Tussenrapportage EU-rapporteur EU-klimaatdoel 2040

1.

Kerngegevens

Officiële titel Tussenrapportage EU-rapporteur EU-klimaatdoel 2040
Document­datum 15-03-2024
Publicatie­datum 15-03-2024
Externe link origineel bericht

2.

Tekst

Tussenrapportage EU-rapporteur 2040-klimaatdoelvoorstel Europese Commissie

aan Leden en plv. leden van de vaste commissie voor EZK

in afschrift aan Leden en plv. leden van de vaste commissie voor EUZA

van Wytske Postma (NSC)

datum

onderwerp Tussenrapportage EU-rapporteur 2040-klimaatdoelvoorstel Europese Commissie

Inleiding

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft mij aangesteld als EU-rapporteur over het 2040-klimaatdoel van de EU, met onder andere als doel de informatiepositie van de Kamer op dit dossier te versterken. Op 4 maart jl. heb ik als EU-rapporteur daartoe een aantal gesprekken in Brussel gevoerd met vertegen-woordigers van de Europese instellingen en bij de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU; op 11 maart jl. heb ik tevens gesproken met een van de twee Nederlandse leden van de Europese Adviesraad van Klimaatwetenschappers, de heer Maarten van Aalst (zie bijlage 1). In deze tussenrapportage breng ik verslag uit over de gevoerde gesprekken, zodat deze informatie kan worden betrokken bij het commissiedebat over het EU-klimaatdoel 2040 op 21 maart 2024.

Tijdens de gevoerde gesprekken heb ik aan de hand van een aantal vooraf geïdentificeerde vragen getracht meer inzicht te verkrijgen in de aanbeveling van de Europese Commissie (hierna: Commissie) voor een EU-klimaatdoelstelling voor 2040. Het eerste vraagpunt betreft de door de Commissie geleverde onderbouwing en welke scenario’s zijn overwogen. Ook is gekeken naar het krachtenveld in Brussel. Tevens is navraag gedaan over het verdere proces van de behandeling van de mededeling en wanneer wetgevende voorstellen zullen volgen. Ook is gevraagd of al in beeld is gebracht wat de impact van het EU-voorstel op Nederland zal zijn.

Tussentijds verslag

Tijdens de gevoerde gesprekken werd allereerst duidelijk dat bij de discussie over het 2040-klimaatdoel niet enkel aandacht is voor klimaatambitie, maar ook voor het Europees concurrentievermogen en de sociale aspecten van de energietransitie. Op dit moment heeft de Commissie nog geen analyse gemaakt van de impact van een EU-klimaatdoelstelling voor 2040 op de individuele EU-lidstaten. Zodra ook een wetgevingspakket (zoals het “fit for 55”-pakket uit 20211) wordt uitgebracht, zal hierover vermoedelijk meer duidelijkheid ontstaan. Voorts benadrukte de Commissie na de aanbeveling nu eerst een (sociale) dialoog te willen voeren en daarna pas met een wetgevend voorstel te zullen komen.

Toelichting op en onderbouwing bij aanbeveling Commissie

Op 6 februari jl. heeft de Commissie haar mededeling met daarin een aanbeveling van uitgebracht: 90% netto minder CO2-uitstoot in 2040 t.o.v. 1990. De Commissie heeft drie verschillende scenario’s onderzocht ter voorbereiding op haar aanbeveling.

