Tweede verslag - Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de uitbreiding van de strafbaarheid voor schadetoebrengende gedragingen ten behoeve van een buitenlandse mogendheid (uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten) - Hoofdinhoud
Dit tweede verslag is onder nr. D toegevoegd aan wetsvoorstel 36280 - Uitbreiding strafbaarheid schadetoebrengende acties voor een buitenlandse mogendheid (uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten) i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de uitbreiding van de strafbaarheid voor schadetoebrengende gedragingen ten behoeve van een buitenlandse mogendheid (uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten); Tweede verslag |
---|---|
Documentdatum | 24-10-2024 |
Publicatiedatum | 26-10-2024 |
Nummer | KST1166904 |
Kenmerk | 36280, nr. D |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2024-2025
Vergaderjaar
36 280
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafrecht BES, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafvordering BES in verband met de uitbreiding van de strafbaarheid voor schadetoebrengende gedragingen ten behoeve van een buitenlandse mogendheid (uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten)
TWEEDE VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID1
Vastgesteld 22 oktober 20024 Inleiding
De commissie heeft met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag.2 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD hebben naar aanleiding van deze nota enkele nadere vragen en opmerkingen gezamenlijk geformuleerd. De leden van de fractie van het CDA sluiten zich aan bij deze vragen en opmerkingen.
1 Samenstelling:
Croll (BBB) (ondervoorzitter), Marquart Scholtz (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA),
Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Van de Sanden (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66) (voorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD
In de nota naar aanleiding van het verslag staat vermeld dat het bij schadetoebrengende handelingen gaat om handelingen die “leiden tot schade, dus tot nadeel of verlies". Vervolgens worden (onder meer) de volgende voorbeelden genoemd: “inbreuken op" (...) “de integriteit van (overheids)handelen, de integriteit en waarachtigheid van informatie en de openbare orde".2 Graag horen genoemde leden van de regering concrete voorbeelden van (i) inbreuken op de integriteit van overheidshandelen, (ii) inbreuken op de integriteit van handelen anders dan door de overheid, (iii) inbreuken op de integriteit van informatie, (iv) inbreuken op de waarachtigheid van informatie en (v) inbreuken op de openbare orde.
In reactie op vragen van de leden van GroenLinks-PvdA en de PvdD wordt in de nota naar aanleiding van het verslag benadrukt dat de verschillende bestanddelen van de delictsomschrijving van het nieuw voorgestelde artikel 98d Wetboek van Strafrecht (Sr) gezamenlijk, in onderlinge samenhang, afbakenen welke gedragingen strafbaar zijn (en welke niet). “Naast dat sprake moet zijn van “schadetoebrengende handelingen" moet de gedraging in heimelijke betrokkenheid met en ten behoeve van een buitenlandse mogendheid zijn verricht en moet van de gedragingen gevaar zijn te duchten voor een of meerdere van de in de wet opgesomde zwaarwegende belangen",3 zo wordt gesteld. Genoemde leden informeren of er handelingen bestaan waarvan “gevaar te duchten is" voor die zwaarwegende belangen die niet leiden tot “schade, dus tot nadeel of verlies".
Voorts wordt gesteld dat het er om “gaat (...) dat sprake is van een reële (voorzienbare) mogelijkheid van schade voor het desbetreffende belang".4 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD willen graag weten hoe dat zich verhoudt met de wettekst van het voorgestelde artikel 98d lid 1 Sr, waarin wordt gesproken over “wetende dat daarvan gevaar is te duchten" en “schadetoebrengende handelingen [die zijn] verricht". Zij vragen of deze termen niet reeds met zich meebrengen (los van de term “opzettelijk") dat moet worden bewezen dat een handeling is verricht die schade toebrengt en dat de dader wist dat hij daarmee de in artikel 98d lid 1 Sr genoemde belangen in gevaar bracht.
Met de in dit wetsvoorstel voorgestelde strafbaarstelling worden het delen met een buitenlandse mogendheid van “niet staatsgeheime, maar wel gevoelige informatie" strafbaar gesteld.5 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD merken op dat de term “gevoelige informatie" niet in de delictsomschrijving wordt gebezigd. Zij vragen de regering waaruit kan worden afgeleid dat het wetsvoorstel mede betrekking heeft op het delen van “niet-staatsgeheime, maar wel gevoelige informatie". Ook horen zij graag of de regering het oordeel van de Raad van State (Afdeling advisering) deelt dat het aan een buitenlandse mogendheid verstrekken van inlichtingen over documenten of handelingen van de overheid als staatsgeheim zal moeten worden gerubriceerd indien dat verstrekken gevaar oplevert voor één van de in het nieuwe artikel 98d lid 1 Sr genoemde belangen.6
In het nieuwe artikel 98d lid 1 aanhef onder Sr, wordt onder meer gesproken over het “middellijk" verstrekken van “inlichtingen, een voorwerp of gegevens" aan een “buitenlandse mogendheid". De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD leggen de regering in dit verband de volgende twee casussen voor. Als een journalist op verzoek van een buitenlands persbureau waarover het gerucht gaat dat dit onder controle staat van het regime dat in dat tand aan de macht is, aan dat bureau een artikel levert waarin leden van het Nederlandse parlement genoemd worden die acties ondersteunen om dat regime te laten vallen, handelt die journalist dan in strijd met het nieuwe artikel 98d Sr, zo vragen genoemde leden. De tweede casus luidt als volgt. Als een parlementslid die goede contacten onderhoudt met de regeringsleider van Hongarije tijdens een besloten diner bij hem thuis zich laat ontvallen dat hij heeft gehoord dat er voornemens zijn om Oekraïne toe te staan Nederlands gevechtsmaterieel in te zetten op Russisch grondgebied, handelt dit parlementslid dan in strijd met het nieuwe artikel 98d Sr, zo informeren meergenoemde leden.
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien de nota naar aanleiding van het tweede verslag - bij voorkeur uiterlijk 20 november 2024 - met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid,
B.O. Dittrich
De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, E.P. Karthaus
3 / 3