt. Er is nu een verschil in interpretatie ontstaan tussen wat toen op papier gezet is en wat nu op papier gezet is. Dat als eerste. Ik ben even benieuwd naar het volgende. We hebben hier de motie-Van Meenen gehad over dat de btw losgeknipt zou moeten worden van het Belastingplan. Is mevrouw Moonen ook van mening dat dat ook volgend jaar zou moeten gebeuren?
Mevrouw Moonen (D66):
Sowieso was het fraai geweest als de uitkomst van onderhandelingen in de Tweede Kamer was geweest dat er een apart wetstraject zou komen voor die btw. Dat was ook conform het advies van de Raad van State en de lijn van D66. Maar dat heeft het politiek niet gehaald. Dat is ook een realiteit. Wat het politiek wel heeft gehaald, is de verplichting aan Heinen om te zeggen dat de btw-verhoging op boeken, sport, media en cultuur niet doorgaat. Dat is dus iets wat daar is bereikt. Daar ben ik ook wel verheugd over, want dat gaat inhoudelijk nogal ergens over.
De voorzitter:
Wilt u spreken over "minister Heinen"?
Mevrouw Moonen (D66):
Minister Heinen, ja.
De voorzitter:
Niet alleen "Heinen", dus.
Mevrouw Moonen (D66):
Minister Heinen, ja. Zeker. Het was een spraakverwarring.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Nog één keer richting mevrouw Moonen. Ze heeft nu de kans om te zeggen: ik wil de btw volgend jaar ook apart. Daar is nog geen uitspraak over gedaan in de genoemde brieven. Ik heb nog niemand daar iets over horen zeggen. Ik ben daar zelf een groot voorstander van. U bent daar dit jaar ook voorstander van, dus ik neem aan dat u dat volgend jaar ook wil.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik ben niet zo van de als-danvragen. We moeten bekijken wat er volgend jaar voorligt. Ik ga ervan uit dat er volgend jaar helemaal geen btw-verhoging voorligt en dat we deze kwestie dan helemaal niet opnieuw hebben. Het lijkt me vrij onzalig om te verwachten dat we ieder jaar van dat soort donquichotachtige beleidskwesties krijgen en we dus allemaal btw gaan verhogen of verlagen. Ik houd van consistent beleid. Ik ga er dus helemaal niet van uit dat dan weer iets dergelijks voorligt. En als het wel voorligt, hebben we denk ik genoeg tijd om daarop te anticiperen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Martens.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik word nu regelmatig met het als-danverweer het bos in gestuurd, zou ik haast zeggen. Het zal volgend jaar toch in een bepaald wetsvoorstel geregeld moeten worden. Het was bijna mijn intentie om mevrouw Moonen hierbij te helpen. Ik ben er dus voorstander van om dat apart te behandelen in de Eerste Kamer en dus niet in het Belastingplan. Ik vraag het nu toch de laatste keer: wilt u het nou apart of wilt u het volgend jaar in het Belastingplan hebben?
Mevrouw Moonen (D66):
Deze reparatie zal sowieso apart moeten; dat zat ook in het proces. De regering beschrijft in de brief van 6 december precies wat ze moet doen om het ook materieel uit het Belastingplan te halen. Als er toch opnieuw sprake is van dat soort wilde ideeën, namelijk om de btw weer ergens te verhogen zonder effectanalyses, dan blijf ik bij het advies van de Raad van State. Dan ben ik dus voor aparte wetstrajecten, absoluut.
De heer Hartog i (Volt):
Ik wil toch een vraag stellen aan mevrouw Moonen over het staatsrechtelijke aspect van de motie-Moonen; die noem ik maar gewoon zo om het teamwork van D66 vorm te geven. Het is heel simpel. Er is een motie ingediend. Die gaat niet over de inhoud van de btw-verhoging, maar over de procedure. Dan komt er een prachtige brief van de regering: gaan we niet doen. De komende tien jaar krijgen wij bij de commissies de vraag: is de motie-Van Meenen uitgevoerd? Dan zeggen we: nee, die is niet uitgevoerd. Dan blijft tien jaar staan: niet uitgevoerd. Hoe kijkt mevrouw Moonen er staatsrechtelijk tegen aan dat een regering simpelweg zegt: zoek het maar uit?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik begrijp uw vraag wel. Wij hebben niet het recht van amendement, maar de Tweede Kamer wel. Ik had het fraaier gevonden — dat blijft mijn mening — als bij de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer de uitkomst was geweest dat er een apart wetstraject zou komen voor deze hele btw-kwestie, conform het advies van de Raad van State. Dat hebben wij hier in gang gezet met onze motie. Als de regering die had uitgevoerd, had ik dat een betere uitkomst gevonden. Maar dat is niet de politieke realiteit.
De heer Hartog (Volt):
De politieke realiteit is dat deze Kamer onafhankelijk is. De politieke realiteit is dat deze Kamer een motie heeft neergelegd. De politieke realiteit is dat staatsrecht nooit fraai is. Daar zitten altijd dingen in. Dus de vraag is nogmaals: waarom dringt mevrouw Moonen niet aan op het naleven van de motie door de regering? Wij hebben nu de mogelijkheid om dat af te dwingen en mevrouw Moonen zegt: ja, jammer dan, de Tweede Kamer heeft er niet zoveel zin in. Dan kunnen we misschien wel stoppen met het aannemen van moties — u zou dat graag hebben, voorzitter — want dan hoeft er toch niks mee te gebeuren. Hoe kijkt mevrouw Moonen daar nou tegen aan? Het is vrij fundamenteel voor onze democratie.
Mevrouw Moonen (D66):
Nou, ik kijk er heel anders tegen aan dan de spreker van Volt. Waarom? Omdat juist het aannemen van deze motie van D66 in deze Kamer voor de politieke druk heeft gezorgd om in de Tweede Kamer deze afspraak te kunnen maken. Het heeft ervoor gezorgd dat de heer Heinen heeft gezegd: ik laat die hele btw-verhoging gewoon niet meer doorgaan en ik ga hier, in de Tweede Kamer, de verplichting aan om tot alternatieve dekking te komen. Dat is mede ingegeven door het feit dat door de motie van D66 duidelijk was dat er in deze Kamer een ruime meerderheid was die tegen het Belastingplan zou stemmen. Die motie-Van Meenen van D66 heeft z'n werk dus uitstekend gedaan, denk ik.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Geen van de ondersteunende fracties heeft zich uitgesproken over de inhoud van het Belastingplan op dat moment. Alle fracties die voor die motie hebben gestemd, hebben zich uitgesproken over het feit dat het opgesplitst moet worden. Dat gebeurt niet en gaat ook nooit gebeuren. Dan zegt een democratische partij als D66 op een essentieel onderdeel van de rol van dit parlement, namelijk belastingen en begrotingen: laat het maar gebeuren. We hebben nog honderden moties liggen. Ik zou de regering dan adviseren: joh, laat ze lekker liggen. Echt, hoe kijkt mevrouw Moonen aan tegen het staatsrechtelijke aspect, namelijk het precedent dat geschapen wordt door het niet nakomen van de motie?
De voorzitter:
Mevrouw Moonen, u kunt reageren. Vervolgt u daarna uw betoog.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik vind dat dit niet juist wordt samengevat door Volt. Ik heb namelijk heel duidelijk gemaakt dat ik en heel D66 in de Eerste Kamer het veel beter hadden gevonden als de motie op die manier was uitgevoerd. Die had een ruime meerderheid, die is hier aangenomen en die is in lijn met het advies van de Raad van State. Dat aparte wetstraject was dus de meest logische uitkomst geweest. Er is alleen een andere politieke realiteit ontstaan, ook in de Tweede Kamer. Ik ga mezelf niet herhalen.
De voorzitter:
Goed idee. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Moonen (D66):
Goed, maar nu het volgende. Doordat de motie niet is uitgevoerd, zijn we nu wel in de situatie terechtgekomen dat materieel die btw-verhoging nog steeds in de wet staat. Dat vind ik totaal niet fraai. Wat ik nog veel minder fraai vind, is dat er nu in het Belastingplan 2025 staat dat er overgangsrecht komt. Dat regelt dat vanaf 1 januari 2025 vooruitbetalingen en tickets toch belast gaan worden met het hoge btw-tarief. Dat moet dan straks weer verrekend worden met het lage btw-tarief. Laat ik een voorbeeld geven. Collega's hebben dat ook al gedaan. Als je in 2025 een kaartje koopt voor een optreden van de Toppers in de GelreDome in Arnhem moet je dus eerst het hoge btw-tarief betalen om dat daarna weer verrekend te krijgen omdat het eigenlijk het lage btw-tarief had moeten zijn. Neem van mij aan dat dit overgangsrecht onuitvoerbaar is. Dat hoor ik ook van alle belastingdeskundigen. De fractie van D66 voelt er dan ook helemaal niets voor dat mensen eerst een hoog tarief betalen in het besef dat dit later weer moet worden verrekend. We hebben genoeg problemen in de uitvoering in Nederland, zeker bij de Belastingdienst. De fractie van D66 wil daar geen enkel probleem aan toevoegen. Naar ons idee is dat ook niet nodig. Daarom komt de fractie van D66 met het volgende voorstel om ervoor te zorgen dat het hoge btw-tarief op sport, cultuur, media en boeken gewoon helemaal niet ingaat, ook niet in de uitvoering. Vanaf 1 januari 2025 gaat niet de 21% in, maar gewoon de 9%. Ik wil graag de toezegging van de staatssecretaris dat we meteen de 9% gaan rekenen in de geest van de afspraak zoals die gemaakt is. We vertrouwen de regering daar namelijk in, dus kan de staatssecretaris ons inziens deze afspraak ook maken. Ik geef hem de ruimte om aan te geven hoe hij dit technisch inregelt. Naar mijn idee kan het. Ik wil dus de toezegging dat het zo zal gaan. Ik wil ook dat hij in de toezegging uitlegt hoe hij technisch gaat inregelen dat we meteen op de 9% gaan zitten voor al deze categorieën.
Dan ben ik aangekomen bij mijn volgende punt, namelijk rechtvaardige belastingen. Veel collega's spraken er al over. De regering heeft de mond vol van bestaanszekerheid, maar we zien in de praktijk van de belastingen toch iets anders. Een voorbeeld daarvan is de dekking van box 3. De laatste uitspraak hierover is dat het toch iets van 10 miljard gaat kosten om dat allemaal te repareren. Het is heel schrijnend dat een groot deel van die kosten en de dekking daarvan terecht gaat komen bij minder lastenverlichting voor mensen met een middeninkomen. Dat staat haaks op bestaanszekerheid. Mijn fractie vindt dat echt oneerlijk en maakt zich ook echt zorgen. De staatssecretaris heeft in een brief gewaarschuwd dat het nieuwe systeem voor box 3 nog weer verder vertraagd wordt. Ieder jaar dat het later wordt ingevoerd, kost het 2 miljard euro. Dat geld wordt dus opgehaald bij middeninkomens. Dat leidt tot de volgende vraag. Waar gaat de staatssecretaris het geld vandaan halen als het nieuwe systeem nog verder vertraagd wordt? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij dit geld eerlijker gaat ophalen, en niet door de lasten minder te verlichten, waar de mensen met de middeninkomens de dupe van zijn? Daarop vraag ik een toezegging.
Verder stelt de fractie van D66 als het om box 3-inkomsten gaat, het volgende voor. Want u zit een soort patstelling. We hebben het advies van de Hoge Raad en we hebben het advies van de Raad van State, en eigenlijk zeggen die iets tegengestelds. Wij hebben daar als fractie eens over nagedacht. We hebben eigenlijk een heel mooi voorbeeld, vind ik, bij de zelfstandigen. Als je in Nederland zzp'er bent, vul je ieder jaar vier keer keurig je btw-aangifte in, ieder kwartaal. We hebben het dan over een miljoen mensen, een miljoen mensen! Die maken aan het einde van het jaar een jaarrekening op en vullen vervolgens heel braaf bij de inkomstenbelasting in wat de winst uit onderneming is. Dat nemen zij over uit de jaarrekening van de onderneming. Zij vullen zelf dat getal in. Dat is het werkelijke getal van de winst uit onderneming, geen fictief getal. Een miljoen mensen vullen dus op het belastingformulier in: wat is mijn winst uit onderneming? Daar zijn natuurlijk controles op. Dat moet ook, steekproefsgewijs. Maar in heel veel gevallen gaat dat dus goed. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of we dat systeem ook kunnen gaan toepassen op het werkelijk rendement, op aandelen bijvoorbeeld. Dan zeg je gewoon: mensen, je hebt belegd, je hebt aandelen of je hebt obligaties, dus je hebt een werkelijk rendement. Dan maken we er gewoon een vakje bij op het aangifteformulier. Ondernemers moeten dan aangeven wat de winst uit onderneming is. En dan zeg je: vul zelf maar in wat je winst is, je werkelijke rendement, op het aandelenvermogen en de obligaties die je hebt. En voer daar dan steekproeven op uit. Dat wou ik als suggestie meegeven om het te versimpelen.
Voorzitter. Dan komen we bij de hypotheekrenteaftrek. Dat is natuurlijk ook een heel ongelukkig voorbeeld van een regeling waarbij rijken eigenlijk worden bevoordeeld en lagere en middeninkomens gaan betalen, omdat de rijkeren een hogere hypotheekrenteaftrek krijgen. De heer Martens sprak er ook al uitgebreid over. Ook het IMF en DNB hameren juist al jaren op een verdere versobering van de hypotheekrenteaftrek. Wat hier gebeurt staat dus eigenlijk haaks op de consistente lijn die vorige regeringen hebben ingezet. Het is een totaal onwenselijke ontwikkeling, die inderdaad 171 miljoen kost. Ik wil nog wel aan de staatssecretaris vragen of dit hele idee, wat hier gebeurt, eigenlijk wel zijn bedoeling was. Of heeft de regering het over het hoofd gezien? Ik kan me namelijk niet voorstellen dat je dit bewust wilt. En waarom gaat de regering niet alsnog verder met het afbouwen van deze maatregel? Meneer Martens vroeg al om een toezegging, waar wij ons als D66 bij hebben aangesloten. Maar ik wil daar nog één vraag aan toevoegen, ook in de vorm van een toezegging. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij met een concreet jaar komt om dit ongedaan te maken? Kan hij dus aangeven of dat bij het Belastingplan 2026 of dat van 2027 kan? Want hier willen we dus van af. En ik wil een toezegging van de staatssecretaris in welk jaar hij dit onzalige idee weer teniet kan doen.
Dan kom ik op het punt dat werken moet lonen. Ook daar hebben veel collega's wat over gezegd; onder anderen de heer Schalk heeft daarover gesproken. We hebben een hervorming van het belastingstelsel nodig, omdat een significant deel van de werkenden een marginale belastingdruk heeft van meer dan 70%.
Dat brengt mij gelijk op het volgende, namelijk een simpeler toeslagenstelsel. In de optiek van D66 is het belangrijk dat extra werken loont. Nu loont dat heel vaak niet. Als je extra gaat werken, is dat vaak niet lonend en neemt de wig tussen bruto en netto nog verder toe. Je houdt dus steeds minder geld over van dat hardere, extra werken. Dat is zeer ongewenst. Dat is ook niet uitlegbaar aan mensen die hard werken of meer willen werken. Bovendien is het stelsel ingewikkeld. Zelfs de Belastingdienst begrijpt het niet altijd. We hebben de Belastingdienst bezocht en we hebben het UWV en de Sociale Verzekeringsbank bezocht. We zien dat ook professionals die bij deze instanties werken, het allemaal razend ingewikkeld vinden. Twee weken geleden is in deze Kamer al een motie aangenomen om deze hervormingen door te voeren, maar in de optiek van D66 moet het allemaal sneller. En eigenlijk ligt alles er: de bouwstenennotitie en een advies van Steven van Weyenberg van D66 over hoe je de toeslagen anders kan doen. Eigenlijk zou je zeggen dat er een enorme kans voor de staatssecretaris is om hier leiderschap te tonen: alles ligt er en alles is bestudeerd. Nu gaat het erom dat je het gaat doen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij kan toezeggen dat hij dat leiderschap toont en onverwijld begint met de hervormingen naar een eenvoudiger en rechtvaardiger belasting- en toeslagenstelsel.
Voorzitter. We komen bij mijn laatste blok: duurzaamheid, klimaat en innovatie. D66 strijdt al een halve eeuw voor eerlijk delen en een schoon land, voor de vrijheid om te leven in een schoon en ook gezond land. Ik vond het heel mooi dat collega Holterhues de link maakte met fiscaliteit en gezondheid. Daar wil ik hem voor complimenteren, want belastingen kunnen juist een belangrijke rol vervullen in een overgang van vervuilende naar schonere energie. De belastingen gaan over de vraag: wie betaalt, wie verdient er aan de overgang naar die economie van de toekomst en wat vinden we rechtvaardig? Vorig jaar heb ik in dit debat gezegd dat een van de uitgangspunten van D66 is dat de belasting op arbeid en vergroening omlaag moet en de belasting op vervuiling en vermogen omhoog. Het vorige kabinet heeft de belastingen ook meer in verhouding gebracht. Het had altijd meer gekund, maar ze zaten op de goede route om de transitie op het gebied van energie en mobiliteit te versnellen om de klimaatdoelen te gaan halen en de uitstoot van broeikasgassen omlaag te brengen. Die doelen raakten onder minister Jetten voor het eerst binnen bereik. Daar waren we buitengewoon trots op. Maar wat zien we nu onder dit kabinet? We zien dat de kans dat we die klimaatdoelen gaan halen, minder dan 5% is. Ik zou dus bijna zeggen dat het doelbereik dat we in zicht hadden, binnen een halfjaar min of meer verkwanseld is naar een doelbereik van minder dan 5% op het punt van het klimaat.
Tegelijk heb ik ook hoop, want het kabinet heeft ook een minister voor Groene Groei, maar ze schrappen wel groene maatregelen en voeren nieuwe fossiele subsidies in. Dat zijn allemaal kortetermijnkeuzes. Elektrische auto's worden duurder. De fiscaliteit van een elektrische auto wordt minder aantrekkelijk. De korting gaat naar aardgas. En als klap op de vuurpijl verlaagt deze coalitie de belasting op benzine, diesel en gas, een maatregel die enorm veel geld kost, die zorgt voor meer dan 1 miljard kilo extra uitstoot van CO2 en waarvan bovendien vooral rijke mensen profiteren. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus hoe het kabinet deze fossiele subsidies verenigt met het stimuleren van groene groei en met het vasthouden aan de klimaatdoelen, zoals dat ook in het regeerprogramma staat.
Voorzitter. Voor de langere termijn is het belangrijk dat bedrijven kunnen investeren in onderzoek en ontwikkeling van nieuwe technologieën en producten. Ondernemers zijn creatief en vernieuwend. Zij willen verduurzamen en hun bedrijf klaarmaken voor de toekomst. Ze hebben concrete ideeën voor schonere energie, hernieuwbare producten en duurzame bouwmaterialen, maar ze voelen zich vaak tegengehouden door ingewikkelde regels en een gebrek aan geld. Dat brengt me op de vraag wat eigenlijk de visie van de regering is op de economische ontwikkeling van Nederland. Welke betekenis kan het belastingstelsel hierin vervullen?
Tot slot, voorzitter. De Tweede Kamer heeft het amendement-Van Eijk/Vermeer aangenomen, waarmee de werkkostenregeling wordt verruimd. Op zich is die hele werkkostenregeling sympathiek. Maar waar wringt het? De verruiming van de werkkostenregeling wordt betaald door groen beleggen en groen sparen minder aantrekkelijk te maken. De regeling groen beleggen wordt al scherp afgebouwd in 2026, maar nog erger, in 2027 verdwijnt de hele regeling; die is dan weg. Deze vrijstelling stimuleert mensen die willen bijdragen aan een beter klimaat, aan schonere energie, aan natuurbehoud of aan biologisch boeren. Bovendien is de regeling groen beleggen heel positief geëvalueerd. Wat hier gebeurt, is dus eigenlijk heel merkwaardig. We hebben fiscale regelingen die niet functioneren, die niet bijdragen. Maar hier hebben we een regeling die zeer positief uit de evaluatie komt, die doeltreffend, doelmatig en doenlijk is. Ook voor Financiën is dat allemaal heel belangrijk. Maar nu gaan we een regeling die functioneert juist afbouwen en opheffen.
Het leidt ertoe dat er 2 miljard tot 2,5 miljard euro minder geïnvesteerd gaat worden. Dan hebben we het vooral over groene projecten in Nederland. Denk aan boeren met natuur. Het betreft dus ook agrariërs. Denk ook aan boeren die coöperaties oprichten om bijvoorbeeld een windmolenpark te stichten. We hebben het dus over initiatieven in landelijke gebieden om rendement te halen uit groene beleggingen. Het gaat om dit type projecten in eigen land.
