Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2025 (35574-30) - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
Officiële titel | Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2025 (Kamerstuk 35574-30) |
---|---|
Documentdatum | 26-11-2024 |
Publicatiedatum | 26-11-2024 |
Nummer | NDS1171920 |
Kenmerk | kenmerk NDS1171920 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 18 november 2024 enkele vragen en opmerkingen aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd over zijn op 22 oktober 2024 toegezonden brief inzake Onderwerp (Kamerstuk .35574 nr.30).
De voorzitter van de commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de conceptregeling met interesse gelezen. Deze leden hebben enkele vragen.
Deze leden vragen of de staatssecretaris een overzicht kan geven van alle vermogenstoetsuitzonderingen die van toepassing zijn op de verschillende toeslagen, met daarin ook hoe hoog deze uitzonderingen zijn en tot wanneer deze van toepassing zijn. Daarnaast vragen deze leden of de staatssecretaris kan toelichten waarom de vermogensgrenzen per toeslag verschillen en of de staatssecretaris van plan is om deze grenzen te harmoniseren in het kader van vereenvoudiging van het stelsel.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ook welke vormen van vermogen meetellen bij de vermogenstoets en welke niet. Telt box 2-vermogen bijvoorbeeld ook mee? Bestaan er situaties waarin iemand recht heeft op toeslagen, ondanks een flink vermogen (en ingehouden winst) in box 2?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van NSC-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van deze ontwerp-ministeriele regeling, de UR AWIR. Er zitten veel elementen in die voor deze leden erg belangrijk zijn. Er wordt een stap gezet door middel van de voorgestelde vermogenstoetsuitzonderingen om duidelijkheid te creëren voor specifieke situaties, zoals schadevergoedingen of bijzondere uitkeringen. Dit sluit aan bij de visie van de leden van de NSC-fractie om het toeslagenstelsel overzichtelijker en minder ingewikkeld te maken. Deze leden zien een ontwerpregeling die zich richt op groepen die vaak buiten de reguliere steun vallen, zoals ouderen van Surinaamse herkomst en slachtoffers van beroepsziekten. Dit past bij de sociale rechtvaardigheid, die de leden van de NSC-fractie voorstaan, waarbij ondersteuning terechtkomt bij wie het echt nodig heeft. Door vermogenstoenames als gevolg van bijzondere uitkeringen tijdelijk buiten de vermogenstoets te houden wordt voorkomen dat mensen hun recht op toeslagen verliezen.
Dit sluit aan bij het streven van de leden van de NSC-fractie om bestaanszekerheid en een sociaal minimum te garanderen.
Hoewel het geen volledige hervorming betreft, laat de regeling in de ogen van deze leden een bewuste focus zien op specifieke verbeteringen binnen het huidige systeem. Dit kan gezien worden als een mooie en welkome tussenstap in de richting van een meer rechtvaardig toeslagenstelsel, zoals de leden van de NSC-fractie beogen. Het buiten beschouwing laten van eenmalige bedragen of bijzondere compensaties voorkomt dat mensen onverwacht in financiële problemen komen doordat hun toeslagen wegvallen. Dit voorkomt naar de mening van deze leden onbedoelde negatieve effecten, wat aansluit bij het streven naar een eerlijker systeem. Deze leden zijn daarom positief. Ook hebben deze leden enkele vragen.
Kan de staatssecretaris een overzicht geven van de andere compensatieregelingen, die nu ook al onder deze vrijstelling van de vermogenstoets vallen?
Kan de staatssecretaris het afwegingskader vermogenstoetsen aan de Kamer doen toekomen? Waarom zou dit moeten wachten tot april 2025?
De leden van de NSC-fractie zetten wel vraagtekens bij de eindtermijn van tien jaar. Klopt het dat na deze tien jaar de vermogenstoets voor alle drie de toeslagen opnieuw zou gaan gelden?
Wat is de reden ervan dat de kinderopvangtoeslag geen vermogenstoets kent, maar de andere drie toeslagen wel? Immers in deze kinderopvangtoeslagen gaan toch juist de hoogste bedragen om? Zit hierin niet een element van ongelijke behandeling in, in die zin dat juist de hoogste inkomens en vermogens ontzien worden en de anderen blijkbaar niet?
Deze leden hebben ook bij de behandeling van het Belastingplan al aangeven dat deze termijn van tien jaar voor mensen met een letselschade-uitkering een groot probleem oplevert. Want klopt het ook dat deze mensen dus na tien jaar hun toeslagen kwijtraken of al kwijt zijn geraakt? Kan de staatssecretaris aangeven waarom er een eindtermijn van tien jaar is ingesteld? Wat verzet zich ertegen om geen eindtermijn te hanteren en de vrijstelling van de vermogenstoets ook daarna te laten voortduren? Kan de staatssecretaris hierop ingaan?
De regeling stelt tijdelijke uitzonderingen voor op de vermogenstoets. Hoe wordt gegarandeerd dat deze tijdelijke oplossingen niet leiden tot nieuwe ongelijkheden of complexiteiten wanneer de uitzonderingen vervallen?
De brief benoemt uitzonderingen op de vermogenstoets. Hoe sluiten deze uitzonderingen aan bij het streven naar een toereikend sociaal minimum, zoals benoemd in de Participatiewet?
Hoe voorkomt de voorgestelde regeling dat kwetsbare burgers, die vaak geen beroep doen op toeslagen of uitzonderingen vanwege onbekendheid of complexiteit door niet-gebruik buiten de boot vallen? Kan in dit kader de ambtshalve toekenning van de vrijstelling worden uitgebreid?
