Verslag - Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven - Hoofdinhoud
Dit verslag is onder nr. B toegevoegd aan wetsvoorstel 36241 - Aanspraak op kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de Europese Unie, de EER of Zwitserland i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven; Verslag |
---|---|
Documentdatum | 03-07-2024 |
Publicatiedatum | 03-07-2024 |
Nummer | KST36241B |
Kenmerk | 36241, nr. B |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
2024
Vergaderjaar 2023-
36 241
Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG i van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1
Vastgesteld 2 juli 2024
Het wetsvoorstel heeft in de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierover enkele vragen aan de regering.
De leden van de fractie van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben de volgende vragen.
Vragen van de leden van de BBB-fractie:
Het wetsvoorstel kan niet worden losgezien van het Uitvoeringsbesluit van de Raad in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG i van 20 juli 2001. Met dit wetsvoorstel worden Oekraïense werkende ouders met jonge kinderen in de gelegenheid gesteld aanspraak te maken op 1 Samenstelling:
Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
kst-36241-B ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
kinderopvangtoeslag. Kan de regering een overzicht verstrekken van de verschillen in kinderopvangtoeslagregelingen binnen Europa alsmede in hoeverre de inhoud van deze regelingen zich internationaal tot elkaar verhouden?
Met het bij wet willen regelen van kinderopvangtoeslag voor Oekraïense werkende ouders met jonge kinderen kan de indruk ontstaan dat de verwachting is dat deze Oekraïense werkende ouders volledig (zullen gaan) integreren in de Nederlandse samenleving en dat deze Oekraïense werkende ouders nog langdurig in Nederland zullen verblijven. Hoe schat de regering het risico in dat met de invoering van deze wet Oekraïners met jonge kinderen, die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, in de toekomst (wanneer Oekraïne weer veilig is) minder bereid zullen zijn om terug te gaan naar Oekraïne? En hoe beoordeelt de regering het risico van de aanzuigende werking van ontheemde Oekraïners die op grond van deze wet alsnog overwegen naar Nederland te komen?
Is met het toekennen van kinderopvangtoeslag aan Oekraïners met kinderen die daarvoor in aanmerking komen, het uitgangpunt dat de ouders van die kinderen geacht worden volledig fiscaal te integreren in Nederland? Dus dat deze ouders door de Belastingdienst worden beschouwd als belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting, zoals dat voor elke werkende Nederlander geldt?
Kan de regering bevestigen dat Oekraïners met kinderen die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, in het geval de ouders werken, dat deze ouders dan niet meer in aanmerking komen voor andere vergoedingen waarop Oekraïners nu recht op hebben? Dus dat deze werkende Oekraïense ouders dan bijvoorbeeld ook zelf maandelijks hun ziektekostenverzekering betalen? Indien dit niet zo is, welke extra financiële voordelen houden deze ouders dan en kan de regering dan reflecteren op de mogelijke extra financiële voordelen voor deze ouders die recht krijgen op kinderopvangtoeslag ten opzichte van werkende Nederlandse ouders met kinderen die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag?
In het geval Oekraïne weer een veilig land is geworden voor de nu ontheemde Oekraïners in Nederland, stopt dan de kinderopvangtoeslag voor deze ouders, om te stimuleren dat zij teruggaan naar hun «thuisland», of loopt de kinderopvangtoeslag dan door, waardoor deze ouders mogelijk gestimuleerd worden om in Nederland te blijven?
De kinderopvang staat onder druk. Het personeelstekort is groot. Driekwart van de organisaties met buitenschoolse opvang (BSO) heeft te maken met personeelstekorten. In de dagopvang is dit tekort circa 50 procent. In de peuteropvang is dit tekort circa 30 procent. In de dagopvang en BSO hebben de meeste organisaties te maken met wachtlijsten. Met name voor maandag, dinsdag en donderdag hebben de meeste organisaties wachtlijsten. Veelgenoemde oorzaken voor het personeelstekort zijn te weinig aanbod van geschikte kandidaten, ziekteverzuim van medewerkers en uitstroom van medewerkers. Volgens de leden van de BBB-fractie zorgt dit wetsvoorstel voor extra druk op de kinderopvang. Heeft de regering de impact van deze extra druk in kaart gebracht en zo nee, kan de regering hierop reflecteren? Kan de regering dan bij de beantwoording ook aandacht geven aan het mogelijke taalprobleem dat er voor de dagopvang en BSO bijkomt?
Ouders willen erop kunnen vertrouwen dat kinderopvang in goede handen is bij de overheid. Niet alle ouders zijn zich ervan bewust dat er naast maatschappelijke organisaties (die geen winst onttrekken aan de bedrijfsvoering) in de kinderopvang ook private equity bedrijven actief zijn, die vaak in stilte, kinderopvangorganisaties opkopen. Echter, deze investeerders hebben juist als doel om op termijn wel winst te onttrekken aan deze maatschappelijke organisaties. De leden van de BBB-fractie zien ook het risico dat private equity bedrijven de overgenomen kinderopvangorganisaties verplichten forse winsten te gaan maken, hetgeen op gespannen voet staat met de maatschappelijke functie van kinderopvangorganisaties. Deze leden achten dit een onwenselijke ontwikkeling. Deelt de regering deze zienswijze? Door de toenemende druk op de dagopvang en de BSO, mede in het geval het onderhavige wetsvoorstel zou worden aangenomen, worden deze organisaties mogelijk meer kwetsbaar voor een overname door een private equity partij. Hoe ziet de regering dit risico en welke maatregelen ziet de regering om deze ontwikkeling te mitigeren?