Daarom mijn vraag. Kan de staatssecretaris toezeggen om de effecten van deze maatregel eerst maar eens in kaart te brengen alvorens de fiscale voordelen van groen beleggen af te schaffen, de Kamer daarover te informeren en bij het Belastingplan 2026 met een alternatief voorstel te komen? Dat zou er zeker moeten komen vóór de afschaffing. Dat kan ook, want die zou pas ingaan in 2027. Het kan dus allemaal nog gerepareerd worden in het Belastingplan 2026. Daar wil ik graag een toezegging op van de staatssecretaris.
Dan zijn we al een heel end, voorzitter.
De voorzitter:
Dat hoop ik wel, want uw spreektijd is ook al een heel eind en die loopt nu door.
Mevrouw Moonen (D66):
Ja, die loopt door. Even kijken, waar is pagina 8? Ja, gevonden. Ik wil met het volgende eindigen. We zien een Belastingplan 2025 voor ons liggen dat niet gaat bijdragen aan de klimaatdoelen en dat niet gaat helpen bij de bestaanszekerheid. Als we niet hadden ingegrepen, waren er btw-verhogingen terechtgekomen bij mensen die die niet kunnen dragen. Dat brengt me op mijn slotvraag aan de staatssecretaris: wat is eigenlijk zijn visie op waartoe een belastingplan zou moeten dienen? In de optiek van D66 moet een belastingplan bijdragen aan de bestaanszekerheid, moet het opkomen voor de lage en middeninkomens, moet het bijdragen aan een duurzame economie en moeten de lasten en lusten in dit land er rechtvaardiger mee worden verdeeld.
Ik zie graag de beantwoording, en vooral ook de reactie op de maar liefst vier gevraagde toezeggingen, met belangstelling tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Moonen. Misschien even voor de Handelingen: u had zorgen over de toegankelijkheid van de Toppers in de GelreDome. Voordat er in de regio Arnhem misverstanden over ontstaan: de Toppers hebben nog nooit in de GelreDome opgetreden en dat gaan ze ook niet doen. De Toppers treden komend jaar op 30 en 31 mei op in de Johan Cruijff Arena, zoals ieder jaar. Ik kan daar uit eigen ervaring van getuigen. Vooral met het eerste lied — Van voor naar achter, van links naar rechts — hebben wij als familie uitbundig meegedaan. Met die mededeling schors ik nu tot 19.00 uur voor de dinerpauze.
De vergadering wordt van 18.00 uur tot 19.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de eerste termijn van de kant van de Kamer van het debat over het Pakket Belastingplan 2025. Ik geef het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Ik wil uitvoerig stilstaan bij de toekomst van ons belastingstelsel. Daarover zei de staatssecretaris dat het vraagt om een rechte rug van zowel Kamer als kabinet. Ik citeer de staatssecretaris nog wat uitgebreider uit het antwoord op onze schriftelijke vragen in de eerste termijn. "Er zijn politieke keuzes en breed draagvlak nodig om daadwerkelijk verder te komen. Op basis van bestaand materiaal werken we toe naar een zekere mate van consensus over de richting van een hervorming van het belastingstelsel en het toeslagenstelsel, zodat uiteindelijk met zorgvuldigheid politiek kan worden besloten tot een daadwerkelijke hervorming. Dit proces is naar de mening van het kabinet de meest kansrijke en directe route naar een hervorming. Tegelijkertijd mag duidelijk zijn dat het vraagt om een rechte rug van zowel Kamer als kabinet om tot resultaat te komen." Ik ben maar even rechtop gaan staan. De staatssecretaris kan ook een rechte rug verwachten van de woordvoerder van mijn fractie. Gelukkig telt in de senaat elke stem.
Mijn fractie is zwaar teleurgesteld door het afhoudende antwoord van de staatssecretaris, ook in het antwoord op onze nadere vragen in tweede termijn. Waarom is dat toch? Een advies is nooit weg, zeker als we, zoals vandaag, door de bouwstenen de werkplaats niet meer kunnen zien. Je zou verwachten dat de staatssecretaris de uitnodiging van de CDA-fractie en van 50PLUS als een uitgestoken hand zou ervaren. Ik hoorde ook mevrouw Geerdink spreken over een fiscale autoriteit. Een hand die hij dankbaar zou oppakken. Wat is er mooier dan zelf te komen met de aankondiging om een brede adviescommissie in te stellen, bestaande uit onafhankelijke fiscale topdeskundigen? Dat helpt de staatssecretaris voorlopig uit de brand. Hij kan een gedegen en afgewogen advies ontvangen, waarmee we dan samen aan de slag kunnen. Het zou dan te overwegen zijn om de taakopdracht eerst voor te leggen aan beide Kamers voor maximering van het politieke draagvlak. Is de staatssecretaris daartoe bereid?
Illustere voorgangers van deze staatssecretaris kozen de koninklijke weg van het instellen van gezaghebbende adviescommissies of staatscommissies om grote fiscale stappen goed voor te bereiden. Ik noem de commissies-Oort, -Stevens en -Van Dijkhuizen. Oort werd voorafgegaan door de motie-Van Rooijen van 5 december 1979 in de Tweede Kamer, die vroeg om een adviescommissie. U ziet het: het kan verkeren. Staatssecretaris Vermeend deed het zonder adviescommissie. Nou, dat hebben we geweten: het boxenstelsel en het spelen met fictieve rendementen, onvertoond in de wereld en niet houdbaar bij onze eigen Hoge Raad. Het heeft weliswaar lang geduurd, maar de Hoge Raad heeft aan de fiscale lijdensweg van het boxenstelsel van Willem Vermeend uit 2000 snoeihard een einde gemaakt. Elk jaar dat box 3 verblijft in het huidige niemandsland loopt de teller van rechtsherstel verder op met 2 miljard per jaar.
Staatssecretaris Van Rij heeft, hoewel demissionair, zijn plan voor een nieuw box 3-stelsel op de valreep nog naar de Raad van State gestuurd. Dat kon omdat de Tweede Kamer haast wilde maken met de hervorming van box 3. Tweede Kamerlid Idsinga was een van de aanjagers van deze haast. En welnu, zie het resultaat. Die haast komt als een boemerang terug. Want de Raad van State kraakt het box 3-voorstel en zet meerdere oud-staatssecretarissen toch wel een beetje in hun hemd. Van Rij is allang weg en Idsinga is als staatssecretaris inmiddels ook van het toneel verdwenen.
Staatssecretaris Van Oostenbruggen, hier voor ons, zit nu met de rampzalige gevolgen. Zijn reactie op het advies van de Raad van State was wel erg zuinig: het ideale stelsel bestaat niet. Dat klopt, maar we moeten wel blijven zoeken naar een stelsel dat draagvlak heeft en uitvoerbaar is voor de burgers en de Belastingdienst. We moeten wel lerend vermogen laten zien, want via dwaalsporen komen we nooit uit het niemandsland waarin het belastingstelsel in het algemeen en box 3 in het bijzonder zich bevinden. Dat vind ik niet alleen. Ik vind hierin de Raad van State aan mijn zijde. Ik citeer uit de samenvatting van het advies van de Raad van State over box 3: "Er kleven zwaarwegende bezwaren aan het box 3-stelsel dat de regering voorstelt, onder andere op het gebied — daar komt ie — van de uitvoering. Uit de uitvoeringstoets van de Belastingdienst blijkt dat het voorstel ingrijpende gevolgen heeft voor burgers en de Belastingdienst."
Voorzitter. Ik ga terug naar het debat over het Belastingplan 2024. Mijn fractie heeft toen een motie ingediend om prioritair een vermogenswinstbelasting te onderzoeken bij het nieuwe box 3-stelsel. De motie werd ruim aanvaard, maar is niet uitgevoerd. Dat kan echter alsnog met dit verse advies van de Raad van State onder de arm. De Raad van State stelt het volgende in paragraaf 9b van dat advies, onder de kop vermogenswinstbelasting: "Bij een vermogenswinstbelasting worden zowel reguliere inkomsten uit vermogen als waardemutaties belast wanneer deze zijn gerealiseerd. Deze systematiek wordt in Nederland toegepast in box 1 en box 2. Er wordt belasting betaald over feitelijk gerealiseerde opbrengsten en er is geen verschil met de draagkracht zoals die in box 1 en box 2 wordt bepaald. Daardoor kan deze wijze van heffing waarschijnlijk op meer maatschappelijk draagvlak rekenen dan een vermogensaanwasbelasting. Ook in het buitenland is een zogenaamde 'capital gains taks' gebruikelijk. Nederland is een van de weinige landen zonder een dergelijke systematiek."
Voorzitter. Dit advies ondersteunt mijn motie, met daarin een voorkeur voor een vermogenswinstbelasting, waarmee alleen feitelijk gerealiseerde opbrengsten worden belast. Een vermogensaanwasbelasting belast ongerealiseerde waardemutaties. Dat zou dus ook weer een heffing worden op basis van fictief rendement, of papieren aanwas. Dat is iets wat Nederland in de recente geschiedenis nooit heeft gekend en ik voorspel dat het verzet daartegen ongekend zal zijn zodra de mensen doorkrijgen dat er überhaupt zo'n ingrijpend plan op de agenda staat, met een soort papieren belasting.
Voorzitter. Het advies van de Raad van State toont aan hoe belangrijk adviezen van buiten zijn. Ik bedoel dan adviezen van buiten het ministerie van Financiën. Tot dusver is bij alle bouwstenen alleen het ministerie aan zet geweest, soms samen met het planbureau. Kort gezegd laten we daarmee de slager toch echt te veel zijn eigen vlees keuren. Dat moet het ministerie en ook de staatssecretaris niet willen. Mevrouw Geerdink zei niet ten onrechte: doe het niet alleen.
Het beste bewijs levert het ministerie zelf bij het eigen box 3-voorstel. In de uitvoeringstoets zet de Belastingdienst vier rode vlaggen bij vier belangrijke aspecten van de box 3-hervorming. De uitvoeringstoets van de Belastingdienst bij het wetsvoorstel geeft een negatief oordeel, met een rode vlag bij de vier volgende aspecten: interactie burgers en bedrijven; maakbaarheid van systemen; handhaafbaarheid; complexiteitsgevolgen. Alleen over het aspect fraudebestendigheid is de Belastingdienst iets minder negatief.
Waarom zijn we zo hardleers, ja bijna koppig? Hebben we niet genoeg leergeld betaald? Waarom zijn alle recente grote hervormingen in ons land mislukt en zonder uitzondering gestruikeld of vastgelopen op uitvoerbaarheid? Ik noem er vier. Eén: het toeslagenstelsel. Ik zei tegen Joop Wijn in 2002: doe het niet, de Belastingdienst kan het niet aan. Twee: het box 3-stelsel is door de Hoge Raad gekraakt. Drie: het stelsel van inkomensafhankelijke fiscale heffingskortingen leidt in combinatie met de toeslagen tot een onbeheersbare marginale druk. En ten slotte vier: de pensioenhervorming zal onuitvoerbaar blijken te zijn en zal leiden tot een ramp.
Bij de toeslagen is het nog steeds chaos. Bij het box 3-stelsel staart de chaos ons ook reeds in de ogen. Mijn advies bij box 3 is: ga terug naar de tekentafel.
In dat verband maakt de Raad van State een cruciale opmerking in paragraaf 6 van zijn advies: "Het maken van keuzes speelt te meer omdat er een reëel risico bestaat dat bij een toekomstige algehele herziening van het belastingstelsel en de inkomstenbelasting de wetgever niet opnieuw aan box 3 zal willen sleutelen. De keuze die nu gemaakt wordt voor een box 3-stelsel moet daarom een weloverwogen en solide keuze zijn die toekomstbestendig is." Wat betreft die algehele herziening waarover de Raad van State spreekt: eerder heeft de regering al moeten aankondigen dat een nieuw belastingstelsel er niet voor 2029 kan komen. We hebben dus nog minstens vier jaar. En een adviescommissie die snel begint, kan het voorwerk ook tijdig doen.
De staatssecretaris vindt dat we geen tijd meer hebben te verliezen voor een algehele herziening van het belastingstelsel. Hij komt volgend voorjaar met een brief. Een commissie leidt volgens hem tot grote vertraging. Volgens ons zegt de staatssecretaris daarmee in feite "wacht u maar rustig af en ga rustig slapen; het komt te zijner tijd wel bij de Tweede Kamer en dan mag de Eerste Kamer ook nog braaf ja of nee zeggen, slikken of stikken".
We moeten nu dus een pas op de plaats maken en eerst een visie laten ontwikkelen over een algemene herziening van het belastingstelsel. We willen allemaal een toekomstbestendig stelsel, een uitdagend maar overzichtelijk stelsel waarbij de diverse onderdelen deel uitmaken van een harmonieus en samenhangend geheel. Geen samenraapsel; er is een integrale visie nodig. Daarbij moet uiteraard ook de btw-heffing worden betrokken, evenals de vennootschapsbelasting. Alle bouwstenen zijn belangrijk. Het is tijd voor professionele metselaars om te doen wat je normaal altijd doet met bouwstenen, namelijk bouwen.
Voorzitter. Mijn fractie zal de rug rechthouden en niet van deze lijn afwijken. We moeten wegblijven bij het fiscale hobbyisme en het cliëntelisme waar we door worden geplaagd bij de vormgeving van onze fiscale wetgeving. Wij willen geen amendementenregen en zware politieke moties die van elke strakke uitwerking een kerstboom maken.
Voorzitter. Ik kom nu op een aantal aparte dossiers. Eerst de betere spreiding van de wetgeving. Daarbij wijs ik op de motie-Van Rooijen uit 2022 en de motie-Martens uit 2023, die vroegen om een betere spreiding van de wetgeving. Collega Martens sprak er ook al over. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zo veel mogelijk aparte wetsvoorstellen reeds in het voorjaar van 2025 naar beide Kamers zullen komen, zeker de voorstellen die losstaan van koopkrachteffecten? Er hoeft echt niet gewacht te worden op de Macro Economische Verkenning en de augustusbesluitvorming. Het pakket voor koopkracht kan dan in een apart wetsvoorstel in september behandeld worden. Steeds meer is het mantra dat men het wel wil doen, maar ook steeds meer hoor ik redenen om het desondanks toch weer niet te doen.
De vijf criteria die kabinetten steeds weer gebruiken om alles in één mandje onder te brengen, snijden geen hout. De echte reden is natuurlijk — het is heel pijnlijk om te zeggen — dat de Belastingdienst weet dat de Eerste Kamer niet kan amenderen. De Belastingdienst wil dan ook per se dat zoet en zuur in één mandje gaan. De afdeling wetgeving van het ministerie voert die eis van de Belastingdienst natuurlijk netjes uit. En de Eerste Kamer wordt weer voor het blok gezet: één pakket van zoet en zuur. In lijn met de motie-Hoekstra constateer ik dat de Eerste Kamer hierdoor de mogelijkheid wordt ontnomen om een separaat politiek eindoordeel te vellen over eigenstandige wetsvoorstellen, zoals nu bij de btw-maatregelen, die niet in een apart wetsvoorstel zijn opgenomen. Koehandel was hier de uitweg. Het kabinet heeft in de Eerste Kamer immers geen meerderheid. Dat heeft ertoe geleid dat alternatieve dekking gezocht moest worden in de Voorjaarsnota voor de btw-verhoging op sport, media en cultuur, welke voorlopig gewoon doorgaat.
Het belastingdebat staat in een bijzonder daglicht door wat ik maar noem het "voortelefoneren" tussen fracties in de Eerste Kamer en in de Tweede Kamer. Dat schetst het volgende beeld: als jullie in de Tweede Kamer samen met het kabinet doen wat wij in de Eerste Kamer ook willen, dan stemmen we voor in de Eerste Kamer. Voorzitter, 50PLUS doet daar niet aan mee; dat moet u opgevallen zijn. Wij hebben reeds bij de Algemene Politieke Beschouwingen in oktober aangekondigd tegen het Belastingplan 2025 te zullen stemmen wegens het inpakken, het verpakken van de btw-voorstellen. Daarmee was een potentiële meerderheid van 38 al in oktober verdwenen. De stem van 50PLUS hier was daarvoor beslissend, wat blijkbaar niet iedereen was opgevallen, maar mij wel.
De heer Hartog i (Volt):
Ik geloof ook dat de heer Van Rooijen een ruime politieke onderhandelingservaring heeft in het kabinet en in de Kamers. Ik wil aan hem eigenlijk dezelfde vraag stellen. U heeft de analyse gehoord die wij hadden over de onderhandelingsbalans tussen de regeringsfracties en de gedoogfracties in de Tweede Kamer. Ziet u met mij dat om 13.45 uur op 17 december die onderhandelingsbalans schuift ten voordele van de regeringsfracties?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb die vraag ook eerder horen stellen aan andere collega's. Ik begrijp de vraag heel goed. Ik zag de bui van volgende week dinsdag om 13.30 uur al hangen en daarom heeft mijn fractie in oktober al aangekondigd daar niet aan mee te doen.
De heer Hartog (Volt):
Ik denk dat we op hetzelfde spoor zitten, zeg ik tegen de heer Van Rooijen. Maar mijn vraag is echt: ziet u vanuit uw ervaring ook dat die onderhandelingspositie verzwakt voor de gedoogpartners?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, dat is een juiste constatering. Ik kan dat alleen maar onderschrijven. De Eerste Kamer heeft, als ze zeker iets niet wil, maar één wapen: een plan verwerpen. Het is nog nooit gebeurd. Ook vorig jaar was mijn eerste zin bij het Belastingplan: voorzitter, ik ga tegen het Belastingplan stemmen. Toen stond er die vermaledijde beperking van de inflatiecorrectie met twee derde in, waardoor er 3 miljard gewoon gestolen werd van mensen die daardoor in hogere schijven tippelden. Ik vond dat onrechtvaardig en ook niet netjes. Nu heb ik gezegd dat ik het de tweede keer ook echt ga doen. We hebben maar één wapen en dat is de wet verwerpen.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb even een vraag aan de heer Van Rooijen, met waardering voor zijn betoog. "Stelen" vind ik wel heel ver gaan. Daarmee geef je eigenlijk een oordeel over een kabinet, alsof het iets doet wat onrechtmatig is. Ik neem aan dat het retorisch was.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Misschien moet u mijn woorden wat figuurlijker verstaan. Het is natuurlijk wel zo dat een inflatie van 10% tot 12% vorig jaar — vroeger hadden we een heleboel schijven en nu gelukkig nog maar een paar — betekent dat mensen waarvan de koopkracht gelijk blijft, bij de twee tarieven naar de hoogste schijf gaan. Ze gaan dus 10% meer betalen over een inkomen dat in koopkracht gelijk blijft. Ik noem dat — laat ik het anders zeggen — afpakken.
De heer Schalk (SGP):
Het gaat de goede kant op. Ik denk dat het belangrijk is dat we de juiste woorden kiezen, want anders geef je een oordeel. Als men gaat stelen, moet je naar de rechter gaan. We moeten hier het politieke debat voeren. Dat bedoelde ik eigenlijk te zeggen.
De voorzitter:
Vervolgt u het debat, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik kom op de overdrachtsbelasting. Mijn fractie is buitengewoon blij met de uitvoering van de motie-Van Rooijen over een substantiële verlaging van de overdrachtsbelasting, die ik indiende bij het debat met minister De Jonge over de Wet betaalbare huur. Het tarief gaat terug van een absurdistische 10,4% naar 8%. De motie is uitgevoerd met supersonische snelheid: ingediend in mei en besloten in augustus. Een groot compliment voor minister Keijzer voor haar daadkracht. Ik zal haar morgen nog een keer complimenteren als ze erbij is. Uit antwoorden van het kabinet blijkt dat de positieve effecten groot zijn. Het verhoogt het rendement van nieuwe aankopen en het is goed voor de woningmarkt. Ik zie dit als een eerste stap op de goede weg terug naar wat ik een normaal tarief van 6% noem. De BBB-fractie heeft daar ook vragen over gesteld.
En wat een onverwachte steun krijg ik ineens. De pensioensector heeft aan het kabinet laten weten niet deel te nemen aan de Woontop die minister Keijzer op 11 december organiseert, ondanks eerdere afspraken van de Pensioenfederatie. Zij willen geen handtekening zetten onder bindende afspraken die de minister wil maken over de bouw van 100.000 woningen per jaar. Pieter Omtzigt — weer terug — heeft gelijk indringende vragen gesteld over deze draai op 6 december jongstleden. Dat is heel pikant, want hij bracht in de HJ Schoo-lezing de politieke chantage naar buiten die de Pensioenfederatie, samen met het ABP, pleegde richting onderhandelaars: wij zijn bereid om 25 miljard te beleggen in Nederland in woningbouw, infrastructuur en dergelijke, maar dan moeten jullie wel afblijven van de Pensioenwet. Zoiets was nog nooit vertoond in Nederland. En wat vraagt de Pensioenfederatie, onder andere vorige week, aan het kabinet? Daar komt-ie: "Verlaag de overdrachtsbelasting naar 6%." Dat verhoogt het rendement van de investeringen, aldus de fondsen in vastgoed. Mijn 6% is dus vastgoed. Komt het kabinet nog met een voorstel, zo vraag ik minister Keijzer.