Tijdens de gevoerde gesprekken werd allereerst door de Commissie benadrukt dat het met de aanbevolen 90%-netto reductie naar eigen zeggen een midden-variant voorstelt, tussen de in de effectbeoordeling onderzochte opties 2 (een reductie tussen de 85-90% in 2040) en 3 (een reductie van 90-95%) in. De Commissie merkte daarbij op dat op basis van de tijdens de consultatiefase ontvangen respons het 90%-percentage op het meeste draagvlak blijkt te kunnen rekenen. Naar oordeel van de Commissie is 90% netto reductie tevens een logische stap op weg naar klimaatneutraliteit in 2050: bij het doortrekken van het ‘fit-for-55’-pakket naar 2040 zou namelijk al een 88%-reductie kunnen worden behaald, waarbij dan wel de verdeling van de inspanningen tussen de verschillende sectoren (zoals de industrie, mobiliteit, landbouw en gebouwde omgeving) uit balans zou zijn. De keuze voor 90% zou bovendien een kosteneffectief pad zijn, waarmee wordt voorgebouwd op gemaakte internationale afspraken en dat in lijn is met de meest actuele wetenschappelijke inzichten. De Commissie benadrukte ook dat in het proces waarin het tot deze aanbeveling is gekomen, niet alleen klimaatambitie belangrijk was voor de Commissie, maar ook het borgen van het level playing field van de EU ten behoeve van het Europees concurrentievermogen, evenals sociale aspecten. De Commissie heeft bij het uitwerken van haar aanbeveling gebruik gemaakt van beschikbare expertise, waaronder verschillende nationale instituten, zoals in Nederland het Planbureau voor de Leefomgeving.

De Commissie benadrukte dat Carbon Capture and Storage (CCS) als een belangrijke oplossing wordt gezien bij het behalen van het netto reductiedoel. Er zal een enorme opschaling nodig zijn om de beoogde opslag van CO2 te kunnen realiseren. Eén andere gesprekspartner plaatste vraagtekens bij de haalbaarheid van deze grote rol voor CCS. Een eveneens recentelijk gepubliceerde mededeling over een Europese strategie voor industrieel koolstofmanagement sluit nauw op dit onderwerp aan. Hiermee lijkt sprake van een trendbreuk met hoe de Commissie in het verleden tegen CCS aan keek. Tijdens de gesprekken werd erop gewezen dat de inzet op CCS tevens een kans is voor Nederland. Op dit moment zijn Nederland en Denemarken de enige EU-lidstaten met concrete projecten. Tijdens de gesprekken kwam naar voren dat het voor Nederland van belang is om ervoor te zorgen dat de EU met de juiste randvoorwaarden komt en dat dit dient te passen bij hoe Nederland met CCS omgaat. Een interessante recente ontwikkeling is dat Duitsland, dat tot voor kort terughoudend was, blijkens een nieuwe strategie nu ook een rol ziet weggelegd voor offshore CCS.

Tijdens de gesprekken was er ook aandacht voor het bijbehorende kostenplaatje. De Commissie gaf aan dat financiële steun nodig zal zijn, zowel van private partijen alsook van overheidswege. De Commissie zal vermoedelijk in 2026 met een voorstel voor een nieuw Meerjarig Financieel Kader i van de EU komen en in hetzelfde jaar mogelijk ook met een Europese reactie op de Inflation Reduction Act. De benodigde extra investeringen voor een 90% netto reductie in 2040 zouden over de periode 2030-2050 bezien niet groter zijn dan wanneer de EU zou kiezen voor een lager reductiepercentage in 2040. Wel betekent een keuze voor 90% dat investeringen naar voren moeten worden gehaald. De Commissie ziet vooral economische voordelen bij het naar voren halen van investeringen, want dan kan eerder geprofiteerd worden van energiebesparingen, is eerder sprake van gezondheidsvoordelen en kan het bedrijfsleven in de EU profiteren van de positie van frontrunner.

Aandacht voor concurrentiekracht en positie industrie

In de mededeling van de Commissie wordt nadrukkelijk ook aandacht besteed aan de vraag hoe de concurrentiekracht op peil kan blijven ongeacht de uitvoering van de transitie. De industrie zal volgens de Commissie moeten bijdragen aan het 2040-klimaatdoel, maar er zijn wel een aantal factoren bijgekomen die de concurrentiekracht van de EU kunnen belemmeren. Zo heeft de Verenigde Staten de Inflation Reduction Act aangenomen, waarmee de eigen industrie wordt gesteund (in het verduurzamen) en de EU concurrentienadeel van ondervindt. Hetzelfde is het geval met China, dat onder meer steun geeft aan de eigen zonnepanelenindustrie. Het toegang hebben tot voldoende kritieke grondstoffen is ook een belangrijk vraagstuk, onder meer voor de windenergiesector. Verschillende gesprekpartners spraken de verwachting uit dat de komende tijd veel aandacht zal uitgaan naar de vraag of er een Europese industriepolitiek nodig is. Een van de overwegingen daarbij is dat het Europese klimaatbeleid zonder bijkomende maatregelen nadelige gevolgen heeft voor de industrie in Europa en voorkomen dient te worden dat bedrijven vertrekken naar andere delen van de wereld.