Hoe kan het niet-gebruik op nog andere manieren worden geminimaliseerd?
De leden van de NSC-fractie waarderen, in dit kader, dat het feit dat de BSN-nummers van de toeslagenouders die worden gecompenseerd, automatisch worden gekoppeld, zodat zij geen aanvraag op deze uitzondering hoeven doen. Toch hebben deze leden hier nog drie vragen over:
Kan hetzelfde geregeld worden voor de Surinaamse ouderen die een eenmalige tegemoetkoming krijgen?
Hoe worden deze ouders geïnformeerd dat zij wel voor toeslagen in aanmerking komen, ondanks hun vermogen? Dit is een belangrijke vraag, want bij mensen die slachtoffer zijn van het toeslagenschandaal bestaat grote weerstand tegen het toeslagenstelsel.
Hoe kunnen mensen met terugwerkende kracht een aanvraag doen op de uitzonderingssituatie?
Wordt er in de ontwerpregeling ook rekening gehouden met alleenverdieners, die al onevenredig worden benadeeld in het huidige toeslagenstelsel?
In hoeverre helpt de ontwerpregeling om de marginale druk voor alleenverdieners te verlichten, een van de kernpunten van Nieuw Sociaal Contract? Kan de staatssecretaris dit beantwoorden voor zowel de marginale inkomensdruk, als voor de marginale vermogensdruk?
Kan deze regeling bijdragen aan het oplossen van de armoedeval of versterkt het juist de afhankelijkheid van toeslagen? Op welke manier draagt deze regeling bij aan arbeidsparticipatie? Kan de staatssecretaris hierop ingaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief 'Ministeriële regeling vermogenstoetsuitzonderingen per 1 januari 2025'. Deze leden hebben nog meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie begrijpen ten aanzien van het afwegingskader uit de beslisnota dat op 23 augustus j.l. het afwegingskader vermogensuitzonderingen is aangenomen in de ministerraad en dat het kader vanuit de minister van SZW aan de Kamers wordt gezonden zodra het voor het eerst wordt toegepast. Waarom wordt het kader niet eerder (gelijktijdig met onderhavige voorhangprocedure) aan de Kamers gezonden? Kan dit kader met de nota naar aanleiding van het verslag worden meegestuurd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kader juist is bedoeld om meer eenduidigheid aan te brengen in de besluitvorming over nieuwe uitzonderingen. Waarom zijn de voorliggende uitzonderingen niet getoetst aan het kader?
Begrijpen de leden van de VVD-fractie het goed dat de uitzonderingen voor het eenmalig bedrag aan Surinaamse ouderen en de tegemoetkoming op grond van de Wet compensatie selectie aan de poort niet voldoen aan het kader? Wat waren de consequenties geweest als het kader al wel van kracht was geweest? Waarom zijn de uitzonderingen niet alsnog getoetst aan het kader?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de interactie tussen burgers en bedrijven dat de besluitvorming en communicatie vanuit het burgerperspectief redelijk laat is. Wat is de reden van deze te late communicatie? Zijn er eventuele gevolgen voor burgers door deze late communicatie? Hoe wordt dit in de toekomst voorkomen? Hoe en wanneer worden de burgers benaderd voor de uitzondering van uitbetaling?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de handhaafbaarheid dat er extra capaciteit nodig is voor het behandelen van de verzoeken. Mochten de aantallen aanmerkelijk hoger uitvallen dan geschat, dan vormt dit een risico, zo constateren deze leden. Hoe wordt voldaan aan de 5,1 extra fte? Wat is de verwachting van het voldoen van de 5,1 extra fte. Hoe wordt geprobeerd dit risico te voorkomen?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de complexiteitsgevolgen dat het geheel aan vermogensuitzonderingen complexer wordt met elke nieuwe uitzondering. Staat dit niet haaks op de wens om het toeslagenstelsel te versimpelen? Wat wordt er gedaan om de complexiteitsgevolgen in te perken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijzigingen in de vermogenstoetsuitzonderingen op grond van de Uitvoeringsregeling Awir. Deze leden vinden het terecht dat de genoemde uitzonderingen in het kader van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst en ook de bedragen in relatie tot compensatie in het kader van de toeslagenaffaire worden uitgezonderd.
Deze leden merken op dat elke uitzondering apart aan de uitvoeringsregeling dient te worden toegevoegd. Ten aanzien van de regeling voor zorgmedewerkers met langdurige post-COVID klachten die ook in de toelichting wordt genomen, begrijpen deze leden dat dit moeilijk kon worden voorzien. Maar voor compensatie als gevolgen van onrechtmatig overheidshandelen ligt dat wat deze leden betreft anders. Deze leden vragen of de staatssecretaris bereid is hierop beleid te formuleren, zodat gedupeerden altijd de zekerheid hebben dat compensatiebedragen uitgezonderd zijn van de vermogenstoets voor toeslagen.
Deze leden merken op dat de uitzonderingen van de vermogenstoets tijdelijk zijn voor een periode van tien jaar. Deze leden vragen of dit altijd terecht is. Als er bijvoorbeeld grote schade is geleden waarvoor een aanzienlijk bedrag aan schadevergoeding wordt betaald of wanneer mensen onherstelbare schade hebben geleden en de rest van hun leven afhankelijk zijn van een schadevergoeding (zoals de mensen die voor 2013 een letselschadevergoeding hebben ontvangen), is het dan gerechtvaardigd altijd een dergelijke harde grens te hanteren, terwijl dat niet aansluit bij de situatie waar de ontvanger in zit. Graag vragen deze leden de staatssecretaris hierop te reflecteren.