Dan de toeslagen. Er zijn blijkbaar weer nieuwe afspraken met de SGH-stichting van prinses Laurentien, blijkens berichten vorige week in de NRC. Staat er weer een verruiming of een versoepeling op stapel, zo vraag ik de staatssecretaris. Blijven de kosten binnen de goedgekeurde 2,3 miljard? Kan de Kamer een brief ontvangen over die nieuwe afspraken? Ik houd mijn hart vast. De kop van zaterdag in de NRC wijst nog niet op het pakken van de regie door het ministerie. De kop luidt namelijk: het ministerie versoepelt het toezicht op de stichting van prinses Laurentien.
Voorzitter. Ook het toeslagenstelsel is zowel op zichzelf als in samenhang met andere fiscale pijlers dringend aan herziening toe. De herziening van de toeslagen moet worden bezien in samenhang met het nieuwe belastingstelsel in zijn geheel. Eigenlijk is het hartstikke goed dat we daar nu vier à vijf jaar de tijd voor hebben, of moeten nemen. Dat is een cadeautje voor een commissie met een missie, zal ik maar zeggen.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Ik vraag me af of bekend is dat prinses Laurentien niet langer betrokken is bij deze stichting, of in ieder geval niet formeel. U noemt het namelijk nog steeds "de stichting van prinses Laurentien", maar dat is dus niet correct.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Uw opmerking is terecht in de zin dat prinses Laurentien geen voorzitter meer is van de stichting. Maar ik heb uit berichten, ook van het bestuur, begrepen dat de prinses nog steeds betrokken is bij de stichting. Als dat niet zo is, zullen we dat wel vernemen van het kabinet.
Voorzitter. 50PLUS heeft wat betreft een stelselwijziging haar huiswerk al veel eerder gedaan: in 2020. 50PLUS heeft dat ook goed laten doorrekenen door het Planbureau. Dat heeft kunnen bijdragen aan de verdere verkenning van ons aller fiscale toekomst.
Het fiscale eigenwoningregime. Naar aanleiding van de wijziging van de aftrek van de hypotheekrente vroeg het CDA, heel begrijpelijk, naar de visie van de regering op het fiscale eigenwoningregime. Dit was mede in verband met de afloop van de 30 jaartermijn voor de renteaftrek in 2031. Mijn fractie is heel erg bezorgd over de gevolgen van het dan vervallen van de renteaftrek. Kan de 30 jaartermijn wellicht worden verlengd, of zelfs worden afgeschaft? Kan de aflossing van de hypotheek vanaf 2031 eventueel beperkt worden tot bijvoorbeeld 50%, of misschien 75%, in plaats van de rigide 100%? Dat is namelijk een hele strenge norm. Er is immers een grote overwaarde op woningen. Vanochtend lazen we het nog in de kranten. Dat maakt het feit dat er dan geen renteaftrek meer zou zijn, wel wat beter te dragen. Het fiscale regime voor de eigenwoning is een lappendeken van tientallen regels die zowel burgers als hypotheekadviseurs slapeloze nachten bezorgen. Je kunt door de bomen het bos niet meer zien.
Het eigenwoningregime was bedoeld ter bevordering van het eigenwoningbezit. Ik heb het nog meegemaakt in de zestiger jaren. Bezitsvorming stond hoog in het vaandel van de Katholieke Volkspartij, de KVP, waarvoor ik mocht optreden als staatssecretaris, in 1974. Dat beleid raakt helaas steeds verder uit beeld. Het is verworden tot een politieke grabbelton en een fiscale trapeze: voor elk wat wils. De 50PLUS-fractie vindt een fundamenteel debat over het eigenwoningbezit gewenst. Wij zien uit naar de beloofde nota van het kabinet, volgend jaar.
Dan de moties bij het Belastingplan van vorig jaar. Ik kom terug op de moties die toen aanvaard zijn. Mijn fractie is buitengewoon verheugd over de reactie van het nieuwe kabinet op die moties. Die moties zijn namelijk bijna allemaal uitgevoerd. Dat is behalve de motie over box 3. De vrijstelling voor de inkoop van eigen aandelen is in ere hersteld. Die is onmisbaar voor het vestigings- en, nog belangrijker, het investeringsklimaat. De kinderachtige beperking van de expatregeling van 30% naar 27% moet we dan voorlopig maar even slikken en voor lief nemen. Wij zijn teleurgesteld over het besluit de motie over het terugdraaien van de verhoging van de tarieven in box 3 niet uit te voeren. De verhoging van 34% naar 36% blijft in stand. Toch weer een hogere belastingdruk op niet-bestaand oftewel fictief rendement. Je moet het maar durven. Voor sommigen is hier de sky the limit, voor 50PLUS niet.
In den beginne van box 3 begon het nog bescheiden met een fictief rendement van 4% en een tarief van 30%. Toen kwam iedereen nog uit op een makkelijk te begrijpen heffing van 1,2%. Vermeend sprak over "sukkels die de 4% niet zouden halen". Dat is echter geleidelijk helemaal uit de hand gelopen toen collega's aan de overkant hun fantasie de vrije loop lieten en gingen experimenteren met differentiatie van fictieve rendementen. Het liep totaal uit de klauwen. De druk werd verdubbeld van 1,2% naar 2,2%, want dat is wat je krijgt bij een tarief van 36% over een fictief rendement van 6,2%.
De verhoging van de btw op logies. Ik kondigde het daarstraks per interruptie al aan. Die verhoging heeft een grote impact op de sector en niet alleen in de grensregio. Mijn fractie blijft een pleidooi houden voor een impactstudie naar de gevolgen van de verhoging van de btw op logies en vindt dat die voor de zomer gereed moet zijn. Is de staatssecretaris daar alsnog toe bereid?
De verhoging met 12% is een zware klap voor een grote sector in onze economie, die ook al zwaar getroffen werd door de coronacrisis. Onze zorg is dat de sector de btw-verhoging deels voor eigen rekening moet nemen, zeker in het begin. Kan het kabinet daar onderzoek naar laten doen? Te verwachten is dat de verhoging pas geleidelijk mogelijk is, met als gevolg een daling van de exploitatieresultaten.
50PLUS heeft grote zorgen over de gevolgen voor de vakanties van gezinnen met kinderen. Het betekent dat een vakantie in eigen land steeds duurder wordt ten opzichte van een vakantie in het buitenland. Voor alleszins bescheiden vakantieparken in Nederland met een huur van €2.000 voor twee weken komt er doodleuk even €240 bij! Bij tabak vinden we dit soort prijsstijgingen aanvaardbaar, want gezondheid. Maar hier staan wel degelijk ook gezondheid, plezier en geluk op het spel. 50PLUS vindt dat de alternatieve dekking voor de btw op sport, media en cultuur ook binnen de btw zal moeten worden gevonden. Zoek geen uitweg bij de AOW'ers, omdat u denkt "dat zijn makke schapen die niet naar het Malieveld gaan en die ook geen vakbond hebben", zo zei ik tegen minister Heinen. Wij zijn blij met de duidelijkheid van minister Heinen vorige week: de dekking moet komen binnen de btw.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Een vraag ter verheldering aan de heer Van Rooijen. Ik kan nog niet helemaal goed begrijpen waarom het enige alternatief voor zoeken binnen de btw zoeken bij de AOW'ers zou zijn. Ik maak om efficiencyredenen meteen een tweede punt. Is de heer Van Rooijen bekend met het gegeven dat juist lagere inkomens een fors groter percentage van hun inkomen kwijt zijn aan indirecte belastingheffing, zoals de btw? Dat zijn dus met name ouderen en AOW'ers.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
U heeft mij verkeerd verstaan. Ik heb alleen maar gezegd dat het binnen de btw moet worden gevonden. Het is waar dat je kunt discussiëren over de vraag bij wie de btw terechtkomt en wat het lage tarief doet voor lage inkomens. Allerlei studies wijzen uit dat het niet echt aantoonbaar is dat het lage tarief voor de btw voor de lagere inkomens belangrijk is. Het blijkt dat vooral hogere inkomens, die veel besteden, daar heel veel voordeel van hebben.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik heb hier de Handelingen van de Algemene Financiële Beschouwingen voor mij met daarin uw betoog en de reactie van minister Heinen. Minister Heinen zegt: "Het startpunt is dus dat het alternatief voor de btw-verhoging in de btw wordt gevonden." Dat is in lijn met zijn eerdere brief, waarin hij zegt "ik begin in eerste instantie". Bij u heeft hij "het startpunt" gebruikt, maar een startpunt is niet hetzelfde als een eindpunt. Er is geen toezegging gedaan dat alles binnen de btw gevonden gáát worden. Hij heeft gezegd: "Het startpunt is ... en daar begin ik met zoeken."
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dan heeft u het debat toch niet helemaal goed gevolgd. Uiteindelijk heeft hij in antwoord op mijn duidelijke vraag over dat de AOW'ers niet naar het Malieveld gaan en ook geen vakbond hebben, gezegd: u moet dat binnen de btw zoeken. Toen heeft hij niet gezegd "dat ga ik niet doen" of "mijn vertrekpunt is dat ..." Hij heeft toen gezegd dat hij dat gaat doen. Gelukkig heeft hij dat vorige week in een brief nog eens spijkerhard bevestigd. Daar zijn wij heel blij mee.
Voorzitter. Ik kom op de samenhang tussen marginale druk en inkomensafhankelijke heffingskortingen. Ik vond het verfrissend om te lezen dat de regering erkent dat het verloop van de marginale druk in Nederland ver af staat van wat volgens de wetenschap het meest optimaal en doelmatig is. De U-vorm, met relatief hoge marginale tarieven aan de onderkant en de bovenkant van het inkomensgebouw en relatief lage marginale tarieven voor de middengroepen, levert de beste afruil op tussen rechtvaardigheid en doelmatigheid. Dat argument komt niet uit mijn keuken, maar uit de keuken van onder anderen professor Bas Jacobs. In een artikel met de titel Marginaal begrip van marginale tarieven schreef hij in 2013 op wat marginale tarieven kunnen bijdragen aan optimale economische en sociale prestaties. We willen allemaal dat het belastingstelsel goede prestaties levert, maar deze kennis wordt daarbij vaak vergeten. Mijn observatie is dat we niet alleen ver van het optimale af zijn geraakt, maar er ook nog steeds verder vanaf geraken. We bewegen dus niet in de juiste richting en de regering heeft moeite om dat te herkennen.
Voorzitter. Hier wreekt zich ook dat het belasting- en toeslagenstelsel niet tijdig is hervormd. De kerstboom is voller en voller gehangen en de arbeidskorting van bijna €6.000 slaat hierbij de klok: kosten 35 miljard. De arbeidskorting is een perfect middel om AOW'ers genadeloos fiscaal te raken. In plaats van de arbeidskorting, die zij niet krijgen, zouden de tarieven met 7% omlaag kunnen voor werkenden en AOW'ers. Maar alle kabinetten vanaf Rutte I discrimineren volop naar leeftijd: alleen belastingverlaging voor werkenden onder het motto "werken moet lonen", alsof ouderen niet gewerkt hebben en dat nota bene boven op stevige verhogingen van de lonen, die AOW'ers niet meer krijgen. AOW'ers delen niet volwaardig mee in de belastingverlaging, terwijl hen bijna alle normale indexaties van hun pensioen door de neus zijn geboord, sinds 2008 welteverstaan. Fiscaal is er inmiddels sprake van twee soorten Nederlanders en er is sprake van fiscale leeftijdsdiscriminatie. 50PLUS is tegen verdere verhoging van de arbeidskorting. Van Rij vond recent al dat de grens voor dit beleid wel was bereikt. Wat vindt de staatssecretaris? Erkent hij dat extra koopkracht speciaal voor werkenden op zichzelf heel mooi klinkt, maar dat als je eerst ouderen uitsluit, dan uitkeringsgerechtigden en vervolgens ook nog andere werkenden demotiveert met een hoger marginaal tarief, dat de nadelen zijn van het verhogen van kortingen, waar hij bij het verlagen van tarieven nooit last van zou hebben, integendeel? De uit de hand gelopen inkomensafhankelijke heffingskortingen zijn nu zelfs de belangrijkste reden geworden om het stelsel te schonen.
Voorzitter. Uit het vervolgantwoord op onze vragen over de koopkracht van gepensioneerden in de laatste twaalf jaar blijkt dat voor AOW'ers met een pensioen van €3.000 per maand de koopkracht met 10% is gedaald. Bij werkenden noemen we dat een modaal inkomen. In de eerste vragenronde antwoordde de staatssecretaris op mijn vraag of de zienswijze wordt gedeeld dat gepensioneerden met een hoger pensioen er niet of nauwelijks op vooruit zijn gegaan nog met de letterlijke woorden: "Het kabinet deelt de zienswijze dat gepensioneerden met een hoger pensioen er niet of nauwelijks op vooruit zijn gegaan niet." Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij bereid is om dit polariserende antwoord uit de eerste vragenronde in te trekken. Ik stel deze vraag ook aan minister Van Hijum, die verantwoordelijk is voor de koopkracht.
We hadden ook gevraagd hoeveel AOW-premie werknemers en zelfstandigen in werkelijkheid betalen. Dat geeft al jaren een ontluisterend beeld en het wordt steeds erger. Werknemers met een inkomen van €30.000 betalen effectief slechts 4% AOW-premie, waardoor ze €4.100 te weinig AOW-premie betalen. Zelfstandigen betalen zelfs helemaal geen AOW-premie. 1,2 miljoen zelfstandigen betalen geen AOW-premie. Dat zei mevrouw Mei Li Vos laatst nog in het FD. Dat begreep ze en ze was daar terecht verbaasd over. Zowel de werknemers als de zelfstandigen hebben volledig recht op de algemene heffingskorting van €3.300 en de arbeidskorting van €5.300. Dat telt op tot een nettovoordeel van €4.100 minder AOW, €3.300 algemene heffingskorting en €5.300 arbeidskorting. Dat is dus €12.700. Kassa!
Voorzitter. Een slotwoord. De Eerste Kamer krijgt tegenwoordig nogal eens het verwijt te politiek te zijn. Vorig jaar zijn er twee verkiezingen geweest, in het voorjaar voor dit huis en in het najaar voor de Tweede Kamer. De uitslag verschilde spectaculair, met als gevolg dat er verschillende politieke meerderheden te maken zijn. De regeringspartijen hebben hier zelfs geen meerderheid. Dat is nieuw in onze parlementaire geschiedenis, zij het al een aantal jaren. Dan is het toch logisch dat partijen die niet vastzitten aan coalitieafspraken gaan kijken of ze nu wel op aangelegen punten iets extra's voor hun kiezers kunnen verdienen? Sinds wanneer zou met name dat niet mogen in de Eerste Kamer? De kiezers zelf hebben in beide huizen een verschillende vertegenwoordiging gekozen. Dan wordt het menu dus meer à la carte in plaats van een standaardmenu. Dat is juist een van de aardige mogelijkheden van onze democratie. Wees blij dat het geen koekoek één zang is, zoals in veel landen op onze planeet, waar de smaak van de bevolking nooit mag worden geproefd. Ik wacht de antwoorden van de staatssecretaris, minister Keijzer en minister Van Hijum met buitengewone belangstelling af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. Vorig jaar lag er een belastingplan dat mijn fractie kon steunen. Natuurlijk, het was niet het belastingplan zoals mijn partij dat bedacht zou hebben, maar er stond wel een aantal goede dingen in. Echter werd in het debat in deze Kamer toen al duidelijk dat het Belastingplan 2025 er weleens een stuk slechter uit zou kunnen gaan zien. Wat ik toen het rechtse motorblok noemde, kwam vorig jaar rond deze tijd met een motie die later door de toenmalig staatssecretaris feitelijk werd overgenomen. Daarin werd voorgesteld die elementen van het Belastingplan terug te draaien die zorgden voor een iets rechtvaardiger verdeling van de lasten in onze samenleving — ik zie mevrouw Geerdink glimlachen; ze mag trots zijn, maar mijn fractie is niet blij.
Nog altijd dragen in ons land, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, de sterkste schouders helemaal niet de zwaarste lasten. Ik kom daar straks uitgebreid op terug. In ieder geval zouden die sterke schouders nu wat zwaarder belast worden. Ik stelde destijds dat de partijen die toen hun handtekening onder die terugdraaimotie hadden gezet, meer oog hadden voor de winstzekerheid van het bedrijfsleven dan voor de bestaanszekerheid van mensen. Dat geldt wat mij betreft ook voor dit kabinet, dat immers deze motie grotendeels heeft uitgevoerd, al blijft het voor collega Geerdink van de VVD nog steeds niet genoeg, heb ik van haar eerste termijn begrepen. Maar ik loop deze wat mijn fractie betreft serieuze verslechteringen van dit Belastingplan ten opzichte van het vorige nog even punt voor punt door.
Eén. Het heffen van de dividendbelasting op de inkoop van eigen aandelen wordt teruggedraaid. Dit betekent een lastenverlichting voor vooral grote bedrijven en een belastingderving voor het Rijk van volgens het kabinet 800 miljoen euro per jaar. De Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, SOMO, komt echter uit op maar liefst 2 miljard euro per jaar. Dat is dus de hele desastreuze bezuiniging op de Onderwijsbegroting die deze regering voornemens was. Vindt de staatssecretaris dit echt een goede manier van geld verdelen?
Over de berekening van SOMO zegt de staatssecretaris niets anders dan dat er verschillende wijzen zijn om dit te berekenen, dat die van SOMO er een is en dat het bedrag hoger en lager kan uitvallen. Klopt het dat de staatssecretaris daarmee feitelijk zegt dat hij het niet weet en dat het ook weleens 2 miljard per jaar zou kunnen kosten? Klopt het dat hij eigenlijk geen argumenten heeft om zijn eigen berekening of die van het CPB beter te achten dan die van SOMO? In alle gevallen, of het nu 800 miljoen of 2 miljard kost, vindt mijn fractie het buitengewoon treurig dat dit kabinet op dit punt weer kiest voor winstzekerheid boven bestaanszekerheid. Steeds meer bedrijven keren hun winst uit door eigen aandelen in te kopen. Het gaat hierbij om meer dan de helft van de winstuitkeringen. Doordat het kabinet de afschaffing van de zogenaamde inkoopfaciliteit weer wil terugdraaien, blijven deze winsten dus vrij van dividendbelasting. Dit klopt toch gewoon principieel niet? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Twee. De tweede verslechtering. De beperkte versobering van de totaal onuitlegbare expatregeling wordt voor een belangrijk deel teruggedraaid. In plaats van de extreem riante belastingkorting van 30% voor goedverdienende buitenlandse werknemers zoals die nog bestond voor het vorige Belastingplan, krijgen we de net iets minder riante korting van 27%. Over de 30%-regeling zei Pieter Omtzigt in zijn HJ Schoolezing dat het een vorm van ongelijke behandeling is. "Er is niet één belastingstelsel in Nederland, maar er zijn er ten minste twee." Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit feitelijk een juiste constatering is van de heer Omtzigt en dat zijn Belastingplan die dualiteit weer versterkt ten opzichte van het zogenaamde "amendement-Omtzigt"?
Drie. Ten slotte wordt de verhoging van het box 2-tarief voor directeur-grootaandeelhouders met een bescheiden 2% uit het vorige Belastingplan nu ook weer teruggedraaid. Dit gebeurt terwijl de effectieve belastingdruk in box 2 nog altijd lager ligt dan die van de inkomstenbelasting. Dat betekent drie keer een terugdraaiing van een wat rechtvaardiger verdeling van lasten uit het vorige Belastingplan. Of zoals ik tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zei: drie keer kassa voor het kapitaal, drie keer winstzekerheid boven bestaanszekerheid en drie keer een terugdraaiing van maatregelen waar de PVV in de Tweede Kamer eerder voorstemde. Dat is de PVV die in de campagne nog de mond vol had van bestaanszekerheid, maar die nu akkoord gaat met een Belastingplan waarin vooral de winstzekerheid weer vooropstaat. We zijn dus weer terug bij "de boulevard van gebroken beloften" waarover mijn fractievoorzitter het tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen had.