Er zullen naar verwachting honderden miljarden euro’s per jaar aan publieke en private middelen nodig zijn om de Europese industrie te decarboniseren en tegelijk concurrerend te blijven op mondiaal niveau. Enkele gesprekspartners zien een belang voor Nederland om op EU-niveau te zorgen voor de benodigde middelen, omdat anders lidstaten zelf aan industriepolitiek gaan doen en dit tot een ongelijk speelveld binnen de EU zal kunnen leiden. Op dit moment zijn de nadelige effecten voor de industrie in Nederland van steunmaatregelen voor energie-intensieve industrieën in een aantal grote nabijgelegen EU-lidstaten al merkbaar. EU-coördinatie zal wel betekenen dat op Europees niveau dan financiële middelen beschikbaar moeten komen, waaronder mogelijk ook gezamenlijke leningen. In Brussel wordt zelfs al voorzichtig geopperd dat het coronaherstelfonds - waarvan afgesproken is dat dit een eenmalig fonds betreft dat een einddatum kent - mogelijk hiertoe verlengd zou kunnen worden.

Door alle Brusselse gesprekspartners werd ook verwezen naar het aangekondigde rapport van de heer Mario Draghi, voormalig minister-president van Italië en voormalig president van de Europese Centrale Bank. De heer Draghi werkt momenteel in opdracht van de Commissie aan een rapport over de Europese concurrentiekracht en kijkt hierbij naar de EU als geheel, en hoe het met de concurrentiekracht van de EU is gesteld in vergelijking met de VS en China. Vermoedelijk zal de heer Draghi in zijn rapport ook ingaan op benodigde investeringen. Een ander relevant initiatief dat ter sprake kwam is de Europese Industrietop die op 20 februari jl. in Antwerpen plaatsvond, op initiatief van het Belgisch Voorzitterschap. Tijdens deze top is een verklaring vastgesteld door een grote groep CEO’s uit het bedrijfsleven.2 In de verklaring geeft de industrie aan wat het nodig acht om het 2040-klimaatdoel zoals aanbevolen door de Commissie te kunnen behalen: zo dient de elektriciteitsproductie in de EU drastisch te worden opgeschaald en investeringen in de industrie in 2030-2040 moeten verzesvoudigd worden ten opzichte van de periode 2020-2030. Ook zou er een staatssteunkader voor energie-intensieve industrieën moeten komen, zodat het makkelijker wordt te investeren met publiek en privaat geld in schone technologieën. Verder wijst de industrie onder meer op de hoge kosten voor het gebruik van energie in de EU en dat er behoefte is aan “betaalbare hernieuwbare en nucleaire energie”.

De lastig te decarboniseren (“hard to abate”) sectoren

Tijdens de gesprekken kwam verschillende malen naar voren dat, nu het klimaatdoel voor 2040 in zicht komt, de sectoren die lastig te decarboniseren zijn steeds meer in de belangstelling komen. Het gaat dan met name om de transportsector, de landbouwsector en de gebouwde omgeving. In dit stadium heeft de Commissie nog geen sectorspecifieke doelen voor ogen. Voor industriële deelsectoren als staal en cement zal CCS een oplossing kunnen bieden. Tijdens de gesprekken werd door de gesprekspartners gedeeld dat in de landbouwsector tot op heden nog weinig klimaatmaatregelen zijn doorgevoerd die tot CO2-reductie hebben geleid en dat de uitstoot al jarenlang stabiel is. De mededeling van de Commissie biedt weinig duidelijkheid over wat de opgave voor de landbouwsector de komende jaren zal zijn. Tegelijk kwam aan bod dat klimaatverandering naar verwachting een steeds grotere impact zal hebben op de voedselzekerheid en maatregelen in de landbouwsector daardoor onontkoombaar zouden zijn.

