Wet van 20 november 2024 tot wijziging van de Opiumwet 1960 BES in verband met de invoering van de bevoegdheid voor het lokaal gezag van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot de oplegging van een last onder bestuursdwang ten aanzien van drugspanden - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Documentdatum | 03-12-2024 |
---|---|
Publicatiedatum | 03-12-2024 |
Kenmerk | Stb. 2024, 377 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Wet van 20 november 2024 tot wijziging van de Opiumwet 1960 BES in verband met de invoering van de bevoegdheid voor het lokaal gezag van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot de oplegging van een last onder bestuursdwang ten aanzien van drugspanden
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Opiumwet 1960 BES een bevoegdheid voor de gezaghebber te creëren om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de Opiumwet 1960 BES in woningen, in lokalen of op daarbij behorende erven;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Na artikel 14 van de Opiumwet 1960 BES wordt een artikel ingevoegd, luidende:
-
-
-
-
-
Artikel 1:1, vierde lid, en de titels 4.4, 5.1 en 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 4:85, tweede en derde lid, 4:88, 4:91, tweede lid, 4:95, 4:96, tweede lid, 4:100, 4:107, 4:108, 4:109, 4:111, tweede lid, onderdeel c, 4:118, 4:120, tweede lid, en 5:10a, en met dien verstande dat:
-
-
-
in plaats van artikel 5:27, tweede lid, wordt gelezen: «De titels X en XI van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering BES zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, met dien verstande dat de zinsnede «en zoveel mogelijk de grond van de verdenking» vervalt, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging in afwijking van artikel 156, eerste lid, wordt verleend door de gezaghebber, het legitimatiebewijs in afwijking van artikel 162, derde lid, eerste zin, wordt uitgegeven door de gezaghebber en het schriftelijk verslag in afwijking van artikel 163, derde lid, eerste zin, wordt toegezonden aan de gezaghebber.».
-
-
Artikel 36d, eerste lid, onder b, van de Wet politiegegevens komt te luiden:
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 20 november 2024
Willem-Alexander
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Uitgegeven de derde december 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
XHistnoot histnoot
Kamerstuk 36 462