Laat ik naast dit trio nog een vierde cadeau voor het kapitaal noemen: de verruiming ten aanzien van de zogenaamde earningsstrippingmaatregel. Collega Geerdink had het er ook al over. Dat is een belangrijke renteaftrekbeperking — dat zeg ik ook in richting van collega Geerdink — die bedoeld is om belastingontwijking tegen te gaan. Dat is weer kassa voor het kapitaal. Dit cadeau voor het kapitaal kost structureel maar liefst 424 miljoen per jaar. Het kost de belastingbetaler bijna een half miljard en daarvoor mogen bedrijven nu nog meer rente aftrekken van hun winst. Het maakt het nog makkelijker om winst te maken met geleend geld en daar dan geen belasting over te betalen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, zo vraag ik de staatssecretaris. Dat is onder andere goed voor private equity, die onze publieke sector en dienstverlening aan het kapen is: de zorg en de kinderopvang. Is dat wat we willen stimuleren? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Vier keer kassa voor het kapitaal dus. Vier keer winstzekerheid boven bestaanszekerheid. Vier keer de prioriteit leggen bij de winsten en niet bij de mensen. Terwijl de lasten op kapitaal en vermogen verlaagd worden, gaan de lasten op arbeid onder dit kabinet omhoog. Hierbij treft één lastenverhoging, namelijk de verlaging van de algemene heffingskorting, vooral werkenden rond het minimumloon. Het is een asociale maatregel, die onbegrijpelijk is als je, zoals ik hier ook in deze Kamer heb gehoord, wilt opkomen voor werkende armen. Daarvan zijn er in ons land meer dan eerder gedacht werd. Kapitaal en winsten worden minder belast. Arbeid wordt meer belast. De rekening wordt dus gelegd bij de werkende klasse, oftewel de hardwerkende Nederlanders. Vindt de staatssecretaris niet ook dat we in Nederland juist toe zouden moeten naar het minder belasten van arbeid en we dus het kapitaal meer in plaats minder zouden moeten belasten? Helpen deze maatregelen dan? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Ik kom hiermee op het bredere thema van de vermogensongelijkheid. Volgens het ibo — dat is het interdepartementaal beleidsonderzoek, voor de kijkers thuis — over de vermogensverdeling van een paar jaar terug is de verdeling in Nederlander nog schever dan eerder gedacht. Volgens het rapport kan "een te scheve vermogensverdeling negatieve effecten hebben op de economie en de maatschappij als geheel en vergroot het kansenongelijkheid". Bij nader aandringen van mijn fractie in de schriftelijke ronde erkent ook dit kabinet dat dat zo is. Maar vervolgens, en nu komt het, wil men geen uitspraak doen of de vermogensverdeling in Nederland nu te scheef is of niet. Dat kan toch niet? Je kan toch niet stellen dat vermogensongelijkheid een probleem kan zijn voor zowel de economie als de samenleving als geheel, maar dan niets willen zeggen over of dat in Nederland ook het geval is en of je daar dus iets aan zou moeten doen? Dat is toch geen goed bestuur, zo vraag ik de staatssecretaris.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Dat ibo vermogensverdeling, dat rapport, hebben wij vaker bediscussieerd en we hebben erover gedebatteerd. Volgens mij stond daarin dat 10% van de vermogenden 61% van het totaalvermogen bezitten. Vijf jaar geleden was dat nog 70%, dus wat dat betreft gaat het de goede kant op. Bent u dat met mij eens?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, 61% is beter dan 70%. Het klopt inderdaad. Ik heb het rapport meerdere keren gelezen, dus ik ben ook bekend met de cijfers waar mevrouw Geerdink aan refereert. Het klopt dat als je daarnaar kijkt, je ziet dat de vermogensongelijkheid in Nederland iets is afgenomen. Dat heeft te maken met de ontwikkelingen op de huizenmarkt. Ook het ibo-rapport zegt dat het vooral te maken heeft met de prijsstijgingen van huizen. Die worden meegenomen in het vermogen. Daar zijn goede redenen voor, hoewel je ook zou kunnen redeneren dat je een huis niet zomaar verkoopt, zeker als je er maar één hebt. Daar kan dus verschillend over gedacht worden. Dat maakt het iets gelijker. Er zijn mensen die meerdere huizen bezitten en er zijn mensen die maar één huis bezitten, om in te wonen. Maar het wordt meegerekend bij het vermogen. We zien dat die vermogenscijfers ook met de huizenmarkt mee fluctueren. Als je de trend langjarig, structureel, bekijkt, zie je dat de vermogensongelijkheid vanaf de jaren tachtig in Nederland gemiddeld genomen is toegenomen. Los van de vraag of het de goede kant opgaat — dat komt zo nog in mijn tekst — vind ik het feit dat 10% 61% van het bezit heeft, duiden op een extreme vermogensongelijkheid.
De voorzitter:
U komt er nog op terug, begrijp ik, meneer Van Apeldoorn?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nou, op deze cijfers kom ik nog terug, maar …
De voorzitter:
Mevrouw Geerdink dan, tot slot.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Even vooruitlopend op datgene waar u nog op terug gaat komen, wil ik het volgende vragen. We hebben vorig jaar ook de hele discussie gehad over het pensioen. U refereert nu aan de huizen, maar het eigenwoningbezit wordt daar volgens mij niet in meegenomen. De pensioenen worden daar ook niet in meegenomen. Op het moment dat dat type vermogens wordt meegenomen, is dat evenwicht nog meer in balans, dus ik begrijp niet helemaal waar u …
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nou ja, in het ibo-rapport wordt in de eerste plaats heel erg duidelijk beredeneerd waarom het pensioenvermogen in deze cijfers, waar ook mevrouw Geerdink aan refereert, niet wordt meegenomen. Pensioenvermogen is namelijk niet vrij beschikbaar vermogen. Een probleem met vermogensongelijkheid is onder andere dat het economische macht geeft, maar ook dat dit zich kan vertalen in bijvoorbeeld politieke macht. Als het gaat om pensioenen, kan je daar niet bij en kan je dus niet die macht uitoefenen. Daarom wordt dat ook — alle experts zijn het daarover eens — internationaal statistisch niet meegenomen in de definitie. Als je het wel meeneemt, wordt de ongelijkheid inderdaad wat kleiner, maar niet heel veel kleiner volgens het ibo-rapport. We hebben zoiets heel vaak gehad en dat heb ik ook vaak besproken met collega Van Ballekom. Als je de pensioenen wel meerekent, heeft dat wel effect, maar dan is de vermogensverdeling nog altijd erg ongelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Geerdink.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Als laatste. Kijk, een totaal geëgaliseerde vermogensverdeling is een illusie. Op het moment dat we gaan vergelijken in internationaal verband, zien we daar een heel andere vermogenssystematiek. Het pensioenvermogen is echt een van de grootste vermogensbezitten van Nederlanders. Op het moment dat je dat niet meerekent in zo'n ibo-rapport is voor mijn fractie dat hele rapport op een bepaalde manier te lezen. Ik begrijp dat u dat anders leest, maar ik kan me voorstellen dat we dan appels met peren vergelijken. Ik hoop dus dat u op een andere wijze naar de vermogensverdeling kijkt en ik hoop ook dat u het ermee eens bent dat niet alleen de vermogensverdeling, maar ook de inkomensverdeling in Nederland een stuk egaler is dan zoals u net schetste. Ik vraag u om uw laatste reactie.
De voorzitter:
Meneer Van Apeldoorn, en vervolgt u dan uw betoog.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Het ibo-rapport stelt dat in de ontwikkelde landen alleen in de Verenigde Staten de vermogensongelijkheid nog groter is dan in Nederland. Natuurlijk zijn er verschillende stelsels in landen en natuurlijk maakt dat een internationale vergelijking soms lastig, maar je kan niet zeggen dat het in Nederland "dus" wel meevalt met die vermogensongelijkheid. Het ibo-rapport is er heel erg duidelijk over waarom de pensioenen niet meetellen. De VVD kijkt daar graag anders tegenaan. Ik sluit me graag aan bij dit interdepartementaal beleidsonderzoek, destijds onder leiding van Laura van Geest, van ambtelijke experts die hier uitgebreid studie naar hebben gedaan en die zich baseren op rapporten van nationale en internationale experts en deskundigen. Dat lijkt me dat dat een autoriteit is waar we het in dit geval mee moeten doen. Daar verlaat ik me liever op dan op de analyse en de visie van, in dit geval, de VVD-fractie, met alle respect.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Voorzitter, op uw verzoek vervolg ik mijn betoog. Ik zou er nog veel meer over kunnen zeggen, maar intussen is het eigenlijk heel duidelijk: dit kabinet vindt de vermogensverdeling in ons land kennelijk niet te ongelijk, want het wil daar niks aan doen. Maar hoe — ik kom nu op de cijfers van mevrouw Geerdink — kan je met droge ogen beweren dat een land waar de rijkste 10% maar liefst 61% van het vermogen bezit en waar de top 1% 26% van het vermogen heeft, geen land is waarin het vermogen extreem ongelijk verdeeld is en dus te scheef? Die 1% bezit dus 26 keer meer dan wat die zou bezitten bij een gelijke verdeling. Ieder kind kan toch snappen dat dit een te scheve vermogensverdeling is, fundamenteel onrechtvaardig en slecht voor onze economie, slecht voor onze samenleving en slecht voor onze democratie? Graag een reactie van de staatssecretaris. Ik denk overigens dat dit een onderschatting is van de werkelijke scheefheid van de vermogensverdeling, omdat veel vermogen verstopt is om belasting te ontwijken en dus niet meetelt in de statistieken.
Dit kabinet onderneemt niet alleen niets tegen de extreme vermogensongelijkheid in ons land, maar vergroot deze bewust nog verder. Erkent de staatssecretaris dat? En voelt hij daar op z'n minst niet enig ongemak bij, juist voor een kabinet dat zegt zich te willen inzetten voor bestaanszekerheid? De bestaansonzekerheid zit immers niet aan de bovenkant, bij de grote vermogens. Dit kabinet verlaagt volgens eigen berekening de lasten op vermogen met 900 miljoen euro per jaar. Als we uitgaan van de SOMO, die ik net al noemde, komen we echter uit op 3 miljard per jaar. Dat zijn de voorgenomen bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord op de onderwijsbegroting plus de voorgenomen bezuiniging van 1 miljard per jaar subsidies voor ngo's op het terrein van ontwikkelingssamenwerking bij elkaar. Over verkeerde keuzes gesproken! Die 3 miljard structurele lastenverlichting op vermogen is ook nog zonder de lastenverlichting die voortkomt uit de zogenaamde box 3-compensatie.
Dat we vermogen uit kapitaal minder belasten dan inkomen uit arbeid blijkt ook als we kijken naar de cijfers over de verdeling van de belastingdruk over verschillende inkomensgroepen. Opnieuw is uit een CPB-studie gebleken dat als we naar de top kijken, in tegenstelling tot wat altijd beweerd wordt, Nederland geen progressief maar een degressief belastingstelsel heeft. Uit deze recente CPB-analyse blijkt, ook als we kijken over een langere periode, dat de belastingdruk het laagst is voor de hoogste inkomensgroepen. Voor de periode 2011-2019 is de belastingdruk voor de top 10% 36,6%, maar voor de top 1% 34,5% en 27,8% voor de top 0,01%; dat zijn de 1.400 rijksten van ons land. Hiermee ligt de belastingdruk voor de allerrijksten, met een gemiddeld vermogen van 90 miljoen euro, dus een stuk lager dan voor de gemiddelde hardwerkende Nederlander. Nogmaals, als deze rijken die belasting betalen en niet weten te ontwijken. De sterkste schouders dragen dus helemaal niet de zwaarste lasten in Nederland. Het is omgekeerd: de sterkste schouders dragen de lichtste lasten. Erkent de staatssecretaris dat? Wat vindt hij daar dan van? Vindt de staatssecretaris het met de SP-fractie een probleem dat ons belastingstelsel degressief is in plaats van progressief? Is hij het met mij eens dat dit het omgekeerde is van wat een Robin Hood doet, en dat het niet alleen volstrekt onrechtvaardig is, maar ook slecht is voor het draagvlak voor ons belastingstelsel en voor de belastingmoraal in het land? Dreigen die niet uitgehold te worden als we het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen feitelijk helemaal niet respecteren? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Wat de SP betreft gaan we hier zo snel mogelijk iets aan doen en gaan we grote vermogens in Nederland flink meer belasten. Als we dat doen met een vermogensbelasting van 5% voor mensen met een vermogen boven 5 miljoen, levert dat 12,7 miljard euro per jaar op. Zoals ik ook betoogde tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen: haal het geld waar het zit en investeer dat in de kwaliteit en toekomst van onze samenleving. Ik ga niet in detail opnoemen wat je daarmee zou kunnen doen, bijvoorbeeld investeren in onze volkshuisvesting, in volksgezondheid, in de energietransitie of in het onderwijs van onze kinderen. Los daarvan zorgt het ook in één klap voor een veel rechtvaardiger belastingstelsel. Het zorgt ervoor dat de sterkste schouders ook echt de zwaarste lasten gaan dragen. De samenleving wordt daar beter en eerlijker van. Doen dus, zeg ik tegen de staatssecretaris. Misschien kan hij het opnemen in zijn volgende belastingplan. Dan heeft de staatssecretaris meteen onze stem binnen, beloofd.
Met een dergelijke miljonairsbelasting kunnen we ook in één klap een einde maken aan het zich voortslepende box 3-drama. Het blijkt keer op keer heel erg ingewikkeld te zijn om een belasting op het werkelijk rendement op vermogen in te voeren. Nu heeft de Raad van State — het is al vaker genoemd vandaag — weer zware kritiek op het voorstel hiertoe van het kabinet. Los van de vraag of die kritiek helemaal terecht is, is de kans natuurlijk groot dat dit tot het zoveelste uitstel leidt. Dat uitstel kunnen we ons niet permitteren, want dat kost 2 miljard per jaar. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe hij hiertegen aankijkt.
Nu al kost de hele zogenaamde box 3-compensatie als gevolg van de uitspraken van de Hoge Raad ons 14,2 miljard. Dat prijskaartje zou dus nog hoger kunnen worden. En dan te bedenken dat ruim 40% van de compensatie terechtkomt bij mensen die meer dan vier keer modaal verdienen, met een gemiddeld vermogen van 2,3 miljoen euro. Het gaat dus vooral naar vermogenden. Wie betaalt deze rekening? Dat doen wij allemaal. De lagere en middeninkomens gaan er minder op vooruit dan eerder voorzien was, omdat de regering in augustus besloot een deel van de lastenverlichting voor hardwerkende Nederlanders later deels uit te stellen. Mijn fractie vindt die keuze echt onbegrijpelijk, niet sociaal, niet eerlijk en niet te verantwoorden. Graag een reactie.
Voorzitter. Voor de portemonnee van de lagere en middeninkomens, allemaal gewone mensen, was de voorgenomen btw-verhoging op sport, cultuur en media ook niet goed geweest. Die had heel veel gewone mensen hard getroffen, mensen die hun kinderen naar een sportclub sturen, die af en toe naar een concert gaan en die bijvoorbeeld graag een regionale krant lezen. Dit in een tijd dat bijvoorbeeld ook de boodschappen nog steeds elke maand duurder worden en dat de energierekening voor veel mensen ook weer stijgt. Gelukkig lijkt, zoals vandaag al eerder is gezegd, deze verhoging nu van de baan. Ook ik zeg "lijkt", omdat de minister van Financiën hier eerder geen garantie over heeft willen geven. Er moet immers nog wel een alternatief gevonden worden. Wat als dat alternatief niet gevonden wordt? En waar zal dat alternatief uit bestaan?
Het is al vaker gezegd vandaag: in een brief van vlak voor het weekend lezen wij dat het alternatief wat de staatssecretaris betreft uit de btw moet komen. Dat wil zeggen dat het plan is dat de voorgenomen verhoging voor de genoemde sectoren niet doorgaat, maar dat de btw elders omhoog zal moeten. Waar dan? Voor wie dan? Wie gaat die rekening dan betalen? Wie gaat het dan voelen in zijn of haar portemonnee? Mijn fractie is er niet gerust op. Wij willen dat de btw vooral omlaaggaat of zelfs naar nul voor levensmiddelen en openbaar vervoer. Haal het geld niet bij gewone mensen die hun boodschappen steeds duurder zien worden of voor hun vervoer afhankelijk zijn van het ov. Haal het geld waar het zit.
Problematisch vinden ook wij dat wegens het zogenaamde overgangsrecht de btw-verhoging op cultuur, sport en media in alle gevallen gewoon gedeeltelijk ingevoerd gaat worden en dat veel mensen die in 2025 een kaartje kopen voor een concert of een theatervoorstelling in 2026 of een abonnement alvast vooruit betalen gewoon het volle hoge btw-tarief zullen betalen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, vraag ik de staatssecretaris, gezien het feit dat ook een meerderheid van deze Kamer het verlaagde tarief wil behouden.
Waar mijn fractie dan wel blij mee is, is de verhoging van het kindgebonden budget. Zoals eerder gebleken, is dat een effectieve maatregel om de kinderarmoede omlaag te brengen. Maar die kinderarmoede gaat, zoals al eerder werd gezegd vandaag, als het aan dit kabinet ligt tenminste, niet omlaag in deze periode. Deze Kamer is door het aannemen de motie van de SP-fractie bij de Algemene Financiële Beschouwingen echter heel duidelijk geweest: het is onaanvaardbaar dat in een rijk land als het onze nog zo veel kinderen in armoede opgroeien. Het kabinet kan zich dus niet tevredenstellen met het gelijk houden van de kinderarmoede. Die moet, nog deze kabinetsperiode, substantieel omlaag. Zoals ook de woordvoerder van de BBB zei bij zijn stemverklaring: eigenlijk kan niemand daar tegen zijn. Inderdaad. Wij verwachten dus ook van dit kabinet dat het voortvarend aan de slag zal gaan met de uitvoering van deze motie en dus zien wij de voorgestelde intensivering van het kindgebonden budget als een eerste stap. Die stap is nog volstrekt onvoldoende om de kinderarmoede naar beneden te brengen, maar het is wel een eerste stap. Wij verwachten dus dat de regering, zoals in onze motie gevraagd wordt, nog voor de Voorjaarsnota komt met voorstellen voor volgende stappen voor een daadwerkelijke verlaging van de kinderarmoede. Dit is natuurlijk ook een vraag voor de minister van Sociale Zaken, die hier morgen zal zijn voor de beantwoording. Hoe denkt hij onze motie, gesteund door een ruime meerderheid van deze Kamer, waar dit kabinet elke keer opnieuw nogal afhankelijk van blijkt te zijn, uit te gaan voeren?
Voor hem en zijn collega van VRO ook nog een vraag over de huurtoeslag. Hier dreigt de regering een deel van de mensen aan de onderkant namelijk echt hard te treffen met het fiscale pakket. Terwijl mensen te maken hebben met huurverhoging op huurverhoging, gaat volgens dit wetsvoorstel 20% van de huurders erop achteruit. Voor de laagste inkomens kan dit, zoals al eerder is gezegd vandaag, oplopen tot €40 per maand. Wat blijft er voor deze groep dan nog over van de belofte van bestaanszekerheid van dit kabinet? Ik hoor graag een antwoord van beide bewindslieden morgen en ik hoor ook graag waarom deze maatregel nu nodig is.
Wat betreft het belastingplan voor de BES-eilanden sluit ik me aan bij vorige sprekers. Te vaak worden de gevolgen van fiscaal beleid voor de al grote armoede en grote ongelijkheid in Caribisch Nederland over het hoofd gezien. Of worden deze gevolgen verkeerd ingeschat, zoals nu in de Tweede Kamer is gebeurd?
De voorzitter:
Wilt u gaan afronden?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik ga afronden, voorzitter. Mijn fractie is opgelucht dat er nu een novelle komt die dit repareert.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Bij het Belastingplan rinkelt vooral de kassa voor het kapitaal. De belasting op kapitaal en vermogen neemt af. De al desastreus grote vermogensongelijkheid in Nederland wordt door dit kabinet nog groter gemaakt. De lasten op arbeid voor de werkende klasse, voor de hardwerkende Nederlanders, neemt toe. Dit is precies het omgekeerde van wat we zouden moeten willen, want arbeid minder belasten en kapitaal dus meer, is niet alleen eerlijker, maar ook goed voor onze economie. De cadeaus voor het kapitaal versterken onze economie niet. Wat ze vooral doen, is de winstzekerheid boven bestaanszekerheid stellen. Daarom vindt de SP-fractie het Belastingplan vooral een forse verslechtering van wat al een onrechtvaardig belastingstelsel was. We kijken desalniettemin uit naar de beantwoording van de zijde van de regering.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is nu het woord aan de heer Baumgarten namens JA21.
De heer Baumgarten i (JA21):
Meneer de voorzitter. Het moet mij allereerst van het hart dat ik de tijdsspanne die wij krijgen om deze tien wetten met meerdere amendementen op hun merites te beoordelen, onverantwoord kort vind. Dat komt uiteindelijk de kwaliteit van het wetgevingsproces niet ten goede.
Inhoudelijk ben ik verheugd om te lezen dat het kabinet, althans op papier, een nieuwe koers wil inslaan. Werken zou meer moeten lonen en ook het bedrijfsleven krijgt meer fiscale ruimte om te ondernemen. Dat klinkt hoopvol. Tegelijkertijd staan in het Belastingplan 2025, inclusief de onderliggende wetsvoorstellen, een aantal zaken waar mijn fractie moeite mee heeft. Ik zal deze volgordelijk behandelen.