Overige onderwerpen

Tijdens de gesprekken werd herhaaldelijk benadrukt dat het behalen van het aanbevolen 2040-klimaatdoel enkel mogelijk is als de klimaatdoelstelling voor 2030 geheel behaald wordt, terwijl dit nu al een uitdaging blijkt te zijn. Aan het ‘fit-for-55’-pakket zal nu niet worden gesleuteld. De Commissie ziet wel noodzaak om vanaf 2030 ten opzichte van ‘fit-for-55’ extra maatregelen voor te stellen, want bij bepaalde sectoren zal er meer CO2-reductie plaats moeten gaan vinden. Zo zal de LULUCF-verordening (o.a. over landgebruik), die beperkte doelen kent voor 2030, vermoedelijk meer moeten gaan bijdragen aan het 2040-klimaatdoel. Ook is de verwachting dat de Commissie zal voorstellen om ETS2 (gebouwde omgeving en transport) ambitieuzer te maken. Opgemerkt werd dat een sector als de gebouwde omgeving complex van aard is en overheidsingrijpen nodig zal zijn om deze sector te decarboniseren, bijvoorbeeld door als overheid een voortrekkersrol te vervullen. Door meerdere gesprekspartners werd verder bevestigd dat de sociale aspecten van klimaatbeleid, ondanks dat de EU een Sociaal Klimaatfonds in het leven heeft geroepen, moeilijk oplosbaar zijn vanuit Brussel en dat de EU-lidstaten hier op nationaal niveau met eigen beleid voor moeten komen. Over het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) van de EU geeft de Commissie aan dat deze van belang is voor het mondiale gelijke speelveld en de EU via deze weg ervoor wil zorgen dat niet duurzame producten van buiten de EU zwaarder worden belast. Ook wordt er vanuit de Commissie actief naar gekeken om hier ook derde landen bij te betrekken om tot een mondiaal systeem te komen. Dit is van belang omdat de EU inmiddels verantwoordelijk is voor slechts 7% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgasemissies.

Er is ook gesproken over de rol van zeeën in het behalen van de EU-klimaatdoelen. Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat naar dit element tot op heden binnen de Commissie nog weinig aandacht is uitgegaan. Wel zijn er partijen geweest die een oproep aan de Commissie hebben gedaan om naast een Green Deal ook met een Blue Deal te komen, en te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van ‘blauwe CCS’. De Commissie raadt Nederland aan om te proberen te kwantificeren welk reductiepotentieel natuurlijke koolstofopslag op de Noordzee zou hebben en om na te gaan of een proefproject op dit terrein mogelijk is.

Indicatie krachtenveld

In aanloop naar de publicatie van de Commissiemededeling heeft binnen de Raad een groep van 11 EU-lidstaten (Oostenrijk, Bulgarije, Duitsland, Denemarken, Spanje, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Portugal en Nederland) de Commissie gezamenlijk opgeroepen (zie bijlage 2) om met een voorstel voor een ambitieuze klimaatdoelstelling te komen.

Sinds het uitkomen van het EU-voorstel heeft vooralsnog enkel Denemarken publiekelijk steun uitgesproken voor de aanbevolen 90% netto reductiedoelstelling. De meeste EU-lidstaten zijn in dit stadium van de behandeling van het EU-voorstel nog bezig met hun positiebepaling en het analyseren en doorgronden van het voorstel en de onderliggende effectbeoordeling (Impact Assessment), waarop de aanbeveling van 90% netto reductie is gebaseerd. Op dit moment wordt dan ook nog niet over een positie onderhandeld. Het Nederlandse standpunt is op het moment van schrijven ook nog niet vastgesteld en zal via het BNC-fiche met de Kamer worden gedeeld en geagendeerd op het Commissiedebat over het 2040-klimaatdoel op 20 maart 2024.