Ziet het wetsvoorstel ook op werkende derdelanders met jonge kinderen die van Oekraïne naar Nederland zijn gekomen of vluchtelingen uit andere landen? Hoe groot schat de regering het risico in dat ook deze vluchtelingen een beroep op de kinderopvangtoeslag kunnen doen?
Geldt deze wet ook voor Oekraïense gezinnen waarvan de mannelijke partner in Oekraïne dienstplichtig is, maar zich aan de dienstplicht in Oekraïne heeft onttrokken?
De leden van de BBB-fractie verzoeken de regering te reflecteren op de sociaalrechtelijke uitzondering die Nederland binnen Europa inneemt als deze aanspraak daadwerkelijk via een wet wordt ingevoerd.
De leden van de BBB-fractie maken zich tot slot zorgen over de uitvoerbaarheid van deze voorgenomen wettelijke regeling. Vanuit iedere toezichthouder of andere instanties, zoals laatst nog verwoord door de Algemene Rekenkamer, wordt bevestigd om zo min mogelijk uitzonderingen toe te staan op regelingen. Uitzonderingen zijn zeer bewerkelijk en daardoor nauwelijks uitvoerbaar. Houd het simpel, is het devies. Deze regeling is op zich een uitzondering. Daarbij is de regeling gecompliceerd: bijvoorbeeld de invoering met terugwerkende kracht, betrokkenheid van «derdelanders» (niet-Oekraïners die op het moment van het uitbreken van de oorlog in Oekraïne verbleven en thans ook als statushouder door Nederland aangemerkt worden). Hoe oordeelt de regering over de uitvoerbaarheid van deze wettelijke regeling?
Vragen van de leden van de SGP-fractie:
De Dienst Toeslagen geeft aan dat het onderhavige wetsvoorstel alleen uitvoerbaar is als wordt geaccepteerd dat de arbeidseis niet altijd handhaafbaar is. Tegelijk wordt die arbeidseis wel gesteld aan ouders wiens partner binnen de EU, de EER of Zwitserland bevindt. Hoe waardeert de regering deze rechtsongelijkheid in relatie tot de proportionaliteits- en subsidiariteitseis, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Begrijpen de leden van de fractie van de SGP het goed dat met deze wijziging ook kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd door ouders die als economisch migrant naar Nederland zijn gekomen en wiens partner in het buitenland verblijft?
Voor al deze in het buitenland verblijvende ouders moet een toets in het kader van de arbeidseis worden uitgevoerd door de Dienst Toeslagen. Dienst Toeslagen geeft aan dat dit niet altijd mogelijk zal zijn. Welke impact heeft deze nieuwe situatie op de capaciteitsbezetting bij de Dienst Toeslagen?
Is bij de totstandkoming van het wetsvoorstel ook de mogelijkheid onderzocht om de kinderopvangtoeslag alleen open te stellen voor Oekraïners en statushouders wiens partner gedwongen in het buitenland verblijft vanwege de oorlogssituatie, zoals in Afghanistan en Syrië, en voor deze groep ouders de arbeidseis als voorwaarde te laten vallen? Het gaat daarbij niet om een aparte regeling buiten de kinderopvangtoeslag om, maar om een regeling binnen de kinderopvangtoeslag, bijvoorbeeld door statushouders uit een oorlogsgebied zoals Oekraïne, Afghanistan of Syrië middels een aparte clausule recht te geven op kinderopvangtoeslag, en bijvoorbeeld middels een AMvB de gebieden aan te wijzen die daarvoor in aanmerking komen. In hoeverre zou dat de uitvoerbaarheid van de wet ten goede komen? En maakt zo'n constructie het beter uitlegbaar dat de arbeidseis voor deze groep mensen niet voldaan hoeft te worden terwijl dit voor Nederlanders wel moet? Immers is er dan een objectieve rechtvaardigingsgrond voor het onderscheid dat wordt gemaakt.
Doel van het wetsvoorstel is om ouders in Nederland in staat te stellen om beter te integreren of te participeren op de arbeidsmarkt. Is er de verwachting dat alle ouders van de 600 (niet-Oekraïense) huishoudens die worden genomen en nu thuisblijven omdat zij geen kinderopvangtoeslag ontvangen en daardoor afhankelijk zijn van de sociale voorzieningen, na invoering van deze wet de arbeidsmarkt zullen betreden? Gaat dit ook om mensen die een andere uitkering ontvangen? Welke impact heeft het wetsvoorstel op het bijstand bestand?
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de nota naar aanleiding van het verslag met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag voor donderdag 5 september 2024.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Vos
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Van der Bijl
Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 241, B 4