Ik zal beginnen met de ib-parameters voor 2025. Daarin valt op dat de laagste inkomens, tot circa €38.500 bruto, geholpen worden met een lagere belastingdruk van ongeveer 1%. Hoewel meer werken volgens het kabinet zou moeten lonen, jaagt het kabinet het tarief in de tweede schijf vervolgens juist met 0,5% omhoog. Bovendien wordt de inkomensafhankelijke heffingskorting verlaagd. Mijns inziens is hier sprake van contrair beleid. Hoe ziet de staatssecretaris deze tegenstrijdigheden in instrumenten? Overigens wil ik kwijt dat ik inkomensafhankelijke heffings- en arbeidskortingen, naast inkomensafhankelijke toeslagen, een vorm van nivellering en een bron van problemen vind. Ik hoopte juist dat het nieuwe kabinet hier korte metten mee zou maken.
Nu we het toch over nivellering hebben: ik ben op zich blij dat de giftenaftrek vanuit de vpb voor bedrijven met goede doelen als begunstigde in stand blijft. Waar ik allesbehalve enthousiast van word, is de dekking die hiervoor gevonden is, namelijk het niet indexeren van de toegestane bovengrens voor pensioenopbouw voor twee jaren. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of de bescheiden besparing hieruit — ik meen 33 miljoen structureel — niet elders gevonden zou kunnen worden. Wat zijn de overwegingen geweest om voor deze niet-indexatie te kiezen?
Qua inkomensondersteuning zijn er twee maatregelen die ik graag nog met de staatssecretaris zou willen delen. Ten eerste de verhoging van het kindgebonden budget. Deze maatregel klinkt bijzonder sympathiek als inkomensondersteuning voor gezinnen met een laag inkomen. In de beantwoording op onze vragen lezen we evenwel: "Wel neemt als gevolg van deze maatregel de marginale druk toe." Is de staatssecretaris het met mijn fractie eens dat deze maatregel de facto neerkomt op het spannen van het paard achter de wagen? Immers, in een reeds krappe arbeidsmarkt wordt meer werk ontmoedigd, terwijl werken nu juist het beste recept is om uit een financieel kwetsbare situatie te komen. Is de staatssecretaris dit met mijn fractie eens?
De uitwerking van de wetsvoorstellen Vereenvoudiging huurtoeslag en het voorstel Wet huurtoeslag ter verbetering van de koopkracht baart mijn fractie eveneens grote zorgen. We kunnen in de ambtelijke toelichting lezen dat 170.000 huishoudens extra recht krijgen op huurtoeslag. Het macrobudgettaire effect loopt op tot 650 miljoen structureel, geld dat hardwerkende mensen en bedrijven moeten verdienen. Het meest storende aan de wetsvoorstellen vind ik dat het zeer waarschijnlijk is dat de woningmarkt nog verder op slot gaat en dat er een incentive gaat ontstaan bij huiseigenaren om de huurprijzen in een reeds zeer gespannen woningmarkt te verhogen, zonder dat dit de huurder direct financieel nadeel oplevert. Immers, de overheid vangt dit op. Op onze vragen in het schriftelijk overleg hierover zegt de regering in essentie dat de doorwerking op huurprijzen naar verwachting minimaal is. Ik vraag de staatssecretaris waar deze aanname op gebaseerd is. Data of onderzoeksresultaten die deze aanname onderbouwen, ontbreken immers.
Voorts voorzie ik in de wetsvoorstellen voor de huurtoeslag het verder ondermijnen van een mogelijke bereidheid om meer te gaan werken en te verdienen. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Deelt de staatssecretaris de zorgen van mijn fractie? Zo ja, welke mitigerende maatregelen stelt de staatssecretaris vervolgens voor?
Omdat het geld dat de overheid kwistig uitgeeft, ook verdiend moet worden door burgers en bedrijven, wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om enkele zaken uit het Belastingplan 2025 en de effecten voor het bedrijfsleven te bespreken. Ons hebben meerdere signalen bereikt over de onevenredige CO2-heffingen voor zogenaamde AVI's. Dat zijn bedrijven in de afvalverwerkende industrie. Die heffingen zijn gevat in het wetsvoorstel overige fiscale maatregelen. Als mijn informatie klopt, geldt een reductie van 43% CO2 tot 2030 voor de industrie in het algemeen, maar circa het dubbele voor de AVI's. Is de staatssecretaris bekend met deze onevenredigheid en de potentiële onhaalbaarheid van deze maatregelen, met een potentieel zeer fors financieel nadeel voor deze AVI's? In hoeverre is de staatssecretaris bereid dit beleid te herzien of te matigen opdat deze industrie niet uit Nederland verdwijnt, of opdat de eindgebruiker niet met zeer forse kosten wordt opgezadeld?
Dan heb ik ook nog een vraag over de versnelde versobering van de zelfstandigenaftrek. Wat zijn de precieze overwegingen van het kabinet geweest om de zelfstandigenaftrek versneld te versoberen, en hoe ziet het kabinet de impact hiervan op het ondernemingsklimaat in Nederland? Zijn aanvullende maatregelen overwogen om de negatieve effecten van de versobering van de zelfstandigenaftrek op kleine ondernemers te compenseren? Zo ja, welke?
Voorts, meneer de voorzitter, maak ik me grote zorgen over de btw-verhoging voor logies. Dit lijkt een ondoordachte maatregel te zijn. Allereerst de grenseffecten. In België en Duitsland ligt het btw-percentage voor logies op 6% respectievelijk 7%. Van een gelijk speelveld is dus geen sprake meer. Hoe denkt de staatssecretaris de logischerwijs aanstaande weglekeffecten te mitigeren? Is het überhaupt mogelijk deze grenseffecten op te vangen als het verschil in btw zo groot is? Daarnaast vrees ik dat de btw-verhoging voor overnachtingen nadelig kan uitpakken voor zakelijke overnachtingen in Nederland. Hiermee raken we zowel de horeca zelf als het bedrijfsleven, dat potentieel activiteiten zal willen verplaatsen naar het buitenland.
ABN AMRO heeft een zeer kritisch rapport over deze maatregelen geschreven, waarin alle nadelige effecten worden beschreven. Zo zou het kabinet de inkomsten overschatten, de negatieve effecten onderschatten en zich niet bewust zijn van het feit dat de kiezer uiteindelijk de prijsverhoging zal moeten betalen. Hoe reageert de staatssecretaris op dit rapport? Wil de staatssecretaris toezeggen in het vroege voorjaar van 2025 met een impact- en effectanalyse voor de sector te komen? Indien deze toezegging onverhoopt niet komt, overweeg ik nadrukkelijk een motie op dit punt.
Afrondend, meneer de voorzitter, wil ik terug naar de ib en afsluiten met de actualiteit. Via een recent advies van de Raad van State dat al eerder gememoreerd is, is helder dat de herziening van box 3 een nog grotere chaos dreigt te worden. De herstel- en herzieningsoperatie lijkt inmiddels volledig in de modder vastgelopen. Hoe denkt de staatssecretaris om te gaan met de gederfde inkomsten die ontstaan door het vastlopen van dit dossier?
Wat betreft de complexe kwestie van de niet-bezwaarmakers uit het recente verleden: wat doe de staatssecretaris met deze groep? Hoe wordt recht gedaan aan de gelijke behandeling van alle burgers die volkomen te goeder trouw hun belasting hebben betaald? Wat is, gegeven het advies van de Raad van State, de concrete ambitie van de staatssecretaris als het gaat om de herziening van box 3? Blijven we steken in ad-hocoplossingen of mogen we eindelijk een structurele, werkbare oplossing verwachten?
Meneer de voorzitter, hier wil ik het in de eerste termijn bij laten. Ik zie uit naar de antwoorden van de regering. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baumgarten. Dan is het woord aan de heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. We staan vandaag en volgende week voor een belangrijke taak, een taak die al eeuwenlang aan parlementen is meegegeven: we gaan begrotingen bespreken en ervoor zorgen dat de daarbij benodigde middelen worden vrijgemaakt. Ik dank de regering voor het werk dat ze heeft verzet en stel ook de beantwoording van de verschillende schriftelijke vragen zeer op prijs.
De Voltfractie wil vandaag twee van de voorliggende wetsvoorstellen met de staatssecretaris bespreken. Als eerste thema hebben wij wat vragen over het BES-belastingplan en in het tweede thema willen wij het Belastingplan 2025 aan de orde stellen.
Over de belastingplannen voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius wil mijn fractie geen lange inleiding houden. De pijnpunten van de voorliggende wetsvoorstellen zijn duidelijk. Zo is er op de eerste plaats het feit dat onder anderen personen die een minimumloon ontvangen voor het eerst in hun leven inkomstenbelasting zouden moeten gaan betalen. In eerste instantie leek de regering zich hierbij neer te leggen, met referentie aan een "omgekeerd Robin Hood-effect" van een amendement van de Tweede Kamer. Mijn fractie begrijpt dat inmiddels via een ander amendement is bewerkstelligd dat mensen met een minimumloon nog steeds buiten de belastingmolen zullen blijven. Kan de staatssecretaris dit bevestigen? Kan de staatssecretaris uitleggen op welke manier dit probleem nu is opgelost?
Het tweede punt op dit thema is het koopkrachtplaatje dat op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba ontstaat — ik refereer bewust niet aan BES. De regering heeft gezegd dat alle Nederlanders er volgend jaar in koopkracht op vooruitgaan. Geldt dat ook voor de Nederlanders op Saba, Bonaire en Sint-Eustatius, als alle effecten worden meegenomen? Zo nee, op welke wijze denkt de regering de getroffen Nederlanders nu of in de toekomst een koopkrachtverbetering te geven?
Dan kan ik vandaag als tweede thema niet om het Belastingplan 2025 heen, met name de voorgestelde btw-verhoging. Deze Kamer heeft in de motie-Van Meenen de regering gevraagd om dit onderdeel van het Belastingplan separaat voor te leggen om zorgvuldige behandeling mogelijk te maken. De regering heeft dit geweigerd, simpelweg op grond van het feit dat zoet en zout in één wetsvoorstel moeten worden behandeld. Op eerdere vragen hoe de regering tot deze tien wetsvoorstellen is gekomen, heeft de regering vier criteria aangedragen. Het eerste criterium was dat van de budgettaire samenhang en eventuele dekkingsproblemen. Het tweede criterium ging over de vraag of het om een stelselwijziging of een tariefswijziging gaat. Het derde criterium ging over overgangsrecht en overgangsbudget. En als laatste criterium is gekeken naar implicaties voor ondernemers en mensen die met de desbetreffende producten te maken krijgen.
Mijn fractie begrijpt die criteria. Hoe die hun beslag hebben gekregen op de constellatie van wetten, is voor mijn fractie echter volledig onduidelijk. Waarom is bijvoorbeeld wel de keuze gemaakt om de overige fiscale maatregelen en de fiscale verzamelwet apart voor te leggen? Heeft de Voltfractie het goed begrepen dat ook de bevriezing van de dubbele algemene heffingskorting budgettaire gevolgen heeft en dus onderdeel van zoet en zout is?
Mijn fractie begrijpt op zichzelf de beleidskeuze van de verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Echter, dit zijn wel twee heel verschillende typen belastingen. Kan de regering nog eens uitleggen waarom directe en indirecte belastingen niet operationeel en juridisch zouden moeten worden ontkoppeld? Zou dat ook niet een criterium moeten zijn?
Dan blijven er voor de Voltfractie voor vandaag op dit thema twee clusters van vragen over. In het eerste cluster is de hamvraag hoe wij omgaan met een weigering van de regering om een motie van de Eerste Kamer uit te voeren. De onlangs door deze Kamer aangenomen motie-Van Meenen verzoekt het kabinet de voorgenomen maatregel inzake het opheffen van meerdere posten verlaagd btw-tarief in een separaat wetsvoorstel op te nemen en dat de Kamers aan te bieden. Daarmee wordt overigens het advies van de Raad van State gevolgd. De regering heeft ronduit geweigerd om dit uit te voeren. Als wij dit als Kamer accepteren, vraagt de Voltfractie zich af, waarom zouden toekomstige moties dan wel moeten worden opgevolgd? Wat zijn die moties dan nog waard? De Voltfractie vindt dat politiek en staatsrechtelijk niet acceptabel op een zo belangrijk punt, te weten de kernbevoegdheid van het parlement.
Ook inhoudelijk zijn er nog wel wat vragen te stellen over dit tweede cluster. Als ik de krant lees, zou ik haast denken dat de btw-verhoging voor cultuur, media en sport van de baan is. Dat is echter niet het geval.
De heer Heijnen i (BBB):
Ik zou de heer Hartog een vraag willen stellen. Heeft hij enig idee hoeveel moties van deze Kamer in de afgelopen vier jaren niet zijn uitgevoerd?
De heer Hartog (Volt):
Ik heb geen cijfers.
De heer Heijnen (BBB):
Ik heb dat even nagekeken. Dat zijn er 114. Dus het is zeker geen uitzondering dat een motie niet uitgevoerd wordt.
De heer Hartog (Volt):
Daar heeft de heer Heijnen volledig gelijk in. Als 114 moties niet uitgevoerd worden, dan zijn dat er veel. Maar ik heb duidelijk een onderscheid gemaakt tussen een motie die een kernbevoegdheid betreft en een motie die verzoekt om bijvoorbeeld een bepaald onderzoek te doen. Het gaat hier om wetgeving en om budget. Dan is het niet acceptabel om een motie niet uit te voeren.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Heijnen.
De heer Heijnen (BBB):
Die opmerking snap ik niet helemaal. Het gaat bij ons toch altijd om wetgeving? Of heb ik het nu verkeerd?
De heer Hartog (Volt):
U heeft het verkeerd. Ik heb heel veel moties gezien die helemaal niet over wetgeving gaan. Die vragen om begeleiding van de wetgeving, of die verzoeken om een onderzoek of een evaluatie en dat soort dingen. Die vragen niet om het wel of niet separaat voorleggen van wetgeving. Ik vind dat een heel ander iets. En daar blijf ik bij.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Hartog (Volt):
Even kijken. Bij aanvaarding van de wet worden deze verhogingen dus gewoon ingevoerd. Is de staatssecretaris dit met mijn fractie eens? Misschien wordt de maatregel later vervangen, maar daaromtrent zijn heel veel onzekerheden. Als overgangsrecht dan al een criterium was, zo vraag ik de regering, hoe zit het dan met de aankopen in het begin van 2025, gedaan voor producten en diensten in 2026? Tegen welk tarief koopt de voorzitter voor 2026 de kaartjes voor de Toppers? Wordt de te veel betaalde btw terugbetaald als de tarieven voor het concert van de Toppers eventueel weer worden aangepast? Welke economische effecten zal dit hebben op vroegboekingen? Leidt dit niet tot een enorme administratieve last voor ondernemers?
Het is zeker zo dat de Voltfractie van mening is dat de regering niet de juiste politieke keuzes maakt. Dat debat voeren we niet eens meer, omdat iedereen ervan uitgaat dat de btw-verhoging van tafel is. Maar er is meer. Er is ook een reden waarom wij nu in de Eerste Kamer deze wet afwijzen. Bijna alle partijen hebben met de uitvoeringsinstructies in de hand — dat dikke boek — gewezen op de toegenomen complexiteit bij invoering van deze regeling. Ook in de memorie van toelichting wordt hier een zinnetje aan besteed. Die complexiteit neemt nog meer toe als de nieuwe tarieven eerst worden ingevoerd en dan weer worden teruggedraaid. Andere tarieven worden dan weer verhoogd, maar zonder een behoorlijke overgangstermijn. Dat zet de uitvoerbaarheid van de maatregel op het spel. Dit is in de ogen van mijn fractie onverantwoord bestuur. Het opportunisme en het gebrek aan een langetermijnvisie druipen ervan af. Ook is het de Voltfractie, vier weken na de zogenaamde deal, nog steeds niet duidelijk welke andere btw-tarieven worden verhoogd om het ontstane gat te dekken. Heeft de regering hier al een indicatie van?
Voorzitter. Ik moet toch even complimenten geven aan de regering. Ze hebben het ongelofelijk slim aangepakt. Hun strategie doet niet onder voor de onderhandelingstactiek die je vaak in Brussel ziet. Ze komen met een voorstel, merken dat een grote groep partijen er niet mee akkoord gaat en beginnen dan te schakelen. Ze nemen enkele fracties apart, geven twee van hen een zoethoudertje en sturen twee andere fracties met een kluitje in het riet. Vervolgens komen ze met praktisch hetzelfde voorstel terug en zorgen ze er met de nieuw verworven meerderheid voor dat de wet wordt aangenomen. Ik spreek hier ook de betrokken collega's in deze Kamer op aan. Hoe zit het met de zo vaak aangehaalde scheiding tussen de rol van de Eerste en Tweede Kamer? Wij hebben en hadden ons inhoudelijk nog niet eens uitgesproken. Ik heb geen enkele twijfel over de oprechte intenties van de regerings- en gedoogfracties die bezig zijn een nieuw voorstel te doen. Wat zijn echter de onzekerheden? Wat gebeurt er als er geen alternatief wordt gevonden? Wat gebeurt er als er een demissionair kabinet is?
De heer Schalk i (SGP):
De heer Hartog zegt: we hebben ons hier nog niet eens over uitgesproken. We hebben ons hier wel over uitgesproken. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zijn al deze onderwerpen al langsgekomen. Deze Kamer heeft heel nadrukkelijk aangegeven dat ze te ver gingen. Maar ik heb daar een vraag bij. Stel nu dat het op een of andere manier toch lukt om die btw-klus te klaren. Is de partij van de heer Hartog dan van zins om dat te steunen of juist niet?
De heer Hartog (Volt):
Dat is een hele goede vraag van de heer Schalk. Wij steunen niet blind, zoals de gedoogfracties dat hebben gedaan. Wij willen eerst zien waarover het gaat. Welke btw-tarieven gaan dan wel omhoog?
De heer Schalk (SGP):
Ik weet niet wie u precies met gedoogfracties bedoelt, misschien is dat ook wel de SGP. In ieder geval heeft de SGP, samen met het CDA en de ChristenUnie, twee onderdelen in de wetgeving weten te veranderen en die zijn verankerd. Daarnaast is het heel spannend hoe het gaat lopen met de btw-tarieven, maar het zou zomaar eens kunnen zijn dat we daarvan op zeker moment alleen maar gelukkig worden. Moet je daar dan niet in stappen? Of zeg je: deze route mag je ook lopen; het is misschien geen gebruikelijke route, maar het mag.
De heer Hartog (Volt):
Ik zeg beide: je mag de route lopen. Maar ik zou er niet in gestapt zijn omdat je gaat stemmen over iets waarvan je nog niet weet wat de uitkomst is. Ik heb inderdaad naar de SGP en de ChristenUnie verwezen met "gedoogfracties". Daar waren de zoethoudertjes ook voor bedoeld. Het zou fundamenteel gezien niet mijn keuze zijn geweest om die zoethoudertjes, wat het wat mij betreft zijn, binnen te halen en daarmee de verhoogde btw-tarieven weg te geven.
De voorzitter:
De heer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Dat zijn dan wel zoethoudertjes die blijkbaar door de hele Kamer gesteund werden tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik vraag me af of je dat dan "een zoethoudertje" moet noemen, maar goed. What's in the name, zullen we maar zeggen. Maar de vraag blijft staan of je een belastingplan rücksichtslos moet afschieten of dat je toch moet proberen om via deze route met elkaar het Belastingplan op een hoger plan te brengen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Oké. U heeft gezegd dat we bij de AFB de inhoud hebben behandeld. Dat hebben we niet gedaan. We hebben alleen gezegd: het lijkt ons niet de goede kant op te gaan. Daarna hebben we de gelegenheid gehad om schriftelijke vragen te stellen. Die komen nu pas aan de orde, bij de behandeling van de belastingwetten. Over de inhoud hebben wij dus nog niet gedebatteerd. Er waren namelijk nog heel veel vragen en we wisten nog niet eens wat de Tweede Kamer ging doen. We hebben daar dus niet inhoudelijk over gedebatteerd. Dat ligt nu voor. De Voltfractie is in de Tweede en in de Eerste Kamer altijd bereid om te overleggen en om dingen aan te pakken, met welke regering dan ook. Wij zijn niet bereid om blind te gedogen en om daar dan in te stappen door volgende week een stem te geven voor een belastingwet waarvan we niet eens weten hoe die eruitziet.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Hartog (Volt):
Ja. Wat gebeurt er als er geen alternatief wordt gevonden? Wat gebeurt er als er een demissionair kabinet is?