Een interessante ontwikkeling binnen het krachtenveld is dat een van de EU-lidstaten die zich eerder kritisch toonde over het Europese klimaatbeleid, Polen, sinds het aantreden van een nieuwe Poolse regering eind vorig jaar een constructievere opstelling toont en opener lijkt aan te kijken tegen een ambitieus 2040-klimaatdoel. Over de rol van de landbouw daarbij nam de Poolse Minister van Landbouw tijdens de Landbouwraad van 26 februari jl. echter wel een kritische houding in. Polen verspreidde hierover ook een verklaring, met daarin de oproep om de landbouwsector uit te zonderen van de inspanningen die nodig zullen zijn om het 2040-klimaatdoel te behalen (zie bijlage 3). Deze verklaring kon op steun van verschillende andere Europese landbouwministers rekenen.

Binnen het Europees Parlement moet de christendemocratische EVP-fractie zich nog uitspreken over welk reductiepercentage in 2040 zij zullen steunen. De sociaaldemocratische-fractie S&D, Renew (liberalen) en de Groenen zouden naar verluidt positief aankijken tegen de Commissie-aanbeveling. Daarmee lijkt een meerderheid binnen het Europees Parlement (op basis van de huidige politieke krachtsverhoudingen) voorstander van 90% netto reductie. De discussie over het 2040-klimaatdoel zal vermoedelijk na de Europese Parlementsverkiezingen later dit jaar pas echt op gang komen.

Behandeling in Brussel

Het Europees Parlement heeft naar aanleiding van de publicatie van de Commissiemededeling op 6 februari jl., die niet-wetgevend van aard is, besloten enkel een debat te voeren en niet een resolutie hierover vast te stellen. Binnen de Raad is nog niet geheel duidelijk of er Raadsconclusies zullen worden vastgesteld binnen de Milieuraad, of dat de Europese Raad zich via Europese Raadsconclusies later dit jaar nog over de aanbeveling van de Commissie gaat uitspreken. Het Belgisch Voorzitterschap (1 januari - 30 juni 2024) heeft laten weten geen Raadsconclusies over dit onderwerp te zullen vaststellen. Tijdens de Milieuraad op 25 maart 2024 wil het Belgisch Voorzitterschap wel een eerste gedachtewisseling houden tussen de Europese klimaatministers. Het aankomende Hongaars Voorzitterschap (1 juli - 31 december 2024) heeft haar plannen nog niet bekend gemaakt. Of het onderwerp op de Europese Raadsagenda zal komen te staan is aan de voorzitter van de Europese Raad, de heer Charles Michel, en niet het Voorzitterschap van de Raad van de EU. De Commissie zal naar alle waarschijnlijkheid, zodra een nieuw college van Eurocommissarissen is aangetreden, pas in 2025 met nieuwe wetgevende initiatieven komen. De verwachting is dat de nieuwe Commissie in 2025 een amendement op de Europese Klimaatwet zal uitbrengen om het 2040-klimaatdoel hierin juridisch te verankeren. De behandeling van dit wijzigingsvoorstel zal dan kunnen plaatsvinden onder het Poolse Voorzitterschap (1 januari - 30 juni 2025). Het beleidskader (“fit-for-90”) volgt vervolgens naar verwachting in 2026. Het beleidskader zal onder meer voorstellen voor concrete klimaatdoelen voor sectoren bevatten. Uiterlijk 2030 dient dit nieuwe beleidskader te zijn vastgesteld.

Advies van Europese Adviesraad van Klimaatwetenschappers

Een belangrijke pijler onder de aanbeveling van de Commissie is het op 15 juni 2023 door de Europese Adviesraad van Klimaatwetenschappers3 gepubliceerde Scientific advice for the determination of an EU-wide 2040 climate target and a greenhouse gas budget for 2030-2050’.4 De leden van deze adviesraad hebben bij hun onderzoek naar welk doel in 2040 zou moeten worden gesteld alle emissiepaden onderzocht die in 2050 tot klimaatneutraliteit leiden. Daarbij is getracht enkel realistische aannames en transitiepaden per sector in het onderzoek mee te nemen.

