Brief van de staatssecretaris van BZK met besluitvorming van de Rijksministerraad over Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten - Regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten) - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. I toegevoegd aan wetsvoorstel 32026 (R1888) - Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Regels voor het financieel toezicht op de landen Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten); Brief van de staatssecretaris van BZK met besluitvorming van de Rijksministerraad over Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten |
---|---|
Documentdatum | 22-10-2024 |
Publicatiedatum | 26-10-2024 |
Nummer | KST1166312 |
Kenmerk | 32026, nr. I |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
32 026 (R1888)
36 600 IV
I1
Regels voor het financieel toezicht op de landen Curagao en Sint Maarten (Rijkswet financieel toezicht Curagao en Sint Maarten)
Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2025
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 oktober 2024
Op 4 oktober 2024 heeft in de Rijksministerraad besluitvorming plaatsgevonden naar aanleiding van het advies van de evaluatiecommissie uit de Rijkswet financieel toezicht Curagao en Sint Maarten (Rft).
De Rft is sinds 10 oktober 2010 van kracht. Met deze wet is financieel toezicht ingesteld dat erop is gericht dat de twee landen structureel voldoen aan de in de wet opgenomen begrotingsnormen. Het toezicht wordt uitgeoefend door de Rijksministerraad, waarbij het College financieel toezicht (Cft) een signalerende en adviserende rol heeft.
Het financiële toezicht is erop gericht om de instituties van de landen zo te laten functioneren en hun bestuurlijke werkwijze zo te organiseren dat het toezicht op termijn overbodig wordt. Daarom zijn in artikel 33 van de Rft bepalingen opgenomen over de evaluatie, voortzetting, beperking en beëindiging van het toezicht. De Rijksministerraad neemt hierover een besluit nadat een speciaal hiertoe ingestelde commissie hierover advies heeft uitgebracht. De evaluatie is uitgevoerd door een uit onafhankelijke deskundigen samengestelde commissie. De commissie bestond uit vier leden waaronder de voorzitter. Curagao, Sint Maarten en Nederland wezen gezamenlijk de voorzitter aan en hebben daarnaast elk nog een lid voorgedragen.
De Rft kende bij inwerkingtreding in 2010 een looptijd van vijf jaar met de mogelijkheid deze voor telkens drie jaar te verlengen na een daartoe uitgevoerde evaluatie. Van deze verlengingsmogelijkheid heeft de Rijksministerraad gebruik gemaakt naar aanleiding van de adviezen van de evaluatiecommissies 2015, 2018 en 2021. Om te kunnen besluiten over een nieuwe verlenging diende eerst een evaluatie te worden uitgevoerd. Deze evaluatie heeft plaatsgevonden. De nu voorliggende evaluatie betreft de periode 2021 t/m 2023. Gelet op de Rft en de bijbehorende memorie van toelichting was de werking van de Rft zelf geen onderdeel van de evaluatie van de commissie. De werking van de Rft is in 2024 geëvalueerd als onderdeel van de beleidsdoorlichting van artikel 5 van hoofdstuk IV
Koninkrijksrelaties. Deze beleidsdoorlichting staat in die zin dus los van onderhavige evaluatie.2
Het rapport van de Rft-evaluatiecommissie 2024 bevat het oordeel dat Curagao en Sint Maarten niet structureel voldoen aan de normen uit artikel 15 van de Rft. De commissie concludeert dat het toezicht niet kan worden beëindigd. Daarbij heeft de commissie in overweging genomen dat sprake was van een buitengewone gebeurtenis zoals neergelegd in artikel 25 van de Rft, namelijk de covid-19 pandemie die een belangrijke beperkende rol heeft gespeeld in het niet kunnen voldoen aan een deel van de normen. Uit het rapport van de commissie komt ook naar voren dat de landen na de coronapandemie stevig economisch herstel hebben laten zien. Desondanks kan beëindiging van het toezicht volgens de commissie niet aan de orde zijn. De commissie adviseert om de volgende evaluatie uiterlijk in 2027 te laten plaatsvinden.
Over de aanbevelingen van de Rft-evaluatiecommissie 2021 heeft de commissie geoordeeld dat er vooruitgang is geboekt, maar dat de meeste aanbevelingen nog onvoldoende opvolging hebben gekregen. In het rapport geeft de Rft-evaluatiecommissie 2024 richting aan de verdere opvolging hiervan.
Verder doet de commissie drie aanbevelingen:
-
1.Ontwikkeling van een toetsingskader
De commissie beveelt aan, dat het Cft in samenwerking met de drie landen een volledig toetsingskader opstelt waarmee objectief en waar mogelijk meetbaar kan worden beoordeeld of aan de normen is voldaan en dit kader in alle begrotingsadviezen volledig te hanteren. De Staatssecretaris van BZK kan dit kader conform artikel 4, vierde lid, Rft, na instemming van de RMR, die handelt in overeenstemming met de besturen van de landen, als beleidsregel vaststellen.
-
2.Ruimte binnen de wet benutten
De commissie beveelt aan dat het Cft en de RMR gebruik maken van de mogelijkheden van de Rft om ruimte te bieden aan een strategische investeringsagenda en anticyclisch beleid. De commissie adviseert om daartoe onafhankelijk advies in te winnen.
-
3.De basis op orde met onafhankelijke rolvaste instituties
De commissie beveelt aan dat de instituties in de landen rolvast hun bijdrage blijven leveren aan de begrotingscyclus om zo de basis zo snel mogelijk op orde te krijgen en dat alle verantwoordelijken elkaar respectvol die positie gunnen.
Naar aanleiding van het advies van de Rft-evaluatiecommissie 2024 heeft de Rijksministerraad op 4 oktober 2024 besloten tot verlenging van de Rft en om uiterlijk in 2027 een volgende evaluatie uit te voeren.
Uit het rapport van de Rft-evaluatiecommissie 2024 komt duidelijk naar voren dat de landen de wens hebben dat het financiële toezicht uit de Rft eindigt en dat zij behoefte hebben aan perspectief. Ik heb beide landen, naar aanleiding van de behandeling in de Rijksministerraad, dan ook uitgenodigd om in nauwe samenwerking met het Cft en Nederland invulling te geven aan dit vraagstuk, zonder daarbij uit het oog te verliezen dat houdbare overheidsfinanciën en goed financieel beheer het doel van de wet is en blijft, zoals ook benadrukt door de Rft-evaluatiecommissie.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties
Zsolt Szabó
3
De letter I heeft alleen betrekking op 32 026.
Kamerstukken II 2023/24, 33 189, nr. 20.