Voorzitter. De Voltfractie vindt het op dit moment onverantwoord om het Belastingplan 2025 goed te keuren zoals het nu voorligt. Dat vinden wij zowel vanuit rechtsstatelijke principes als vanwege inhoudelijke overwegingen. Dat brengt ons geenszins op het randje van de afgrond. Het is mogelijk om dit Belastingplan af te wijzen zonder enorme gevolgen. De beide Kamers kunnen nog voor het einde van dit jaar op basis van een nieuw voorstel van de regering de meer acceptabele delen goedkeuren en in de voorjaarsbesluitvorming het ontstane gat vullen. Ik geef dit deze Kamer in overweging en overweeg hierover een motie. De regering heeft al antwoord gegeven op de vraag wat er gebeurt als er geen belastingplan is. Kan de regering morgen aangeven hoe we, procedureel, een uitgekleed Belastingplan alsnog voor het einde van dit jaar zouden kunnen behandelen?
De voorzitter:
Rondt u uw betoog eerst af.
De heer Hartog (Volt):
Ik heb nog één zin, voorzitter. Ik wil het in eerste termijn hierbij laten en ik kijk uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb één verhelderingsvraag. Hoe zou de heer Hartog de staatssecretaris willen adviseren om dat voor elkaar te krijgen voor het einde van het jaar? Dat moet dan toch met een novelle zijn? Het Belastingplan is aanvaard in de Tweede Kamer. Als er echt een wijziging moet komen, dan moet er dus een novelle komen. Anders kun je dat nooit voor het eind van het jaar voor elkaar krijgen. Die moet dan naar de Raad van State. Die moet naar de Tweede Kamer, en daarna pas naar de Eerste Kamer. Dat wordt dan vergaderen op 31 december, denk ik.
De heer Hartog (Volt):
De heer Schalk geeft zijn eigen antwoord. Het kan dus, geeft de heer Schalk toe. Dit is een regering van "het kan". Ik vraag dus aan de regering om aan te geven hoe we dit kunnen oplossen.
De voorzitter:
De vergaderdatum wordt altijd nog door de Voorzitter bepaald. Mevrouw Bakker-Klein namens het CDA heeft nu het woord.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me graag aan bij de woorden van welkom aan de staatssecretaris. Ik moet zeggen dat ik al de hele avond zit te genieten van uw mimiek, staatssecretaris. Het is echt geweldig om te zien. Daar moet je een tijdje naar kijken. Het is echt heerlijk om te zien. Dank dus aan de staatssecretaris, en voor nu alvast aan de ministers, en de ambtenaren voor de uitvoerige beantwoording van de grote hoeveelheid schriftelijke vragen over het Pakket Belastingplan. Die beantwoording maakt het voor onze fractie mogelijk om nu wat minder met de technische details van het pakket bezig te zijn. We willen vooral ook rolvast blijven. Het pakket dat nu voorligt, is een resultaat van een politiek proces dat in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden. We zijn blij met de aanpassingen die daar gedaan zijn, mede dankzij de inbreng van de CDA-fractie in de Tweede Kamer.
We zijn het niet eens met alle maatregelen die nu worden voorgesteld. Sommige daarvan vinden we ronduit onverstandig. De verleiding is dus groot om daar inhoudelijk op in te gaan, maar we willen onszelf toch proberen te dwingen om ons in dit debat te focussen op de rechtsstatelijkheid, de kwaliteit, de consistentie, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het voorliggende pakket aan wetgeving.
Graag willen we ook hier in deze chambre de réflexion een dialoog over de samenhang van alle voorgestelde maatregelen in het Pakket Belastingplan en over een visie op de toekomst van ons belastingstelsel. Belastingen zijn voor ons geen doel op zich, maar een middel om recht te doen aan de samenleving. We halen belasting op om publieke uitgaven te kunnen doen, om gezinnen met lagere inkomens te ondersteunen en om bepaalde maatschappelijke doelen te bereiken. Daarbij moeten we niet uit het oog verliezen dat belastingen grote impact kunnen hebben op de levens van mensen en het voortbestaan van bedrijven. Dat vereist dat we een zorgvuldige balans vinden in waar we de lasten neerleggen en waar we de voordelen laten neerslaan om zowel mensen tot bloei te laten komen als ook om de economie te stimuleren.
Voorzitter. In de afgelopen weken hebben wij geobserveerd welke stemmen we eigenlijk horen als het gaat om het Pakket Belastingplan. De grote hoeveelheid mails die we hebben gekregen, kwam voor het merendeel van maatschappelijke organisaties en bedrijven, die rechtstreeks geraakt worden door de daarin voorgestelde maatregelen, en van fiscalisten die ons wijzen op inconsistenties. Veel minder hoorden we de stemmen van mensen die er volgens het kabinet met dit pakket op vooruit zouden moeten gaan, de mensen voor wie werken meer zou moeten gaan lonen, onder wie ook de werkende armen. En we hoorden ook veel minder de stemmen van mensen die om allerlei redenen geen toegang tot de arbeidsmarkt hebben, omdat ze niet kunnen voldoen aan de eisen die de arbeidsmarkt aan hen stelt.
Voorzitter. Al puzzelend in alle toegezonden stukken werd het ons steeds meer duidelijk dat we met elkaar een enorm complex stelsel hebben opgetuigd, met tal van knoppen waar we aan kunnen draaien om wijzigingen aan te brengen in de inkomenspositie van grote groepen mensen. Het is zó ingewikkeld geworden dat we de cijfers van het Nibud nodig hebben, en zelfs ook de mondelinge toelichting daarop, om te begrijpen wat de cumulatie van alle voorgestelde maatregelen oplevert voor mensen. Die cijfers bestuderend lijkt het er nu op, en dat hebben we ook bevestigd gekregen van het Nibud, dat mensen met een kleine portemonnee er door al die belastingmaatregelen in ieder geval financieel niet op achteruitgaan. En dat heeft een stuk van onze ongerustheid over de effecten van dit hele Pakket Belastingplan voor 2025 weggenomen.
Wat blijft, is de verbijstering over de complexiteit van ons hele stelsel van sociale zekerheid, belastingen en toeslagen. Het is hoog nodig dat ons belastingstelsel zodanig wordt vereenvoudigd dat het weer uitlegbaar wordt voor burgers. Mensen die met meerdere wetten tegelijk van doen hebben, komen er helemaal niet meer uit. Uitvoeringsorganisaties die hen daarbij zouden kunnen ondersteunen, opereren vaak vanuit een deelbelang en er is geen prikkel om te kijken vanuit de gevolgen die het heeft voor het leven van mensen die op hun dienstverlening zijn aangewezen.
Ondanks alle pogingen hiertoe, ook door vorige kabinetten, mist het in het voorliggend Pakket Belastingplan nog steeds aan contouren van een plan om dit hele complexe stelsel te vereenvoudigen. Wat er wel ligt is de toezegging van het kabinet dat er verder gewerkt gaat worden aan die vereenvoudiging. Daar zouden we van de staatssecretaris graag wat meer kleuring op willen hebben.
In de antwoorden op onze vragen stelt het kabinet dat er al genoeg rapporten en adviezen liggen en dat het kabinet op basis daarvan gaat werken aan een voorstel. Het klopt inderdaad dat in de afgelopen jaren talloze rapporten, adviezen en ambtelijke stukken geschreven zijn over de noodzaak tot herziening van het belasting- en toeslagenstelsel. Het laatste ambtelijke rapport van 2024 heeft de titel Belastingen in maatschappelijk perspectief en dat is wat de CDA-fractie betreft een toepasselijke titel, omdat het stelsel van belastingen en toeslagen niet los kan worden gezien van tal van maatschappelijke ontwikkelingen. Om er maar eens een paar te noemen: het afnemende vertrouwen van burgers in de overheid, onder andere door de toeslagen, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, arbeidsmigratie, uitsluiting van mensen op de arbeidsmarkt, de krapte op de huizenmarkt, de klimaatopgave, de economische problematiek in de grensregio's, het Nederlandse vestigingsklimaat en het belang van het toekomstige verdienvermogen van Nederland.
Naar de mening van de CDA-fractie is dit brede maatschappelijke perspectief onmisbaar bij de hervorming van ons belastingstelsel. Dat zal dus ook moeten gebeuren vanuit een breed maatschappelijk gedragen visie op de belastingbeginselen die daaraan ten grondslag moeten liggen. Een dergelijke aanpak gaat naar onze mening nooit uit de politiek komen. Er zullen altijd wel partijen zijn die op onderdelen zullen vinden dat iets vooral niet kan. Daarvoor hebben we dus de samenleving nodig. Onze vraag aan het kabinet is dus ook niet om nog meer rapporten te maken, maar ook niet om nu de arrogantie te hebben dat we als overheid wel met een integraal plan kunnen komen. Zoals mevrouw Geerdink van de VVD ook al zei: doe het niet alleen. We hebben gezaghebbende personen nodig vanuit alle lagen van de samenleving en de wetenschap om tot een breed door de samenleving gedragen plan te komen waar vervolgens de politiek over in gesprek kan gaan. Er zijn voorbeelden van eerdere belastinghervormingen waarin een externe commissie die aanjaagrol succesvol heeft vervuld. Meneer Van Rooijen van 50PLUS verwees daar ook al naar. Er is ook urgentie op onderdelen van maatschappelijke vraagstukken zoals die nu aan de orde zijn. De Raad van State constateert in zijn recente advies over box 3 bijvoorbeeld dat het nodig is om een integrale visie op het belasten van vermogen te hebben en afgewogen keuzes te kunnen maken voor een box 3-stelsel.
Voorzitter. Wij sluiten dan ook heel graag aan bij de suggestie van de fractie van 50PLUS om opnieuw zo'n onafhankelijke commissie in het leven te roepen. Omdat wat nu aan de orde is veel verder gaat dan alleen de hervorming van belastingen en toeslagen, zouden we daar op zijn minst ook de goede en gedegen rapporten van de commissie-Borstlap en de commissie-Engbersen bij willen betrekken. Wij begrijpen de zorg van de staatssecretaris dat dit vertragend zou kunnen werken, maar deze commissie zou ook gelijk op kunnen lopen met het ambtelijke voorbereidingsproces. Daardoor zou die vertraging helemaal niet aan de orde hoeven zijn. Hoe beoordeelt de staatssecretaris onze suggestie om deze rapporten, samen met de vele goede voorstellen die er in het afgelopen jaar ook vanuit fiscaal vakgebied zijn opgeleverd, in onderlinge samenhang toe te vertrouwen aan een externe onafhankelijke breedgedragen commissie die gezaghebbend en in contact met alle schakeringen in de samenleving voorstellen kan doen voor een fundamentele hervorming van ons belasting- en toeslagenstelsel?
Voorzitter. Er zijn ook stemmen die we in dit debat helemaal niet horen. Het zijn de stemmen van mensen die totaal geen bestaanszekerheid meer hebben omdat ze op straat leven. Ze betalen behalve btw geen belasting en ze krijgen ook geen toeslagen, dus op hen is dit pakket nauwelijks van toepassing. Deze mensen horen tot een groep die in de rafelranden van onze samenleving leeft. Deze mensen zijn vaak alleen nog in beeld bij religieuze en maatschappelijke organisaties die zich voor hen inzetten en daarvoor giften krijgen van particulieren en bedrijven. Een voorbeeld daarvan is wat de straatarts Michelle van Tongerloo in Rotterdam doet. Zij heeft een eigen stichting opgericht, waar zelfs de ambtenaren van de gemeente Rotterdam nu een beroep op moeten doen om deze mensen te kunnen helpen.
Voorzitter. Het belang van geven vanuit maatschappelijke betrokkenheid zal alleen nog maar verder toenemen nu dit kabinet fors bezuinigt op wat voor veel maatschappelijke organisaties en bedrijven in ons land van waarde is, zowel in onze eigen samenleving als daarbuiten, wereldwijd. Onze fractie is dan ook echt opgelucht over het feit dat het kabinet de waarde van het ondersteunen van groepen mensen via particulier initiatief heeft ingezien en de voorgenomen beperking op de giftenaftrek heeft verzacht. Toch kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat het schrappen van de regeling voor geven vanuit bedrijven en de regeling voor steward-ownership nog steeds berust op een op wantrouwen gebaseerd beeld. Goede Doelen Nederland en het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken komen dit jaar met een advies van een commissie van deskundigen onder voorzitterschap van de heer Rinnooy Kan over het vereenvoudigen van het stelsel van giftenaftrek. In de beantwoording van onze vragen hierover zegt het kabinet dat het ministerie van Financiën hier niet inhoudelijk bij betrokken is. Tegelijkertijd wil het kabinet wel meer zicht krijgen op de mogelijkheden van omvorming van de giftenaftrek naar een matchingsubsidie. Daar heeft het kabinet nu zelf een onderzoek naar gestart, waarbij het ministerie van Financiën in de lead is, met betrokkenheid van andere ministeries zoals Justitie en Veiligheid en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De uitkomsten van dit onderzoek worden uiterlijk in het voorjaar van 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Voorzitter. Er worden dus proefballonnetjes opgegooid die niet de steun van de sector hebben omdat ze principieel onjuist zijn, en beide sporen lijken volstrekt onafhankelijk van elkaar te lopen. Voor onze fractie is het onbegrijpelijk dat het kabinet niet tenminste hierover het gesprek aangaat met de filantropische sector, waartoe we het kabinet nota bene in de Eerste Kamer door middel van een motie hebben opgeroepen. Wij willen graag van de staatssecretaris in dit debat een toelichting op de argumenten daarvoor.
Voorzitter. Belastingheffing en het uitbetalen van toeslagen zijn massaal geautomatiseerde processen geworden. We weten dat tussen de twee en tweeënhalf miljoen mensen niet digitaal vaardig zijn. Zonder hulp van anderen kunnen ze absoluut niet meer volgen wat er gebeurt, laat staan dat ze hier nog enig gevoel van regie op hebben. Er is maar één manier om dat op te lossen, namelijk door verbetering van dienstverlening door het mogelijk maken van persoonlijk contact tussen overheid en burger. In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de groei van het aantal ambtenaren wordt teruggedraaid en dat de uitvoerende diensten, waaronder de Belastingdienst, het UWV, de Sociale Verzekeringsbank en de gemeentelijke sociale diensten, worden ontzien. Intussen weten we dat in de praktijk op de diverse ministeries een deel van de opgelegde bezuinigingen toch wordt doorgezet naar uitvoerende organisaties. Dat vindt onze fractie een zorgelijke ontwikkeling, want juist het werk in de uitvoering is complex. De professionals in de uitvoering hebben veelal te maken met meervoudige problematiek en moeten een goed evenwicht bewaren tussen het vinden van oplossingen die in de leefwereld van de betrokkenen daadwerkelijk van betekenis zijn en de mogelijkheden die de wet en het beleid daarvoor bieden. Blijvend investeren in kennis voor uitvoerend professionals is daarbij van groot belang. Hoe beoordeelt de minister vanuit dit belang het stopzetten van het programma Vakkundig Altijd? Welke alternatieven ziet de minister om uitvoerend professionals hierbij duurzaam te ondersteunen?
Voorzitter. Het verlaagde tarief voor het verstrekken van logies wordt door het kabinet als een vereenvoudiging gepresenteerd. Maar dat ziet het CDA toch anders. De uitzondering die nu wordt gemaakt voor bijvoorbeeld kamperen lijkt willekeurig te zijn gekozen. De keuze voor twee verschillende tarieven doet hoe dan ook afbreuk aan de gewenste vereenvoudiging. Op onze vraag waarom het toevoegen van groepsaccommodaties aan de lijst met uitzonderingen niet mogelijk is, antwoordt het kabinet dat dit de uitvoering nog complexer maakt. Dat argument vinden wij onbegrijpelijk. Als er wel een uitzondering voor kamperen mogelijk is, waarom dan ook niet voor groepsaccommodaties? Net als de btw-verhoging op kamperen trekt ook de btw-verhoging op groepsaccommodaties vaak mensen die zich dat het minst kunnen veroorloven.
Voorzitter. Wij zien daarnaast dat de effecten van de btw-maatregel op logies in het algemeen en met name in de grensregio's wordt gevoeld. Is de impact van deze maatregel wel voldoende onderzocht? Hierbij sluiten we graag aan bij de vragen die gesteld zijn over de impactanalyse door mevrouw Geerdink, van de VVD, en bij de vragen over de grenseffecten van de ChristenUnie en OPNL. Graag een toelichting van de staatssecretaris.
Voorzitter. Vanaf 2031 is de 30-jaartermijn voor het verstrekken van hypotheekrenteaftrek voor leningen die zijn afgesloten voor 2001 afgelopen. Dat betekent dat voor een grote groep huishoudens het recht op hypotheekrenteaftrek vervalt. De bewijslast ligt bij de belastingplichtige, maar het is maar zeer de vraag of mensen zelf wel over de benodigde gegevens beschikken om te weten of ze de hypotheekrente nog mogen aftrekken. De Belastingdienst beschikt in ieder geval niet over die historische gegevens en ook de banken hebben die gegevens niet op orde. In de uitvoering wordt dit zeer problematisch, want wat gebeurt er als rekkelijke belastingplichtigen na 2031 gewoon hypotheekrente willen blijven aftrekken? Gaat de Belastingdienst dan controleren en, zo ja, hoe?
Voorzitter. De heer Van Rooijen vraagt of die termijn kan worden verlengd of misschien zelfs helemaal afgeschaft. Dat komt sympathiek over, maar we hebben ook gelezen dat het 3 miljard gaat kosten als we bijvoorbeeld een verlenging van tien jaar willen. Onze zorg is dat we voor het weten in eenzelfde spagaat terechtkomen als bij box 3. Gaat de staatssecretaris in het verdere onderzoek dat hierover is toegezegd uit van budgettaire neutraliteit? Hoe gaat de staatssecretaris dit oppakken?
Ten slotte, voorzitter. U bent eraan gewend geraakt dat het CDA in deze debatten altijd aandacht vraagt voor de positie van grensregio's. De regering heeft onlangs in de schriftelijke beantwoording van vragen van CDA en OPNL laten weten geen integraal impactonderzoek te willen doen naar weglekeffecten door accijnsverhogingen voor het totale mkb in de grensregio, naar wat dat voor hen betekent. Dat betreuren wij. Kan de staatssecretaris in overleg treden met vertegenwoordigers van het mkb over lichtere vorm van monitoring? In het vorige kabinet heeft de staatssecretaris Fiscaliteit, mede op aandringen van onze fractie en de fractie van OPNL, een bezoek gebracht aan zijn collega in Berlijn. Daar heeft hij de fiscale positie van grenswerkers ter sprake gebracht. De ChristenUnie en OPNL brachten dat net ook al ter sprake. Wij zien nog steeds geen concrete maatregelen om die positie te verbeteren. Net als de ChristenUnie en OPNL zijn ook wij nieuwsgiering naar het antwoord op de vraag of er al iets meer te zeggen is over de stand van zaken van de onderhandelingen. Wij zien uit naar de beantwoording van onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bakker-Klein. Het woord is aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS. Hij heeft nog een vraag aan u, mevrouw Bakker-Klein. Dus als u nog even blijft staan, kunt u de vraag in de microfoon beantwoorden.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Excuses, excuses, ik had u niet zien staan, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Dank voor de vraag die we samen hebben gesteld over de hypotheekrenteaftrek die in 2031 zou vervallen. Ik sluit me helemaal aan bij de vragen die u heeft gesteld over hoe dat dan moet als mensen toch die aftrek vragen omdat de gegevens niet steeds bekend zijn. Ik had in mijn tekst nog de volgende suggestie gedaan. Als die termijn van 30 jaar toch niet wordt verlengd of als die wordt afgeschaft, is het dan misschien een idee om de annuïteit, de aflossing, die nu uiteindelijk 100% moet zijn, eventueel te verlagen naar bijvoorbeeld 50% of 75%, gelet op de overwaarde? Als die renteaftrek dan vervalt in 2031, is dit dan misschien iets om de gevolgen daarvan wat beter draagbaar te maken? U mag daar ook in de tweede termijn op terugkomen, maar ik wil u graag die vraag voorleggen.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Dat is ook mijn vraag aan de staatssecretaris. Gaan wij uit van budgettaire neutraliteit? Want als dat zo is en wij allerlei andere maatregelen willen nemen — die zijn sympathiek en begrijpelijk, en ik heb ook begrepen dat de staatssecretaris in het voorjaar met een brief hierover komt — dan zijn dit allemaal opties die mogelijk en die sympathiek zijn. Maar wij zouden toch wel graag zien dat het ook budgettair neutraal is en dat deze maatregel niet miljarden euro's gaat kosten. Dat is dus onze vraag aan de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Heijnen namens de BoerBurgerBeweging.