Tijdens het gesprek met een van de twee Nederlandse leden van de Europese adviesraad werd benadrukt dat op basis van de scenario’s die zijn onderzocht het blijkt dat enkel met een reductie van de uitstoot van broeikasgassen in 2040 van minstens 88%, het haalbaar is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Ook bij de keuze voor een lager reductiepercentage dan wordt aanbevolen door de adviesraad (het advies luidt een reductie van 90-95%), zullen alle sectoren een grote opgave houden. De klimaatwetenschappers hebben tijdens hun werk aan het rapport ook gekeken naar de doelen uit het Klimaatverdrag van Parijs. Hoewel er geen eenduidig beeld bestaat over wat precies het eerlijke aandeel van de EU zou zijn binnen de mondiale inspanningen om CO2 te reduceren, zou zelfs een 95% reductie tegen 2040 onvoldoende zijn om zich te kwalificeren als eerlijke aandeel. Daarom wordt in het adviesrapport aangeraden om in aanvulling op de eigen inspanningen via onder meer klimaatfinanciering ook buiten de grenzen van de EU andere landen te helpen hun CO2-uitstoot te reduceren. In deze context wordt ook gewezen op het op 11 maart jl. door het Europees Milieu Agentschap uitgebrachte European Climate Risk Assessment, dat onder andere stelt dat de risico’s veel verder uit de hand lopen als de emissies niet onder controle worden gebracht.5

In het geadviseerde 2040-klimaatdoel van de EU worden negatieve emissies ook meegenomen. De hoeveelheid meegerekende negatieve emissies zijn wel beperkt gehouden, vanwege risico’s die negatieve emissies met zich mee zouden brengen. Risico’s die genoemd worden zijn een te grote afhankelijkheid van biomassa en het concurreren met de voedselveiligheid. Zo zal het aanplanten van een nieuw bos eenmalig leiden tot opname van CO2, maar moet het betreffende stuk land vervolgens wel onaangeroerd blijven om de gerealiseerde koolstofopname in stand te houden en kan deze dus niet kunnen worden gebruikt voor voedselproductie. Er bestaan ook zorgen over de gevolgen die klimaatopwarming heeft op het ecosysteem en bestaande koolstofreservoirs, waardoor opgeslagen CO2 weer vrij kan komen.

In het gesprek kwam ook de rol van Carbon Capture and Storage (CCS) naar voren, die door klimaatwetenschappers wordt gezien als noodzakelijk bij het behalen van het 2040-klimaatdoel. Aangezien de mogelijkheden van CCS als technologie om CO2-uitstoot mee te vermijden nog in de praktijk moeten blijken, wordt tegelijk gemaand tot voorzichtigheid. Het gaat immers om een technologie die zich nog in een beginstadium bevindt, waar nog weinig ervaring mee is opgedaan en waar ook mogelijke risico’s aan kleven, vooral ten aanzien van het transport en het injectieproces. Nederland lijkt een groot potentieel te hebben om CO2 af te vangen en op te slaan, gelet op de vele lege gasvelden, vooral onder de Noordzee. De Europese Adviesraad van klimaatwetenschappers zal in de loop van 2024 een aanvullend rapport over negatieve emissies uitbrengen, met daarbij aandacht voor zowel CO2-reductie via het verbeteren van natuurlijke koolstofputten als het inzetten van technologische oplossingen zoals Carbon Capture and Storage (CCS).6

Vervolg EU-rapporteurschap

Het voornemen is om in het kader van het EU-rapporteurschap nog enkele gesprekken te voeren, onder meer over hoe de implementatie van het ‘fit for 55’-pakket in de EU verloopt. Uw Commissie zal per verslag over deze gesprekken worden geïnformeerd. Conform het vastgestelde mandaat zal ik - als daar aanleiding toe is - tevens met nadere behandelvoorstellen komen, onder andere voor het in 2025 aangekondigde voorstel tot wijziging van de Europese klimaatwet, waarin het 2040-klimaatdoel juridisch zal worden verankerd.

