Brief regering; Zbo-evaluatie Commissariaat voor de Media - Zelfstandige bestuursorganen - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 222 toegevoegd aan dossier 25268 - Zelfstandige bestuursorganen.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Zelfstandige bestuursorganen; Brief regering; Zbo-evaluatie Commissariaat voor de Media |
---|---|
Documentdatum | 02-04-2024 |
Publicatiedatum | 02-04-2024 |
Nummer | KST25268222 |
Kenmerk | 25268, nr. 222 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2023-2024
25 268
Nr. 222 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 april 2024
Hierbij doe ik u het eindrapport toekomen van de zbo-evaluatie van het Commissariaat voor de Media (CvdM) dat eind februari door onderzoeksbureau KWINK Groep (Kwink) is opgeleverd. Als zelfstandig bestuursorgaan houdt het CvdM toezicht op de naleving van de Mediawet, Mediawet BES (van toepassing op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba) en de Wet op de vaste boekenprijs. Met zijn werk beschermt het CvdM de onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van het media-aanbod.
Artikel 39 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen schrijft voor dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) elke vijf jaar wordt geëvalueerd door de verantwoordelijke Minister. Daarom heb ik Kwink de opdracht gegeven tot de evaluatie van het CvdM over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2022. Om zinvolle aanbevelingen te kunnen doen voor de toekomst heeft Kwink ook verscheidene meer recente ontwikkelingen en gebeurtenissen betrokken in de evaluatie.
Met deze brief deel ik de bevindingen van de evaluatie met de Kamer. Als bijlage bij deze brief ontvangt u het evaluatierapport. Kwink heeft in zijn onderzoek, naast de voorgeschreven elementen, specifieke aandacht besteed aan de opvolging van de aandachtspunten uit de vorige evaluatie en aan de in- en externe governance. Onderdeel daarvan is een evaluatie van de topstructuur van het CvdM die per 1 oktober 2020 gewijzigd is. Naar aanleiding van de wijziging in de topstructuur had mijn ambtsvoorganger toegezegd1 de Tweede Kamer nader te zullen informeren over de uitwerking van deze wijziging.
Kwink doet onder meer aanbevelingen omtrent de strategie ten aanzien van de taken van het Commissariaat en beveelt aan om te zorgen voor 1 Kamerstuk 32 827, nr. 196
kst-25268-222 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024
een heldere positie van het Commissariaat voor de komende jaren in het veranderende mediabestel. Ook beveelt Kwink aan het samenspel tussen beleid en toezicht te versterken.
Verbeteringen zijn nodig met betrekking tot de doeltreffendheid en doelmatigheid van het toezicht door het CvdM. Hiervoor is een heldere toezichtvisie en -strategie nodig als vertrekpunt. Daarnaast dient het CvdM te werken aan het beter inzichtelijk maken van zijn eigen doeltreffendheid. Een andere aanbeveling betreft de relatie tussen het Ministerie van OCW en het CvdM. Het ministerie dient vanwege zijn systeemverantwoorde-lijkheid te investeren in de rol van eigenaar en opdrachtgever van het CvdM, met inachtneming van de onafhankelijkheid van de toezichthouder. Rollen en verantwoordelijkheden moeten scherper worden gedefinieerd.
Naar aanleiding van de aanbevelingen van Kwink ben ik met het CvdM in overleg getreden om te komen tot een aanpak van de geconstateerde bevindingen. Ondanks het feit dat het CvdM al enige stappen heeft gezet, onder andere met betrekking tot het formuleren van een heldere toezichtstrategie en invulling daarvan, zijn op meerdere onderwerpen nog verbeteringen te realiseren. Hiervoor is een plan van aanpak nodig met meerdere acties die voor een deel op korte en middellange termijn gerealiseerd kunnen worden. Een deel van de aanbevelingen houdt verband met de inrichting van het mediabestel voor de langere termijn en zal meegenomen moeten worden in het traject naar aanleiding van het rapport van de Commissie van Geel over de stelselherziening van de landelijke publieke omroep.
De zorgvuldige invulling hiervan kost enige tijd, daarom streef ik er naar het parlement voor de zomer te informeren over mijn inhoudelijke reactie op het rapport alsmede over de met het CvdM overeengekomen aanpak.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
F.Q. Graper-van Koolwijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 25 268, nr. 222 2