De heer Heijnen i (BBB):
Dank, voorzitter. Het Pakket Belastingplan 2025. Ook dit jaar is het weer, zo vlak na Sinterklaas en voor de kerst, een pakketje met elf verschillende wetsvoorstellen. Dat zijn er al minder dan de zeventien van het pakket van vorig jaar. Het gaat dus de goede kant op. Voor BBB is het glas halfvol. Maar dat gezegd hebbende: het zou mooi zijn als het aantal wetsvoorstellen in het Pakket Belastingplan 2026 weer verder afneemt. Meerdere collega's hebben daar al aandacht voor gevraagd en daar sluiten wij ons bij aan. De fiscale strategische agenda biedt volgens ons goede aanknopingspunten voor een verder afslankoperatie. Kan de staatssecretaris aangeven welke van de daarin opgenomen wetsvoorstellen bij voorkeur niet in het Pakket Belastingplan 2026 zullen worden opgenomen? Uiteraard is dat ook afhankelijk van het verdere wetgevingstraject en heeft hij dat niet zelf in de hand. Dat begrijpen we. Maar waar streeft de staatssecretaris naar?
In deze agenda wordt ook heel kort ingegaan op de gedifferentieerde verbruiksbelasting, oftewel de suikertaks. Ook tijdens de schriftelijke behandeling hebben veel partijen hier aandacht voor gevraagd. Hierop kom ik later in mijn bijdrage ook nog kort terug.
Voorzitter. Ik wil in mijn bijdrage ingaan op de volgende onderwerpen. Ik ga in op de prioriteiten volgens de strategische agenda en kort op de gehanteerde ramingsmethodieken. Daarna ga ik uiteraard in op een aantal maatregelen van de wetsvoorstellen uit het pakket. Tot slot ga ik in op ons toekomstig fiscaal stelsel en daarbij zal ik ook — hoe kan het ook anders? — kort stilstaan bij het nieuwe box 3-stelsel.
Als eerste prioriteit in de fiscale strategische agenda wordt een Belastingdienst die klaar is voor de toekomst genoemd. Kort gezegd betekent dat voldoende goed gekwalificeerde mensen, en goed werkende en up-to-date IT-systemen. We begrijpen heel goed dat dit een grote en misschien wel eerste prioriteit is, omdat dit de basis vormt voor welk fiscaal stelsel dan ook. Ik begin met de mensen. Dat is wat BBB betreft het allerbelangrijkste. Het mag ook weleens gezegd worden dat we als BBB heel veel waardering en respect hebben voor alle mensen die bij de Belastingdienst, en trouwens ook bij alle andere uitvoeringsorganisaties, werken. De staatssecretaris geeft aan dat met 98% de formele bezetting bij de Belastingdienst bijna op orde is. Hierbij is, nemen wij aan, ook al rekening gehouden met de aankomende pensioneringsgolf bij de Belastingdienst. Klopt dit, vragen wij aan de staatssecretaris. BBB is ook erg benieuwd naar de Meerjarenstrategie Belastingdienst 2025-2030, die we binnenkort zullen ontvangen. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer we die kunnen verwachten?
De IT-systemen. Toen ik vorig jaar begon als fiscaal woordvoerder voor de BBB in dit huis wist ik niet wat ik hoorde. Het aantal IT-systemen van de Belastingdienst bedraagt ruim 900. Ik moet eigenlijk zeggen: het IV-portfolio. Ik moet eerlijk bekennen dat ik die term heb moeten opzoeken. Ik had me dat in ieder geval nooit gerealiseerd. Toen de Belastingdienst begon met de noodzakelijke upgrade van deze systemen, zo'n zes à zeven jaar geleden, werkte 52% niet goed meer. Vorig jaar bedroeg deze zogenaamde "technische schuld" — dat is weer zo'n mooie term — nog 26%. Men hoopt ergens in 2027, 2028 of 2029 de upgrade van de belangrijkste systemen afgerond te hebben. Tot die tijd kan de Belastingdienst in principe — ik chargeer — alleen maar parameterwijzigingen aanbrengen. Dat is voor iedereen, binnen en buiten de Belastingdienst, enorm frustrerend. Dat is het, naar ik aanneem, ook voor de staatssecretaris.
Ik heb wel de volgende vraag. Waarom loopt de Belastingdienst niet een parallel IT-traject? Wat bedoel ik daarmee? Het volgende. Waarom niet de bestaande systemen upgraden en tegelijkertijd nieuwe state-of-the-artsystemen ontwikkelen voor een aantal belangrijke belastingen? Dat zijn dan systemen die jarenlang meegaan en die eenvoudig kunnen worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. Lopen we nu niet het risico dat we over een aantal jaren weer aan een volgende upgrade van de geüpgradede systemen kunnen beginnen? Graag een reactie van de staatssecretaris. Tot slot heb ik nog een vraag over de handhavingsfunctie van de Belastingdienst. Om de hoeveel jaar vindt er in het bedrijfsleven nu eigenlijk een controle plaats bij belastingplichtigen op een van de belastingsoorten?
De tweede prioriteit, het hervormen van ons belasting- en toeslagenstelsel, begrijpen we als BBB ook heel goed. De heer Van Rooijen had het er ook al over, maar we zouden de staatssecretaris wel mee willen geven de hervorming niet te beperken tot alleen de directe belastingen, maar ook voldoende aandacht te hebben voor de hervormingen van de indirecte belastingen. Volgens BBB zijn er op dit vlak mogelijkheden, ook op korte termijn.
Dan ben ik bij de derde prioriteit. Die is al bij alle sprekers aan de orde geweest. Dat is een oplossing voor het box 3-probleem. Hierop kom ik later in mijn bijdrage terug.
Ik ga verder met de ramingsmethodieken. "Voorspellen is moeilijk, vooral als het de toekomst betreft." Deze uitspraak wordt toegeschreven aan Niels Bohr, natuurkundige en Nobelprijswinnaar, maar werd ook gebruikt door Wim Kan — wie kent hem niet? — in zijn oudejaarsconference van 1979. We hebben hier bij onze inbrengen ook vragen over gesteld, net als andere partijen, en we danken de staatssecretaris voor zijn antwoorden. We blijven echter van mening dat hier een verdere verbeteringsslag noodzakelijk is. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een nacalculatie, al dan niet op onderdelen. Dat is in het bedrijfsleven bijvoorbeeld ook heel gebruikelijk. De staatssecretaris weet dat wellicht nog vanuit zijn vorige leven.
We hebben begrepen dat er bij de ramingen wordt gekeken naar het statistische effect van de maatregelen en er alleen rekening wordt gehouden met de eersteordegedragseffecten voor de opbrengst van de belasting waar de maatregel betrekking op heeft. Ik probeer het altijd te begrijpen in mijn eigen woorden: wat betekent een maatregel in de btw voor de opbrengst van de btw, rekening houdend met gedrags- en grenseffecten? Er wordt geen rekening gehouden met tweedeordegedragseffecten voor de btw en effecten op andere middelen. Dat zeg ik in mijn eigen woorden. Ik zie de staatssecretaris knikken, dus volgens mij heb ik het goed begrepen. Een juiste raming vinden we als BBB ontzettend belangrijk. Vandaar dat we daar ook nu weer op terugkomen. Mede op basis van deze ramingen wordt beleid gemaakt. Het kan toch niet zo zijn dat achteraf blijkt dat de daadwerkelijke opbrengst van een maatregel veel lager is dan geraamd, zelfs als je rekent volgens de nu gehanteerde methodiek? Dus nacalculeren en leren, wat BBB betreft. De tabaksaccijns blijkt bijvoorbeeld veel minder op te brengen dan door het vorige kabinet was begroot, en dat alleen al door hogere grenseffecten. We vinden het als BBB ook heel belangrijk — daar heb ik meerdere partijen over gehoord — om rekening te houden met álle grenseffecten van maatregelen in de regio's. Hiermee heb ik als Limburger en inwoner van onze mooie provincie veel ervaring, zelf en in mijn directe omgeving. Als dat niet kan met de huidige berekeningsmethodiek, zouden we het kabinet willen vragen om een methodiek te ontwikkelen waarmee dat wél kan.
Ook Kamerlid Van Oostenbruggen vond de ramingen juist heel erg belangrijk, gezien zijn aangenomen motie op dit vlak. Graag een reactie van staatssecretaris Van Oostenbruggen: hoe gaat hij in de toekomst om met het maken van ramingen? Ziet hij daarop toe met nacalculaties en hoe gaat hij op een goede manier rekening houden met alle grenseffecten in de regio's?
Voorzitter. Dan de wetsvoorstellen. We danken de staatssecretaris én zijn team — ik zag dat er vanavond niemand aanwezig is; die zit thuis voor de tv dus druk mee te schrijven — voor de antwoorden op de schriftelijke vragen. Veel van onze vragen zijn tijdens de schriftelijke behandeling naar genoegen beantwoord; dank daarvoor. We hebben nu nog een beperkt aantal aandachtspunten. Ik wil toch beginnen met de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. Dat is een vrij technisch fiscaal verhaal. We hebben daar bij de schriftelijke behandeling ook aandacht voor gevraagd. De desbetreffende bepaling betreft in de kern een stukje antimisbruikwetgeving waarmee het kabinet wil voorkomen dat niet-aftrekbare rente door de nieuwe regels wél aftrekbaar wordt. Met dit doel zijn we het als BBB volledig eens; laat daar geen misverstand over bestaan. We plaatsen alleen nog steeds vraagtekens bij de wijze waarop men dit wil bereiken.
Ook over de antwoorden in de nota naar aanleiding van het tweede verslag hebben we nog een aantal vragen. De reactie is erg uitgebreid, waarvoor dank, maar wat wordt er nou precies gezegd? Zegt de staatssecretaris nu dat voor deze maatregel is gekozen om deze ook op toekomstige structuren van toepassing te doen zijn? Is dat de enige of voornaamste reden? En zegt de staatssecretaris dat bij overkill de praktijk zich wel redt met de tegenbewijsregeling? Althans, zo lezen wij het. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Vervolgens drie maatregelen op btw-gebied, in de eerste plaats de btw-heffing op diensten aan onroerende zaken. We willen als BBB vandaag graag nogmaals specifieke aandacht vragen voor de toename van administratieve lasten voor het bedrijfsleven en voor de toename van de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. De staatssecretaris geeft aan dat er nu geen inschatting kan worden gemaakt van het aantal structuren dat hierdoor wordt getroffen. Wel bevestigt hij dat de maatregel primair bedoeld is om zogenaamde shortstaystructuren te bestrijden. Deze structuren zullen zoals bekend in toenemende mate afnemen. We zouden de staatssecretaris daarom willen vragen om op korte termijn — zeg: een jaar na invoering — een evaluatie uit te voeren. We nemen namelijk aan dat er dan meer inzicht is in de gevolgen omdat de maatregel dan is ingevoerd. In deze evaluatie zou wat ons betreft in ieder geval aandacht moeten worden geschonken aan het aantal shortstaystructuren dat getroffen wordt en ook aan de uitvoeringslasten voor belastingplichtigen — dat zijn álle belastingplichtigen die investeren in vastgoed — en aan de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. Kort samengevat: hebben we deze bepaling wel nodig en, zo ja, kunnen we haar uitvoeren? Graag een reactie van de staatssecretaris.
De heer Hartog i (Volt):
De heer Heijnen stelde mij in mijn eerste termijn een vraag over de moties die niet worden uitgevoerd. Hij wist het antwoord al op mijn vraag. Ik ga hem een vraag stellen waar ik het antwoord niet op weet. Hij gaf aan dat 114 moties niet zijn uitgevoerd. Ik gaf aan dat dit een fundamentele motie over wetgeving was. Kan hij mij twee voorbeelden van die 114 moties geven die net zo essentieel zijn en waarvan de Kamer heeft gezegd: deze wetstechniek moet niet worden gebruikt of deze wet moet niet op deze manier worden ingevoerd?
De heer Heijnen (BBB):
Dank voor de vraag. Ik zou de laptop er even bij moeten pakken. Dan vul ik het in en kan ik het u vertellen. Maar nee, op dit moment kan ik dat niet.
De heer Hartog (Volt):
Ik vermoed dat er heel weinig van dit soort dingen zijn, maar ik geef de heer Heijnen mee dat hij dat in de tweede termijn vanuit zijn laptop kan doen.
De heer Heijnen (BBB):
Ik denk niet dat ik dat ga doen, want eigenlijk vinden wij elke motie even belangrijk, meneer Hartog. Als een motie is aangenomen, vindt de meerderheid van de Kamer die motie belangrijk. Dan vinden wij die motie ook belangrijk. Het maakt ons dan niet zoveel uit wat precies de inhoud van de motie is.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Heijnen (BBB):
Als tweede willen we graag kort stilstaan bij het terugdraaien van de btw-verhoging op media, cultuur en sport. Vol verwachting klopt ons hart. Morgen krijgen we de duiding van het overgangsrecht. We vragen als BBB specifiek aandacht voor een praktische oplossing voor de betrokken sectoren. Ik hoorde dat al meer partijen zeggen. Hoe gaan wij voorkomen dat ze eerst 21% btw in rekening moeten brengen voor vooruit gefactureerde diensten, die vervolgens weer teruggevraagd en teruggegeven moeten worden? We vertrouwen erop, staatssecretaris, dat u morgen een voor de sectoren werkbare oplossing zal presenteren.
Tot slot de afschaffing van het lage btw-tarief op logies. Ik kijk even naar de heer Martens. We zouden als BBB, net zoals meerdere partijen in deze Kamer, heel erg graag zien dat er op korte termijn, in 2025, een impactanalyse wordt uitgevoerd. Ik hoorde er meerdere partijen al om vragen: wat ons betreft zou er bijzondere aandacht geschonken moeten worden aan de grenseffecten, ook omdat het btw-tarief in de ons omringende landen — het werd al vermeld — veel lager is.
Tot slot wil ik in dit onderdeel kort aandacht vragen voor de gedifferentieerde verbruiksbelasting, oftewel de suikertaks. Zoals ik al aangaf, is hier helaas slechts beperkte aandacht voor in de fiscale strategische agenda. De staatssecretaris geeft aan dat hij voornemens is om beide Kamers dit voorjaar te informeren. In de contourenbrief worden vijf varianten beschreven. We zouden graag een toezegging van de staatssecretaris willen ontvangen om ook een zesde variant uit te werken, namelijk een suikertaks waarin een gedifferentieerde verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken wordt ingericht op basis van toegevoegde suikers, zoals bijvoorbeeld in het Verenigd-Koninkrijk, evenals de andere uitgewerkte varianten budgettair neutraal. De staatssecretaris herkent deze tekst ongetwijfeld, omdat deze uit een motie van mevrouw Van Eijk en de heer Grinwis komt. De motie — ik heb het nagekeken, meneer Hartog — kreeg in de Tweede Kamer als appreciatie oordeel Kamer. Wij nemen dus aan dat de staatssecretaris ons deze toezegging kan geven. Mocht dat onverhoopt niet zo zijn, dan overwegen we een motie van dezelfde strekking in te dienen in de tweede termijn.
Tot slot een aantal opmerkingen over de herziening van het fiscale stelsel voor box 3. Ook de Raad van State heeft hier inmiddels een advies over gegeven, vorige week, op 2 december, twee dagen voor pakjesavond. Wat betreft de herziening van ons fiscale stelsel beperken we ons tot een tweetal procesmatige opmerkingen, want inhoudelijk zijn wat BBB betreft de Tweede Kamer en ons kabinet aan zet. We hebben met belangstelling de taakstelling hervorming belasting- en toeslagenstelsel gelezen. Hierover zouden we het volgende willen opmerken. In de eerste plaats zijn we er als BBB een sterke voorstander van om een dergelijke herziening onder aanvoering van een onafhankelijk deskundige, bijvoorbeeld een hoogleraar, te laten plaatsvinden. Ook de heer Van Rooijen, mevrouw Bakker en mevrouw Geerdink vroegen daar al aandacht voor. Waarom niet voortborduren op bewezen succes? De heer Van Rooijen noemde al de commissie-Stevens en de commissie-Oort. De staatssecretaris gaf tijdens de AFB, in mijn eigen woorden, aan dat er al heel veel rapporten liggen, dat dit tot vertraging leidt en dat er nu concrete stappen gezet moeten worden. Met dat laatste punt zijn we het eens. We zijn het echter zeker niet eens met de stelling dat dit tot vertraging zal leiden. Graag een reactie van de staatssecretaris.
We kunnen ons als BBB ook vinden in de doelen, de scope en de thema's, zoals opgenomen in de taakopdracht. We zijn het ook met de staatssecretaris eens dat een eerste stap het bepalen van een duidelijke visie op ons toekomstig belastingstelsel zou moeten zijn. We zijn echter wel van mening dat dit niet zozeer alleen een politieke visie, maar zeker ook een fiscaalinhoudelijke visie zou moeten zijn. Graag horen we hoe de staatssecretaris dat ziet en wat zijn streefdatum is om overeenstemming te hebben over een gemeenschappelijke gedragen visie. Hoe ziet de staatssecretaris de volgorde in het proces? Zou deze visie er niet eerst moeten zijn alvorens te gaan praten over varianten en keuzeopties, zoals vermeld in onderdeel 3 van de taakopdracht?
Dan ons tweede punt. We missen in de taakopdracht, zeg ik tegen de staatssecretaris, een heel belangrijk uitgangspunt, namelijk vertrouwen, vertrouwen in onze burgers en bedrijven dat deze netjes aan hun fiscale verplichtingen willen voldoen als ze deze begrijpen en niet te complex zijn. Dat dit zo is, kan ik ook uit jarenlange ervaring als belastingadviseur in het verleden bevestigen. Dit vinden we als BBB een belangrijk punt. Dit is zoals u zich misschien kunt herinneren, een van de drie V's die ik benoemde tijdens mijn maidenspeech: vertrouwen, verantwoordelijkheid, verbinding. Uiteraard zullen er altijd een beperkt aantal belastingplichtigen zijn die buiten de fiscale lijntjes kleuren. Deze moeten wat BBB betreft hard aangepakt worden. Daar bestaat na de herziening en vereenvoudiging van ons belastingstelsel dan ook bij de Belastingdienst ruimte voor. Graag een reactie van de staatssecretaris op ons BBB-uitgangspunt van vertrouwen in burgers en bedrijven, ook bij het ontwerpen van een nieuw belastingstelsel.
Last but not least: ons nieuwe box 3-stelsel. Dat kan natuurlijk niet ontbreken in mijn bijdrage. Het advies van de Raad van State van vorige week is klip-en-klaar: ook bij vermogen dienen alleen daadwerkelijk genoten inkomsten te worden belast. Hier kunnen wij ons als BBB volledig in vinden. We begrijpen dat het uitvoeringstechnisch misschien niet makkelijk is en mogelijk betekent dit voor bepaalde inkomsten dat die niet in de vooringevulde aangifte, de VIA, kunnen worden opgenomen, maar dat hoeft wat ons betreft geen probleem te zijn. De VIA mag toch nooit een doel worden, zeg ik tegen de staatssecretaris, maar moet altijd een middel blijven, zeker als we erop vertrouwen dat onze burgers hun vermogensinkomsten netjes zullen aangeven. Dat is trouwens, zoals de heer Van Rooijen al zei, in vele andere landen met een capital gains tax het geval. Zoals ik in het begin van mijn bijdrage al zei: het glas is voor BBB altijd halfvol. In de uitspraak van de Raad van State zien we een geweldige kans om voor de belastingheffing op vermogensinkomsten nu eens out of the box te gaan denken.
Voorzitter. Ik ga afsluiten. Ik wil u allen danken voor uw aandacht en we kijken uit naar de reactie van de staatssecretaris. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heijnen. Dan schors ik de vergadering voor drie minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de PvdD.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens mijn fractie dank aan de staatssecretaris en zijn ambtenaren. Ik heb vanavond de mazzel om als dertiende spreker te mogen spreken. We gaan zien of mij dat geluk brengt. Gelukkig voor de collega's en de staatssecretaris heb ik toch nog een paar onderwerpen weten te vinden die nog niet aan bod zijn gekomen. Uw mazzel is er al, misschien de mijne ook. We gaan het zien.
De discussie van de afgelopen tijd over het Pakket Belastingplan 2025 heeft onze fractie eerlijk gezegd een beetje bevreemd. Het Belastingplan vormt een belangrijk onderdeel van de Miljoenennota. Het kan grote invloed hebben op het welzijn en de financiën van burgers. Maar als de hele Miljoenennota een puzzel is van 1.000 stukjes, vormen de verschuivingen in het Belastingplan maar een paar stukjes. Discussies over verschuivingen in het Belastingplan gaan vaak over honderden miljoenen, soms wat meer. Heel veel geld, maar laten we deze discussies plaatsen in de juiste context, die van de rijksbegroting van zo'n 425 miljard. Sterker nog, de Miljoenennota kijkt altijd een paar jaar vooruit. We hebben het dus over vele honderden miljarden. Het standaardantwoord van het kabinet dat er voor een bepaald voorstel geen ruimte is of dat er dekking voor moet worden gevonden, is zeker relevant, maar laten we vooral de hele puzzel gebruiken om stukjes te zoeken en niet alleen dat handjevol stukjes van verschuivingen in het Belastingplan. Er is altijd financiële ruimte, het is maar net waar je al die miljarden aan uitgeeft. Wat dat betreft is het ook behulpzaam dat de collega's in de Tweede Kamer de begrotingen nog niet hebben vastgesteld. Hé, dat lachen gaat van mijn tijd af, collega's.