Wytske Postma

Bijlage 1

Ik heb met de volgende personen gesproken in het kader van het EU-rapporteurschap 2040-klimaatdoel van de EU:

  • Hoofd kabinet van Eurocommissaris voor Klimaat Wopke Hoekstra, mevrouw Esther de Lange.
  • Waarnemend plv. directeur generaal bij directoraat-generaal Klimaatactie van de Europese Commissie, mevrouw Yvon Slingenberg.
  • Lid van het Europees Parlement, de heer Bas Eickhout.
  • Hoofd Economische Afdeling, Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU, mevrouw Sigrid Johannisse.
  • Attaché voor Klimaat en Milieu, Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU, mevrouw Marthe Huigsloot.
  • Landbouwraad, Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU, mevrouw Carla Boonstra.
  • Lid Europese Adviesraad van Klimaatwetenschappers en tevens Hoofddirecteur en Chief Science Officer van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), de heer Maarten van Aalst.

    Bijlage 2

    Verklaring van 11 EU-lidstaten, waaronder Nederland, met gezamenlijke oproep voor een “ambitieus 2040-EU klimaatdoel”

    JOINT CALL FOR AN AMBITIOUS EU 2040 CLIMATE TARGET

    The need for ambitious global climate action has never been more evident. 2023 proved to be the warmest year on record. Global warming is set to intensify a number of adverse effects putting the welfare and security of the world at risk.

    At its meeting on 14.-15. December 2023, the European Council welcomed the conclusions from the first Global Stocktake concluded at COP28 in particular the agreement to accelerate emission reductions towards net zero by 2050 in line with the best available science, to keep the 1.5 °C objective within reach.

    It is crucial that the EU translates this into concrete ambitious action to send a strong political signal that the EU will lead by example to convince other large emitters to follow suit to ensure the necessary contributions to keep 1.5 °C alive in a timely manner before COP30.

    However, we can only persuade others to step up if we get the job done at home. Therefore, we strongly encourage the European Commission in its upcoming communication to recommend an ambitious EU climate target for 2040. At the same time, we must ensure a proper implementation of the “Fit for 55” legislative package. This is important for the EU’s credibility at international level as well as the acceptability of increasing the effort.

    The target should be in line with the long-term temperature goal of 1.5 °C and take into account the principles in the European Climate Law, such as best available science, cost-effectiveness, a fair and just transition and the costs of inaction, as well as the advice of the European Scientific Advisory Board on Climate Change.

    The target should also ensure that the EU is fully on track to climate neutrality by 2050 at the latest aiming to achieve negative emissions thereafter. The Commission’s communication should enable the EU to communicate an NDC with a 2035 ambition to follow up on the decision at COP 26 on the five- year timeframes for National Determined Contributions. An ambitious target will also contribute to the phasing out of fossil fuels.

    Along with an efficient and sustained effort to reduce greenhouse gas emissions across all sectors, which remains the key lever for achieving our climate targets, removals will also be needed to reach climate neutrality.

    Stepping up ambition will be a considerable task. To lead the way we need to ensure that climate action is an opportunity for all. The green transition should thus continue to be economically feasible, costs manageable and leave no one behind especially the most vulnerable citizens.

    Ambitious climate action will allow to benefit from synergies between these policies and other environmental priorities as well as reduce future climate impacts, particularly on the most vulnerable. Therefore, supporting the green transition and tackling distributional effects must be an important priority.

    Meeting our climate goals in a cost-effective way is essential to economic growth, energy security and increasing the EU’s industrial competitiveness. It will be key to safeguard the EU’s resilience, fully reap the benefits of the green transition through rules-based trade and strengthen the EU’s open strategic autonomy as well as providing us with a competitive advantage on a global scale.

    It will send a strong signal to the market to increase the EU´s domestic development and manufacturing of net-zero technologies paving the way of increasing EUs competitiveness as well as making the EU the most attractive hub for the development and production of net-zero technologies. In addition, it will bring multiple benefits to EU’s citizens including a healthier environment as well as future-proof employment opportunities in green sectors and industries.

    We therefore also encourage the Commission to give an overall guidance in its communication on a more cost-effective and reliable approach to EU’s climate policy across all sectors to make the EU fit for a competitive and climate neutral future taking into account national circumstances.

    Leonore Gewessler, Federal Minister for Climate Action, Environment, Energy, Mobility, Innovation and Technology of Austria

    Julian Popov, Minister of Environment and Water of Bulgaria

    Robert Habeck, Federal Minister for Economic Affairs and Climate Action of Germany

    Lars Aagaard, Minister for Climate, Energy and Utilities of Denmark

    Teresa Ribera, Deputy Prime Minister of the Government of Spain and Minister for the Ecological Transition and Demographic Challenge

    Kai Mykkänen, Minister of Climate and the Environment of Finland

    Christophe Béchu, Minister for the Ecological Transition and Territorial Cohesion of France

    Eamon Ryan T.D., Minister for the Environment, Climate and Communications of Ireland

    Serge Wilmes, Minister of the Environment, Climate and Biodiversity of Luxembourg

    Rob Jetten, Minister for Climate and Energy Policy of the Netherlands

    Duarte Cordeiro, Minister of Environment and Climate Action of Portugal

    Bijlage 3 Poolse verklaring inzake 2040-klimaatdoel EU en de landbouwsector

    The EU reduction target for 2040 and the agricultural sector - Information from the Polish delegation (Brussels, 22 February 2024)

    In meeting the goals of the Paris Agreement, the EU has adopted binding greenhouse gas emission reduction targets for 2030 and 2050, as well as a legislative package implementing the climate targets (the so-called Fit for 55 package), which affect various sectors, including agriculture and the agri-food industry.

    The Communication from the Commission to the European Parliament and the Council on the European Union's 2040 climate target proposal was published on February 6. It presents three options with different levels of ambition: (1) a target of up to 80%; (2) at least 85% and a maximum of 90%; (3) at least 90% and a maximum of 95%. The Commission recommends an intermediate target of 90% for 2040. The 2040 target should combine the level of ambition with the real possibility of achieving it at the level of the EU as a whole, but also of individual member states.

    Contrary to previous plans, the European Commission has not set a specific reduction target for the agricultural sector, but the establishment of such a high overall target, for all sectors of the economy will also force adaptations in agriculture.

    It should be remembered that reducing emissions in agriculture is particularly difficult because of the close relationship between the biological processes that determine agricultural production and emissions. The main sources of emissions in agriculture are fertilization and enteric fermentation of livestock, so a significant reduction in emissions is not possible without a reduction in fertilization or livestock, and this means a reduction of agricultural production. This has direct implications for food security and dependence on external sources of supply, and the emergence of the so-called "carbon leakage" phenomenon.

    It should be recalled that the 2014 European Council Conclusions stipulate that coherence between the EU’s food security and climate change objectives should be ensured. Therefore, climate objectives must not lead to a reduction in agricultural production, as food security in the EU will be undermined.

    In Poland's view, the discussion of the 2040 reduction target, which begins at this point, should first note that the agricultural sector, due to its specific function, must be treated in a special way, guaranteeing the maintenance of production capacity.

    1 Het wetgevingspakket van de Europese Commissie om in 2030 tot een minstens 55% reductie van broeikasgassen te komen t.o.v. 1990.

    2 De Antwerp Declaration van 20 februari 2024 is terug te vinden op https://antwerp-declaration.eu/

    3 De Europese Adviesraad van Klimaatwetenschappers bestaat uit 15 Europese klimaatwetenschappers, waar thans 2 Nederlandse wetenschappers bij zijn aangesloten en is in 2021 op basis van de Europese Klimaatwet in het leven geroepen. De adviesraad heeft als doel om de EU te voorzien van wetenschappelijke kennis, expertise en advies op gebied van klimaatverandering.

    4 https://climate-advisory-board.europa.eu/reports-and-publications/scientific-advice-for-the-determination-of-an-eu-wide-2040

    5 https://www.eea.europa.eu/publications/european-climate-risk-assessment

    6 https://climate-advisory-board.europa.eu/about/work-programme

    3


 
 
 
 

3.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.