Vanuit de PvdD geven we graag een aantal suggesties om het fiscale beleid duurzamer, diervriendelijker en rechtvaardiger te maken en om dekking te vinden voor goede plannen waarvoor financiële dekking nodig is. Ten eerste de fossiele subsidies van, volgens de nieuwe rekenmethode van het kabinet, zo'n 28,5 miljard per jaar. Die kunnen worden stopgezet. Of de investeringen van dit kabinet in kernenergie van ruim 4,4 miljard. Die kunnen worden omgebogen en worden ingezet voor echt duurzame oplossingen. Het invoeren van btw op kansspelen, die momenteel zijn vrijgesteld van btw, is een no-brainer die tevens gokverslaving kan tegengaan. Er kan btw worden ingevoerd op de volgende producten en diensten waarvoor momenteel een onterecht nultarief geldt voor de btw: visvangst, internationaal personenvervoer door vliegtuigen, de levering van vliegtuigen en visserijschepen en de bevoorrading van schepen en vliegtuigen met verschillende producten. Een andere mogelijkheid is het afschaffen van de landbouwvrijstelling, die al eerder vandaag aan bod is gekomen. Het verhogen van het belastingtarief op sierteeltproducten van de huidige 9% naar de reguliere 21% kan tevens een verduurzamingsbijdrage leveren. Andere mogelijkheden zijn het heffen van vliegbelasting ook voor transferpassagiers, vliegbelasting verhogen op privéjets, subsidies op bruingas stoppen en een hogere energiebelasting voor grootverbruikers. Om maar een paar dekkingsmogelijkheden te noemen. Wellicht een handig lijstje voor de huidige onderhandelingen over de btw-tarieven tussen het kabinet en de gedoogpartijen.
Voorzitter. Over de fossiele subsidies. In bijlage 23 van de Miljoenennota wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van fossiele subsidies of fossiele regelingen, zoals ze tegenwoordig heten. Het kabinet kiest voor een aangepaste rekenmethode, waarmee door een soort magische goocheltruc opeens miljarden aan fossiele subsidies verdwijnen. Van de 40 miljard tot 46 miljard uit de Miljoenennota 2024 is nog slechts 28,5 miljard over. Maar de vervuiling is daarmee uiteraard niet weggetoverd, noch de subsidiëring daarvan. Inmiddels is bovendien duidelijk geworden dat de klimaatdoelen met het huidige beleid niet zullen worden gehaald. Het afbouwen van fossiele subsidies is dus zowel financieel als voor het klimaatbeleid inhoudelijk urgent. Ondanks het feit dat de antwoorden op onze schriftelijke vragen uitvoerig waren, waren ze hier niet heel erg concreet over, of ambitieus. Daarom heb ik de volgende vragen aan het kabinet. Wat zijn de plannen van het kabinet voor het afbouwen van de fossiele subsidies in 2025 en de jaren daarna? Welke regelingen wil het kabinet nationaal afbouwen en welke plannen heeft het voor het afbouwen van de regelingen waarvoor Europese of internationale samenwerking nodig is? Graag een reactie van de betrokken bewindspersonen.
Voorzitter. Dan de vliegbelasting voor transferpassagiers en privéjets. Is de staatssecretaris het met de Partij voor de Dieren en een meerderheid van de Nederlanders eens dat het onrechtvaardig is dat passagiers die in Nederland opstappen belasting moeten betalen en transferpassagiers en sommige privéjets niet? Ik vraag dan ook of de staatssecretaris bereid is om de vliegbelasting eerlijker te maken door transferpassagiers en alle privéjets net zo te belasten als de andere passagiers die in Nederland opstappen.
Voorzitter. Dan wil ik de discussie nog iets verder verbreden naar de brede welvaart. Volgens mijn informatie toetst het kabinet het Belastingplan niet op de impact op brede welvaart, met naast het sturen op koopkracht ook het sturen op doelen gerelateerd aan de impact voor toekomstige generaties, mensen elders op de wereld, klimaat en natuur. Dat wordt wel gedaan bij de Miljoenennota, maar niet specifiek bij het Pakket Belastingplan. Ik vraag dan ook aan de staatssecretaris wat de consequenties van het Pakket Belastingplan 2025 zijn in termen van brede welvaart. Is het kabinet bereid om toekomstige belastingplannen en toekomstige wetgeving te voorzien van een analyse in termen van brede welvaart?
Voorzitter. Dan de verbruiksbelasting. De heer Heijnen had het in zijn bijdrage ook al over de verbruiksbelasting. Ik denk dat ik een nog betere oplossing heb voor dit onderwerp dan de heer Heijnen, ook omdat er al moties zijn aangenomen in de Eerste Kamer die ongeveer dezelfde strekking hadden als de toezegging die de heer Heijnen vroeg. Ik hoor daar graag meer over van de staatssecretaris.
Vorig jaar heeft de Eerste Kamer tijdens het debat over het Belastingplan tevergeefs een uiterste poging gedaan om de verhoging van de verbruiksbelasting per 1 januari 2024 te voorkomen. Fruitdranken met een vleugje zuivel in de schappen om niet onder het hogere tarief te vallen zijn het gevolg. Tijdens een gezinsuitje is de appelsap van de peuter duurder dan de cola van de puber of het biertje van papa. De Nederlandse fruittelers en de producenten van fruitsappen en plantaardige zuiveldranken komen in de problemen door het verhoogde tarief. Ik ga ervan uit dat het kabinet deze belastingmaatregel gezien deze negatieve neveneffecten zo snel mogelijk wil aanpassen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Waarom houdt het kabinet vast aan een budgetneutrale aanpassing van de verbruiksbelasting? Het kabinet zou er ook voor kunnen kiezen om, als het nodig is, ruimte in de begroting te zoeken. Dat kan bijvoorbeeld in het lijstje dat ik net heb opgenoemd, met als doel om een verbruiksbelasting te ontwikkelen die daadwerkelijk de gezondheids- en duurzaamheidsdoelstellingen ondersteunt door consumptie van plantaardige producten, producten zonder toegevoegde suiker en alcoholvrije producten te stimuleren. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Wat de Partij voor de Dieren betreft horen alle plantaardige zuiveldranken en vruchtensappen zonder toegevoegde suikers te worden uitgezonderd om zodoende de duurzaamheids- en gezondheidsdoelstellingen te bereiken en een eerlijk speelveld te creëren. Dat kan vrij gemakkelijk door deze dranken expliciet te noemen, net zoals de al bestaande uitzonderingen voor melk en soja. Graag een reactie van de staatssecretaris.
In het schriftelijk overleg zei het kabinet "zich ervoor in te zetten om de Kamers in het voorjaar over het besluit hierover te informeren". Dat klinkt eerlijk gezegd wat traag en vaag. Kan de staatssecretaris toezeggen een wetsvoorstel te zullen voorbereiden waarin plantaardige zuiveldranken en vruchtensappen zonder toegevoegde suikers worden uitgezonderd, vergelijkbaar met de bestaande uitzonderingen, zodat de Nederlandse fruittelers en producenten niet tot 1 januari 2026 hoeven te wachten op een oplossing?
Voorzitter. In alle eerlijkheid vraagt mijn fractie zich af hoeveel moties er in beide Kamers moeten worden aangenomen voordat het kabinet actie onderneemt. Ik durf te zeggen dat meerdere fracties in deze Kamer deze verzuchting met ons delen, gezien het aantal fracties dat gezamenlijk schriftelijke vragen heeft gesteld over dit onderwerp. Het lijkt erop dat het kabinet nog niet heeft geleerd van de op z'n zachtst gezegd onhandige maatregelen uit het verleden, gezien de recente discussies over btw-tarieven op sport, cultuur, boeken, media en logies. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om, net zoals voor sport, cultuur, boeken en media, ook een oplossing te vinden voor logies? Ik heb een lijstje met potentiële oplossingen aangereikt. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Dan het landbouw- en voedseldossier. Ik ga het weer over een niet uitgevoerde motie hebben. Ik herken de trend! De Eerste Kamer heeft in 2022 een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om de btw op groente en fruit op zo kort mogelijke termijn af te schaffen, te beginnen met de btw op onbewerkte groente en fruit, om zo snel mogelijk daarna de btw op alle gezonde groente- en fruitproducten af te schaffen. Ik vraag de staatssecretaris hoe het staat met de uitvoering van deze motie.
Daarnaast heeft het kabinet de ambitie dat in 2030 ten minste 15% van het totale landbouwareaal in Nederland biologisch gecertificeerd is. De Partij voor de Dieren vreest dat de ingezette instrumenten om dit doel te bereiken onvoldoende zijn. Zolang duurzame producten duurder zijn dan zogenaamde gangbare producten, kunnen we van consumenten toch niet verlangen dat zij kiezen voor eco of andere duurzame producten? Welke plannen heeft het kabinet om duurzame landbouw en duurzaam voedsel te stimuleren? Is het kabinet bereid te onderzoeken of een lager btw-tarief voor ecoproducten de doelstelling van 15% helpt te bereiken? Graag een reactie van het kabinet.
Voorzitter. Ten slotte het openbaar vervoer. Er is maatschappijbrede en Kamerbrede kritiek op de kwaliteit, de kwantiteit en de prijs van het openbaar vervoer. Deze kritiek wordt steeds actueler, ook door de drukte op de weg. De prijs-kwaliteitverhouding van het ov is zoek. Het ov levert een belangrijke bijdrage aan het verduurzamen van het mobiliteitssysteem. Is het kabinet bereid om de mogelijkheden te onderzoeken van een 0% btw-tarief voor het openbaar vervoer?
Ik overweeg moties op verschillende van de door mij besproken punten in te dienen. Ik kijk erg uit naar de beantwoording van het kabinet.
Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan is het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank u, voorzitter. Ook dank aan de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid.
De Nederlandse economie, maar ook de burgers en de ondernemers, snakken naar een volledige herziening van het belastingstelsel. Werken moet weer lonen en ook de ondernemer moet weer het gevoel krijgen dat hij niet langer als melkkoe wordt gezien. Volgens ons zou er een langetermijnvisie moeten komen waarin beide het geval zou kunnen zijn. Wij constateren echter dat de tendens vooral is dat deze twee niet samengaan. Ofwel moet de ondernemer meer worden belast, zodat de welvaart meer kan worden herverdeeld via toeslagen en belastingvoordelen voor de burgers, ofwel wordt de ondernemer ontlast met minder belastingen, waardoor de burger dan weer benadeeld wordt.
Binnen de huidige kaders waarin ook dit Belastingplan is opgemaakt, valt daar wel wat voor te zeggen. Binnen deze kaders wordt er ook nu weer aan wat knopjes gedraaid om het voor de een weer een beetje beter en voor de ander weer wat minder te maken. Tegelijkertijd zijn de boeren jarenlang getreiterd met stikstof en vergunningen en krijgen zij nu de rode diesel weer terug. Daarnaast zat ook de tribune vandaag weer vol met ondernemers die extra benadeeld worden met een btw-verhoging voor de hotelbranche. Het is dit eindeloos getouwtrek met de belastingen dat ervoor zorgt dat steeds meer ondernemers en burgers er helemaal klaar mee zijn. Iedere groep en iedere sector komt op den duur een keer aan de beurt. Ondertussen verdwijnen horeca, winkels en mbk steeds meer uit ons straatbeeld. Er zijn al tal van familiebedrijven gestaakt of failliet gegaan. In Spanje, Frankrijk, Portugal, Hongarije, Dubai, maar ook in Zuid-Amerika, kom je Nederlanders tegen die de boel hebben verkocht en daar een nieuw leven zijn begonnen. Vaak zijn dit nou juist de ondernemers, de harde werkers, die dit land zo hard nodig heeft. Als je hen spreekt en vraagt waarom ze geëmigreerd zijn, krijg je bijna altijd hetzelfde verhaal. Ze zijn er helemaal klaar mee: te hoge belastingen, te veel regels, te veel immigratie, ze herkennen Nederland niet meer als ze hier op straat lopen.
Het zijn ook niet de specifieke punten uit bijvoorbeeld dit Belastingplan die hieraan iets zouden kunnen veranderen. Het is veel meer een gevoel. Het gevoel hier niet gewaardeerd te worden. Het gevoel hier financieel uitgemolken te worden. Het gevoel geen bezit meer te mogen hebben. Het gevoel van je vrijheid langzaam kwijt te raken. Forum vindt dit een groot probleem, want het zijn juist deze mensen die de economie kunnen laten floreren. In de Tweede Kamer is onlangs zelfs een motie aangenomen om een exitheffing op emigratie te gaan heffen. Ik heb al van diverse mensen gehoord dat ze nu echt moeten gaan maken dat ze hier wegkomen.
Voorzitter. Er wordt niets duidelijk over de gevolgen van het Belastingplan dat nu voorligt als wij luisteren naar het debat van vanavond. We hoorden GroenLinks-PvdA zorgen uiten over de lastendruk voor werkenden op de lange termijn. De PVV sprak van een marginale verbetering voor alle inkomens. Maar waar kan de belastingbetaler nu eigenlijk op rekenen? Het enige wat we daadwerkelijk weten, is dat de Staat blijft groeien en dus ook de inkomsten van de overheid. Ondanks dat er nu een rechts kabinet is, nemen de inkomsten toe van 403 miljard naar 425 miljard. Al met wordt er onderaan de streep met dit plan meer geld opgehaald dan bij het vorige. Maar ondertussen stellen wij het systeem van eerst bijna de helft afpakken van wat de burgers verdienen voordat de Staat beslist wat zij daarvan terugkrijgen, waarschijnlijk gewoon vast. Wat er vandaag en morgen dan als debat overblijft, is met welke knoppen welke groepen mensen wel of niet iets terugkrijgen van hun bijdrage aan de grote projecten om dit land beter te maken in het komende jaar.
Wij kunnen ons wat dat betreft enigszins aansluiten bij de analyse van onder andere de ChristenUnie, die spreekt van een mate van toeslagenafhankelijkheid voor zowel de lage inkomens als de middeninkomens. Maar in tegenstelling tot alle andere partijen ziet Forum voor Democratie een herziening van het toeslagenstelsel niet als oplossing hiervoor. Je gaat niet een probleem oplossen door de oorzaken iets aan te passen. Toeslagen beperken de economische mobiliteit en daardoor zal armoede altijd een probleem blijven. Nee, voorzitter, het Belastingplan dat hier voorligt, is volgens FVD niet uit te leggen en vervolgens ook niet effectief, al zou je de uitleg daadwerkelijk geloven. Het is niet uit te leggen dat we voor de bestedingskant van de Miljoenennota zo'n waanzinnig deel van de verdiensten van onze werknemers en ondernemers af moeten nemen. We dwingen beiden vervolgens om onder andere belasting op CO2-vervuiling van bijvoorbeeld kolen te betalen. En ja, dit raakt ook andere ondernemers en werknemers, want bedrijven zullen niet anders kunnen dan gerichte belastingen door te belasten aan hen die deze producten en diensten nodig hebben. En al zouden we het in Nederland allemaal volstrekt eens zijn met deze zaken, dan nog is de vraag of de overheid, de Staat der Nederlanden, het uitgerekende instituut is om deze missie te volbrengen.
Er zijn vele boeken, zoals Kapitalisme van dr. Zitelmann, over het totaal falende karakter van overheden die buiten hun kerntaken treden. Wij kunnen zelf geen enkel voorbeeld geven van bijvoorbeeld succesvol klimaatbeleid of succesvolle armoedebestrijding. De hoeveelheid geld die we middels belasting moeten binnenhalen blijkt, als we bijvoorbeeld naar accijnzen kijken, ver over het optimale punt van de zogeheten laffercurve te lopen. Arthur Laffer voorzag dat er een maximum aan belasting is dat burgers betalen, waarna de daadwerkelijke opbrengsten daarvan uiteindelijk zouden gaan teruglopen. Is de staatssecretaris bekend met deze theorie? Hoe kijkt hij naar het optimum? En in hoeverre zijn wel daar al overheen gegaan?
Forum voor Democratie wil het door de burgers zelf verdiende geld weer teruggeven aan de burger, of beter gezegd: niet laten afdragen. We willen een hogere belastingvrije voet van uiteindelijk €30.000. Dit heeft onmiddellijk een positief effect op het besteedbaar inkomen en is gunstig voor mensen met lage inkomens. Lagere belastingen zijn alleen mogelijk door de alsmaar stijgende overheidsuitgaven te verlagen. Door te stoppen met peperduur klimaatbeleid en massale immigratie van kansarmen en door te snijden in overheidssubsidies komen vele miljarden vrij.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Ja. Ik ... Tja.
De voorzitter:
We wensen de Dienst Verslag en Redactie sterkte.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ja, sterkte inderdaad. Ik kan dit echter toch niet zo laten gaan. Er is inderdaad weinig effectief klimaatbeleid. Ik geef hier zelfs college over, dus hier even een klein college. Al het duurzaamheidsbeleid is een uitkomst van onderhandelingen. Dat betekent dat het duurzaamheidsbeleid meestal niet voldoende is om de problemen daadwerkelijk op te lossen. Dan heb je dus al te weinig effectief, of te weinig ambitieus, duurzaamheidsbeleid. Dan worden er vaak te weinig instrumenten ingezet om dat al te weinige duurzaamheidsbeleid te implementeren. Dan is er nog een gat tussen de begroting voor de instrumenten en de daadwerkelijk benodigde begroting. De begrote ... Het is echt 21.30 uur 's avonds. Het is dus een drietrapsraket van ineffectiviteit. Het beleid is niet ambitieus genoeg om de problemen op te lossen. De instrumenten die worden ingezet, zijn niet voldoende om het gebrekkige beleid uit te voeren. De financiën voor de instrumenten zijn gebrekkig. Dat is een reden voor het niet-effectieve duurzaamheidsbeleid. Dat heeft niks te maken met dat die problemen er niet zouden zijn of dat die problemen niet aangepakt zouden moeten worden. Het is door gebrekkig overheidsbeleid dat die problemen niet worden opgelost.
De voorzitter:
Dat was alvast een mooie tweede termijn. Dat scheelt morgen weer tien minuten.
De heer Van den Oetelaar (FVD):
Het doel van beleid moet zijn om effecten te behalen, maar die zijn nog nooit behaald. We zijn alleen maar heel veel geld kwijtgeraakt.
De voorzitter:
Neeneenee, mevrouw Visseren, niet vanuit de bankjes. Dan kunnen de mensen thuis het niet volgen. Meneer Van den Oetelaar, vervolgt u uw betoog.
De heer Van den Oetelaar (FVD):
Even kijken waar we waren. Een hoge belastingvrije voet is een stimulans om te gaan werken vanuit een uitkeringssituatie en kost werkgevers geen extra geld. Naast de belastingvrije voet willen we een vlaktaks van 30%. Het gehele deel van de economie dat gefinancierd wordt door de inkomsten van belastingen uit het plan dat nu voorligt, zou moeten worden overgelaten aan de private markt. Als de burgers daar zelf niet op zitten te wachten, dan stoppen ze daarmee en kunnen ze vervolgens hun geld besteden aan dat wat zij wel van waarde achten.
Forum voor Democratie is dus niet voor of tegen meer of minder toeslagen of subsidies. Wij zijn niet voor of tegen een procentpunt meer of minder inkomstenbelasting. Wij zijn niet voor of tegen een extra belasting voor bepaalde groepen die rijker zijn of die meer vervuilen. We zijn ook niet voor of tegen het sturen van gedrag met belastingen ter preventie van een slechte gezondheid of andere verkeerde keuzes. FVD is voor een zo klein mogelijke overheid, die enkel zorg, onderwijs, veiligheid, infrastructuur en misschien huisvesting van de eigen bevolking als haar kerntaken ziet en daar eigenlijk niet buiten treedt. Wanneer de grote beleidsprojecten als massa-immigratie en klimaatbeleid geschrapt worden, zou je waarschijnlijk de beste verzorgingsstaat met sociaal vangnet allertijden kunnen stichten.
Tot slot. Wij waren verbaasd toen wij op RTL Z van de minister hoorden dat richting het voorjaar de uitgaven aan Oekraïne per 2026 zouden komen te vervallen. Dit leek een ander verhaal dan het emotionele betoog van de minister tijdens het interruptiedebat bij de afgelopen Algemene Financiële Beschouwing. Waar is het stoppen van die uitgaven op gebaseerd? En waarom kan dit niet al in 2025, als er bijvoorbeeld vrede komt? Kan de staatssecretaris hierop reflecteren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Oetelaar. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik dank alle leden, de staatssecretaris en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot dinsdagochtend 10 december, 09.30 uur. Morgenochtend, dinsdag dus, zal de vergadering worden voortgezet met de beantwoording in eerste termijn door de regering. Ik wens u allen wel thuis.